HOOFDSTUK 13
==

Waardeloos

Het is even stil in de directiekamer van het Havenbedrijf Rotterdam. Twee mannen kijken elkaar een paar seconden recht in de ogen. Hans Smits, die als gedelegeerd commissaris de taken van Willem Scholten bij het Havenbedrijf heeft overgenomen, heeft Joep van den Nieuwenhuijzen zojuist een aanbod gedaan. Die moet daar even over nadenken. Dat is goed, antwoordt hij ten slotte, ik vind wel geld.

29 oktober 2004. De aandeelhoudersvergadering van Lamoenchi Beheer, de eigenaar van het zogenoemde Co-location Center Frankfurt (ccf), een van de drie zekerheden die Van den Nieuwenhuijzen aan Scholten had aangeboden tijdens het tuingesprek dik twee maanden eerder, om te redden wat er nog te redden viel, wordt gehouden. Mainport Holding Rotterdam, de commerciële dochter van het Havenbedrijf, is nu voor 95% aandeelhouder van Lamoenchi, Joep van den Nieuwenhuijzen zelf nog voor 5%. Daarom is hij erbij als er eigenlijk maar één onderwerp op de agenda staat: het faillissement van de onderneming.

Intussen heeft PwC in opdracht van de raad van commissarissen van het Havenbedrijf onderzocht wat de waarde is van de drie vennootschappen en hun assets. Lamoenchi dus met het datahotel in Frankfurt, rdm tds met het Fennek-project en SS Rotterdam met het schip. Waarvan Van den Nieuwenhuijzen had gezegd dat ze tientallen miljoenen waard waren. Daar is het Havenbedrijf zelf na de bevindingen van PwC minder optimistisch over. Ook over het computercentrum of datahotel in Frankfurt zijn de onderzoekers niet positief. Het bureau formuleert het in zijn rapport nog voorzichtig: ‘De verwachting is dat de waarde van deze vennootschap negatief zal zijn.’[43]

Het datahotel in Frankfurt had Van den Nieuwenhuijzen in 2002 uit een faillissement gekocht voor 6,8 miljoen euro. Vervolgens had hij om fiscale redenen het onroerend goed en het operationele bedrijf ondergebracht in twee aparte bv’s: respectievelijk Lamoenchi en ccf. Bij de eerste bv zitten de schulden, onder meer een hypotheek van 15 miljoen euro bij Atradius, en een onbekend bedrag bij een schuldeiser die het faillissement dreigt aan te vragen. Bij de tweede bv zitten de huuropbrengsten. Alleen: de zeggenschap over die tweede bv valt niet onder Lamoenchi (en nu dus het Havenbedrijf), maar is bij de rdm gebleven. Daar komt bij dat de contractuele relatie tussen de twee bv’s – en daarmee ook de verdeling van de opbrengsten – vaag is. Hoe dan ook, het gebouw is onderbezet en de huurinkomsten zijn lager dan de exploitatiekosten. Om nieuwe huurders aan te trekken zal er voor miljoenen moeten worden geïnvesteerd. Voor het Havenbedrijf is de rapportage van PwC duidelijk: het moederbedrijf Lamoenchi is niet levensvatbaar en brengt alleen maar verliezen. Het wil het faillissement van de onderneming aanvragen.

Maar dat gaat zomaar niet. Niet zonder alle aandeelhouders daarin te betrekken. Daarom zitten Smits en Van den Nieuwenhuijzen nu tegenover elkaar op een speciaal daartoe uitgeroepen aandeelhoudersvergadering, beiden vergezeld van advocaten. Gezamenlijk moeten ze over het lot van Lamoenchi beslissen. Van den Nieuwenhuijzen is het niet eens met een faillissement. Hij zwaait met een taxatierapport waarin de waarde bij verkoop op bijna 40 miljoen euro voor de grond en de gebouwen wordt geschat, en de waarde van toekomstige huurpenningen op bijna 100 miljoen euro. Van den Nieuwenhuijzen protesteert hevig: als je hiervoor faillissement aanvraagt, is dat pure waardevernietiging.

Dan krijgt Smits een ingeving: als jij denkt dat het zo veel waard is, wil je het dan niet voor een zacht prijsje overnemen, vraagt hij. Kun je nog ergens geld vandaan halen? Waarop Van den Nieuwenhuijzen antwoordt dat hij wel geld denkt te kunnen vinden. En hij gaat ook akkoord met een voorwaarde die Smits stelt: als Van den Nieuwenhuijzen het geld voor een bepaalde deadline niet heeft, stemt hij als aandeelhouder in met het faillissement van Lamoenchi.

