3

 

 

 

 

 

 

 

06.17 uur

 

De ondervraging duurde negenenveertig lange minuten. Bald en Porter waren naar een somber kantoorgebouw met een glazen pui in High Holborn gebracht, tegenover een rij sjofele souvenirwinkels en shabby kroegen. In een sobere verhoorkamer met een confrontatiespiegel zat een man in pak op ze te wachten, die zich voorstelde als Charles Capewell. Hij legde uit dat hij een advocaat van de Firma was en was ingeschakeld om Bald en Porter tijdens de ondervraging bij te staan. Als een van hen een vraag kreeg die mogelijk bezwarend was, zou hij tussenbeide komen en het gesprek afkappen. Bald en Porter knikten allebei. Ze hadden al eerder met dit bijltje gehakt.

Even later kwamen er twee onderzoekers binnen, die zich voorstelden als Westwood en Steer. Ze hadden allebei vroeger bij de politie gewerkt, en dat kon je ook aan ze zien, met hun vermoeide blik in de ogen en een bierbuik die uit hun gekreukelde witte overhemd dreigde te barsten. Ze gingen tegenover Bald, Porter en Capewell zitten en zeiden dat ze een paar vragen hadden. Westwood maakte duidelijk dat ze heel welwillend waren en dat ze nog steeds vrienden bij de politie hadden. Ze wisten hoe die dingen werkten. Ze luisterden geduldig toen Bald en Porter hun alles over de schietpartij vertelden. Eerst Bald, toen Porter. En toen nog een keer. De onderzoekers maakten aantekeningen, stelden een paar vragen maar drongen nauwelijks aan. Alsof ze het voor de vorm deden. Zo nu en dan onderbrak Capewell hen om stellig maar beleefd te zeggen dat zijn cliënten een bepaalde vraag niet zouden beantwoorden. Toen ze klaar waren zei Westwood tegen Bald en Porter dat ze konden gaan. Hij zei dat ze Kemper en de andere leden van het arrestatieteam na de debriefing moesten ondervragen. Steer voegde daar aan toe dat ze nog contact zouden opnemen als ze verdere vragen hadden. Hij bedankte Bald en Porter voor hun tijd. Capewell excuseerde zich en vertrok.

Twee minuten nadat ze het gebouw hadden verlaten ging Porters pieper.

Bald en hij hadden allebei een Motorola-pieper aan hun riem, die was verstrekt door het ministerie van Defensie. Zo kon hun baas vierentwintig uur per dag contact met ze opnemen, wanneer hij maar wilde. De piepers ontvingen twee proefberichten per dag, een om zeven uur ’s morgens en een om zeven uur ’s avonds. Zodra de jongens zo’n bericht ontvingen, moesten ze de beveiligde lijn van Thames House bellen. Dus toen Porters pieper zoemde, dacht hij dat het het eerste proefbericht van die dag was. Toen keek hij op zijn horloge. 06.20 uur. Te vroeg. En dat betekende dat iemand van de Firma hem wilde spreken.

Hij maakte de pieper los van zijn riem en keek op het verlichte schermpje. Berichten van de Firma bestonden altijd uit een code van drie cijfers. De verschillende getallen correspondeerden met verschillende instructies die Bald en Porter uit hun hoofd hadden geleerd toen ze vanuit Hereford de overstap hadden gemaakt. Zo betekende 555 dat ze zo snel mogelijk contact moesten opnemen met Thames House, terwijl 111 hun duidelijk maakte dat ze onmiddellijk naar het dichtstbijzijnde safehouse moesten gaan. Een 111 was het dringendste bericht dat de Blades konden krijgen.

Porter bleef staan en staarde naar de pieper.

Op het schermpje stond 111.

Even later hielden ze een taxi aan.

 

Het safehouse bevond zich in de buurt van Edgware Road, nog geen vijf kilometer ver, maar zelfs om half zeven in de ochtend was het een rit van drie kwartier. De trottoirs waren grotendeels leeg, met uitzondering van een paar joggers en een paar mensen die in ploegendienst werkten, maar de wegen waren al helemaal dichtgeslibd met auto’s, bestelbusjes, taxi’s, bussen en fietsers. Ze stonden stil of reden met een slakkengang. De taxichauffeur reed in noordelijke richting over Southampton Row, langs metrostation Russel Square, sloeg toen linksaf en kroop verder door Euston Road. Overal waar Porter keek werd de skyline gedomineerd door grote hijskranen en de contouren van wolkenkrabbers en hoge flatgebouwen in aanbouw. De stad onderging een metamorfose. Er is heel wat veranderd sinds ik ben opgegroeid in Bethnal Green, dacht Porter. Over tien jaar herken ik bijna niets meer.

