2

De volgende dag ontdekte ze waarom Bob zo onzeker en aarzelend was geweest. Victorien had voor zichzelf een bed bij de kinderen opgemaakt. Dat wilde hij liever. Hij wilde haar niet storen. Als er iets was, zou hij haar roepen.

Ze bracht de kinderen ’s morgens naar Corrie, haar buurvrouw, die ze tegelijk met haar eigen kinderen naar school bracht. De wijkverpleegster was er al vroeg en verzorgde Bob.

‘Zo. Ik kom tegen twaalven weer terug. Je huisarts zou ook nog langskomen,’ zei ze.

‘Goed. Dank je wel.’ Hij glimlachte even en de verpleegster lachte terug. Als al haar patiënten zo gemakkelijk waren als deze… Maar het waren vaak de mensen die het minst mankeerden die overal stennis over maakten.

‘Dag, tot vanmiddag.’

Toen Victorien de kamer in kwam, legde Bob zijn telefoon neer. ‘Vicky.’

Ze ging zitten en keek hem aan.

‘Ik…’ begon hij, maar hij werd onderbroken door de bel.

‘Je vader en moeder al.’ Victorien hield met moeite een zucht binnen. Ze had hen gisteren afgewimpeld, maar ze kon ze toch niet voor de deur laten staan.

‘Niet lang, hoor,’ zei ze en ze drukte op de knop waarmee de voordeur openging. Er werd nogmaals gebeld. O, de deur weigerde weer eens. Maar waarom belden ze dan meteen zo hard? Het leek zo agressief.

Ze rende de trappen af, opende de deur. De vader en moeder en de zus van Bob stapten het kleine portaal in.

‘Kijk, daarom wilde ik nu dat Bob thuiskwam,’ kon meneer Van Hierden niet nalaten te zeggen. ‘En als je verstandig was…’

‘Bob wil gewoon in zijn eigen huis zijn,’ kapte Victorien de woorden af. ‘En alsjeblieft… kunnen jullie je een beetje beheersen? Het is allemaal al emotioneel genoeg.’

Ze keken haar aan met een mix van verwondering en afkeuring.

‘Als het jouw kind was, zou je wel anders praten,’ zei Anke onzeker.

Zou het zin hebben om te zeggen dat Bob haar man was? Nee. Victorien liep voor hen uit de trappen op.

‘Jullie moeten niet te lang blijven,’ zei Bob na een halfuur onrustig. ‘Jullie hebben nog meer te doen en ik wil nu even met Vicky alleen zijn.’

‘Begrijpen we. Nou, dan gaan we maar weer,’ zei Bobs zuster na een blik op het vermoeide gezicht van haar broer. ‘Pap, mam…’

Ze stonden op. ‘We komen morgenochtend weer even. En anders vanavond misschien?’ vroeg mevrouw Van Hierden.

Bob schudde zijn hoofd. ‘Dan wil ik samen met Vicky en de kinderen zijn.’

‘Tot morgen dan, jongen,’ zei zijn moeder met tegenzin.

De bel ging weer.

‘Daar zal je de dokter hebben,’ zei meneer Van Hierden. ‘Ik weet niet of het zin heeft dat ik nog met hem praat.’

‘Nee. Maar als u dat graag wilt, gaat uw gang,’ zei Victorien.

Als meneer Van Hierden nog van plan was om een van de methodes te proberen waarover hij had gelezen, zou de huisarts het hem wel uit zijn hoofd praten.

‘Ik loop met u mee.’ Ze liep voor hen uit mee naar beneden en opende de deur.

Even was ze verrast, want het was niet hun huisarts, maar de vrouw die ze twee dagen eerder in het ziekenhuis had ontmoet. Het kleine kind dat ze toen op de arm had gedragen, zat nu in een wandelwagentje.

‘Ach, bent u het?’ vroeg Victorien verwonderd.

