HOOFDSTUK 19
==
Terwijl justitie haar onderzoek uitstrekt tot de handelwijze van Jacob Cornegoor, draait het civiele gevecht van Barclays tegen de gemeente en het Havenbedrijf Rotterdam uit op een fiasco. In de zaak van de lening van 19 miljoen die in Londen was aangespannen, gooit de bank al snel de handdoek in de ring. Beide kampen komen in mei 2006 een schikking overeen waarbij ze alle aanspraken die ze op elkaar hebben laten varen, maar elk wel voor hun eigen kosten opdraaien. Het Havenbedrijf heeft al een paar miljoen euro aan advocaatkosten uitgegeven, die het nu kwijt is. Daar staat tegenover dat de claim wordt weggehaald.
De schikking leidt nog tot een relletje in de gemeenteraad van Rotterdam, omdat het Havenbedrijf met Barclays heeft afgesproken dat de inhoud van de overeenkomst geheim moet blijven. De geheimhouding strekt zich uit tot het college en tot de raad. Maar daar gaat die raad niet mee akkoord. Met name fractievoorzitter Marco Pastors van Leefbaar Rotterdam vindt die vertrouwelijkheid ‘schandalig’. Leefbaar Rotterdam zit na de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 in de oppositie. In een breed college van PvdA, cda, vvd en GroenLinks is Roelf de Boer namens de vvd de opvolger van Wim van Sluis als havenwethouder. Zijn benoeming is om twee redenen saillant. Ten eerste omdat hij net als Van Sluis oud-lid van de raad van commissarissen van het Havenbedrijf is en dus al eerder bij het havenschandaal was betrokken. Maar vooral omdat De Boer drie jaar eerder nog minister van Verkeer en Waterstaat was in het eerste kabinet-Balkenende; alleen toen niet voor de vvd, maar namens de Lijst Pim Fortuyn (lpf).
‘Heel Rotterdam – beter gezegd: half Nederland – heeft door deze kwestie op zijn kop gestaan, waarbij men zich heeft afgevraagd hoe dit heeft kunnen gebeuren’, houdt Pastors de nieuwe havenwethouder voor. ‘Het is belangrijk dat bij de afwikkeling van deze zaak de mensen die over onze schouders meekijken, de mensen in de stad en in het land, op de hoogte worden gehouden.’[69] Het is Pastors er vooral om te doen om geruchten te ontzenuwen dat het Havenbedrijf er met de schikking financieel bij is ingeschoten, en dat dit te wijten zou zijn aan het optreden van zijn partijgenoot Van Sluis. Het opheffen van de geheimhouding door de gemeenteraad ontzenuwt die geruchten – Rotterdam hoeft de volle 19 miljoen niet te betalen. Het legt ook een addertje onder het gras bloot: mocht een rechter in de Nederlandse zaak ooit tot het oordeel komen dat de gemeente toch aansprakelijk is voor de lening van Barclays aan SS Rotterdam, dan staat het de bank vrij om ook de Engelse procedure te hervatten.
Maar in de Nederlandse zaak behaalt Barclays evenmin succes. De bank was door de rechter in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat Willem Scholten over zijn bevoegdheid had gelogen. Als ze dat was gelukt, dan had de havendirecteur een onrechtmatige daad gepleegd, en had Barclays de gemeente voor de schade aansprakelijk kunnen stellen.
De bank denkt een punt te hebben met de in het rapport-Lemstra opgenomen conclusie: ‘De kern van de zaak is dat de directeur ghr met het afgeven van de vermeende garantstellingen zijn bevoegdheden heeft overschreden, zijn verantwoordelijkheden te buiten is gegaan en dit in het volle bewustzijn heeft gedaan.’ Barclays roept de professor dan ook op voor een getuigenverhoor. Zegt Lemstra hier niet dat Scholten met zijn volle verstand zijn boekje te buiten is gegaan? Dat hij bewust zijn bevoegdheid verkeerd heeft voorgespiegeld? Nou, dat ligt anders, antwoordt Lemstra. Zijn onderzoek – en ook het gesprek dat hij daarvoor met Scholten had – ging over de plicht om diens politieke meerderen te informeren. Dat heeft Scholten niet gedaan, bang als hij was dat de boel in het honderd zou lopen als het in het publieke debat terecht zou komen. Dat de havendirecteur de garanties bewust onbevoegd heeft afgegeven, dat heeft Lemstra niet willen beweren. Integendeel, in gesprekken met de professor gaf Scholten juist de indruk er volledig van overtuigd te zijn die bevoegdheid te hebben. Daarbij wijzend op de twee legal opinions van Norton Rose en Spigthoff. ‘Hij deed een beroep op die legal opinions als een bevestiging van zijn eigen veronderstelling dat hij bevoegd was.’[70]
Ook met de twee andere getuigen, haar voormalige bankier en de Norton Rose-advocaat, schiet Barclays niet veel op. Beiden waren aanwezig bij de closing van de overeenkomst in de villa van de rdm, en beiden herinneren zich dat Scholten daar bij hoog en bij laag volhield dat hij wel degelijk bevoegd was om zijn handtekening onder de leningsovereenkomst te zetten. Maar of Scholten – vreemd genoeg zelf niet door Barclays als getuige opgeroepen – daar zelf heilig van overtuigd was, of dat het niet meer dan een leugen van hem was, daar kunnen de bankier en de advocaat ook niets zinnigs over zeggen. De rechter komt in augustus 2007 hoe dan ook tot het oordeel dat Barclays het bewijs daarvoor niet heeft geleverd. De nederlaag die zich bij het tussenvonnis ruim een jaar eerder al aandiende, is daarmee definitief geworden.