Ze reden tweeënhalve kilometer in oostelijke richting door Euston Road. Langs de gebouwen van staal en glas rondom Great Portland Street, de drommen toeristen in Baker Street en de huizen van ettelijke miljoenen langs Regent Park. Ze reden stapvoets door Marylebone en gingen na Westminster Magistrates’ Court kronkelend naar links. Reden een paar honderd meter door Old Marylebone Road. Staken Edgware Road over en reden langs de shishabars, Turkse koffiehuizen en sjofele Libanese restaurants. Na Sussex Gardens nam de chauffeur de eerste afslag rechts, Sale Place in. Na vijftig meter haalde hij zijn voet van het gaspedaal en kwam tot stilstand naast het trottoir. Porter gaf hem een briefje van twintig en kreeg er een handvol kleingeld voor terug. Toen stapte hij samen met Bald uit en wachtten ze tot de taxi uit het zicht was verdwenen. Ze liepen veertig meter in noordelijke richting Sale door en sloegen toen linksaf Star Street in.

Het safehouse stond midden in een rij onopvallende witgekalkte huizen. Het viel op geen enkele manier uit de toon, met het betegelde portiekje en het smeedijzeren hek met daarachter het souterrain. Het enige verschil was dat achter alle ramen de gordijnen dicht waren. Vanaf de straat zag het huis er netjes, opgeruimd uit. Anoniem. Het soort huis dat geen aandacht trok. En dat maakte het perfect als safehouse. Bald viste een sleutelbos uit zijn broekzak, draaide het slot van de voordeur open en stapte de hal in.

Toen bleef hij stokstijf staan en luisterde.

‘Het alarm is uitgezet,’ zei hij.

Porter knikte. Dan zijn we hier dus niet de eersten.

Ze liepen de gang door naar de trap. Het was een modern maar spaarzaam gemeubileerd huis dat wel iets weg had van een showroom van IKEA vijf minuten na afloop van de opruimingsuitverkoop. Porter liep achter Bald de trap af naar de kelder. Ze liepen met grote passen een korte gang door, naar de gepantserde deur aan het uiteinde. Aan weerszijden stond een vent in een glanzend pak. Een van hen zei iets in zijn microfoon terwijl de andere de deur opentrok. Vervolgens stapten de mannen opzij en gingen Bald en Porter naar binnen.

De briefingroom zag eruit als een opnamestudio, maar dan zonder instrumenten. De muren en het plafond waren afgedekt met schuimrubber in de vorm van eierdozen, speciaal ontworpen om geluid te absorberen. Dat betekende dat gesprekken die hier werden gevoerd niet te verstaan waren voor iemand die buiten stond te luisteren. Er waren geen ramen en het enige licht was afkomstig van twee lange halogeenlampen die brandden in twee afzonderlijke hoeken van het vertrek. Tegen de verste muur stond een brandkast van American Security ter grootte van een Smeg-koelkast, zo’n ding waar een Texaanse wapenfanaat zijn geweren in zou kunnen bewaren. In het midden van de kamer stond een doorsnee metalen bureau waar een Cisco-telefoon op stond die was aangesloten op een beveiligde lijn. Om het bureau heen stonden vier metalen stoelen. Porter kende het keldervertrek als zijn broekzak. Hij zou bij god niet meer weten hoe vaak hij hier het afgelopen jaar was geweest. De Firma had tientallen van dit soort safehouses, verspreid over de hoofdstad.

Hij richtte zijn aandacht op de twee personen in het midden van de kamer. Clarence Hawkridge stond tegen de rand van het bureau geleund. Hij had zijn armen over elkaar geslagen en tikte met een zwartleren gaatjesschoen op de vloer. Een vrouw die Porter niet kende zat achter het bureau op een stoel, met haar handen op een stapel dikke dossiermappen. Ze droeg een zwarte kokerrok en een donkergrijs jasje met daaronder een bloes met lange mouwen. De zakelijke look. Porter schatte haar eind dertig, begin veertig, maar door de rimpels in haar gezicht zag ze er wel tien jaar ouder uit. Ze had grijze strepen in haar middellange haar, bloeddoorlopen ogen en diepe rimpels in haar voorhoofd.

Hawkridge rechtte zijn rug en keek ongeduldig op zijn horloge. ‘Jullie hebben wel de tijd genomen om hiernaartoe te komen.’