‘Heeft Bob niet gezegd dat ik langs zou komen?’ vroeg de vrouw. ‘Hij heeft me een halfuur geleden gebeld om te vragen of ik langs­kwam.’

Bobs ouders waren inmiddels ook beneden. ‘Wie bent u?’ vroeg meneer Van Hierden en hij nam de vrouw van hoofd tot voeten op. Wat moest Bob met die vrouw? Ze was toch ook al in het ziekenhuis geweest. Victorien had een paar dagen geleden gezegd dat ze alleen mensen bij Bob toe zou laten met wie hij werkelijk bevriend was geweest.

‘Een goede vriendin van Bob,’ antwoordde de vrouw koeltjes. ‘Liesbeth. Liesbeth Prins.’

‘Is dat niet te druk voor Bob?’ Mevrouw Van Hierden luisterde nauwelijks. Haar stem daalde en ze keek bezorgd van haar naar Victorien. ‘Ik wil me nergens mee bemoeien, maar zo’n kleintje… dat is misschien toch…’

‘Mam, Victorien is mans genoeg om dat zelf in de gaten te houden,’ viel haar dochter haar in de rede.

Opgelucht keek Victorien haar aan. Niet dat zij het bezoek begreep, maar dat gaf niet. ‘Dag, tot morgen dan. Pa… ma…’ zei ze.

Merkwaardig dat Bob deze vrouw net had gebeld. Ze zou het wel horen.

Meneer en mevrouw Van Hierden stapten, na nog een afkeurende blik op de vrouw, in de auto van Anke die half op de stoep stond.

‘Zal ik de baby van u overnemen op de trap? U loopt wat moeilijk,’ zei Victorien en ze stak haar armen uit.

Liesbeth Prins gaf de baby aan haar over. Haar blik stond zorgelijk.

‘Ik wist niet dat mijn ouders zouden komen,’ zei Bob toen Liesbeth Prins de stoel had genomen die naast het bed stonden. Hij keek verontschuldigend van Victorien naar Liesbeth die de baby op schoot hield.

‘Wilt u koffie? En zal ik even met de baby in de kamer gaan zitten? Dat is rustiger voor jullie,’ bood Victorien aan.

Bob schudde zijn hoofd. Liesbeth keek hem aan met een onderzoekende blik. ‘Eh, je hebt Victorien nog niets verteld? Ook niets gevraagd!’ stelde ze vast. Haar ogen gingen van Bob naar Victorien.

Hij keek neer op het dekbed dat over hem heen lag. ‘Nee. Ik krijg er bijna de gelegenheid niet voor.’ Liesbeth Prins hield het commentaar: dat is onzin!, nog maar net binnen. ‘Dat had je wel moeten doen,’ zei ze strak.

‘Wil je het nu vertellen? Dan ga ik weg.’

‘Wat vertellen?’ vroeg Victorien.

‘Nee, niet weggaan, Liesbeth,’ zei Bob. ‘Blijf.’ Er klonk paniek in zijn stem.

De blik van Liesbeth weerspiegelde medelijden en, Victorien registreerde het alsof ze naar een patiënt keek, een vleug minachting.

Minachting. Waarom? Waarvoor? dacht ze.

‘Zal ik dan naar de kamer gaan? Die deur door toch?’ Liesbeth wees met een vinger naar de deur die toegang gaf tot de woonkamer.

Bob keek opgejaagd naar haar en strekte toen zijn handen uit naar de baby. ‘Geef Robbie maar aan mij en blijf hier. Ik weet toch niet hoe ik het moet zeggen.’

Victorien zag hoe behoedzaam haar man de baby tegen zich aandrukte en naar het vlassige haar keek. Ze hield haar adem in. Zo had hij alleen naar hun eigen kinderen gekeken. Die vertederde blik had hij alleen voor Yvette en Matthieu. De kinderen van de buren en van zijn zus riepen die manier van kijken niet bij hem op. In haar maagstreek kromp iets in elkaar.

