HOOFDSTUK 31
==

‘Er is mij niets van bekend’

Een zitting op de rechtbank met Joep van den Nieuwenhuijzen heeft iets weg van een familiereünie. De verdachte zakenman staat er niet alleen voor. Een in samenstelling wisselende achterban steunt hem met zijn aanwezigheid. Zijn vier kinderen uit het in 2001 gestrande huwelijk met Carlita van der Valk zijn er meestal. Zijn zonen Bas en Bob, die in de voetsporen van pa het zakenleven zijn ingegaan en een plek in diens imperium hebben gevonden. De tweeling Didi en Daniëlle – hij heeft zijn kinderen allitererende namen gegeven. Ze staan in dit proces achter hun vader, letterlijk. Zoals ze hem ook een hart onder de riem hadden gestoken toen hij in Rotterdam in de gevangenis zat en geen contact met de buitenwereld mocht hebben. Ze hadden een advertentie over twee kolommen in De Telegraaf laten plaatsen: ‘Lieve Pa, het is alweer maanden geleden dat we je gezien en gesproken hebben. Veel te lang voor ons gevoel. Vergeet nooit dat hoewel je niet bij ons bent, we wel constant aan je denken. Weet je ook gesteund door familie en vrienden die dagelijks laten blijken hoezeer ze met je meeleven. Al lijkt het soms onnodig lang te duren, ook aan dit onrecht komt een eind.’[130]

Van den Nieuwenhuijzen beseft wat ze doormaken. Hij is er trots op dat ze er zijn, ondanks het feit dat de afgelopen jaren voor hen een kwelling moeten zijn geweest. ‘Is jouw vader die grote oplichter?’ Zelfs de aanhang van de kinderen is er, af en toe. Daarentegen is zijn vrouw Pauline Boers er bijna altijd. Hun jonge zoontjes, Alexander en Anthony, zijn thuisgelaten. Zij zijn met drie en één jaar te klein voor dit schouwspel. Ook de gescheiden ouders van Pauline komen soms opdagen. Haar vader, de Westlandse ondernemer Mar Boers. Haar moeder met haar nieuwe echtgenoot – hé, daar hebben we hem weer: Roelf de Boer. Nadat hij eerder als commissaris bij het Havenbedrijf en als wethouder bij het havenschandaal betrokken is geweest, is hij dat nu ook familiair. Wie er ook komen, de begroetingen zijn altijd hartelijk. Er wordt wat afgezoend op de gang van de rechtbank.

Van den Nieuwenhuijzen kan de geestelijke steun goed gebruiken. De aanklacht tegen hem is breder dan die tegen Willem Scholten. Op het punt van de omkoping is het proces spiegelbeeldig aan dat van drie jaar eerder. Toen stond de omgekochte terecht, de ambtenaar die de giften zou hebben aangenomen. Nu is het de beurt aan de omkoper, de zakenman die daarvoor een tegenprestatie zou hebben ontvangen. Wat er in de tussenliggende periode aan nieuwe feiten naar boven is gekomen – met name de vermeende terugbetalingen van Mohamed Shilbaya aan Scholten – drukt Van den Nieuwenhuijzen verder in de verdediging. Het is een curieuze wending in zijn proces: hij heeft zich te verweren tegen beschuldigingen die niet direct aan hem gericht zijn. Hij weet tijdens de ondervragingen van het om dan ook niets zinnigs over die betalingen te zeggen. ‘Er is mij niets van bekend.’ Wist hij dat Scholten met een huis in Zuid-Afrika bezig was? ‘Daar hebben we met geen woord over gesproken.’ Maar die betaling van 50.000 euro aan Seidel dan, die Van den Nieuwenhuijzen zelf heeft gedaan voor de purchase of wine? ‘Daar heb ik geen concrete herinnering aan.’ Vindt hij het ook niet vreemd dat Scholten iemand voor zijn Zwitserse rekening had gemachtigd die was verteld dat het om bonussen ging, te verdelen onder zijn familie? ‘Ik heb daar geen enkele verklaring voor.’

Wat Van den Nieuwenhuijzen nog wel weet, is dat ze gedrieën – hij, Scholten en Shilbaya – hebben besloten om de vergoeding van de rdm op de Zwitserse rekening te parkeren. Natuurlijk had het ook op een andere, misschien wel gebruikelijker manier gekund. Maar Scholten had het graag willen doen, want als de duikbotenorder uit Egypte was doorgegaan, had dat de rdm en dus Rotterdam werkgelegenheid opgeleverd. Om het op een rekening van het Havenbedrijf te parkeren was geen optie, gezien het risico op blokkering of beslaglegging, voert Van den Nieuwenhuijzen aan. ‘Zijn hele haven lag vol met schepen aan de ketting. Als iemand wist wat beslaglegging betekende, dan was Scholten het.’

