5
Het dualiserende effect van gedachten
There is nothing either good or bad,
But thinking makes it so.
William Shakespeare 33
Laten we nog eens goed kijken hoe we de werkelijkheid ervaren zonder ontkenning, verdoezeling of spiritueel wishful thinking. Er is een werkelijk bestaand universum met daarin ontelbare sterren en planeten, is het niet? En op één van die planeten bevinden wij ons. Toch? Wij hebben een werkelijk bestaand lichaam met daarin echte hersenen, vind je ook niet? Die hersenen creëren een ervaring van de materiële werkelijkheid buiten onze geest, plus gedachten en gevoelens over die werkelijkheid, en heel af en toe misschien een klein beetje gewaarzijn van die gedachten en gevoelens. Nietwaar? Die gedachten en gevoelens plus dat kleine beetje gewaarzijn beschouwen we als onze geest. Zo is het toch? Dit is toch hoe we in grote lijnen onze werkelijkheid ervaren? De authentieke spiritualiteit beweert niet dat dit dom of verkeerd is, ze laat alleen een ruimer perspectief zien waarbinnen deze ervaring van de werkelijkheid wordt herkend als wat ze werkelijk is: een ervaring. In deze meest directe ervaring zijn bewustzijn en materie onderling van elkaar afhankelijke verschijningsvormen in de open ruimte van het fundamentele gewaarzijn. Dit non-dualistische perspectief vereist dus niet zozeer een omkering van onze gebruikelijke manier van waarnemen van de werkelijkheid, als wel een verruiming ervan. We zijn echter zo gewend aan die beperkte manier van waarnemen, dat het nogal wat oefening vereist om die ruimere blik te ontwikkelen.
Ons denken is er doorgaans helemaal op gericht grip te krijgen op die ‘harde’ werkelijkheid om ons heen, teneinde ons te behoeden voor schade en schande. Terwijl in werkelijkheid die schade en schande juist voornamelijk door ons denken gecreëerd en in stand gehouden worden. Onze gebruikelijke manier van denken is het grootste obstakel op weg naar het spirituele non-dualistische perspectief. Vandaar dat we in dit hoofdstuk ons denken gaan onderzoeken. Het lastige daarbij is dat alles wat we over het denken kunnen zeggen, zelf ook weer bestaat uit gedachten. Vandaar dat het heel belangrijk is om de contemplatie-oefeningen in dit hoofdstuk ook echt te proberen. Alleen op die manier kun je het misleidende effect van je gedachten leren doorzien. Dat betekent overigens niet dat je moet proberen het denken overboord te gooien; dat zou niet kunnen en is ook helemaal niet nodig. Het doorzien van de ware aard van je gedachten is voldoende om je van de beknelling ervan te bevrijden. Hoewel het onderzoek naar de aard van je gedachten dus soms knap lastig is, levert het onderweg ook fascinerende ervaringen op, en uiteindelijk een vreugdevolle vrijheid die nergens mee te vergelijken is en ook op geen enkele andere manier te verwerven. Laten we beginnen met een eerste onderzoek.
CONTEMPLATIE
Ga eerst weer eens rustig zitten, en laat de werkelijkheid tot je doordringen. Besef dat je hele werkelijkheidsbeleving een ervaring is in je geest. Er is een visuele werkelijkheid om je heen, geluiden dringen tot je door, je voelt je lijf op een stoel zitten en je adem in en uit gaan. Verander niets aan die waarneming, laat die gewoon tot je doordringen met het vage besef dat het een ervaring is in je geest. Misschien komen er gedachten in je op die zeggen dat er toch óók een werkelijkheid buiten je geest moet zijn waar je ervaring naar verwijst. Herken die gedachten als gedachten, bestrijd ze niet, verifieer ze niet, laat ze gewoon opkomen in je ruime oordeelvrije gewaarzijn. Het zijn slechts gedachten, en het idee dat ze betrekking hebben op een werkelijkheid buiten je ervaring is zelf ook weer een gedachte. Probeer dus niet iets anders te denken dan wat er spontaan in je opkomt en kijk naar het commentaar in je hoofd op je eigen gedachten. Kijk naar je gedachten, kijk naar je gedachten over je gedachten, kijk naar je gedachten over deze oefening, kijk naar je gedachten dáár weer over en zie dat er geen einde aan komt.
