3
De spirituele visie op bewustzijn en materie
In de aard van de geest, de eenvoud van leeg gewaarzijn,
wordt alles bevrijd:
gedachten, de spontane creativiteit van gewaarzijn,
worden in hun eigen sfeer gezuiverd.
Werkelijkheid en bewustzijn zijn één in de enkele essentie.
Rust in deze non-meditatie van dharmakaya.
Patrul Rinpoche 13
In het vorige hoofdstuk zagen we dat de scheiding tussen een waarnemend bewustzijn en een werkelijkheid die onafhankelijk is van dat bewustzijn een onoplosbaar probleem oplevert: het is dan onmogelijk te verklaren hoe onze ervaring van de werkelijkheid in het bewustzijn tot stand komt. Kennelijk kijken we op een verkeerde manier naar bewustzijn en materie. We zagen ook al dat onze beschrijving van de werkelijkheid in feite een definiëring ervan is: wij zijn het zelf die onze ervaring onbewust opsplitsen in een objectieve materiële werkelijkheid en een subjectief waarnemend bewustzijn, en vervolgens menen we deze scheiding ook echt waar te nemen. Maar bij een nadere bestudering slagen we er niet meer in de gescheiden delen weer met elkaar te verbinden. Laten we die scheiding tussen materie en bewustzijn nu eens beschouwen als een onjuist uitgangspunt, en in plaats daarvan een nieuw uitgangspunt kiezen: bewustzijn en materie zijn twee verschillende verschijningsvormen van een derde, onderliggende werkelijkheid.
Zoals je ziet is hiermee het probleem van de principiële onoverbrugbaarheid van de kloof tussen bewustzijn en materie omzeild, en ontstaan er meteen nieuwe interessante vraagstukken:
1 Wat is dan die derde, onderliggende werkelijkheid waar bewustzijn en materie verschijningsvormen van zijn?
2 Als bewustzijn en materie twee verschijningsvormen van dezelfde werkelijkheid zijn, hoe ontstaat dan onze sterke neiging om ze als twee gescheiden en onafhankelijke entiteiten te zien?
Deze herformulering van het probleem leidt dus tot nieuwe onderzoeksvragen: we kunnen nu op zoek gaan naar die onderliggende werkelijkheid, en deze zoektocht kan ons weer nieuwe puzzels en oplossingen opleveren. We moeten daarbij niet vergeten dat taal en logica in deze zoektocht maar beperkt bruikbare hulpmiddelen zijn. Ze zijn immers gebaseerd op het dualisme van waarnemer en werkelijkheid, terwijl onze zoektocht zich afspeelt in het domein van onze directe ervaring, vóór het ontstaan van de misvatting van een onafhankelijk van elkaar bestaand waarnemend subject en waargenomen object. We kunnen het bestaan van deze onderliggende werkelijkheid dus nooit op logische gronden afleiden uit onze dualistische ervaring van de werkelijkheid. Toch betekent dat niet dat we logica en rede overboord moeten gooien. Ze blijven bruikbaar op drie manieren:
1 Hoewel de onderliggende werkelijkheid niet in taal uitgedrukt kan worden, is het soms wel mogelijk om te omschrijven wat ze niet is. De juistheid van aannames erover kan niet bewezen worden, maar onjuiste aannames kunnen soms wel weerlegd worden.
2 Omdat ons onderzoeksterrein zich in de directe ervaring afspeelt, is het mogelijk om ernaar te verwijzen met beschrijvingen van andere ervaringen, analogieën en symbolen.
3 Het is mogelijk om methoden te beschrijven die behulpzaam zijn bij het rechtstreeks onderzoeken van die onderliggende werkelijkheid in onze eigen ervaring.