Maar vanuit publicitair oogpunt had Barclays de slag destijds al verloren. Dat komt omdat de advocaten van de gemeente kunnen putten uit een dossier dat hun nooit onder ogen had mogen komen. Ironisch genoeg is het uitgerekend de tegenpartij die het ze in de schoot werpt. Joep van den Nieuwenhuijzen had het Havenbedrijf immers de ss Rotterdam ‘in de maag gesplitst’ als extra zekerheid tegenover het eventuele inroepen van de garanties. Spigthoff, als raadsman van de rdm-groep, was ook voor die vennootschap SS Rotterdam opgetreden. De nieuwe eigenaar besluit dat dossier maar eens op te vragen bij het advocatenkantoor. Spigthoff weigert dat te verstrekken. Er is tussenkomst van de deken voor nodig om het kantoor te bewegen de stukken op te sturen. Die geven, aldus de advocaten van de gemeente Rotterdam, een ‘ontluisterend beeld’ van de gang van zaken rondom de garanties in 2003. De correspondentie tussen Barclays, Spigthoff en Norton Rose laat overduidelijk zien dat er grote twijfel bestond over de bevoegdheid van Scholten. Toch liet de bank het na om dat bij de gemeente te verifiëren. Uit de stukken blijkt, zo concluderen de Rotterdamse advocaten, dat Barclays de garanties voor de gemeente geheimhield. Net zoals ze die een paar maanden later uit het zicht van wethouder Van Sluis hielden toen die in Londen kwam praten over de financiering van de Tweede Maasvlakte.
Maar het zou nog pijnlijker worden voor Barclays. De bank aast in 2003 en 2004 openlijk op een positie om te participeren in de financiering van de Tweede Maasvlakte. Ze had Willem Scholten daarvoor nodig. De ontmoeting in Londen met de wethouder werd door hem geregeld. Een wederdienst voor de leningen aan de rdm? De bank verklaart er zelf dit over: ‘Een reden voor Barclays om deze relatief kleine lening aan te gaan, was gelegen in de wens van Barclays om een relatie met de gemeente op te bouwen, met het oog op eventuele toekomstige financieringsbehoefte bij de gemeente.’[71] Kennelijk waren de leningen aan de rdm peanuts in het vooruitzicht van de honderden miljoenen die met de aanleg van de nieuwe Maasvlakte waren gemoeid.
Niet alleen hield de bank in Londen haar mond tegenover Van Sluis. De Barclays-bankier die met de financiële man van het Havenbedrijf over de Tweede Maasvlakte onderhandelt, houdt in die gesprekken zijn kaken over de garanties op elkaar. Zelfs wanneer de eventuele garanties van het Havenbedrijf voor de Maasvlakte-leningen ter sprake komen. Deze bankier – een andere dan die bij de legal opinions was betrokken – laat Scholten keer op keer weten de rdm-transacties ‘zeer vertrouwelijk’ te houden.
Wanneer de garanties uiteindelijk toch boven water komen en Scholten op non-actief is gezet, is het diezelfde bankier van Barclays die een spoedonderhoud aanvraagt met de havenwethouder. Als hij eenmaal op het stadhuis tegenover Van Sluis zit, doet hij hem een voorstel: laat ons meedoen in de financiering van de Tweede Maasvlakte, dan werken wij die garanties wel weg in een nieuwe overeenkomst. Waarom zou ik daaraan meewerken? vraagt Van Sluis. Omdat ik, antwoordt de bankier, over documenten beschik waaruit blijkt dat u van de garanties wist. Als ik die openbaar maak, dan kan dat uw politieke carrière schaden.
Erg onder de indruk is Van Sluis niet van deze poging tot chantage. Hij vermoedt dat de Barclays-man bluft. Die documenten kunnen niet bestaan, denkt hij bij zichzelf, en als ze al bestaan, dan treed ik nog liever af dan dat ik op het aanbod inga. Maak maar openbaar wat je wilt, zegt hij tegen de bankier en stuurt hem het stadhuis uit. ‘Ik heb hem gevraagd mijn kantoor te verlaten en hem verteld dat ik hem niet meer wilde spreken. Ik heb nooit meer iets van hem gehoord.’[72]