75
‘Wie ben jij?’ vroeg een slank meisje met een t-shirt waarop het logo van het Crossing Border Festival stond.
‘Alex Boogers, ik kom –’
‘Bongers?’
‘Bóógers, ik had –’
‘Je bent van de band?’
‘Band?’
Ik keek naar het podium. Roadies waren bezig met het neerzetten van de versterkers en instrumenten. Ze liepen in vale t-shirts en versleten spijkerbroeken en sjouwden met grote zwarte versterkers.
‘Nee, ik schrijf, iemand aan de deur zei –’
‘Ah, een schrijver, wacht even.’
Het meisje liep weg, vroeg iets aan de jongen die achter de draaitafels stond, en kwam terug met een paar opgerolde vellen papier waarop het programma stond.
‘Hoe heet je ook alweer?’
‘Alex Boogers.’
‘Boogaars, Boogaars, … já! Hier sta je. Boogérs. Leuk. Je bent de enige schrijver hier in de Melkweg.’
‘Hoe bedoel je?’
‘De rest staat vanavond in Paradiso. Daar hebben ze een gemengd programma met dichters, schrijvers en lichte muziek. Hier staan eigenlijk alleen maar bands.’
Ze zei: ‘Nou ja, op jou na dan.’
Ik bekeek het programma. Ik stond ingeroosterd tussen een punkband en een hardrockband. In de korte pauze tussen de optredens van de bands zou ik iets voorlezen uit Het waanzinnige van sneeuw.
‘Tijdens de pauze?’ vroeg ik.
Het meisje knikte.
‘Achter je op het podium worden de instrumenten weggehaald. De instrumenten van de andere band worden dan weer opgebouwd.’
‘En ondertussen lees ik iets voor?’
‘Ja...’
Ze glimlachte een beetje.
Ze zei: ‘Als je wilt, natuurlijk.’
‘Ik dacht het niet.’
‘Je wilt niet?’
‘Nee.’
Weg was haar glimlach.
Ze pakte haar telefoon en belde iemand.
‘Jeroen? Jeroen, ben jij het? Ik heb hier Alex Boogers en die wil niet optreden. Nee, Alex Bóógers. Een schrijver, ja.’
Ik keek naar de roadies. Naar de lichtbundels.
Het meisje zei: ‘Ja, ja, in orde’ en hing op.
Ze zei: ‘Er komt zo iemand voor je.’
‘Oké.’
Ze liep weg.
Na vijf minuten kwam er een jongen op me af. Ik schatte hem een jaar of twintig, als het niet jonger was.
‘Hé, Alex,’ zei hij. ‘Jeroen.’ Hij klonk enthousiast en schudde me de hand.
‘Je had wat problemen met de programmering, begreep ik?’
‘Wat moet ik tussen zo’n krijsende bende?’
Ik wees naar de acts op het vel.
‘Ja, we dachten dat het juist leuk zou zijn om jou hier neer te zetten. Je roman gaat toch over vechtsport?’
‘Nou, niet alleen, het –’
‘Maar het is een rauwe roman, toch? Rauw. Pittig. Dat zei Louis. Het leek ons daarom juist wel leuk als je in deze setting iets kon voorlezen.’
Ik begreep de overeenkomst niet zo. Maar misschien lag dat aan mij. Misschien was er een parallel tussen hardrock, punk en thaiboksen die ik niet zag. Ik voelde me hoe dan ook genaaid.
De ogen van Jeroen glinsterden.
Hij zei: ‘Denk er nog even over na. Alle grote namen hebben hier opgetreden.’
‘Grote namen?’
‘Ja, joh. Mensen als Lou Reed. Denk daar dan aan. We dachten dat jij een zaal als deze zou aankunnen, dat je de zaal voor je kunt winnen. Weet je, zie het als een gevecht.’
‘Ik begrijp de tactiek, Jeroen. Maar hij werkt niet.’
Jeroen maakte het alleen maar erger met z’n praatjes. Ik belde m’n redacteur en legde uit wat er aan de hand was.
Jeroen lulde ondertussen gewoon door. Ineens zei hij: ‘Luister, Alex, het komt hierop neer: je doet het of je doet het niet. We hebben geen tijd voor gezeur. Het is hartstikke druk!’
Zijn toon was veranderd.
Ik had nog steeds m’n redacteur aan de telefoon.
‘Alex, hou je rustig,’ zei ze.
‘Denken ze soms dat ik achterlijk ben? Ze geven er geen moer om. wat denken ze godverdomme nou? ik bedoel, lou reed? fuck lou reed! fuck ’m! fuck ’m! fuck ’m! leeft die vent nog? lou reed! lou reed is honderdvijftig jaar oud!’
Jeroen schudde z’n hoofd en liep terug naar binnen.
M’n redacteur zei: ‘Oké, dus je treedt niet op?’