69
Ik werd gebeld door Marleen Slob van Vrij Nederland. Ze wilde graag een afspraak met me maken.
Voor de derde keer ging ik naar de Raamgracht zonder dat het me iets concreets zou opleveren.
Marleen was een kleine, jonge vrouw met kortgeknipt piekerig haar, die veel aan haar hoofd had. Ze glimlachte vriendelijk toen ik haar de hand schudde. Ze vroeg me haar te volgen, liep met stapeltjes papieren in haar handen, die ze op een bureau legde, en waar ze weer een ander stapeltje papieren van afpakte.
‘We gaan even boven zitten,’ zei ze.
We namen plaats aan een bureau. Marleen bladerde wat in een stapeltje vellen. Ik herkende enkele stukken die ik had toegestuurd.
‘Vervelend dat het allemaal zo gelopen is.’
‘Ja,’ zei ik.
‘Je had nog geen contract met Xandra en Jan-Jaap getekend, hè?’
‘Daar moesten we nog over spreken.’
‘Heel goed, héél goed.’
Ze bladerde weer in de vellen papier op haar bureau.
‘Ik heb je werk bekeken, ik heb je sollicitatiebrief gelezen, en ik moet zeggen: erg interessant allemaal.’
‘Nou, de sollicitatiebrief was eigenlijk –’
‘Maar onder de huidige omstandigheden kunnen we je geen contract aanbieden. We zitten momenteel in een crisis.’ Ze zoog heel even op de achterkant van haar pen.
‘Weet je wat? Kom maar even.’
We liepen naar beneden. Marleen stelde me voor aan wat journalisten. Sommigen herkende ik van naam, de meesten niet.
‘Dit is Lucette ter Borg,’ zei ze.
‘Hallo,’ zei Lucette. Ze stond bij haar bureau en keek voor een ogenblik naar het beeldscherm van haar pc.
Ik schudde haar de hand.
‘Alex Boogers.’
‘Heb je nog behoefte aan een goeie freelancer?’ vroeg Marleen.
‘We hebben altijd behoefte aan goeie stukken. Dus, ja, ik denk het wel.’
Lucette had iets kakineus. Iets hooghartigs. Ze deed me denken aan een paar strenge juffrouwen die ik had gehad op de mavo. Het zijn altijd de strenge juffrouwen die het beste in je naar boven halen, zelfs als je ze op een bepaald punt zou willen wurgen. Het kon werken.
‘Kun jij hem even opvangen nu?’ vroeg Marleen. ‘Dan ga ik verder.’
‘Dat is goed.’
Met Lucette sprak ik over het werk dat ik had gedaan, en over het werk dat ik zou willen gaan doen. Ik vertelde haar over de romans.
‘Echt? Dus je hebt al meerdere boeken geschreven? Hééé, wat goed. Dan ben je verder dan ik. Ik heb net m’n debuut gemaakt. Zeg, schrijf je nog steeds?’
Ik knikte.
‘Ik werk aan m’n derde boek. Maar ik neem m’n tijd.’
‘Dat is inderdaad belangrijk,’ zei ze. ‘Het schrijven an sich, dat vind ik heerlijk, maar ik heb soms ook van die momenten dat ik het echt allemaal niet meer weet, hoor. Dan kan niemand iets goed doen. Ik zoek dan naar bevestiging, heb jij dat ook? Dan wil ik daar met m’n redacteur over praten. Een mening van iemand die weet waar ik mee bezig ben. Dat vind ik dan zo belangrijk. En tegelijk is het soms best vervelend. Die afhankelijkheid, steeds.’
‘Ja, die afhankelijkheid,’ zei ik.
‘Maar dat blijft ook zo, denk ik. Tenminste, dat denk ik dan. Zijn je boeken goed ontvangen?’
‘Zover ik weet wel.’
‘Lijkt me zo akelig als je boek slecht besproken wordt. Aan de andere kant denk ik weer: ach, het is maar een mening. Maar het gaat dan natuurlijk wel over míjn boek. Dat is pijnlijk, lijkt me. En ook een beetje jammer.’
Ik knikte Lucette toe.
Ze zei: ‘Het gaat nu niet per se om mijn boek, hoor. Ik heb goeie besprekingen gehad tot dusver. Maar dat onderdeel blijf ik moeilijk vinden.’
Er waren maar een paar plekken waar ik me gewenst voelde. Aan m’n schrijftafel gebeurde niks zonder dat ik er was. Het toetsenbord wachtte. Elke dag weer. De ring, in de zaal met een vechter die ik voorbereidde op zijn of haar gevecht, was nog zo’n plek. Ik deed ertoe. Ik maakte een verschil. Een klein verschil, misschien. Een verschil dat niemand opmerkte. Maar toch. Als het schrijven me genoeg opleverde, dan was het het mooiste beroep dat ik kon bedenken. Het toetsenbord. De ring. Iets anders leek er niet toe te doen.
Lucette ging aan haar bureau zitten.
‘Heb je al enig idee waar je een stuk over zou willen schrijven?’
‘Ik zou interviews willen doen.’
‘Kan je dat?’ Ze keek ondertussen naar het beeldscherm en opende haar mail.
‘Ik denk het wel.’
‘Heb je het eerder gedaan?’ Ze keek nog steeds naar het beeldscherm en las de berichten vluchtig door.
‘Ik heb een tijdje voor Esquire gewerkt.’
‘Ah, dat zei je, ja. En wíe zou je dan willen interviewen?’
‘Anouk lijkt me wel wat.’
‘Anouk?’