In feite zijn dit precies de drie methoden die we ook gebruiken als we aan iemand die nog nooit een sinaasappel heeft gegeten, willen uitleggen hoe een sinaasappel smaakt: ‘Het zijn geen appels, peren of pruimen (1), ze smaken zoet en een beetje zuur, en lijken enigszins op mandarijnen (2), en ze zijn hier om de hoek te koop, je moet eerst de schil eraf halen en ze dan stukje bij beetje opeten, dus probeer zelf maar hoe ze smaken’(3).14
In dit voorbeeld zie je trouwens ook dat de derde methode de allerbelangrijkste is: je kunt erover lezen zoveel je wilt, maar pas als je die sinaasappel zelf opeet, weet je hoe hij smaakt. Vandaar dus dat je de contemplaties en de meditatiemethoden die in dit boek uitgelegd worden, ook daadwerkelijk moet toepassen om te begrijpen en te ervaren waar het allemaal over gaat. Hier komt zo’n contemplatie, als onderdeel van de zoektocht naar de onderliggende werkelijkheid waar bewustzijn en materie verschijningsvormen van zijn.
CONTEMPLATIE
Ga er weer eens rustig voor zitten, en als je dat theekopje ondertussen beu bent, neem dan een ander voorwerp dat je voor je op tafel zet. Begin weer op dezelfde manier als voorheen: kijk aandachtig naar je eigen ervaring van dat kopje of welk voorwerp je dan ook gebruikt. Probeer niet iets anders te zien dan wat je ziet, maar probeer ook niet te veel te denken en gevolgtrekkingen te maken. Kijk naar het voorwerp voor je, de tafel, de ruimte om je heen, luister naar de geluiden die je misschien hoort, voel de stoel waar je op zit, kortom, laat je ervaring van de werkelijkheid tot je doordringen met het vage besef in je achterhoofd dat het een ervaring is in je geest. Je gedachten zullen onmiddellijk willen tegenwerpen: Ja maar die ervaring in mijn geest is toch zeker óók een ervaring van iets buiten die geest!? Probeer of je deze gedachte kunt laten voor wat ze is, zonder haar te bestrijden of te bevestigen. Zowel het ontkennen van als het vasthouden aan een werkelijkheid los van je ervaring is een opvatting die buiten je directe ervaring valt. In een later stadium zal dit duidelijker worden. Nu is het alleen van belang dat je je hele ervaring van de werkelijkheid op dit moment tot je laat doordringen als een ervaring in je geest.
Als je dit een paar minuten gedaan hebt, richt dan je aandacht op de vraag: Wie ervaart deze werkelijkheid op dit moment? Kijk naar wat er in je opkomt als antwoord op deze vraag. Je zult misschien een soort ‘ik-gevoel’, eventueel in combinatie met je lijf en je gedachten, beschouwen als de ‘ervaarder’ van de werkelijkheid. Kijk naar dit ‘ik-gevoel’, naar de veronderstelde waarnemer van jouw werkelijkheid. Wissel dan het kijken naar je ervaring af met het kijken naar degene die deze ervaring ervaart. Misschien begint het je op te vallen dat je ervaring van de werkelijkheid én je ervaring van de ‘ik’ die deze werkelijkheid ervaart, beide ervaringen zijn in je geest. Dit is een eerste indicatie van die onderliggende werkelijkheid, waarvan het waarnemend bewustzijn en de waargenomen werkelijkheid allebei verschijningsvormen zijn.
Het wordt hoog tijd om een woord te vinden dat we kunnen gebruiken als aanduiding van die onderliggende werkelijkheid. Immers het woord ‘onderliggende werkelijkheid’ gaat beslist verwarring wekken. We zouden het ‘geestmaterie’ of ‘materiegeest’ kunnen noemen, om aan te geven dat het de essentie is waar zowel bewustzijn als materie de verschijningsvorm van zijn. We zouden het ‘metapositie’ kunnen noemen, of ‘achtergrondconstante’ omdat dit kenmerken zijn van die onderliggende werkelijkheid. In de spirituele traditie worden hier verschillende termen voor gebruikt, zoals ‘dharmakaya’ (Sanskriet voor ‘het lichaam der waarheid) en ‘gyua-garba’ (Sanskriet voor ‘de verborgen essentie’). De meest simpele aanduiding, die zowel alles als niets zegt, is ‘zo-heid’ (Engels: ‘suchness’, Sanskriet: ‘tatha’ of ‘tathata’). Dit boek kun je beschouwen als een reis die vertrekt bij de nietszeggendheid van deze term en op zoek gaat naar de allesomvattende betekenis ervan, en – als je dat wilt – naar jouw realisatie van die betekenis.
