HOOFDSTUK 15
==
Barclays opent de dans om de miljoenen in het havenschandaal van Rotterdam. Voor het eerst sinds de affaire in 2004 aan het licht kwam, staat een benadeelde bank voor een rechter om betaling van een garantie af te dwingen. Duidelijk is dat zij geen genoegen neemt met de boodschap van havenwethouder Wim van Sluis uit Rotterdam om ‘gewoon nul euro’ te betalen. De advocaat van Barclays zegt op deze openingszitting op 18 april 2005 in Londen dat de bank zich misleid voelt. ‘Ons geld is gestolen.’[47]
Voor Barclays ligt het eenvoudig: het Havenbedrijf heeft een garantie afgegeven voor een lening van 19 miljoen euro aan SS Rotterdam, en nu SS Rotterdam die niet kan aflossen, moet het Havenbedrijf dat doen. Omdat het zo simpel is, denkt de bank een kans te maken met een eenvoudige incassoprocedure, een summary judgement, aangespannen bij de Commercial and Admiralty Court in de Britse hoofdstad.
Volgens advocaat Reed had Barclays geen reden tot argwaan gehad bij de garantie van het Havenbedrijf Rotterdam. De most senior employee – Willem Scholten – was namelijk iemand met een lange en goede staat van dienst. ‘Iedereen had vertrouwen in Scholten.’ Ook hecht hij weinig geloof aan de stelling dat de havendirecteur in zijn eentje heeft gehandeld. Had de Rekenkamer van Rotterdam niet beschreven hoe in juni 2004 de lening aan de Commerzbank over de tong ging in het stadhuis en bij het Havenbedrijf? De advocaat vermoedt opzet, die waarschijnlijk te maken heeft met de overeenkomst tussen Scholten en Van den Nieuwenhuijzen over de compensaties aan de rdm. ‘Die overeenkomst is om politieke redenen geheimgehouden’, zegt de raadsman.[48]
Een korte route via een ‘eigen’ rechter – het was het proberen waard voor de Britse bank. Maar zo gemakkelijk komt Barclays er niet van af. Na ook de Rotterdamse kant van het verhaal te hebben aangehoord, zijn de vraagtekens voor de rechter groot genoeg om de verkorte procedure af te wijzen. De kwestie leent zich voor een full trial. Temeer omdat, zoals de rechter het in zijn oordeel formuleert, Barclays niet heeft aangetoond dat Rotterdam geen reële kans maakt op een succesvolle verdediging. Er zijn, schrijft hij, ‘dwingende redenen’ voor nader onderzoek en een uitgebreide rechtsgang.[49]
Dat nadere onderzoek komt er, evenals de uitgebreide rechtsgang, maar voorlopig niet in Londen. Een klein jaar later, in februari 2006, zijn er binnen één week wel twee zittingen in Nederland. Barclays probeert zijn gelijk te halen bij de rechtbank in Amsterdam over de twee andere, door de Nederlandse tak van de bank afgegeven leningen, terwijl Residex hetzelfde hoopt te bereiken bij de rechtbank Rotterdam. De gemeente Rotterdam heeft zijn verweer klaar en dat volgt twee sporen. Het eerste is: Willem Scholten was niet bevoegd om de garanties te verstrekken en de banken kunnen er daarom geen beroep op doen. Het tweede spoor is: de garanties waren in strijd met het Europese verbod op staatssteun en zijn daarom niet rechtsgeldig.
Was Scholten bevoegd? Die vraag vergt een uitleg van verschillende wetten, regelingen en besluiten: de nationale Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet om te beginnen, en verder het gemeentelijke Delegatiebesluit 1995, het eveneens Rotterdamse Integraal Mandaat en Volmachtbesluit 2001 en ten slotte de weer landelijke Wet dualisering gemeentebestuur uit 2002. Ingewikkelde kost voor de leek, en zelfs voor de door de gemeente en de banken ingeschakelde professoren bestuursrecht, die het onderling niet helemaal eens zijn over het antwoord. Complex ook voor de banken, die zich daarop beroepen: hadden we dit allemaal kunnen en moeten weten? Niet meer dan tactiek, vindt de gemeente Rotterdam middels de advocaat van de gemeente in zijn pleidooi: ‘Barclays’ benadering is: kijk eens, professoren die van mening verschillen; dan is het vast heel ingewikkeld. Ja, dan mag je toch niet van mij verwachten dat ik het goed begrepen heb? Het wordt pas ingewikkeld als je ergens iets wil lezen dat er niet staat. Het wordt pas ingewikkeld als je je in alle mogelijke bochten gaat wringen om bevoegdheden te creëren die er niet zijn.’[50]
Volgens hem ligt het simpel: de bevoegdheid tot het aangaan van ‘borgtochtovereenkomsten’ – de bestuurlijk-juridische term voor garanties – was voorbehouden aan de gemeenteraad. Die had daartoe nooit besloten. En als die er al toe had besloten, dan had het college van B&W het besluit vervolgens moeten uitvoeren, eventueel door daarvoor het mandaat aan het hoofd van het Gemeentelijk Havenbedrijf te geven. Maar dat mandaat is nooit gegeven. Dus: Scholten had de garanties niet mogen afgeven.
