HOOFDSTUK 30
==

‘Met boeven ondernemers vangen’

Nee, het is niet de vertrekhal van Schiphol die Joep van den Nieuwenhuijzen komt binnenlopen. Hij sleept weliswaar twee rolkoffers achter zich aan, maar daar zitten geen schone kleren en toilettas in. De zakenman meldt zich bij de rechtbank Rotterdam en als bagage heeft hij tientallen ordners meegenomen. Nog maar een fractie van het dossier dat hij de afgelopen jaren heeft opgebouwd en dat zich bevindt in het appartement dat hij heeft gehuurd in Amsterdam, vlak bij het Olympisch Stadion.

Het is april 2013 en het proces tegen Van den Nieuwenhuijzen begint. Eindelijk, zegt hij, zes jaar na zijn arrestatie in Zwitserland en twee jaar nadat hij in de regiezitting van de rechter toestemming kreeg om in de dataroom ontlastend materiaal te vergaren en getuigen te verhoren. Onder anderen oud-burgemeester Ivo Opstelten en ex-havenwethouder Wim van Sluis zijn komen opdraven. Wat die verhoren hebben opgeleverd, zal nu duidelijk worden, net als wat er in de ‘honderden’ ontlastende documenten staat die in de rolkoffers zijn meegekomen.

Zijn ervaringen met justitie hebben Van den Nieuwenhuijzen niet mild gestemd. In de aanloop naar zijn proces is hij er in interviews vol ingegaan. Over het ‘Gestapowerk’ dat zijn ondervragers in de Nederlandse politiecel aan de dag hadden gelegd: ‘Jongens, het enige wat nog ontbreekt is een beetje fysiek geweld’, had hij tegen ze gezegd. Over de fiod, die vindt dat hij boven de wet staat: ‘Liegen, intimideren, chanteren, vervalsen en frauderen.’ Over het om, dat een eenzijdig strafdossier heeft samengesteld: ‘Het om wordt namelijk afgerekend op resultaat, op veroordelingen. De waarheid is volledig ondergeschikt. Daar heb ik talloze voorbeelden van, die we straks naar buiten brengen. Ze hebben gerommeld met documenten, getuigen stukken voorgehouden waarin ze gewoon hebben zitten knippen en plakken. Volstrekt onwettig!’[124]

Nee, over de overheid heeft Van den Nieuwenhuijzen weinig goeds te melden. Hardwerkende burgers dwarszitten, dat kunnen de ‘dwaze doorgedraaide ambtenaren’ die er werken. Vooral die bij de fiod, zijn grootste vijand. Zoals hij het op een door Radio Rijnmond vastgelegde lezing in een volle zaal voor ondernemers in Leusden treffend verwoordt: ‘Vroeger had je het spreekwoord: met boeven vangt men boeven, tegenwoordig probeert men met boeven ondernemers te vangen. Ik ben ervan overtuigd dat ik vrijgesproken word, dat is mijn doel al niet meer, mijn doel is de opheffing van de fiod.’

Niet alleen ambtenaren, ook sommige politici zijn weinig waard in de ogen van Van den Nieuwenhuijzen. De staatssecretaris van Defensie die er verantwoordelijk voor was dat de rdm de opdracht voor de Fennek verloor bijvoorbeeld: ‘Die mafkees die hier nu burgemeester in Ede is, die Cees van der Knaap, zo’n randdebiel moet je ogenblikkelijk wegvegen …’ De ondernemers in Leusden kunnen er hartelijk om lachen. Of het gemeentebestuur in Rotterdam, dat zogenaamd niets wist van waar Willem Scholten mee bezig was: ‘Wethouders en burgemeesters die zeggen: wij weten van niks, wij zijn buitengewoon verrast, wij zijn ernstig teleurgesteld? Het is om te lachen. De conclusie had moeten zijn: we wisten het, en natuurlijk hadden we het moeten weten. Je moet wel debiel zijn als je dat niet weet, dan hoor je in ieder geval niet op die positie thuis.’[125]

Van den Nieuwenhuijzen slaat om zich heen, en af en toe slaat er iemand terug. Wim van Sluis is na zijn vertrek als havenwethouder voorzitter geworden van de Rotterdamse havenondernemingsvereniging Deltalinqs. Bij zijn afscheid van die vereniging in 2012 kijkt hij in een interview met Nieuwsblad Transport terug op zijn ervaringen in de haven en komt hij ook te spreken over het havenschandaal. Hij praat niet met meel in de mond wanneer hij zegt dat Van den Nieuwenhuijzen 60 miljoen euro heeft ‘weggeklauwd’. Hij neemt daarbij een niet mis te verstaan voorschot op zijn getuigenverhoren in zowel de zaak-Haven als de zaak-Golf. Voor hem staat vast: het geld dat verdwenen is, moet in de zakken van Van den Nieuwenhuijzen zijn verdwenen. ‘Voor zover ik het kan bekijken, is hier inderdaad een meesteroplichter aan het werk geweest.’ Van Sluis noemt het ‘bizar’ dat Van den Nieuwenhuijzen het geld niet heeft gebruikt om ‘zijn kaartenhuis’ rdm overeind te houden, maar het heeft weggesluisd.[126]