Dat er over de wijze van betaling niets werd vastgelegd, is niet vreemd. ‘Dat deden we eigenlijk nooit zwart op wit. Je werkt met elkaar op basis van vertrouwen.’ Maar als er iets met Scholten was gebeurd? ‘Daar hebben we niet bij stilgestaan. We zaten daar met drie gezonde mannen aan tafel. We hielden er geen ogenblik rekening mee dat Willem ons zou kunnen ontvallen.’

Shilbaya zou van de rdm 1,2 miljoen krijgen als fee voor zijn pogingen ingangen te vinden in de Egyptische regering, zo hadden ze in 2002 afgesproken. Dat er al in 2001 een bedrag van 100.000 gulden op de rekening van Scholten werd gestort, kan Van den Nieuwenhuijzen goed verklaren: dat was voor een quick scan die Shilbaya had uitgevoerd, een korte studie om na te gaan of de inspanningen van de Egyptenaar überhaupt enige kans van slagen zouden hebben. Dat bedrag is later bij het overmaken van de eerste tranche in 2002 verrekend: geen 700.000 euro maar 667.000. Dat precies ditzelfde bedrag twee dagen eerder door Hutchison aan de rdm was overgemaakt, lijkt misschien niet toevallig, maar stond daar toch echt los van. Die twee boekingen hebben niets met elkaar te maken.

Op de zitting spreekt Van den Nieuwenhuijzen voor het eerst in het openbaar zelf over het appartement in Antwerpen. Zoals de rekening in Zwitserland, was ook de aankoop van dat onderkomen een bewuste keuze om buiten het bereik van de Nederlandse rechtssfeer en fiscus te blijven. Hij woonde in 1998 inmiddels op Curaçao, maar moest natuurlijk nog geregeld in Nederland zijn. Hij besloot een pied-à-terre in Antwerpen te nemen omdat hij het idee had te worden afgeluisterd. ‘Ik voelde me in die tijd meer op mijn gemak in Oost-Duitsland of China dan in Nederland.’ Zijn plannen kwamen ter sprake in zijn contacten met Scholten, en omdat hij er toch alleen doordeweeks zou komen, vond hij het prima als de havenbaas er in het weekeinde zou verblijven. ‘Willem had net een vriendin, daarmee wilde hij liever niet te vaak in Rotterdam worden gezien. Ik kon me dat voorstellen. Willem heeft zo’n karakteristieke kop, die zie je van verre aankomen.’

Op het moment dat Van den Nieuwenhuijzen, althans zijn bedrijf Lamoenchi, het kocht, was er alleen nog maar ‘een gat in de grond’. Omdat hijzelf veel in het buitenland was, en ‘wel iets beters te doen had’ dan het uitzoeken van badkamertegels en keukenkastjes, werd de afspraak gemaakt dat Scholten de bouw zou begeleiden en zich met de inrichting zou bezighouden. En omdat Scholten op zijn beurt ook een druk bezet man was, besteedde hij dat weer uit aan zijn vriendin. Om alle schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan, stond Scholten erop om een reële vergoeding te betalen voor het verblijf: ‘Ik vond dat niet nodig, maar hij wilde dat graag. Daarom heeft hij gas en licht en de poetsvrouw betaald.’

Dat het om het appartement ziet als omkoping vindt Van den Nieuwenhuijzen moeilijk te begrijpen. ‘We hebben er nooit geheimzinnig over gedaan, het speelde geen enkele rol in welke zakelijke relatie dan ook tussen het Havenbedrijf en mijn groep. Een vriendendienst, eerder nog van Willem aan mij dan omgekeerd.’

Slechts één man kan de lezing van Joep van den Nieuwenhuijzen bevestigen, en dat is Willem Scholten. Maar getuige Scholten is in zijn eigen rechtszaak verwikkeld, dat in afwachting is van het hoger beroep. Om die reden beroept hij zich op het verschoningsrecht: het recht om geen vragen te hoeven beantwoorden over zaken waarvan hijzelf wordt verdacht. Maar wat hij op verzoek van de verdediging van Van den Nieuwenhuijzen wel heeft willen doen, is een schriftelijke verklaring opstellen. Over de compensatie en de garanties, het appartement en de 1,2 miljoen, de afspraken met Shilbaya: het hele verhaal. Het hele verhaal dat Van den Nieuwenhuijzen graag als ontlastende verklaring bij zijn dossier gevoegd wil zien.

