3
Bren zegt dat het bij me hoort.
Dat het me heeft gevormd tot wie ik nu ben.
Ze accepteert mijn neuroses, de drang om het huis te ontvluchten.
Ze weet dat ik móet bewegen.
Na achttien jaar samen weet ze het.
‘Dus je denkt dat ik gek word?’
Ze zegt: ‘Hoe bedoel je word?’
Ik hou van het gevecht. Ik hou van de onomwonden, directe benadering. Als je een stoot op je muil krijgt, dan heb je het niet goed gedaan. Simpel. Je houdt je handen hoog en je overleeft. Je moet vechten om niet te verliezen. Je móet vechten.
De mannen die deze sport beoefenen zijn voor alles uitgemaakt. Ze zijn criminelen. Het tuig van de straat. Ik ontken niks. Veel ringsporten zijn ontstaan in obscure clubs, op kermissen en pleinen. De ringsport heeft mensen altijd afgeschrikt en geïntrigeerd. Arbeiders. Intellectuelen. Kunstenaars. Journalisten. En natuurlijk de beoefenaars. De mannen. De vechters.
En dames zijn er ook.
Vechtsters.