De ‘meesteroplichter’ laat het er niet bij zitten. Hij wacht de getuigenverhoren van Van Sluis even af, maar dan komt hij in actie. ‘Ik moest wachten totdat die verhoren achter de rug waren. Daarna heb ik Van Sluis gevraagd zijn uitspraken te rectificeren. Dat heeft hij geweigerd.’ Van den Nieuwenhuijzen spant een kort geding aan wegens smaad. Van Sluis reageert laconiek (‘Ik neem niets terug’) en bereidt zich met zijn advocaat voor op het geding. Vlak voor de zitting trekt Van den Nieuwenhuijzen het kort geding echter plotseling in. Van Sluis heeft zo veel materiaal ingeleverd bij de rechtbank, dat die het nooit in een uurtje zou kunnen behandelen, geeft hij als verklaring. ‘Het was een truc van de verdediging van Van Sluis om zo veel stof te doen opwaaien dat een behandeling in kort tijdbestek niet meer mogelijk was. Als het beperkt was gebleven tot de kern van de zaak – die 60 miljoen – dan was de rechter er snel uitgekomen.’ Geen kort geding dus, maar de oud-wethouder is nog niet van hem af: ‘Ik ga een bodemprocedure beginnen.’ Van Sluis vat op zijn beurt het intrekken van het kort geding op als een ‘schijnbeweging’. Van een bodemprocedure ligt hij net zomin wakker. ‘Liever vandaag nog dan morgen. Laat maar komen.’[127]

Het wordt dus morgen, want vandaag heeft Van den Nieuwenhuijzen genoeg andere zorgen aan zijn hoofd. Aan het begin van zijn proces beseft hij dat hij op achterstand staat. ‘Als ik nu mijn strafdossier lees, zou ik mezelf veroordelen, ook al weet ik wat er is gebeurd. Het is zo eenzijdig, zo los van alle realiteit. Als ik dat als rechter zou lezen, zou ik zeggen: Hartstikke schuldig die man! Gelijk opknopen, standrechtelijk executeren.’[128]

Dat het dossier eenzijdig is, is uiteraard te wijten aan de fiod en het om, waarbij de laatste zich volgens de verdediging met een ‘aan fanatisme grenzende instelling’ heeft laten zien als een ‘verlengstuk’ van de opsporingsdienst. Kennelijk moet Van den Nieuwenhuijzen coûte que coûte worden veroordeeld. Daarom zijn door de fiod aan getuigen steeds halve waarheden voorgehouden, zijn ze eenzijdig voorgelicht en als het ware ‘besmet met vermoedens van de fiod’. Daarom heeft het om de aanleiding van alles – de dreigende boycot van China – steeds gebagatelliseerd en nagelaten om dat goed te onderzoeken. Daarom negeert het om ontlastend materiaal en noemt het verklaringen van Van den Nieuwenhuijzen en Scholten die overeenkomen ‘afgestemd’, maar wanneer ze tegenstrijdig zijn ‘ongerijmd’. Daarom ook deinst het om er niet voor terug om ‘karaktermoord’ te plegen op Van den Nieuwenhuijzen, door het voor te stellen alsof hij zijn bedrijven leeghaalde en berooid achterliet, terwijl hij in zijn lange loopbaan als ‘bedrijvendokter’ talloze ondernemingen in de problemen overnam en weer gezond maakte.

Door dit alles zijn de belangen van Van den Nieuwenhuijzen ‘doelbewust en op grove wijze geschonden’, is zijn kans op een eerlijk proces verkeken en heeft het om zijn recht om de zaak aan de strafrechter voor te leggen verspeeld. Niet-ontvankelijkheid van het om: dat is de eerste linie die de verdediging in het proces inneemt.[129] Zijn opstelling krijgt kleur wanneer de verdachte tijdens een van de lange zittingsdagen van het proces na een opmerking van de officier van justitie zich bijna verslikt, woedend van zijn stoel opstaat en demonstratief de rechtszaal verlaat om op de gang even af te koelen. ‘Het is toch een openbaar aanklager, geen openbaar belediger.’ Op een punt waar de officier hem gelijk moest geven, had deze gezegd dat Van den Nieuwenhuijzen ‘onverwacht even de waarheid had gesproken’.

[124]Quote, april 2013.

[125]rtv Rijnmond, 13 april 2012.

[126]Nieuwsblad Transport, 5 december 2012.

[127] Idem, 28 maart en 15 april 2013.

[128]Quote, april 2013.

[129] Requisitoir eerste aanleg Van den Nieuwenhuijzen, 6 juni 2013, pp. 1-45.