Ze kuchte. ‘Is Robbie… Hij heet toch Robbie?’ De vrouw leek te oud om de moeder van dat jongetje te zijn, maar dat wist je nooit. ‘Is Robbie uw kleinzoon?’

‘Nee, hij is het kind van mijn nicht. Van Claudia.’

Er viel een stilte. Victorien keek van Bob naar de vrouw.

‘Van uw nichtje. Dus?’

Het bleef doodstil. Van buiten klonk het koeren van een duif die aan de overkant op de dakgoot zat. Victorien probeerde haar gedachten op de duif te richten. Het waren ook wel gehorige huizen. Ze zag de ogen van de vrouw van haar naar Bob gaan en weer terug naar haar en er flitste een gedachte door haar heen.

‘Wat had je mij moeten vertellen?’ Ze klemde haar handen in elkaar. In haar maag stak iets. Eigenlijk wilde ze niet horen wat Bob volgens Liesbeth allang had moeten zeggen.

‘Eh… Van Claudia en mij.’ Bob wiegde het kind heen en weer. ‘Van Claudia en van mij.’ Zijn stem was hees.

De stilte die in de kamer was gevallen, werd beklemmend. Victorien keek naar buiten en toen naar Liesbeth.

‘Dit kind. Robbie,’ fluisterde Bob. ‘Van Claudia en van mij.’

‘Van jou en van Claudia. Wie is dat? En waar is die Claudia?’ Was dat haar stem? Zo vreemd dof?

‘Claudia is in New York. Al een halfjaar,’ antwoordde Liesbeth toen Bob bleef zwijgen.

‘In New York,’ herhaalde Victorien.

‘Een rolletje in een musical,’ zei Liesbeth en ze haalde even een schouder op.

‘Terwijl ze net een baby had gekregen? Liet ze die dan zomaar achter?’ Victoriens ogen brandden.

Liesbeth kneep haar lippen op elkaar. ‘Ze komt ook niet terug, zei Claudia toen ze wegging. Als wij, Bob en ik, vonden dat een abortus zo verkeerd was, moesten wij ook maar voor het kind zorgen. Zij kon het niet. Ze zei dat ze er te jong voor was. Het hielp niet dat wij zeiden dat wij haar zouden helpen.’ Haar stem was voor het eerst onvast.

‘Hoe oud is ze dan?’ onderbrak Victorien de volgende stilte.

‘Negentien was ze nog toen ze zwanger werd. Ze merkte het pas toen ze ruim vijf maanden in verwachting was,’ antwoordde Liesbeth.

Victorien bracht haar handen naar haar hoofd en woelde in haar donkere haar. Toen keek ze naar de man in het bed. ‘Negentien? Wat moest jij met een kind van negentien, Bob?’

Hij zweeg. Hij kon toch moeilijk zeggen dat hij zich tijdens de repetities van het stuk waar hij een jongen speelde van 24 jaar, ook 24 had gevóéld. Net zo onbezorgd, zo vol verwachting als de Harry uit het toneelstuk dat ze repeteerden. Zo energiek en los van het geregelde leven. Los van de etage waar hij woonde met Victorien en zijn twee kinderen. Hoeveel hij ook van ze hield. Ook van Victorien. Maar ze was altijd zo verantwoordelijk. Het losse dat hem zo in Claudia het aangetrokken, had ze misschien gehad in de beginjaren van hun huwelijk. Ze kon toen ook zo baldadig tegen zijn vader ingaan. Hoe legde hij het uit dat hij zich door het stralende, onbezorgde van Claudia aangetrokken had gevoeld?

Liesbeth Prins keek, ondanks haar gêne en het gevoel hier te veel te zijn, vol medeleven naar Victorien. Bob had het zijn vrouw veel eerder moeten vertellen. Veel eerder. Ze had hem eerst geminacht om zijn ontrouw, ook al wist ze dat het grotendeels van haar nichtje uitging. Toen ze zijn houding had gezien toen Claudia hem overvallen had met de mededeling dat ze vijf maanden zwanger was en dat ze het kind niet wilde houden, was dat veranderd. Hij liep niet weg voor zijn verantwoordelijkheid, zoals Claudia dat wel had willen doen.