Laat ten slotte de hele contemplatie los en blijf nog even zitten bij jezelf, met je inzicht of verwarring, de stilte of de drukte in je geest, de frustratie of de kalmte die je ervaart, zonder iets te veranderen aan hoe je je voelt.
Als je er niet in geslaagd bent om een gedachte te vinden die definitief uitsluitsel geeft over de aard van je gedachten, dan is deze mislukking het begin van een belangrijk succes! Doorgaans zijn we volledig geïdentificeerd met onze gedachten en kijken we er zo min mogelijk naar omdat we er toch geen grip op krijgen. Heel soms, als we gekweld worden door onze gedachten, proberen we het denken te stoppen, maar daar wordt het alleen maar erger door. Soms ook proberen we prettige gedachten vast te houden, te fantaseren over liefde of succes, rond te hangen in mooie herinneringen of blije toekomstverwachtingen. Maar de telefoon gaat, je morst je koffie of ziet je buurman langskomen: de kleinste verstoring haalt ons meteen uit die mooie gedachtestroom zonder dat we er iets tegen kunnen doen. Kortom, we staan volledig machteloos tegenover onze eigen gedachten, en we zijn dus ook heel gemotiveerd om die machteloosheid te negeren. Vandaar dat we doorgaans niet naar onze gedachten kijken, en als we dat toch proberen, vaak meteen bevangen worden door dat ongemakkelijke machteloze gevoel en er daarom snel weer mee ophouden. Natuurlijk zijn er wel methoden om die gedachten een beetje onder controle te krijgen, maar die vereisen veel discipline en doorzettingsvermogen. Bovendien leidt dat in het gunstigste geval slechts tot een tijdelijke vermindering of onderbreking van het denken. De énige manier om je volledig te bevrijden van die beklemmende machteloosheid ten opzichte van je eigen gedachten, is om de misleidende aard ervan te doorzien. Alleen dát levert de volledige bevrijding ervan op en het definitieve einde van al je beknellingen. Dus laten we snel verder kijken naar ons denken: dat merkwaardige verschijnsel waar we zo vertrouwd mee zijn, terwijl we over de ware aard ervan bijna niets weten.
Het Tibetaanse woord voor ‘gedachte’ of ‘concept’ is nam tok, wat weer een samentrekking is van nampar tokpa; het betekent zoiets als ‘idee over object’. We zagen in hoofdstuk 2 al dat een woord geen enkele inhoudelijke relatie heeft met het object dat ermee aangeduid wordt. Het woord ‘boom’ lijkt in geen enkel opzicht op een boom, klinkt niet als een boom, ruikt niet hetzelfde, voelt niet hetzelfde, heeft kortom geen enkel kenmerk van het object waar het naar verwijst. Het woord is volstrekt willekeurig, en kan zonder probleem vervangen worden door een ander willekeurig woord, wat in andere talen ook gebeurt. Kortom, een woord is slechts een afspraak tussen mensen onderling die verwijst naar een ervaring. Woorden zijn onmisbaar als je ervaringen wilt vergelijken of uitwisselen met anderen. Maar in dat uitwisselen van ervaringen ontstaat de dualistische misvatting dat er een werkelijkheid bestaat buiten en onafhankelijk van die ervaring. Het lijkt volkomen vanzelfsprekend: als jij en ik allebei een boom waarnemen, moet die boom dus echt bestaan buiten onze geest. Dit is weliswaar een logische conclusie, maar niet de enig mogelijke. De volgende conclusie is net zo logisch: als jij en ik allebei een boom waarnemen, terwijl die boom niet onafhankelijk van onze subjectieve geest kan bestaan, moeten mijn en jouw waarnemende geest dus iets gemeenschappelijks hebben.
Als in een situatie meer dan één logische conclusie mogelijk is, is er altijd een verborgen premisse die de zaak in de war schopt. Als we de bovenstaande redeneringen enigszins formaliseren, wordt dat meteen duidelijk. De gebruikelijke redenering op grond waarvan we besluiten dat er een echte boom buiten onze geest bestaat, is als volgt:
1 Als jij en ik dezelfde boom waarnemen,
2 en jij en ik bestaan echt en onafhankelijk van elkaar,
3 dan moet er een echte boom bestaan onafhankelijk van de waarnemende geest.
