100
‘Finished for today!’ brulde Mhong.
We liepen naar de kleedkamer. Soumia en Su Jeong kleedden zich om. De visagistes maakten hun gezichten schoon.
Mhong keek me met grote ogen aan en zei: ‘Now we are going to the beach, to a little island called Ko Samet. Our driver is waiting for us.’
We stapten het busje in en reden naar de kust. Soumia viel met opgetrokken benen in slaap. Su Jeong en Lee leunden tegen elkaar aan. Kee Sop, de manager van Su Jeong, was enkele dagen daarvoor teruggevlogen naar Korea.
‘For business,’ zei Mhong. Ik geloofde er niks van. Kee Sop werd gek van het ritme. Van de dag- en nachtopnamen. Van het wachten. Van de hectiek en de chaos. Ik had hem regelmatig zijn hoofd zien schudden.
We namen de speedboot naar het eiland. We zagen rotspartijen in het water. We zagen de zon opkomen. We roken de zee. We moesten elkaar vasthouden om niet achterover te vallen in de kleine boot. Su Jeong en de tolk hielden niet zo van water. Ze hielden ook niet zo van de zon.
‘Why not?’ vroeg Soumia.
‘I don’t like a dark skin like yours,’ zei de tolk.
‘Hoor je dat, Aal?’
‘Ja.’
‘You think my skin is ugly?’
De tolk lachte en hield uit verlegenheid haar hand voor haar gebeugelde gebit.
We kwamen aan op het eiland. De speedboot minderde vaart en dobberde een aantal meter voor de kust. We sprongen in het heldere water en hielden onze tassen boven onze hoofden.
Mhong zei: ‘Come, we’ll have breakfast.’
We gingen zitten aan een tafeltje op het strand, dat hoorde bij een van de restaurants.
De zon rees langzaam. Het was rustig op het eiland. Er zaten weinig mensen op het terras. Af en toe liepen er een paar wandelaars voorbij.
Mhong wees naar het witte strand, naar de opkomende zon.
‘Soumia, the beach!’
Ze keek me slaperig aan en glimlachte.
We hadden veertien uur doorgebracht op de set, we hadden drie uur in het busje gezeten op weg naar de kust, we hadden een uur in een speedboot gezeten op weg naar het eiland.
Nu waren we er.
‘Great!’ zei Soumia.
We bleven drie dagen op het eiland en sliepen in houten huisjes met een rieten dak aan het strand. We verkenden het eiland met een pick-uptruck, we luierden op ligbedden, we voetbalden met het Thaise personeel van de cafés en restaurants en met de toeristen die op het eiland verbleven, we zagen de Koreanen pootjebaden in de zee, we zagen de zon ondergaan, we aten Thais, we luisterden ’s avonds naar muziek aan het strand, we praatten met Mhong en de Koreanen, en we sliepen uit. De hectiek van Bangkok leek ver weg.
Na drie dagen moesten we weer terug naar de set. Terug naar de trainingszaal.