‘Wat moet ik met een kind!’ had ze geschreeuwd. Haar mooie gezicht was vertrokken geweest tot een beschuldigende grimas. Net zo buiten zichzelf was ze geweest als haar moeder Mimi bijna twintig jaar eerder.

Alsof dat gisteren gebeurd was, zo helder had die dag Liesbeth toen weer voor ogen gestaan. Mimi was toen net zo vlinderachtig en aantrekkelijk geweest als Claudia nu en ze had net zo resoluut geweigerd de gevolgen van haar gedrag te accepteren. Zij was er te jong voor en haar familie had beter op haar moeten letten.

Zij hadden haar destijds ongelovig aangekeken. En nu… Het was alsof het verleden weer heden werd. En Claudia gebruikte dezelfde woorden als haar moeder destijds.

‘Ík ben nog geen moeder,’ had ze geroepen toen ze de ogen van haar tante zag. ‘Dat zie je toch zelf ook! Ik kan nog geen kind krijgen. Bob, jij zei altijd dat ik nog zo’n kind ben. Het kan niet!’

Net als Claudia had destijds Mimi ook geweigerd om voor een kind te zorgen. Als oudere zus had zij samen met haar moeder de verantwoordelijkheid voor en de opvoeding van Claudia op zich genomen. Ze had geluk gehad dat ze een baan had waarbij ze veel thuis had kunnen werken.

Na de geboorte van Claudia had Mimi een baan op Schiphol gekregen en met een lief gebaar de zorg voor haar dochter helemaal van zich afgeschoven.

Was die zorg voor het kind de reden geweest dat zijzelf niet aan een relatie was begonnen? Nee. Al had het vast meegespeeld, dacht ze, terwijl ze naar het grauwe gezicht van Bob keek. Zijn hand ging heel zacht en langzaam over het hoofd van het kleine kind heen en weer. De vlossige haartjes krulden over zijn vingers heen. Hij had zich niet aan zijn verantwoordelijkheid onttrokken en hij had de kosten die Claudia had gemaakt voor de komst van haar kind, op zich genomen. Dat scheelde in ieder geval met de situatie waarin Mimi zich toen bevond. Die man had de benen genomen. Ze was er niet zeker van of Mimi wel had geweten wie de vader was. Bob was er in ieder geval wel geweest voor Claudia. Hoewel hij er niet over gepiekerd had om te gaan scheiden, had hij betaald voor alle kosten die haar nichtje gemaakt had. Tot een kinderwagen aan toe.

Hoe hij die verhouding en het kind verborgen had weten te houden voor zijn vrouw was haar een raadsel.

Victorien vroeg zich dat op dit moment ook af. Alleen kon ze het niet uit haar keel krijgen. Ze keek naar het kind. Wat leek dat kleine jongetje precies op Matthieu toen die zo klein was. Logisch dat ze dat de eerste keer dat ze hem zag, had opgemerkt. Net zo’n lachje? Natuurlijk, hij was ook een kind van Bob. Een halfbroertje.

Een moment haatte ze het kind, maar het gevoel verdween ook weer. Ach, dat kleintje kon ze niets kwalijk nemen. Erg genoeg voor dat kind. Geen moeder en straks ook geen vader meer. Maar Bob…

‘Wat nu?’ vroeg ze. ‘En waarom vertel je het nu?’

Hij zuchtte diep. ‘Dat kan toch niet anders?‘ Hij bewoog een hand langs zijn zij. ‘Voordat ik er niet meer ben, moet je toch weten van zijn bestaan.’

Het woog al bijna een jaar zwaar op hem. Sinds Claudia hem verteld had dat ze in verwachting was. Verteld? Meer geschreeuwd. Haar gezicht was op dat moment lelijk van woede geweest. Ze had hem de schuld gegeven. Hij was zoveel ouder… hij had beter moeten weten. En waarschijnlijk was dat ook zo, al was hij niet haar eerste minnaar geweest. Op dat moment had hij nog niet geweten dat hij ziek was.