Laten we nog eens stap voor stap op zoek gaan naar die ‘zo-heid’ van zowel de materie als ons ervarende bewustzijn ervan. Bereid je erop voor dat je denkende geest behoorlijk onder druk zal komen te staan, en als je geluk hebt op een bepaald moment misschien zelfs volledig zal vastlopen in zijn eigen projecties. Op zo’n moment kun je een glimp opvangen van die ‘zo-heid’, van de onderliggende werkelijkheid.
Nergens anders dan in de geest vinden ervaringen plaats. Al onze gedachten en gevoelens zijn ervaringen in de geest. Zelfs de waarnemingen van een werkelijkheid die we buiten onszelf menen te zien, zijn ervaringen in de geest. Al onze wetenschappelijke kennis over de werkelijkheid buiten ons, over ons lichaam en onze hersenen, is kennis in de geest. Let op: deze uitspraak zegt niets over het wel of niet bestaan van een werkelijkheid onafhankelijk van onze geest. Ze zegt alleen dat als zo’n werkelijkheid zou bestaan, onze ervaring ervan en onze kennis erover uitsluitend kan bestaan in de geest.
Als je goed kijkt zie je dat de uitspraak in de vorige alinea ‘analytisch’ is, een term uit de filosofie die aangeeft dat de juistheid ervan onmiddellijk voortvloeit uit de gebruikte termen. ‘Vrijgezellen zijn ongehuwd’ is zo’n analytische uitspraak, die dus altijd waar is en tevens niets nieuws zegt. ‘Alles is een ervaring in de geest’ is een analytische uitspraak omdat het begrip ‘ervaring’ al inhoudt dat deze subjectief is, zich afspeelt in onze geest. Geen probleem dus. Zouden we daarentegen zeggen: ‘alle materiële objecten zijn uitsluitend ervaringen in de geest’, dan gaan alle dualistische alarmbellen meteen rinkelen: dat kan niet, dat is onzin, er moet een werkelijkheid zijn buiten en onafhankelijk van onze ervaring ervan. Via een kleine omweg zijn we weer aanbeland bij de onoverbrugbare scheiding tussen materie en bewustzijn. Onze logische geest kan zich niet neerleggen bij de gedachte dat er géén objectieve werkelijkheid zou zijn buiten de geest, waar onze ervaring naar verwijst. Tegelijkertijd is het onmogelijk het bestaan van die objectieve werkelijkheid aan te tonen, omdat we geen ander bewijsmiddel hebben dan onze geest.15 In deze patstelling herkennen we weer onze dualistische rationele geest die vastloopt zodra dit dualisme in twijfel wordt getrokken.
Om dit probleem op te lossen is dus niet alleen een herdefiniëring nodig van de factoren materie en bewustzijn, maar ook een heel nieuwe manier van kijken naar de werkelijkheid, een die de beperkingen van de klassieke logica overstijgt. Kortom, er is een geniale en verlichte geest voor nodig om deze kluwen te ontwarren. Er zijn verschillende van deze genieën geweest in de loop der geschiedenis. Waarschijnlijk de bekendste is een man die 2500 jaar geleden leefde in India, en die door zijn leerlingen ‘de Boeddha’16 werd genoemd. Zijn oplossing voor dit ogenschijnlijk onoplosbare probleem is vervat in de term pratîtyasamutpâda17, hetgeen Sanskriet is voor ‘afhankelijk ontstaan’ of ‘voorwaardelijk bestaan’.