Maar daar is het om het niet mee eens. Dat ziet de verklaring als een doorzichtige poging van de verdediging om justitie buitenspel te zetten. Het om moet de kans krijgen om aan getuigen vragen te stellen, en dat is in dit geval niet gebeurd. De eis van het om is duidelijk: Scholten moet komen opdraven. De rechtbank mag de verklaring alleen toevoegen aan het dossier als de getuige naar de zitting komt om alsnog wat vragen te beantwoorden. En omdat de rechtbank die eis inwilligt, stapt Scholten op een ochtend met zijn nieuwe advocaat Hans de Jong de rechtszaal binnen om tijdens de openbare zitting een gedwongen en pijnlijk toneelstukje op te voeren. Dertien uitvoerige vragen vuurt officier van justitie Koos Plooij op hem af, bol van de verwijzingen naar wat er volgens hem in de verklaring niet zou kloppen. Twaalf keer geeft Scholten precies hetzelfde antwoord: ‘Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht, mijnheer de officier.’ Alleen op de laatste vraag: wanneer bent u bereid hierover wel te verklaren, volgt een afwijkend antwoord: ‘Bij de behandeling van mijn eigen zaak.’ Na vijftien minuten staat Scholten alweer buiten.

Het is een optreden voor de bühne geweest. Inhoudelijk heeft het niets opgeleverd. Publicitair heeft het optreden van ‘Willem de Zwijger’ wel effect. Daar was het misschien om te doen, na alle aanvallen die het om te verduren heeft gehad en die de verhoudingen geen goed hebben gedaan. Als het om in het vervolg van het proces tegen Van den Nieuwenhuijzen aanvoert dat ‘kan worden vastgesteld’ dat een deel van de 1,2 miljoen die aan Shilbaya was overgemaakt via een omweg toch weer aan Scholten ten goede was gekomen, ‘zeker ook gegeven het zwijgen van Scholten’, dan is dat tegen het zere been van Scholten en zijn advocaat. Een suggestieve opmerking, vinden ze, want dat zwijgen slaat niet specifiek op die geldstromen, maar is gedaan met een terecht beroep op het verschoningsrecht. ‘U weet dat, maar de journalisten in de zaal niet’, schrijft Scholtens raadsman in een boze brief aan de officieren, die via het pleidooi van de advocaten van Van den Nieuwenhuijzen ook weer in de openbaarheid komt. Van een ‘magistratelijk opererende officier’ mag een ‘minder suggestieve benadering van de feiten’ worden verwacht.[131]

Apert onjuiste opmerkingen, onwaarheden: het om wordt verzocht ze in de openbaarheid terug te nemen. Wanneer het daar de kans toe krijgt, doet het om het tegenovergestelde: het herhaalt onverstoord dat Scholten heeft ‘geweigerd’ om als getuige over de doorbetalingen van Shilbaya opheldering te geven. En dat het daarom niet aangaat om het om van onzorgvuldigheid en onrechtmatigheid te betichten. En dat het veel interessanter is om erop te wijzen dat de brief van advocaat De Jong de lezer ‘op het verkeerde been zet’ en ‘zonder meer misleidend’ is.[132] De toon wordt er over en weer niet vriendelijker op.

En Joep van den Nieuwenhuijzen? Hij zit erbij en kijkt ernaar. Het gekrakeel over die terugbetalingen van Shilbaya aan Scholten, op zíjn proces nog wel, hij staat er eigenlijk buiten. Omgekeerd had Scholten weer weinig van doen met iets anders: de afwikkeling van de zekerheden – het schip, het datahotel en rdm Technology. Toen was hij al geen directeur meer van het Havenbedrijf. Van den Nieuwenhuijzen gaat vol in de aanval tegen iemand anders, de in zijn ogen grootste boosdoener in het havenschandaal naast wethouder Wim van Sluis: Scholtens opvolger Hans Smits.

[130] Philip de Witt Wijnen, Joep! Van held tot hoofdverdachte (Prometheus 2010), p. 18.

[131] Pleidooi Van den Nieuwenhuijzen eerste aanleg, pp. 133-134.

[132] Repliek Van den Nieuwenhuijzen eerste aanleg, p. 20.