Maar ook al had hij het wel geweten, hij had het nooit op zijn geweten willen hebben dat een abortus na bijna vijf maanden uitgevoerd zou worden op een kind dat van hem was. Hij zou zijn eigen kinderen nooit meer aan durven kijken. Dat dus nooit. Maar wat hij Victorien hierdoor aandeed… Terwijl hij toen ook beseft had dat hij alleen van Victorien hield. Door zijn enorme schuldgevoel had hij het laatste jaar hoe langer hoe slechter met haar kunnen praten. Tot nu toe. Zo kon hij geen afscheid van haar nemen. Niet als dit tussen haar en hem in stond en dan nog eens die toestand met Liesbeth.

‘Dat komt… Ik weet dat ik het je niet mag vragen, maar ik kan niet anders. Liesbeth moet geopereerd worden…’ bracht hij uit.

Victorien keek naar Liesbeth die strak haar ogen op de kleine jongen had gericht. Die knie natuurlijk. Ze liep zo slecht dat het voor haar geoefende blik duidelijk was dat er echt iets aan de hand was. Niet alleen slijtage.

‘En?’

‘Ze zal weken moeten revalideren.’

‘Ja. En?’

‘Dan kan ze niet voor Robbie zorgen. Er moet iemand voor hem zijn… eh… zijn… nu ik dat zelf niet meer kan doen.’

Victorien schoot rechtop. Verbijsterd veegde ze haar tranen weg en keek naar het magere gezicht. Dit was toch onmogelijk? Ze opende haar mond. De woorden bleven eerst steken in haar keel en toen bracht ze uit: ‘Vraag je nu echt aan mij of ik voor een kind, dat je bij een andere vrouw hebt verwekt, wil zorgen?’ Ze schudde haar hoofd langzaam heen en weer. ‘Ik geloof mijn oren niet.’ Ze keek naar Liesbeth. ‘Hoor ik het goed? Vraagt hij dat nu echt aan mij?’

Liesbeth zei niets. Als ze zelf een andere oplossing wist, had ze Bob niet gevraagd of hij het probleem op kon lossen. Haar beste vriendin was met haar man naar Spanje en bleef daar maandenlang. Mimi vragen? Ze kon haar zus dit kind niet toevertrouwen. Bij haar zou ze haar kat nog niet onderbrengen. Als haar moeder nog had geleefd, had die het wel van haar overgenomen. Maar deze vraag, in deze situatie? Wist ze maar wat anders. Plaatsvervangende schaamte stond op haar gezicht te lezen toen ze Victorien aankeek. Bob tuurde langs Victorien heen naar de deur en wreef nog steeds over het rugje van de baby. Heen en weer… heen en weer.

Er kwam een enorme woede bij Victorien omhoog. Het leek alsof er een vurige bal in haar middenrif brandde.

‘Echt Bob? Vraag je dat echt van mij?’ Ze sloeg met haar vlakke hand op het houten voeteneind van het bed. ‘O, als je niet op sterven lag… ik kan je wel vermoorden!’ zei ze ingehouden fel.

Het kleine kind trok een pruilend mondje en kroop dichter tegen Bob aan.

‘Dat hoeft niet, Vicky, ik ga zo al dood,’ zei Bob treurig.

‘Ja, lekker gemakkelijk!’ snauwde Victorien. ‘En dat arme kind dan! Zonder vader en zonder moeder!’

Liesbeth voelde heel even het begin van een lachje achter in haar keel. Bijna grappig die reactie: als je niet op sterven lag, zou ik je vermoorden… Ze keek naar de felle ogen van Victorien. De twijfel of de vrouw van Bob goed zou zijn voor Robbie was verdwenen. Die dacht er nu al aan hoe het voor het kind was. Wat een verschil met Claudia en met Mimi, bij wie hun eigen leventje altijd op de eerste plaats kwam.