De theorie van ‘afhankelijk ontstaan’ zegt dat alle verschijnselen uitsluitend ontstaan, bestaan en weer vergaan in onderlinge afhankelijkheid van andere verschijnselen, en dat ze dus niet een zelfstandige en onafhankelijke natuur hebben. Een boom ontstaat bij de gratie van allerlei factoren, zoals het zaadje waar de boom uit ontstaat, de aarde waarin dit zaadje ontkiemt, voldoende zon en regen en de juiste voedingsstoffen in de bodem. De boom bevat niet een soort constante kern van ‘boomheid’; zijn verschijning is tijdelijk en volledig afhankelijk van omstandigheden. Na een bosbrand, een ijverige houthakker of het aflopen van zijn levensduur valt de hele boom uiteen in verschillende stofjes waaruit samen met andere stofjes weer nieuwe verschijningsvormen ontstaan. Dit gedeelte van de theorie van ‘afhankelijk ontstaan’ komt aardig overeen met de wetenschappelijke kijk op materie en energie18: er gaat nooit iets verloren, er komt nooit iets bij, alles verandert steeds weer in iets anders onder invloed van oorzaken en omstandigheden.
De spirituele theorie van afhankelijk ontstaan wordt pas duizelingwekkend wanneer ze beweert dat het bestaan van de boom eveneens afhankelijk is van ons waarnemend bewustzijn. Elke ervaring van de werkelijkheid ontstaat in onderlinge afhankelijkheid van bewustzijn en materie. Subjectieve waarnemer en objectief verschijnsel zijn twee kanten van dezelfde werkelijkheidsmunt. Kijk nog eens goed naar die boom: we kunnen niet ontkennen dat er iets buiten onze hersenen moet bestaan dat bijdraagt aan onze ervaring van een boom, maar we kunnen ook niet ontkennen dat een aantal belangrijke kenmerken van de boom, zoals de kleur, de afmeting, de afstand tussen ons en de boom, de ruwheid van zijn bast, voor een groot deel door onze hersenen gecreëerd worden. Het beeld van de boom in onze geest ontstaat dus uit een samenvloeiing van ‘iets objectiefs’ en ‘iets subjectiefs’. We kunnen niet zeggen dat de boom onafhankelijk van onze geest bestaat (het materiële standpunt), en we kunnen ook niet zeggen dat de boom alleen in de geest bestaat (het idealistische standpunt). Bewustzijn wordt hier dus niet gezien als een product van de materie, en materie ook niet als een product van het bewustzijn. De oplossing ligt in de middenweg19 tussen beide: zowel de valkuil van het materialistisch reductionisme als die van het subjectivistische idealisme wordt hier vermeden. De werkelijkheid is noch objectief en werkelijk bestaand, noch subjectief en niet-bestaand. Ze kan niet logisch vastgesteld worden, noch ontkend. Ze ontstaat uit een veelheid van oorzaken en omstandigheden die zich zowel in ons als buiten ons lijken te bevinden. ‘In ons’ en ‘buiten ons’ zijn zelf ook ervaringen die ontstaan uit verschillende ‘subjectief-achtige’ en ‘objectief-achtige’ factoren.
Kijk nog eens goed: je kunt niet ontkennen dat onze ervaring van de werkelijkheid een subjectieve en een objectieve component heeft; de logische problemen ontstaan pas als we die twee beschouwen als gescheiden en onafhankelijke entiteiten. Tegelijkertijd heeft onze logisch denkende geest moeite met het loslaten van dit dualisme: onze logica is erop gebaseerd dat een verschijnsel óf werkelijk bestaat óf niet bestaat, een tussenweg is ondenkbaar. Zo merk je dat de denkende geest gebaseerd is op onze dualistische werkelijkheidsbeleving, en dat hij nog wel in staat is aan te tonen dat deze onjuist is, maar ons geen stap voorbij de dualistische misvatting kan brengen. Hoog tijd dus om het denken weer eventjes los te laten en zelf te gaan kijken naar het afhankelijk ontstaan van onze ervaring van de werkelijkheid.
