HOOFDSTUK 24
==
Willem Scholten is weer enigszins opgekrabbeld. Hij heeft zes zware jaren achter de rug. Vooral de periode vlak na zijn gedwongen vertrek bij het Havenbedrijf in 2004 is moeilijk geweest. ‘Ik was ongeveer een jaar lang de weg kwijt’, zegt hij tijdens de behandeling van zijn strafzaak in de rechtbank. Hij was dat eerste jaar na zijn vertrek veel in zijn huis in Frankrijk, vooral om er ‘medelijden met mezelf’ te hebben. Hij was onder behandeling van een psychiater. ‘Ik slikte antidepressiva, maar ik had die rotzooi beter niet kunnen nemen.’ Hij liep zelfs even rond met zelfmoordplannen: ‘Je wordt er suïcidaal van.’[90]
Al die jaren heeft Scholten in het openbaar gezwegen, nu is de tijd gekomen om te spreken. Hij voert zijn verdediging, zoals altijd bij officiële gelegenheden, strak in het pak. Met das. En met een voorkeur voor blauw. Hij laat zich bijstaan door Peter Baauw, de aan het Utrechtse kantoor Van Odijk Advocaten verbonden fraudespecialist, die enige bekendheid heeft verworven in de geruchtmakende Operatie Clickfonds. Scholten had al eerder een beroep op hem gedaan: in de periode mei-augustus 2004, toen het met de garanties de verkeerde kant op leek te gaan en het hem verstandig leek een advocaat te raadplegen. Baauw is een wat norse en voor de volgers van het proces onbenaderbare man. Mijnheer Baauw praat niet met de pers, krijgen journalisten te horen die hem proberen te bellen. Of woorden van gelijke strekking.
Ook tijdens de rechtszitting is Baauw kortaf. Zijn pleidooi telt slechts eenenveertig kantjes. Dat is inclusief bladzijdenlange citaten van getuigen als oud-burgemeester Bram Peper en ex-collega Steven Lak van het Havenbedrijf Rotterdam. Dat is wat mager tegenover de zevenennegentig pagina’s requisitoir die het Openbaar Ministerie uitspreekt. De manier waarop Baauw de ‘eenzijdige, selectieve en suggestieve benadering’ van het om meent te moeten ‘corrigeren en nuanceren’, maakt een haast arrogante indruk.[91]
De raadsman leest vooral ‘mogelijkheden, waarschijnlijkheden, veronderstellingen, vooronderstellingen en aannames in de als-danvorm’ in de aanklacht van het om.[92] Die moeten de suggestie van bewijslevering wekken, maar – en dat is de kern van het verweer – hard bewijs ontbreekt ten enenmale. Het gebruik van het appartement in Antwerpen was een vriendendienst. Als die al als gift is te beschouwen, dan voor hooguit 500 euro per maand gedurende de anderhalf jaar dat Scholten er in de weekeinden verbleef – 9.000 euro in totaal – niet voor de ruim 45.000 euro die de fiod had berekend. En het bewaren van de 1,2 miljoen euro op de Zwitserse rekening valt ook onder de noemer ‘vriendendienst’. Het was geld dat bestemd was voor Mohamed Shilbaya, die daar inmiddels als getuige over heeft verklaard en de vergoedingen voor het werk voor Van den Nieuwenhuijzen heeft bevestigd: ‘Vervolgens zijn we betaald in de eerste helft van 2004. Ik denk dat we betaald zijn in twee termijnen. Ik neem aan dat ik het geld van rdm Holding ontvangen heb.’[93] Twee vriendendiensten, en geen spoor van bewijs van het tegendeel, aldus Scholtens advocaat.