‘Ik zou er alles voor geven om te blijven leven, Vick,’ zei Bob triest. Zijn mond vertrok nerveus. ‘Als ik voor jou en voor de kinderen mocht blijven zorgen. Ik weet dat het te laat is om alles nog goed te maken. Ik schaam me zo dat ik jou, eh… jullie zo moet achterlaten. Ik heb er wel voor gezorgd dat je financieel een beetje armslag hebt. Ik weet dat het armzalig is.’ Hij maakte een gebaar met zijn hand. ‘Maar het helpt misschien?’ Hij zag hoe ze haar ogen samenkneep en besloot ongelukkig: ‘Of niet?’

Victorien stond op. Ze sloeg haar handen om haar lichaam en wiegde even heen en weer. ‘Ik moet er even uit. Anders ga ik dingen zeggen waar ik later spijt van krijg. Heb ik al gedaan trouwens.’

‘O nee.’ Bob hief zijn hand op. ‘Alles wat je zei, heb ik verdiend. En nog meer ook.’

‘Ga maar even. Ik blijf wel hier.’ Liesbeth stond ook op en liep met Victorien mee naar de gang. Ze trok de deur achter zich dicht. ‘Wees voorzichtig. De Stadhouderskade is opgebroken. Houd je hoofd erbij. Bij het verkeer bedoel ik nu. Je krijgt wel de ene na de andere jobstijding.’

‘O, ik kijk heus wel uit. Voor mezelf kan het me niet schelen, maar voor de kinderen. Het is toch al ellendig genoeg voor ze. Ik neem jou niets kwalijk, hoor.’ Onwillekeurig liet ze het ‘u’ varen. ‘Jij kunt er ook niets aan doen. Ze mogen al blij zijn dat jij voor dat jochie wilt zorgen. Maar die twee… die twee…’

Victorien hield de woorden die bij haar opkwamen binnen en snikte even. Geen gegrien nu. Dat kwam later wel. Ze rechtte haar rug en wreef in haar ogen. ‘Ik weet niet of ik het op kan brengen.’

‘De ouders van Bob?’ opperde Liesbeth voorzichtig. ‘Hij wilde daar niets over horen, maar dat is toch ook familie. Of zijn zus?’

Victorien schudde heftig haar hoofd. ‘Dat zijn gewoon kannibalen daar in de Apollolaan. Zijn vader vooral. Als dat kind daar over de drempel is, krijg je hem nooit meer uit hun handen. Ze gaan erop zitten als broedende kippen en smoren zijn eigen persoonlijkheid. Het heeft Bob ontzettend veel moeite gekost om tegen zijn vader in te gaan. Bobs broer en zijn zus is dat niet gelukt. Geld is best aantrekkelijk en gemakkelijk. In ieder geval als je dat het belangrijkst vindt.’

Liesbeth had al zoiets vermoed. Die vader van Bob met zijn geld… En dan nog met zo’n uitgesproken dictatoriale trek waarmee hij zijn hele familie regeerde. Machtswellust. Ze had dat al eerder gezien. Soms hadden die mannen, en ook vrouwen, nog een bepaalde charme ook. Daar redden ze het mee en dan vonden veel mensen hen nog aardig ook. Robbie daarnaartoe brengen was dus ook geen oplossing. Maar ze kon Victorien niet opzadelen met het kind van Claudia en Bob. Dat was te erg. Niet nu ze zoveel te verwerken had en nog meer zou krijgen. Die ellendige Bob, en die nog ellendiger Claudia. Ze verwenste ze alle twee een moment uit de grond van haar hart. Waarom had Bob niet eerder aan zijn vrouw verteld wat er aan de hand was?

‘Laat maar, Victorien. Ik vind er vast nog wel iets op,’ zei ze. ‘Is Jeugdzorg daar niet voor? Bob wilde daar niet van horen, maar ze zullen daar best goed voor Robbie zorgen.’

