1
Ze zegt dat ze er genoeg van heeft. Het is voorbij. Genoeg geweest. Ze heeft alles gegeven wat ze had. Blijkbaar was het niet genoeg. Ze schudt haar hoofd. Het is benauwd in de kleedkamer. Mensen lopen in en uit. Sommigen zeggen iets. Zeggen dat ze het goed gedaan heeft. Dat ze geweldig was.
Haar getinte huid glanst. Het zweet parelt op haar voorhoofd. Ze knikt alleen maar.
Goed.
Geweldig.
Het was niet genoeg.
Vanavond was het niet genoeg.
Een cameraploeg van een lokaal tv-station filmt. De jonge man met de microfoon vraagt hoe het met haar gaat. Vraagt wat er nu precies misging. Het leek erop dat er niets misging. Dat het precies zo ging als gehoopt en verwacht. Was het geen merkwaardige beslissing van de jury?
‘Neem haar close,’ hoor ik iemand zeggen. De stem komt van achter mij vandaan. Een van de mensen. Een van de glimmende gezichten in dit kleine hok.
Het stinkt hier.
De journalist van de Nieuwe Revu houdt zich op de achtergrond, net als hij de afgelopen twee weken heeft gedaan. Hij observeert.
Ik heb nog niet veel met haar gesproken. Heb haar alleen vastgepakt. Heb haar door de massa in de zaal geleid. Ik greep haar handen beet en nam haar mee. Ze boog haar hoofd en drukte die tegen m’n rug. Lópen. Gewoon lopen.
Ze zegt: ‘Het is niet dat ik niet tegen m’n verlies kan.’
Ze zegt: ‘Ik kan niet tegen oneerlijkheid.’
De jongen van de tv vraagt of ze heeft verloren vandaag.
‘Néé,’ zegt ze beslist. Ze hoeft er niet over na te denken.
Ze zegt: ‘Ik was beter.’
Dat is zo.
Iedereen heeft het kunnen zien.
‘Waarom heb ik niet gewonnen als ik beter was?’
Niemand antwoordt.
De jongen van de tv kijkt naar mij.
‘Kan jij daar een verklaring voor geven?’ vraagt hij.
‘Waar was je ook alweer van?’
‘Radio Tv-West,’ zegt hij. ‘Mark.’
Ik knik hem toe.
‘Het zijn spelletjes. Politieke spelletjes. Soms gaan er andere belangen boven het sportieve belang.’
De camera zwenkt van mij naar haar.
De jongen vraagt: ‘Vind jij dat ook?’
Ze wrijft het zweet onder haar ogen vandaan. Het zouden tranen kunnen zijn. Ze zou het niet laten merken. Ze laat nooit iets merken.
‘Harteloos,’ zei ze een paar weken geleden in Bangkok. ‘Dat ben ik.’
Ik bestreed het.
Ze hield vol.
‘Je zult het zien,’ zei ze.
Ze kijkt voor een ogenblik naar de jongen met microfoon en wuift de camera weg.
‘Genoeg,’ zegt ze. ‘Praat maar met hem. Hij is m’n trainer.’
Ik zie geen tranen.
De camera zwenkt naar mij.
Ik raak nooit gewend aan die rol. Aan geen enkele rol, trouwens. Maar voor haar ben ik haar trainer.
Ik ben trainer.
‘Je betekent méér,’ zei ze op een avond in een restaurant in Bangkok. ‘Maar hoe kan ik dat aan iemand uitleggen, zonder dat het creepy wordt? Mensen denken dan meteen van alles. Maar zo zit het niet in elkaar. Je bent gewoon m’n trainer, kláár!’
Klaar.