‘Kwam door het verkeer,’ zei Bald schouderophalend. ‘We hadden het trouwens ook heel druk met het opruimen van je troep.’

Hawkridge stak zijn kin uit naar Porter. ‘En? Is alles goed gegaan?’

Porter wierp Bald een blik toe. De Schot keek op een merkwaardige manier terug. Porter richtte zich weer tot Hawkridge en knikte stijfjes. ‘Het ging precies zoals we hadden besproken. Wat de politie betreft was het gerechtvaardigd dat er werd geschoten. We hebben een verklaring moeten afleggen, maar het zou kunnen dat die nog een staartje krijgt.’

Hawkridge glimlachte en maakte een wegwerpgebaar. Alsof hij een vieze lucht probeerde weg te wuiven. ‘Maak je daar maar geen zorgen over, ouwe jongen. Dat hebben we geregeld. Jullie gaan vrijuit.’

‘Mooi zo,’ zei Bald droog. ‘Wanneer gaat de champagne open?’

‘Ik ben bang dat jullie het feestje nog even moeten uitstellen. We hebben een andere klus voor jullie.’

‘Nou, laat maar horen,’ zei Porter.

Hawkridge gebaarde naar de twee lege stoelen die voor het bureau stonden. ‘Waarom gaan jullie niet zitten, heren.’

Porter en Bald gehoorzaamden en wachtten tot Hawkridge verder ging. Porter betrapte zich erop dat hij om zich heen keek om te zien of hij ergens drank zag. Hij vroeg zich af hoelang hij nog zonder kon zonder weer te gaan trillen. De laatste tijd kon hij nauwelijks een paar uur zonder een paar slokken sterkedrank.

Hawkridge draaide zijn hoofd naar de vrouw. ‘Voordat we verder gaan wil ik jullie voorstellen aan Angela March. Zij zal bij dit gesprek aanwezig zijn. Angela is van Buitenlandse Zaken en zal helpen bij het coördineren van de operatie.’

‘Aangenaam, heren,’ zei March. Ze had een rokersstem en een beheerste, professionele uitstraling. Porter gaf haar een knikje, maar hij vroeg zich af waarom iemand van Buitenlandse Zaken belangstelling had voor een operatie van MI5.

March tikte op de mappen. ‘Ik heb jullie dossiers gelezen. Het oprollen van de bende van Radoslav Brozovic was voortreffelijk werk. Jullie zijn in Whitehall zo ongeveer beroemdheden. Doodzonde dat jullie nooit publiekelijk lof zullen krijgen voor wat jullie gedaan hebben.’

‘We hebben het niet voor de eer gedaan,’ zei Bald. ‘We deden het omdat Brozovic onze maten had gedood.’

‘Dat had ik begrepen, ja. Eerlijk gezegd is dat ook een van de redenen waarom we geïnteresseerd zijn geraakt in jullie. Ik heb gehoord dat jullie allebei ervaren zijn en in staat zijn om langere tijd te overleven in een vijandige omgeving. Qua gevechtservaring doen jullie voor niemand onder. En jullie zijn allebei extreem loyaal aan jullie mede-SAS’ers. Dat is belangrijk voor deze specifieke operatie.’

Porter fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hoe bedoelt u?’

Hawkridge ging zitten en streek met zijn hand door zijn dunne haar. ‘Ik neem aan dat jullie allemaal ene Ronald Soames wel kennen?’

Toen ze die naam hoorden waren ze een en al oor. Porter ging kaarsrecht zitten en verstrakte.

‘Soames?’ vroeg hij. Hij spoog de naam bijna uit. ‘Ja, daar hebben we weleens van gehoord.’

March trok een van de onderste mappen uit de stapel, opende die en liet haar ogen over de eerste bladzijde glijden. Toen keek ze Porter aan. ‘Ik begrijp dat Ronald commandant was van 22 SAS in de tijd dat jullie samen bij de eenheid zaten.’

‘Even maar. Hij werd een paar maanden nadat ik door de selectie kwam overgeplaatst, als ik het me goed herinner.’