Victorien beet zo hard op haar lippen dat er een druppeltje bloed langs haar kin naar beneden liep. Jeugdzorg voor een kind dat zo sprekend op haar eigen Matthieu leek? Kon ze dat laten gebeuren? Ze veegde langs haar mond en zag de rode veeg op haar hand.

‘Ach kind,’ fluisterde Liesbeth. ‘Ik wou dat ik het eerder had gemerkt. Dat Claudia iets met je man kreeg. Maar ik had het niet door. Stom! Ontzettend stom. Ik schaam me zo.’

Ze keek naar de wat verveloze deuren die op het gangetje uitkwamen en toen weer naar Victorien.

‘Jij? Waarom zou jij je schamen? Jij kunt er toch ook niets aan doen? Ik had het misschien zelf moeten merken. Bob was al een tijd niet als anders. Omdat hij een vader heeft die hem altijd in zijn nek hijgt, dacht ik… Laat maar. Ik dacht dat het vanzelf wel weer goed zou komen. Je hoort vaker dat het even minder gaat in een huwelijk. Drukte op het werk en dat soort dingen. Ik dacht dat we het goed hadden. Daar had ik verder ook alle reden voor. Om dat te denken, bedoel ik.’

Ze dacht aan de winternachten. Bob praatte dan overdag niet, maar aan gebrek aan aandacht in bed had ze niet te klagen. Daarom had ze gedacht dat het wel goed zou komen allemaal. Haar adem stokte. Wat vernederend.

Ze streek het donkere haar dat weer naar voren was gevallen naar achteren en keek Liesbeth aan. ‘Zijn mannen dan zo anders?’

‘Ik weet het niet. Ik ben nooit getrouwd, dus vraag het mij maar niet.’ Liesbeth zou zeker Victorien niet vertellen dat ze genoeg mannen had meegemaakt, die uit waren op een verhouding. Los of vast. Getrouwd of niet getrouwd. Ze was er niet op in gegaan, al was ze bijna bezweken voor een van hen. Het was dat ze toen haar verstand had gebruikt. En een gevoel voor fatsoen en voor de tien geboden, die haar moeder haar uit de Bijbel altijd had voorgehouden. Dat niet alleen. Naast die drie dingen was Mimi’s voorbeeld ook afschrikwekkend genoeg geweest om die fout niet zelf te maken.

‘Nooit getrouwd? Verstandig,’ schamperde Victorien.

Liesbeth hield haar hoofd schuin. Haar ogen waren helder en scherp. ‘Echt? Als je alles bij elkaar neemt?’

Victorien dacht na en zuchtte. ‘Ach, nee. Laat ook maar. Ik ga nog maar wat sinaasappels halen. Dat blijft nodig, al heeft Bob er niets meer aan. Wat zijn toestand betreft dan. Maar in ieder geval voor de kinderen.’

‘En voor jezelf,’ zei Liesbeth nuchter. ‘Niemand heeft er iets aan als jij instort.’

‘O, dat gebeurt heus niet,’ zei Victorien bitter. ‘Weet je wel… de stoere vrouw die alles aankan. Niks vlindertje dat lief fladdert. Een gewone werkbij!’

Liesbeth schudde haar hoofd. ‘Je onderschat jezelf. Nooit doen!’

Victorien liep traag naar de deur die naar het trappenhuis voerde. ‘Zo terug,’ zei ze.

Toen ze terugkwam, zat Liesbeth weer naast het bed. Bob en het kleine kind waren alle twee in slaap gevallen. Robbie lag in de arm van Bob met zijn gezichtje tegen de borst van zijn vader. Zijn lipjes tuitten zich bij het lichte ademhalen. Bobs kin was naar onderen gezakt. Zijn huid stak grauw af tegen het blanke kinderhuidje.

Liesbeth had een boek op schoot, maar keek erover heen naar de overkant van de straat. Boven de daken was de lucht helblauw.

