==

Dat is nog niet alles. Door enkele grotere en kleinere leningen – waaronder die van 20 miljoen euro van Hutchison – loopt het risico op tot ruim 140 miljoen euro. Scholten wilde Rotterdam beschermen tegen een Chinese boycot, maar zijn pogingen daartoe zijn uitgelopen op een drama.

Niet alleen de omvang van het financiële debacle is verrassend. Professor Lemstra bevestigt wat wethouder Van Sluis al had gezworen, en wat niet iedereen had geloofd: hij wist van niets. Maar niet alleen de wethouder, helemaal niemand bij de gemeente of het Havenbedrijf wist iets van de garanties af. Scholten had zelf het overleg met de banken gevoerd, hij had ze zelf ondertekend, zonder zijn juristen en financiële mensen erbij te betrekken. Noch in de jaarrekeningen, noch elders in de administratie waren ze vastgelegd. Vertrouwelijke post over de transacties handelde Scholten hoogstpersoonlijk af. Hij had het allemaal in zijn eentje gedaan: hij ‘handelde solitair, verzweeg de garanties en ontkende ze zelfs als iemand ernaar vroeg’. Hij was in een volstrekte Alleingang de bedrijven onder de rdm-vlag ter wille geweest.[33]

Door te zwijgen heeft Scholten zich gehouden aan de afspraak die hij met Van den Nieuwenhuijzen had gemaakt. Het rapport-Lemstra onthult de in de Schiedamse villa ondertekende raamovereenkomst van 28 december 2002. Die bevat een geheimhoudingsclausule: ‘Partijen zullen het bestaan en de inhoud van deze overeenkomst niet ter kennis brengen aan derden en erop toezien dat deze overeenkomst binnen hun respectieve organisaties uitsluitend ter kennis wordt gebracht aan personen die bij de uitvoering daarvan onmiddellijk zijn betrokken of, voor wat betreft het ghr, van personen waaraan de kennisgeving van bestaan en inhoud van deze overeenkomst voortvloeit uit een publiekrechtelijk voorschrift.’ Op de vraag naar het waarom van deze geheimhouding had Scholten een eenvoudig antwoord gehad: dan was de overeenkomst hoogstwaarschijnlijk afgekeurd. Hij had nooit toestemming gekregen voor de politiek gevoelige compensatie aan het rdm-concern, die eerder door het ministerie van Economische Zaken was afgewezen. Het zou ‘einde verhaal’ zijn geweest. Scholten had het daarom maar onder de pet gehouden.

Lemstra rekent dit zwijgen Scholten zwaar aan. Die heeft de hem geboden ruimte misbruikt en het vertrouwen dat het gemeentebestuur – en in het bijzonder de havenwethouder – in hem stelde, geschonden. De professor schetst ook de omstandigheden waarin het zover heeft kunnen komen. Het Havenbedrijf was te veel een onderneming geworden en te weinig overheid gebleven, concludeert hij. Er was een patroon ontstaan van eigenmachtig optreden, het oprekken van grenzen, het overschrijden van budgetten en het niet, of achteraf informeren van de politiek verantwoordelijke wethouder.

De achtereenvolgende wethouders en de bestuursdienst hadden weleens op de rem getrapt of riepen Scholten weleens op het matje, maar meestal kreeg die toch zijn zin, constateert Lemstra. Stiekem is daar zelfs enige bewondering voor. ‘Daadkrachtig optreden van de directeur ghr wordt geapprecieerd door college en raad. Formele overtredingen van regels en grenzen worden niet hoog opgenomen. Er volgt meestal accordering en in elk geval geen formele terechtwijzing.’[34] Bij Scholten ontstaat daardoor steeds sterker de bevestiging dat hij de ruimte heeft om het belang van de haven naar eigen inzicht in te vullen, schrijft Lemstra. ‘Wanneer het beeld van zijn eigen gang kunnen gaan zich in zijn omgeving breed heeft gevestigd, zal ook deze omgeving steeds minder geneigd zijn om tot correctie over te gaan.’[35]

Scholten heeft dat zelf ook zo ervaren. ‘Ik werkte gewoon heel zelfstandig. Ik wás het Havenbedrijf’, zou hij later verklaren.[36] Van zijn politieke bazen in de raad en het college was hij niet onder de indruk. ‘In Rotterdam is een gevleugelde uitdrukking: ik wil het niet weten. Ik zat daar alleen en heb geprobeerd zo goed mogelijk voor die haven te zorgen. Ik ging niet alles politiek afdekken. De politiek wilde alleen succesverhalen en had alleen interesse voor de afdracht: het bedrag dat jaarlijks naar de gemeentekas zou vloeien.’

Met 66 miljoen gulden per jaar[37] was die afdracht niet onaanzienlijk. Dat verklaart ook – tenminste, voor een deel – de machtspositie die de directeur van het Havenbedrijf innam – gewild of ongewild. De bijdrage van de haven was en is een aardige hap uit de koek die de stad elk jaar te verdelen heeft. Geen burgemeester, wethouder of raadslid voelde de aandrang om het Havenbedrijf bij het bij elkaar verdienen van dat geld onnodig tegen te werken.

Op nog een ander punt is Lemstra heel duidelijk: niet alleen gaf Scholten de garanties in het diepste geheim af, hij deed dat ook nog eens onbevoegd. De juridische dienst van de gemeente was na de brief van de Commerzbank in mei nog tot het oordeel gekomen dat de garantie aan deze bank binnen het mandaat van de directeur was gebleven. Ten onrechte, oordeelt Lemstra nu. Hij noemt dit een ‘onzorgvuldig’ advies en een ‘verkeerde conclusie’.[38] Scholten had dit niet op eigen houtje kunnen doen en wel degelijk toestemming moeten hebben; vóór de verzelfstandiging van de gemeenteraad, en erna van de raad van commissarissen. In geen van de gevallen was daarvan sprake.

De garanties zijn daarom volgens Lemstra verméénde garanties. Omdat ze onbevoegd zijn afgegeven, zijn ze niet rechtsgeldig. Een belangrijke conclusie, want als de garanties geen garanties zijn, dan hoeven gemeente en Havenbedrijf, zo redeneren ze, de claims van de banken ook niet te honoreren.

[33]Rapport-Lemstra, p. 50.

[34]Idem, p. 23.

[35]Idem, p. 23.

[36]Requisitoir Scholten, p. 38.

[37] Periode 2000-2002. De afdracht van het Havenbedrijf aan de gemeente Rotterdam bedroeg in 2003, het laatste jaar als tak van dienst, 44,7 miljoen euro. Vanaf 2004 werd er dividend uitgekeerd.

[38] Rapport-Lemstra, pp. 47-48.