March begon te lezen van de pagina die voor haar lag. ‘Ronald Soames, geboren in Esher, Surrey, in 1947. Opgegroeid in een vooraanstaand militair gezin. Vader Onslow diende bij het Corps of Guides in India en werd later parlementslid voor Henley-on-Thames voor de Conservatieven. Ronald werd in 1969 toegelaten tot Sandhurst en ging bij de Household Cavalry Division. Hij werd gepromoveerd tot kapitein en kwam in 1977 door de selectie voor de SAS. Later werd hij gepromoveerd tot luitenant-kolonel en hij was van 1987 tot 1989 commandant van 22 SAS. Werd Hoofd Special Forces in 1994 voordat hij in 1997 met pensioen ging. Ronald begon zijn eigen particuliere militaire bedrijf, Janus International. Dat werkt met beveiligingscontracten, hoofdzakelijk in Afrika.’

Ze stopte met lezen. Maakte een foto los van de voorkant van de map en schoof die over het bureau. Porter en Bald bogen zich er dichter naartoe. Het was een foto van Ronald Soames, zo te zien een recente. Ná Whitehall. Hij zag er goed uit voor zijn leeftijd en droeg een duur uitziend linnen pak met daaronder een lichtblauw overhemd, waarvan het bovenste knoopje open was. Alles aan hem straalde geld uit – het pak, het horloge, de kaken met de goed verzorgde stoppelbaard. Op de foto keek Soames niet in de camera, maar iets naar links. Zijn ogen waren koud en zwart, als natte stenen. Zijn dunne lippen krulden in de hoeken omhoog en vormden een arrogante glimlach. Soames zag er op de een of andere manier tegelijkertijd charmant en hardvochtig uit. Hij was echt zo’n kerel die deed alsof de hele wereld van hem was en die iedereen die daar anders over dacht keihard aanpakte.

Porter keek March aan en haalde zijn schouders op. ‘Zo te zien heeft Soames goed geboerd.’

March antwoordde niet. Ze sloot de map en haalde een pakje Camel uit haar Marc Jacobs-handtas. Ze stak een sigaret op en nam een diepe haal.

‘Ronald is niet zomaar een gepensioneerde generaal. Hij is een van de meest onderscheiden Britse militairen.’ Ze las weer voor van zijn cv. ‘Hij ontving het Military Cross voor zijn daden tijdens een IRA-hinderlaag bij Belfast. Ook ontving hij de Distuinguished Service Order en mag hij zich Knight Commander of the Order of the British Empire noemen.’

‘Dat betekent niks.’ Porter lachte. ‘Dat zijn bullshitmedailles.’

March keek hem streng aan. ‘Volgens mij is dat alleen maar jaloezie, denk je ook niet?’

Porter voelde woede omhoogkomen in zijn borst. Hij schudde en zijn hoofd en zei: ‘Alsjeblieft. Het is in Hereford een publiek geheim dat Soames het Military Cross niet verdiend heeft. Die lul zat gewoon achter een bureau in de kazerne terwijl de andere jongens de kastanjes uit het vuur haalden. Hij heeft naderhand zijn eigen eervolle vermelding geschreven.’

‘Hoe je er ook over denkt, de eenvoudige waarheid is dat Ronald voor ons heel waardevol is,’ zei March kortaf.

‘Hoe bedoelt u?’ vroeg Bald.

March wachtte met antwoorden tot ze nog een trekje van haar sigaret had genomen. ‘Ronald bewijst ons zo nu en dan een dienst.’

Grijnzend zei Bald: ‘Dat doen de meisjes in Spearmint Rhino ook.’

March keek hem kwaad aan voordat ze verderging. ‘Ronald heeft specifieke vaardigheden. Hij is op zijn best in de grijze gebieden, de schemergebieden. Toevallig beschikt hij ook nog eens over uitstekende connecties. Hij kent iedereen die ertoe doet. En belangrijker, hij weet alles van ze.’ Ze tikte as in een asbak en glimlachte even. ‘Laat ik het erop houden dat hij weet hoe hij dingen gedaan moet krijgen.’

‘Zo kun je het zeggen, ja,’ zei Porter. ‘Je kunt ook zeggen dat hij geslepener en onbetrouwbaarder is dan een louche shoarmazaak. Hij heeft heel wat jongens van het Regiment verraden. Ik ken niemand die er zo goed in is om mensen een mes in de rug te steken.’

‘Dat kan zijn,’ gaf March toe. ‘Maar Ronald heeft zijn nut op plekken waar het politiek ongepast is dat wij er betrokken raken. Plekken waar we invloed nodig hebben maar waar niemand dat mag zien. De wereld verandert. Transparantie is nu het toverwoord. De tijd van direct ingrijpen is voorbij. Mannen als Soames kopen macht voor ons zonder laarzen op de grond.’

‘Dan zal dan wel lekker betalen,’ zei Bald. ‘Ik heb nooit onder Soames bij het Regiment gezeten, maar ik heb gehoord dat die kerel ontiegelijk rijk is.’

