88

Het werk bij Vrij Nederland zat erop.

Na een paar opdrachten werd Lucette steeds ontevredener over m’n artikelen. Ze waren te lang. Ze waren onsamenhangend. Ze misten nieuwswaarde. Ik verloor de hoofdzaken uit het oog. Ik was niet goed genoeg.

Ze zei: ‘Dat het met Anouk lukte, dat betekent niet dat het elke keer lukt. Ik weet dat je jezelf nogal goed vindt, maar je moet echt nog heel veel leren.’

Sorry?

‘Je moet nog veel leren.’

‘Nee, daarvóór?’

Het was een waardeloze opmerking. Het ging niet om mij, het ging erom of het verhaal verteld werd zoals het moest. De rest kon me aan m’n reet roesten.

Lucette zei: ‘Kom, Alex, ik lees het in je mails. Hoe je ze schrijft. Die breedsprakigheid. Die hoogdravende toon. Alsof je een schrijver bent die heel wat te vertellen heeft. Ik vind het niet erg, hoor. Ik vind het zelfs wel geestig. Maar je moet natuurlijk wel weten dat je niet goed genoeg was voor die vacatureplaatsen. Xandra heeft je blijkbaar een kansje willen geven door je freelancewerk aan te bieden, en dat is natuurlijk aardig, maar wat mij betreft pakt het niet goed uit. Misschien maak je meer kans op een andere afdeling.’

‘Denk je?’

‘Probeer het gewoon,’ zei ze. ‘Kijk of ze daar iets met je kunnen. Het scheelt als je een goed idee hebt. Zet ’m op!’