In deze formalisering bevat regel 1 de waargenomen werkelijkheid, regel 2 de verborgen vooronderstelling, en regel 3 de conclusie uit 1 en 2. Deze conclusie komt overeen met onze dagelijkse ervaring van de werkelijkheid, maar is zoals we in de vorige hoofdstukken al zagen niet houdbaar als je haar filosofisch gaat onderzoeken. Als we de filosofische conclusie dat materie niet onafhankelijk van bewustzijn kan bestaan, laten prevaleren boven onze dagelijkse ervaring, ontstaat de volgende logische afleiding:
1 Als jij en ik dezelfde boom waarnemen,
2 en deze boom bestaat niet onafhankelijk van de waarnemende geest,
3 dan zijn jij en ik geen onafhankelijk van elkaar waarnemende entiteiten.
Dit lijkt misschien een vreemde conclusie, maar er is wel degelijk een sterke aanwijzing voor de juistheid ervan. Zo is in de eerste plaats de ‘zintuiglijke hardware’ waarmee we de werkelijkheid waarnemen bij elk mens ongeveer gelijk. Hoe die zintuiglijke indrukken vervolgens vertaald worden in een waargenomen werkelijkheid wordt sterk bepaald door het stelsel van concepten waarmee we die werkelijkheid beschrijven: onze taal. En die leren we van elkaar, het is een onderlinge afspraak die ervoor zorgt dat we onze ervaringen met elkaar kunnen vergelijken. Dus eerst leren we van onze ouders en andere mensen dat wat we op een bepaald moment ervaren in onze geest, een boom genoemd wordt. En vervolgens vergeten we dat het een onderlinge afspraak is; wat in feite een definiëring is van een ervaring, wordt gezien als een objectieve beschrijving van een werkelijkheid buiten die ervaring. Op grond daarvan menen we dat we onafhankelijk van elkaar een echte boom waarnemen, die dus buiten en onafhankelijk van onze geest moet bestaan. Wat we doorgaans met ‘objectieve waarneming’ aanduiden is op een dieper niveau dus niets meer dan een van elkaar overgenomen aanname, een collectieve projectie34.
Een andere factor die we met andere waarnemers gemeen hebben, is moeilijker te herkennen: dat is het open fundamentele gewaarzijn waarin de dualistische scheiding tussen object en subject, en de scheiding tussen ik en de ander, eigenlijk ‘droomachtige’ verschijnselen zijn: veel minder werkelijk dan we doorgaans ‘denken’.
In het eerste tijdloze moment van elke ervaring is er alleen de zuivere ervaring zelf, zonder enige verwijzing naar iets buiten die ervaring, en vóór het ontstaan van de tweedeling in waarnemend subject en waargenomen object. Meteen daarna, en volledig automatisch, geeft de geest deze ervaring weer in concepten, nam tok, ideeën over objecten. In elke conceptuele gedachte zit de misvatting ingebakken dat er een waarnemer in mijn bewustzijn zit, die gescheiden is van de waargenomen objecten. Met elk woord dat we denken of spreken, creëren we de illusie dat er een werkelijk bestaand ik-bewustzijn is, en een echt bestaande werkelijkheid buiten dat bewustzijn. Misschien dat je op dit punt in de oude dualistische valkuil valt en gedachten krijgt als: ja maar, de werkelijkheid is toch niet alléén maar een ervaring in mijn geest!? Dat klopt, onze ervaring bestaat uit subjectief-achtige en objectief-achtige componenten, die echter niet van elkaar te scheiden zijn. Beide componenten verschijnen in het fundamentele open gewaarzijn. Of andersom gezegd: in het gewaarzijn verschijnen bewustzijn en materie als complementaire en onscheidbare componenten die samen de ervaring opleveren van een dualistische werkelijkheid. In de meeste mensen is dit oorspronkelijke gewaarzijn zichzelf helemaal kwijtgeraakt, en identificeert het zich volledig met het ik-bewustzijn. