2

Vijf jaar geleden zag ik haar voor het eerst.

Ze kwam naar de sportschool waar ik al tien jaar train en thaiboksers help met hun wedstrijdvoorbereiding. Ze was klein, leek te zwaar voor haar lengte, had borstelige wenkbrauwen en vlechten die aan de zijkant van haar hoofd waren opgerold als croissantjes.

Ze trainde met de jongens of ze zocht de bokszak op en gaf hem ervan langs. Haar inzet en agressie vielen op. Ik begon met haar te trainen en zakte regelmatig door m’n knieën zodat ze me kon raken. Ze volgde daarnaast zwijgzaam de lessen van Vin, de hoofdtrainer. Ze leerde vlot.

Na de training zat ze op de versleten, leren bank naast de bar. Ze had haar haren samengebonden in een dikke vlecht en wreef over haar benen.

Ik zat tegenover haar en keek naar de blauwe plekken en wondjes op haar schenen en knieën.

‘Van de training?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Had ik al,’ zei ze.

Er volgde geen uitleg. Ze was me ook niets verschuldigd.

‘Waarom thaiboksen?’

Gewoon. M’n zus, Fatiha, traint ook. Ik kan er veel energie in kwijt. Veel jongens uit m’n buurt doen het. Waar ik woon doe je aan voetbal of aan vechtsport.’

‘Waar woon je dan?’

‘Den Haag, Schilderswijk.’

‘Pittige buurt.’

Ze haalde haar schouders op.

‘Ik ben het gewend.’

‘En je traint in Vlaardingen?’

Een kort knikje.

‘De trainingen zijn goed hier. Ik leer veel. Daar gaat het om.’

‘Je komt met de trein?’

Yep.’

‘Hoe oud ben je dan?’

‘Bijna vijftien,’ zei ze. Ze glimlachte.

‘Je hebt lelijke jongensbenen,’ zei ik.

‘O, bedankt.’

‘Ik meen het.’

‘Komt van het skaten.’

‘Ben je er beroerd in?’

‘Ik doe aan stuntskaten, in zo’n halfpipe. Ken je het? Ik maak van die coole tricks in de lucht. Je moet me zien.’

Cool.’

‘Ja, het ís cool,’ zei ze. ‘Ik ben er goed in.’

‘Echt?’

Yep. Ze noemen me Zoem-Zoem, omdat ik van die snelle bewegingen maak.’

‘Zoem-Zoem Soumia,’ zei ik, ‘het meisje met de lelijke jongensbenen.’

‘Je bent errúg!’ zei ze met een plat Haags accent. ‘Niemand heeft ooit tegen me gezegd dat ik lelijke benen heb.’

‘Ik ben eerlijk,’ zei ik.

‘Nee, mán, je bent lomp!’ zei ze. Ze lachte luid. Een bevrijdende aanstekelijke lach.