Ze stond op toen Victorien binnenkwam en legde een vinger tegen haar mond.

Victorien liep achteruit en Liesbeth volgde haar naar de zitkamer. Ze gingen tegenover elkaar aan tafel zitten.

‘Heeft Bob nog iets gezegd?’ vroeg Victorien.

‘Alleen dat hij straks veel te verantwoorden heeft.’

‘Nou, dat klopt wel,’ vinnigde Victorien.

‘Ach kind. Als hij Claudia niet tegen had gehouden met die abortus…’

‘Dan had ik nergens van geweten… misschien,’ zei Victorien.

‘Denk je echt dat hij het voor zich had gehouden? Geloof ik niet,’ zei Liesbeth peinzend. ‘En Bob had nog meer te verantwoorden gehad.’

In de stilte die viel, klonk het gekwetter van een paar huismussen.

‘Dat had hem zwaar gewogen,’ hernam Liesbeth.

Victoria stond op en liep naar het raam. Haar nagels volgden de afbladderende verf. De donkergroene verf van de bewoners voor hen kwam door de lichtcrème tint, waarmee ze zelf het kozijn hadden geschilderd, heen. Bob was daar erg handig in. Wat waren ze toen gelukkig geweest. Wanneer was dat hen door de vingers geglipt? En waarom had ze het niet gemerkt?

Ze rechtte haar rug. ‘Hier moet inderdaad nodig wat aan gebeuren,’ zei ze. ‘Dat had mijn schoonvader al veel eerder moeten laten doen. De andere panden in de straat zijn allang aangepakt. Ik denk dat hij erop wachtte dat Bob er genoeg van kreeg. Van dat haveloze gedoe, bedoel ik. En dat we dan wel bij hen in huis zouden trekken. Eerst als nood, en daarna voor altijd. Zo denken ze wel.’

‘Hij kent zijn zoon niet erg goed, zo te horen,’ zei Liesbeth. ‘Want dat is wel het laatste wat je man wil.’

‘Daar is hij in ieder geval altijd heel duidelijk in geweest. En dat hield hij vol ook,’ zei Victorien. Al had het hem moeite gekost. Hij was tegen de wil van zijn vader ingegaan. En dat had meneer Van Hierden haar indirect verweten. Haar lippen trilden. Ze pakte een elastiekje en greep met een geroutineerd gebaar haar krullen bij elkaar en bond ze in een paardenstaart op haar achterhoofd.

Liesbeth vertrok een kwartier later. Ze gaf Victorien het nummer van haar mobieltje en sloeg het nummer van Victorien op in haar eigen mobiel.

Victorien liep met haar mee naar beneden. Ze droeg de baby om de knieën van Liesbeth te ontzien. De typische babygeur drong haar neusgaten binnen. Ze herinnerde zich dit luchtje van vroeger. Haar eigen kinderen hadden net zo geroken. Talkpoeder en babyshampoo.

Bij de voordeur gaf ze het kind over aan Liesbeth en zette de kinderwagen buiten.

Liesbeth wachtte even voor ze wegliep. ‘Je hebt erg weinig tijd. Ik bedoel… Bob heeft erg weinig tijd om het nog goed te maken,’ zei ze. ‘Dat kon hij ook niet weten. Dat hij maar zo weinig tijd kreeg om het goed met je te maken, bedoel ik. Laat hem niet zo uit je leven weggaan. Daar zul je zelf het meest last van krijgen. Denk aan de goede dagen. Als je kunt. Probeer de wrok niet toe te laten. Dat vernietigt zoveel. Dat zou me zo voor je spijten. Ach, misschien zeg ik wel te veel. Maar denk er alsjeblieft over na.’ Ze draaide zich om en liep weg. Haar lopen was bijna strompelen.

Victorien zuchtte diep en ging langzaam de trap op. Ze kon op dit moment niet meer helder denken. Nog niet. Maar één ding… Liesbeth had gelijk. Ze hadden nog maar weinig tijd.