In Rotterdam kan Hans Smits tot zijn eigen verbazing achteroverleunen: óf het Havenbedrijf krijgt nog wat miljoenen om de schade te beperken, óf er ligt een besluit om het faillissement van Lamoenchi aan te vragen. Intussen gaat Van den Nieuwenhuijzen op zoek naar de benodigde 17 miljoen euro om de meerderheid in zijn onderneming weer over te nemen. Hij onderhandelt onder meer met de Amsterdamse ondernemer en investeerder Erik de Vlieger, maar die haakt af. Vlak voor het verstrijken van de deadline hangt Van den Nieuwenhuijzen bij Smits aan de lijn: Hans, het duurt iets langer, maar vanmiddag heb ik het geld. Maar Hans is onvermurwbaar. Hij vertrouwt het niet. Als hij zelf de deadline laat vallen, is de afspraak van tafel. Hij heeft meer fiducie in de handtekening van Van den Nieuwenhuijzen onder de faillissementsaanvraag dan in diens toezegging dat hij later die middag het geld overmaakt. De aanvraag wordt verstuurd, de rechter verklaart Lamoenchi failliet en tussen Smits en Van den Nieuwenhuijzen komt het niet meer goed.[44]

Voor rdm Technology and Defense Systems (rdm tds) is het doek al eerder gevallen, nog voor PwC zijn onderzoek heeft afgerond. Ook hiervoor had Van den Nieuwenhuijzen een heel ander scenario voor ogen. Het ministerie van Defensie had deze doorstart pootje gelicht door de productie van de Fennek bij de rdm weg te halen en in handen te leggen van de Duitse hoofdaannemer Krauss-Maffei Wegmann (kmw). Dat was echter contractueel verplicht om een deel van de productie in Nederland te doen plaatsvinden. De hoop is dat kmw dat bij rdm tds doet, maar eind september besluiten de Duitsers met een andere partij in zee te gaan. De rdm verliest de Fennek definitief en er blijft een onderneming met eenenvijftig werknemers over, maar zonder activiteiten en zicht op opdrachten. Het Havenbedrijf ziet een faillissement als enige uitweg.

Dat geldt uiteindelijk ook voor SS Rotterdam. Van den Nieuwenhuijzen had het schip inmiddels van de Bahama’s naar Gibraltar laten slepen en vertelt de onderzoekers van PwC dat hij er inmiddels 60 miljoen euro in heeft gestoken. Het bureau stuurt een taxateur naar de Britse rotspunt in de Middellandse Zee om er poolshoogte te nemen, maar die ziet weinig van die 60 miljoen terug. Ook hecht de taxateur weinig geloof aan de claim van Van den Nieuwenhuijzen dat het schip voor 10 miljoen euro kan worden opgeknapt. Eerder is het drie- tot viervoudige nodig om de ss Rotterdam exploitabel te maken, waarbij de potentiële omzet op niet meer dan circa 5 miljoen euro wordt geraamd. Het management van SS Rotterdam onderschrijft die prognose. Ook hier spreekt PwC in zijn rapport de verwachting uit dat ‘de waarde (bij de huidige toestand van de ss Rotterdam) van deze vennootschap beperkt zal zijn’.[45] En dan zijn de rentelasten door de leningen van Barclays van ruim 50 miljoen en een hypotheek op het schip van 48 miljoen nog buiten beschouwing gelaten. Het Havenbedrijf besluit het schip te verkopen en ook voor deze derde vennootschap het faillissement aan te vragen.

Meer dan 100 miljoen zijn ze waard, die drie nieuwe dochters van het Havenbedrijf, had Van den Nieuwenhuijzen op zijn persconferentie in het Amstel Hotel benadrukt. Mits het Havenbedrijf ze als ‘een goede huisvader’ zou behandelen. Heeft de huisvader ze aan hun lot overgelaten, of waren ze toch al niet levensvatbaar? De realiteit is dat de weeskinderen alle drie de Kerst van 2004 niet halen. De ‘zekerheden’ is het Havenbedrijf kwijt. De zekerheid dat de banken zullen aankloppen om hun leningen terug te krijgen, staat daarentegen nog recht overeind.

[43] Rapport PwC, p. 40.

[44] Zie requisitoir Van den Nieuwenhuijzen eerste aanleg, pp. 213-214 en Pleidooi Van den Nieuwenhuijzen in hoger beroep, pp. 98-100.

[45] Rapport PwC, p. 40.