Baauw staat uitgebreid stil bij het motief dat Scholten heeft gehad om de bankleningen van de rdm te garanderen: het dreigement van China om de haven van Rotterdam te boycotten. Opvallend is de steun die hij daarbij vindt in de getuigenis van Bram Peper, die – dat is geen geheim – op goede voet staat met Scholten. Die dreiging was serieus, meent Peper, die als beginnend burgemeester de duikbotencrisis in de jaren tachtig had meegemaakt. Eventuele sancties hadden Rotterdam grote schade toegebracht. ‘De Chinezen zouden ons drastisch hebben gestraft. Voor hen is Rotterdam niet de enige havenstad in Europa. Zij zouden zijn uitgeweken naar Antwerpen, Hamburg of Le Havre. Nogmaals, dit is mijn analyse gestoeld op kennis en ervaring.’ Een andere verklaring voor de garanties heeft Peper niet: ‘Ik ben volstrekt overtuigd van het feit dat Scholten zich niet heeft verrijkt.’[94]
Scholten had dus een geloofwaardig motief, betoogt zijn advocaat, en wie dat aanvaardt, hoeft geen twijfel te hebben aan de authenticiteit van de duikbotenovereenkomst. En wie daarover niet twijfelt, hoeft ook niet op zoek te gaan naar bewijs van het tegendeel. Het om deed dat wel, en liet de digitale versie van de overeenkomst die het aantrof op de laptop van Van den Nieuwenhuijzens rechterhand Marieke van Groenigen onderzoeken door het Nederlands Forensisch Instituut (nfi). Dat vond in de bestandseigenschappen van het document aanwijzingen dat de raamovereenkomst van 100 miljoen euro niet op 28 december 2002 was opgemaakt, maar op 18 mei 2004. Dat past in het verhaal van het om. Maar, zo onderstreept Baauw, een aanwijzing is nog geen bewijs. Er kan in het algemeen geen zekerheid bestaan dat digitale sporen tot bepaalde handelingen zijn te herleiden. Bovendien is het goed mogelijk dat er op andere, niet onderzochte computers versies van het document staan die wel teruggaan naar 2002. Door dergelijke wankele aanwijzingen in te passen in een verdenking waarvoor geen enkel bewijs is, loopt het om ‘in de val van wat the prosecutors fallacy heet’[95], aldus Baauw: de redenering is een dwaling.
Nog een ander, hoofdzakelijk juridisch verweer, betreft de bevoegdheid van de havendirecteur om de garanties af te geven. Hoe die ook was, zelf had Scholten de overtuiging dat hij die bevoegdheid had, hij werd daarin bevestigd door de legal opinions die daarover werden afgegeven en hij ontving geen signalen van het tegendeel. Hij heeft de documenten die hij ondertekende niet opzettelijk vervalst. Dat een rechter jaren later in de civiele procedures tussen de gemeente Rotterdam en de banken tot het oordeel kwam dat hij niet bevoegd was, is Scholten achteraf niet te verwijten. Hij kan zich beroepen op ‘verontschuldigbare dwaling’: hij deed het zonder te weten dat hij strafbaar was.
Strafbaar, schuldig, onverantwoordelijk. Het zijn kwalificaties die Willem Scholten niet op zichzelf van toepassing vindt, zo blijkt als hij zélf het woord neemt in de rechtszaal. Op vragen van de rechters en de officieren van justitie legt de oud-havendirecteur voor het eerst in eigen woorden uit wat hem heeft bewogen om voor zulke hoge bedragen garanties voor de rdm te ondertekenen: in het belang van de haven. ‘Ik geloofde heilig in de maakindustrie. rdm was een icoon van de Rotterdamse haven. Ik kon het niet accepteren dat die zou verdwijnen.’ Daar kwam bovenop het hogere belang van Rotterdam toen de rdm in de race was voor een order aan Taiwan. ‘Ik zag het als mijn taak om China als klant van de haven te behouden.’[96]
Het om is kritisch. ‘U ging ervan uit dat het noodlijdende rdm financieel gezond kon worden, maar waarop was die verwachting gebaseerd’, vraagt officier Robert Hein Broekhuijsen. ‘Ik heb geen business- of financiële plannen doorgenomen’, antwoordt Scholten. ‘Maar ik dacht dat met die garanties en kredieten rdm er in zijn totaliteit beter voor zou komen te staan.’
‘Maar die kredieten zijn niet alleen terechtgekomen bij de Rotterdamse rdm-bedrijven, maar bij allerlei vennootschappen van Van den Nieuwenhuijzen, ook bij bedrijven die hij recentelijk had opgericht.’ Scholten: ‘Heb ik die geldstromen gevolgd? Nee. Maar ik vind ook dat kredietgevers een soort plicht hebben om dat te doen. Ik heb die garanties afgegeven in vertrouwen. Als dat geld ergens anders is terechtgekomen dan bij rdm, dan betreur ik dat zeer.’