Uiteraard zet zowel Barclays als Residex niet alle kaarten in op de bevoegdheid van Scholten. De tweede lijn in de verdediging is een beroep op de schíjn van bevoegdheid. Is die schijn gewekt, door Scholten zelf of door de gemeente, en valt het de banken aan te rekenen dat zij op die schijn zijn afgegaan? Meer dan de kwestie van de formele bevoegdheid, levert de vraag waaruit die schijn bestond tijdens de zittingen interessante informatie op, omdat die de banken dwingt in te gaan op de omstandigheden waaronder de leningen aan de rdm zijn afgesloten. En de gemeente de kans geeft om daarover een boekje open te doen.
Eerst Residex, dat al langer zaken deed met de bedrijven van Van den Nieuwenhuijzen. De investeerder had in 2001 een belang van 10% in md Helicopters genomen. Maar ze beschikte over een zogenoemde putoptie, het recht om de aandelen voor een bepaalde prijs te verkopen. Begin 2003 maakt Residex van dat recht gebruik. Niet omdat – naar Residex eigen zeggen – md op dat moment liquiditeitsproblemen heeft, maar omdat ze de kans krijgt om de participatie die pas op langere termijn zou renderen, om te zetten in een op korte termijn geld opbrengende besteding. Die mogelijkheid ontstaat doordat Scholten Residex benadert om een lening te verstrekken met een garantie van het Havenbedrijf. Dat gebeurt wanneer Scholten bij de villa in Schiedam de directeur van Residex ontmoet. Via de directie komt het voorstel bij de raad van commissarissen van Residex terecht. De voorzitter daarvan gaat persoonlijk bij Scholten op bezoek en krijgt van hem ‘in alle openheid tekst en uitleg’, ook over de reden waarom het Havenbedrijf garant wil staan. Hij krijgt bij die gelegenheid de ‘duikbotenovereenkomst’ te zien die Scholten en Van den Nieuwenhuijzen hebben gesloten. Overtuigd van de ‘goede redenen’ voor het Havenbedrijf om zich garant te stellen, hapt Residex toe. Op 3 maart 2003 leent ze 23 miljoen euro uit aan rdm Aerospace.[51]
Voert Residex de lening van 5 miljoen dollar van het Havenbedrijf aan md Helicopters in 1999 – met ‘uitdrukkelijke toestemming’ van de toenmalige wethouder Simons – aan als bewijs voor het veronderstelde commitment van de gemeente, Barclays doet dat met de lening van 5 miljoen euro voor de aankoop van de ss Rotterdam. De gemeente wilde het schip toch terughalen en opknappen? En had het Gemeentelijk Havenbedrijf halverwege 2003 via zijn dochteronderneming mhr niet 50% van de aandelen in het bedrijf SS Rotterdam overgenomen? ‘Het feit dat de “moeder” van een vennootschap een garantie verstrekt voor een lening is zeer gebruikelijk en komt veel voor’, stelt de advocaat van Barclays. Dat het bovendien de hoogste functionaris van het Havenbedrijf was waarmee de bank zaken deed, wekte vertrouwen, en dat vertrouwen is door de gemeente gevoed: ‘De gemeente heeft de nationale en internationale reputatie van Scholten gecultiveerd, dan wel in stand gehouden.’[52] Dus zag Barclays geen reden tot twijfel en nader onderzoek over diens bevoegdheid toen ze besloot de leningen aan te gaan – die van 36 miljoen euro in september 2003 en die van 16 miljoen euro drie maanden later.
Het verweer van de gemeente is eenvoudig: zowel Residex als Barclays had kunnen en moeten weten dat havenbaas Scholten niet bevoegd was. Om de doodeenvoudige reden dat ze daar onderzoek naar hadden kunnen en moeten doen. En daar navraag naar hadden kunnen en moeten doen bij de gemeente. Kunnen en moeten doen – het hoort nu eenmaal bij de zorgplicht die banken hebben. Maar uit alles blijkt dat Residex en Barclays dat hebben nagelaten, zegt de advocaat van de gemeente. Sterker nog: er zijn aanwijzingen dat beide banken dat bewúst hebben nagelaten. Het antwoord op de vraag waarom ze het hebben nagelaten, is een regelrechte beschuldiging: ze waren ‘te kwader trouw’. Residex en Barclays hebben gegokt – met alle risico’s van dien – en verloren.
[47]Rotterdams Dagblad, 19 april 2005.
[48] Idem.
[49] Zie brief college B&W aan gemeenteraad, 2 mei 2005.
[50] Pleitnotitie gemeente Rotterdam tegen Barclays voor de rechtbank Amsterdam, 16 februari 2006, pp. 40-41.
[51] Pleitnotitie Residex Capital tegen gemeente Rotterdam voor de rechtbank Rotterdam, 13 februari 2006, pp. 2-4.
[52] Pleitnotitie Barclays tegen gemeente Rotterdam voor de rechtbank Amsterdam, 16 februari 2006, p. 9.