CONTEMPLATIE
Ga er weer eens rustig voor zitten en kijk naar een voorwerp voor je op tafel. Laten we voor het gemak maar weer een theekopje gebruiken. Blijf eerst een paar minuten kijken naar je ervaring van het theekopje. Probeer niet iets anders te zien dan je ziet, probeer niet je waarneming diepzinniger of spiritueler te maken. Kijk gewoon, en zie hoe dat kopje zich onmiskenbaar vóór je op tafel bevindt, terwijl je ‘ik-bewustzijn’ er vanaf een korte afstand naar zit te kijken. Dit is je gewone dagelijkse ervaring van de dualiteit van bewustzijn en materie. Laat dan langzaam tot je doordringen dat wat je ziet niet kán! De kleur van het kopje, de afstand tot het kopje, de soliditeit van het kopje, het wordt allemaal door je hersenen gevormd. Je waarneming van het kopje is een beeld in je geest, geproduceerd door je hersenen. Toch is het kopje geen pure fantasie, er staat wel degelijk iets vóór je op tafel; het kopje dáár ervaar je als net zo werkelijk of onwerkelijk als jouw aanwezigheid híér.
Maak nu je focus ruimer terwijl je ogen op het kopje gericht blijven. Je aandacht vangt nu ook de ruimte rondom het kopje, de tafel, de stoelen, de ruimte om je heen. Laat de volledige ervaring van de werkelijkheid, wat je ziet, hoort en voelt, als één geheel tot je doordringen. Zie je dat in je gewaarzijn van de hele werkelijkheid niet alleen alle dingen buiten je, maar ook je lijf, wat je voelt en het besef van een ‘ik’ die alles waarneemt, allemaal ervaringen zijn in je geest?
Zodra je begint te denken is er meteen weer die scheiding tussen een ik die waarneemt en een wereld buiten je die waargenomen wordt. Maar als je wat langer kijkt en je geest een beetje tot rust komt, wordt je ervaring van de hele werkelijkheid helderder, en kun je zien dat waarnemend bewustzijn en waargenomen materie, subject en object, beide ervaringen zijn in je geest. Misschien dat dan ook deze vraag in je opkomt: Als ik mijn ‘ik-besef’ kan waarnemen, wie is dan die waarnemer? Is er een tweede ‘ik’ die naar mijn ‘ik-bewustzijn’ kan kijken? Blijf gewoon even rusten in deze vraag.
Vaak wordt verondersteld dat je op het spirituele pad je logische geest opzij moet zetten en blind moet geloven in de juistheid van een spirituele visie. Maar dat zou spiritualiteit gelijkschakelen met religie (en in de praktijk gebeurt dat ook vaak). Het unieke van authentieke spiritualiteit is echter het gebruik van een rationele methode die heel erg overeenkomt met de wetenschappelijke: uitspraken moeten controleerbaar zijn op grond van directe waarnemingen. Ook wetenschappelijke theorieën zijn gebaseerd op herhaalbare en verifieerbare waarnemingen van de werkelijkheid, alleen wordt daar die directe waarneming van meet af aan gesplitst in een objectieve werkelijkheid en een subjectieve waarnemer, waarna de subjectieve geest volledig uit de theorievorming geweerd wordt. En dat is prima zolang we alleen dat deel van de werkelijkheid bestuderen dat we beschouwen als objectief en onafhankelijk van onze waarneming. Authentieke spiritualiteit keert zich niet af van deze empirische werkelijkheid, maar onderzoekt die juist op een fundamenteler niveau: ze kijkt naar het ontstaan van de dualistische misvatting, onderzoekt waarom deze werkt in wetenschappelijke theorievorming en vooral waarom ze zoveel ellende veroorzaakt in de geest van mensen, zowel wetenschappers als niet-wetenschappers. Op dezelfde wijze als de wetenschappelijke methode de mensheid geholpen heeft zijn pre-rationele20 stadia van mythisch, magisch, spiritistisch en religieus bewustzijn te overstijgen, zo kan authentieke spiritualiteit ons nog verder helpen door vanaf een metaniveau de werkelijkheid nader te doorgronden en de diepe breuk in ons bewustzijn tussen werkelijkheid en waarnemer, tussen wetenschap en spiritualiteit, tussen object en subject, zichtbaar te maken en te overstijgen. Te ontdekken en ons te realiseren dat de fundamentele aard van ons waarnemend bewustzijn en van de waargenomen werkelijkheid ten diepste één zijn, is het doel van authentieke spiritualiteit.