13

Cor loopt driftig heen en weer achter de bar van de sportschool. Hij belt met allerlei mensen van de bond.

‘Ja, we tekenen protest aan! Natuurlijk, wat denk jíj nou! Dat meisje heeft geknokt voor wat ze waard is. Ze stompte die Engelse de hele ring door!’

Ook de dagen daarna hangt Cor regelmatig aan de telefoon. Vaak met dezelfde mensen.

‘Je bent nog niet van ons af! Als je over de rug van een achttienjarig meisje een goeie beurt wil maken bij een stel Britten, omdat het vriendjes van je zijn of omdat ze in de toekomst veel voor je kunnen betekenen, of wat het ook is dat je hebt bekokstoofd, dan ben je voor mij gewoon een lul! een lul!’

Ik schrijf thuis aan het protest en zet de beslissing van de jury op losse schroeven. Het blijkt dat het Engelse jurylid de Engelse vechtster kende. Ze verbleven in hetzelfde hotel, aten in dezelfde restaurants, spraken met dezelfde mensen, zaten aan dezelfde tafeltjes. In Engeland, waar het jurylid ook de pet droeg van een promotor, hielp hij de Engelse vechtster vaak aan wedstrijden.

Cor belt.

‘Stelletje lamlullen! Jullie hebben haar de titel ontzegd. Ontzégd, ja!’

De voorzitter van de bond had kort na het gevecht tegen Cor gezegd dat Soumia te jong was om de titel te kunnen winnen. Dat moest Cor begrijpen. De Britse kampioene kon toch moeilijk verliezen van een meisje?

‘Kom op, man, je eigen voorzitter verslikt zich in zijn uitspraken! Ik heb ’m persoonlijk gebeld en gevraagd of hij nog wel goed bij z’n hoofd was. Hij heeft de tape van de wedstrijd bekeken, zegt hij. “Ja, een moeilijk verhaal,” geeft hij nu toe. Een moeilijk verhaal! Ja, dat snap ik, als je je in alle bochten moet wringen om je uitspraken goed te praten. Dan wórdt het ook een moeilijk verhaal.’

Ik mail het protest naar alle bondsleden, inclusief de voorzitter.

Op de sportschool vertelt Cor het verhaal aan iedereen die het wil horen.

‘Heb je het verstuurd?’ vraagt hij als ik binnenloop. De geur van zweet komt me tegemoet. Door de beslagen ramen proberen enkele bezoekers een glimp van bewegende thaiboksers op te vangen.

‘Ze hebben het binnen.’

‘Mooi, dan zullen we ’s zien –’

De telefoon gaat.

‘Een moment, Aal.’

Ik knik en begroet enkele vechters die langslopen, op weg naar de zaal. Ze vragen naar Soumia. Of ik haar nog heb gehoord of gezien. Ze zeggen dat ze de beste was.

Cor klinkt emotioneel. Hij zegt: ‘Ja, joh, heb je het gehoord? Ongelooflijk, hè. Nou, ja zo ongelooflijk is het natuurlijk niet. Ik bedoel, ze zijn óf blind óf corrupt. Een andere smaak hebben we niet. Cees en ik liepen al naar de kleedkamer, man. Soumia had die partij helemaal in haar zak zitten. Kijk, je zag al meteen dat ze vanaf ronde één…’