Verantwoording

Op 26 augustus 2004 was ik als journalist aanwezig op de persconferentie van de Rotterdamse havenwethouder Wim van Sluis, die het havenschandaal inluidde. Bijna elf jaar later, op 30 juni 2015, was ik erbij toen de rechter in hoger beroep het vonnis over de twee hoofdverdachten Willem Scholten en Joep van den Nieuwenhuijzen uitsprak.

Schrijven over een zaak die nog onder de rechter is – meerdere rechters zelfs – brengt de nodige beperkingen met zich mee. Personen kunnen of willen niet vrijuit praten omdat zij juridische posities zouden kunnen schaden: van zichzelf, van hun werkgever of van de organisatie of instantie die zij vertegenwoordigen. Ook in de strafprocessen tegen Scholten, Van den Nieuwenhuijzen en Jacob Cornegoor, en in de civiele zaken tussen de banken Barclays, Residex en Commerz enerzijds en de gemeente en het Havenbedrijf anderzijds, is dat het geval geweest.

Om met die civiele partijen te beginnen: verzoeken om medewerking aan dit boek zijn door de banken niet gehonoreerd. Ook een vierde geldschieter, Hutchison, heeft geen vragen willen beantwoorden. Het Havenbedrijf Rotterdam heeft dat op concrete vragen wel willen doen, maar geen inzage gegeven in zijn archief. Bij de gemeente Rotterdam is een beroep gedaan op de Wet Openbaarheid Bestuur (wob), maar met een inhoudelijk teleurstellend resultaat. Cruciale stukken van de gemeente bevinden zich bij de fiod en maken deel uit van het strafdossier.

In de strafzaak hebben beide kampen – zowel het om als de verdediging – uit dat dossier geput. Veel materiaal uit de veelbesproken dataroom – belastend en ontlastend – is daardoor via requisitoirs en pleidooien openbaar geworden. Dat geldt ook voor de vele getuigenverklaringen die zijn afgelegd. Het is nauwelijks voorstelbaar dat er nog een document of een verklaring opduikt die een volledig nieuw inzicht biedt in wat er is gebeurd.

Behalve uit dit materiaal heb ik bij het schrijven van dit boek geput uit gesprekken met enkele tientallen mensen. Ik heb uit die gesprekken niet geciteerd; voor de meesten was dat ook een voorwaarde voor medewerking. Ik noem dan ook geen namen van wie wel en wie niet met mij hebben willen praten. Daarop maak ik een uitzondering voor de hoofdpersonen van dit boek: Willem Scholten en Joep van den Nieuwenhuijzen. Zij hebben mij altijd bereidwillig te woord gestaan, vooral in het laatste jaar, tijdens het hoger beroep. Soms kort, in de pauzes van de zittingen, soms lang, op een andere locatie dan het gerechtshof. Ook uit deze achtergrondgesprekken – geen interviews – heb ik vrijwel niet geciteerd. Dit boek is door geen van beiden geautoriseerd.

Het havenschandaal is een complexe geschiedenis, een dossier van tienduizenden pagina’s en met de directe en indirecte betrokkenheid van een paar honderd mensen. ‘Het havenschandaal’ zoals ik dat heb geschreven, is een selectieve greep uit die geschiedenis. Om het verhaal ‘klein’ en overzichtelijk te houden heb ik veel onbenoemd gelaten, met als leidraad het perspectief van de haven. Dit boek gaat meer over Scholten dan over Van den Nieuwenhuijzen, meer over de omkoping en de oplichting dan over de faillissementsfraude. Om die reden heb ik bijvoorbeeld op het punt van die fraude afgezien van het behandelen van de strafzaken tegen twee (in hoger beroep één) medeverdachten van Van den Nieuwenhuijzen.

Ten slotte wil ik vier mensen bedanken. Dat zijn in de eerste plaats Sander van Vlerken van uitgeverij De Geus voor het vertrouwen in mij en in mijn boek, en redacteur Ad van den Kieboom van de uitgeverij voor zijn kritische blik op de tekst. Ook mijn meelezers ben ik zeer erkentelijk voor hun goede raad: mijn collega en vriend Paul Verspeek en last but not least mijn collega en vriendin Karin Kosmeijer.