Het gebeurde wel vaker dat hij namens het Havenbedrijf besloot om bedrijven te steunen, zegt Scholten. ‘Ik heb altijd ondernemend in de haven gestaan. Als ik altijd op de rem had getrapt, zou er nooit wat zijn gebeurd in de haven.’ Meestal lichtte hij zijn baas – de politiek – daar niet over in. Of pas achteraf. ‘In Rotterdam is een gevleugelde uitdrukking: ik wil het niet weten. Ik zat daar alleen en heb slechts geprobeerd om zo goed mogelijk voor die haven te zorgen. Ik ging niet alles van tevoren politiek afdekken. De politiek wilde alleen succesverhalen en had alleen interesse voor de afdracht: het bedrag dat jaarlijks naar de gemeentekas zou vloeien.’ Daarom ook werden de garanties niet vermeld in het jaarverslag. ‘Ik wil die 100 miljoen niet bagatelliseren, maar de risicoparagraaf in die jaarrekeningen was niet de meest ontwikkelde. De risico’s die het Havenbedrijf liep, werden beperkt gemeld en ik vond die 100 miljoen niet materieel.’ Het was immers ‘geen écht geld’.
De garanties werden ook onder de pet gehouden omdat ze politiek gevoelig waren. Scholten wilde een openbare discussie over de compensaties aan Van den Nieuwenhuijzen voorkomen, vertelt hij. Maar als alles goed was gegaan, had hij zijn bazen dan achteraf ingelicht, wil een rechter weten. ‘Ik weet het niet, ik ben niet zo van het biechten.’ [97]
De beschuldiging van omkoping werpt hij verre van zich. Dat heeft hij nooit zo gevoeld. ‘Dacht u in Antwerpen nooit: dit is best een riant appartement, het is gekocht door een zakelijke relatie en ik woon hier voor niks, kan ik dat wel maken als ambtenaar?’ vraag officier Koos Plooij. ‘Nee’, antwoordt Scholten. Om te vervolgen: ‘Achteraf zeg ik: ja, er zit iets in dat niet handig was.’[98] Maar het was niet meer dan een nu door het om ‘buiten proporties getrokken’ vriendendienst, net als het parkeren van het geld in Zwitserland voor Shilbaya, ‘een oude vriend die ik al vijfentwintig jaar ken’.[99] De officieren hechten weinig geloof aan zijn verhaal: ‘Wij hebben redenen om aan te nemen dat wat u hier zegt helemaal niet klopt.’
Scholten: ‘Ja, dat straalt u ook uit.’[100]
‘Waarom zou ik op mijn achtenvijftigste beginnen met dingen als omkoping als ik op reguliere wijze veel geld had kunnen verdienen?’ Vaak genoeg heeft Scholten aanbiedingen gehad van bedrijven om er bestuurder te worden. Soms voor salarissen van 1 miljoen euro exclusief bonussen. In de zomer van 2004 kon hij topman van de Nederlandse Spoorwegen worden. ‘Maar uiteindelijk heb ik de ns laten weten dat ik toch meer hart heb voor schepen dan voor treinen.’[101]
Nee, ‘hier zit geen omgekochte ambtenaar’, zegt Scholten. Misschien heeft hij te veel risico’s genomen, misschien heeft hij de inschattingsfout gemaakt te denken dat hij met zijn hulp de rdm overeind kon houden. Hij had waardering voor de vechtlust waarmee Van den Nieuwenhuijzen zijn imperium probeerde te redden. Waarna een zinnetje volgt waaruit blijkt dat in zijn ogen zijn zakenvriend toch niet helemaal vrijuit gaat: ‘Maar ik verwijt hem dat ik nu hier zit.’[102]
[90]rtv Rijnmond 14 september 2010.
[91] Pleitnotitie Scholten eerste aanleg, 21 september 2010, p. 9.
[92] Idem, p. 2.
[93] Idem, p. 30.
[94] Idem, p. 12.
[95] Idem, p. 39.
[96]NRC Handelsblad, 7 en 21 september 2010.
[97]Het Financieele Dagblad, 15 september 2010.
[98]de Volkskrant, 7 september 2010.
[99]Het Financieele Dagblad, 7 september 2010.
[100]de Volkskrant, 7 september 2010.
[101]Het Financieele Dagblad, 22 september 2010.
[102]NRC Handelsblad, 6 september 2010.