‘Ronald doet dit niet voor het geld,’ diende Hawkridge hem van repliek. ‘Hij houdt van zijn land. Hij heeft heel veel vrienden in Whitehall. Mensen die dankbaar zijn voor het werk dat hij voor ons heeft gedaan. En nu zit hij in de penarie.’

‘Hoe dan?’

Hawkridge tikte met zijn vingers op het bureaublad en keek met zijn kleine donkere ogen van Bald naar Porter. ‘Vertel me eens,’ zei hij. ‘Wat weten jullie van de situatie in Sierra Leone?’

‘Het is een strontgat vol zwartjes en aids,’ flapte Bald eruit.

Hawkridge kuchte beleefd. ‘Dat lijkt me een heel bondige manier om het te zeggen, al ligt de werkelijkheid wat gecompliceerder. Zoals jullie waarschijnlijk wel weten woedt er in Sierra Leone al tientallen jaren een burgeroorlog. Negen jaar geleden hebben de rebellen van het Revolutionair Verenigd Front, het RUF, met steun van soldaten uit Liberia geprobeerd de regering van Sierra Leone onder president Joseph Momoh omver te werpen. Het RUF, dat geleid wordt door Foday Sankoh, veroverde al snel grote delen van het land en dwong Momoh met een militaire coup om in ballingschap te gaan. Sindsdien zijn het RUF en de burgerregering in staat van oorlog. We hebben het over een eindeloze cyclus van staatsgrepen, opstanden en massamoorden.’

‘Net als elk Afrikaans schijtgat dus,’ zei Bald.

‘Nou, nee. Sierra Leone beschikt namelijk over gigantische diamantvoorraden. Véél meer dan andere landen in de regio, en niet diep onder de grond. Dat betekent dat je geen dure apparatuur nodig hebt om de diamanten te delven. En dát betekent dat het RUF de beschikking had over kant-en-klare inkomsten waarmee de militaire operaties betaald konden worden.’

‘Bloeddiamanten,’ zei Porter.

Hawkridge knikte. ‘Precies. In het verleden heeft het RUF zwaar geleund op de handel in bloeddiamanten om de opstand te betalen. Hun soldaten smokkelen de stenen over de grens naar Liberia, waar ze worden verwerkt en schoongemaakt door Libanese helers. Vervolgens worden ze verkocht op de westerse markt. We hebben het over een handel ter waarde van honderden miljoenen dollars per jaar. Geld dat rechtstreeks in de oorlogskas van het RUF vloeit.’

March zei: ‘Vier jaar geleden besloot de Britse regering in te grijpen. Er werd een resolutie ingediend en er werd een VN-vredesmacht naar het land gestuurd. Voor het eerst kwam er een democratisch gekozen president, David Ibrahim Fofana.’

March nam een laatste trekje van haar Camel, blies de rook uit en drukte de peuk uit in de asbak. Toen veegde ze haar haren naar achteren en ging verder.

‘De verkiezingen verliepen niet vlekkeloos. En ook niet bepaald eerlijk. Maar onze regering en onze vrienden in Washington vonden het kennelijk eerlijk genoeg om de nieuwe man te steunen. Fofana’s positie is echter zwak. Grote delen van het land zijn nog altijd in handen van de rebellen. Buiten Freetown is het land een oorlogsgebied. Als Fofana aan de macht wilde blijven, moesten we de diamantvelden beveiligen en de rebellen ervan weerhouden de diamanten in handen te krijgen. En daar hadden we Ronald voor nodig.’

‘Hoezo?’ vroeg Bald.

‘Janus International kreeg een contract om de diamantvelden in Kono te beschermen, op het platteland in het oosten van Sierra Leone,’ zei March. ‘Kono is de grootste regio waar diamant wordt gewonnen, en daarmee misschien wel de grootste van West-Afrika. En daarmee misschien wel de grootste ter wereld.’

‘De diamantvelden van Kono zijn van levensbelang voor Fofana als hij aan de macht wil blijven en het RUF wil verslaan,’ vulde Hawkridge haar aan. ‘Als de rebellen erin slagen Kono in te nemen, kunnen ze hun operaties de komende jaren financieren. Alle hoop op een beëindiging van het conflict zou de bodem in worden geslagen.’

Hij keek naar March. Die zei: ‘Soames was in Sierra Leone actief met onze impliciete toestemming. Je zou kunnen zeggen dat we er gevestigde belangen bij hebben dat Soames verantwoordelijk is voor de veiligheid in de diamantenmijn.’

‘Of beter gezegd: die hadden we,’ zei Hawkridge. ‘Tot vierentwintig uur geleden.’

‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg Porter.

Hawkridge aarzelde en keek even naar March. Toen zei hij: ‘De situatie is veranderd.’

‘Op welke manier?’ vroeg Bald.

‘De rebellen zijn een nieuw offensief begonnen. Het kwam voor iedereen als een verrassing. Ze hebben controleposten van de regering overrompeld en kwamen helemaal tot Port Loko, op minder dan tachtig kilometer van Freetown. President Fofana is met zijn adviseurs naar Conakry gevlucht, in Guinee.’

March schraapte haar keel. ‘Zonder Fofana is de burgerregering in feite gevallen. De rebellen hebben heel veel moed geput uit het vertrek van de president. We denken dat ze zich voorbereiden op een grootscheepse aanval op de hoofdstad. Op straat heerst overal paniek. Iedereen weet nog wat er de vorige keer gebeurde nadat het RUF de stad binnen kwam rijden. Hun soldaten maakten zich schuldig aan een orgie van geweld. Plunderingen, verkrachtingen, moorden. Er werden duizenden mensen vermoord en er raakten er nog veel meer ontheemd.’

Porter krabde aan zijn wang. ‘En waar zit Soames ondertussen?’

‘Ergens in Freetown,’ antwoordde Hawkridge. ‘Het is absoluut noodzakelijk dat we hem onmiddellijk de stad uitkrijgen, voor de situatie daar verder verslechtert.’

Bald haalde zijn schouders op. ‘Nou, zet die kerel op het vliegtuig. Jezus, jullie hoeven ons toch niet de halve wereld over te sturen om zijn handje vast te houden?’

‘Zo simpel is het niet.’

Bald staarde de kerel aan. ‘Wát een verrassing. Tering zeg, wanneer is het dat ooit eens wel bij jullie?’

Hawkridges kaak verstrakte en hij zei: ‘Gisteren heeft het GCHQ een gesprek opgevangen in Moskou van mensen van de FSB, de Russische geheime dienst. Het lijkt erop dat ze een team naar Sierra Leone sturen.’

Porter reageerde nu ook. ‘De Russen? Op welke manier zijn die hierbij betrokken?’

‘Dat weten we niet precies. Maar we denken dat het te maken heeft met de diamantvelden.’

‘Dit is wat we weten,’ zei March. ‘De Russen hebben een overeenkomst gesloten met de militaire leider van het RUF. Een charmante man die zich generaal Mosquita noemt. De deal bestaat uit wapens in ruil voor concessies op de diamantvelden voor wanneer de rebellen het land overnemen.’

Porter knikte. ‘Dat is de reden waarom de rebellen hun zaakjes opeens zo goed voor elkaar hebben. Ze hebben gloednieuwe spullen van de Russen.’

‘Precies,’ zei Hawkridge. ‘We denken dat de Russen een team hebben gestuurd om de zaak te bespoedigen. Om te profiteren van de chaos in het land en Soames buitenspel te zetten. Als hij eenmaal uit de weg is geruimd, kunnen ze de controle over de velden in Kono overnemen. Daarmee zouden ze tegelijkertijd alle pogingen van Fofana om aan de macht te blijven verijdelen en de macht over het land in handen geven van het RUF.’

‘En de nieuwe president van Rusland kan een vroege overwinning bijschrijven,’ voegde March daaraan toe.

‘Dus Soames is een doelwit,’ zei Porter.

March knikte behoedzaam. ‘Op dit moment wordt in Downing Street de mogelijkheid besproken om militair in te grijpen en de rebellen terug te drijven, zodat Fofana het initiatief weer kan nemen. Maar onze eerste prioriteit moet zijn om Ronald het land uit te krijgen. Hij wordt bedreigd en heeft onze hulp nodig.’

Porter luisterde zwijgend toe. Hij had echt knallende hoofdpijn. Het leek wel of iemand met een ijspriem in de achterkant van zijn oogballen stak.

‘Wat is het plan?’ vroeg Bald.

‘Ronald heeft ons in het verleden een paar keer uit de penarie geholpen,’ zei March. ‘Nu gaan we hem een wederdienst bewijzen. Jullie moeten het vliegtuig naar Freetown nemen en Soames vinden. Vervolgens moeten jullie hem als de sodemieter weghalen uit het land, voordat de Russen hem eerder vinden.’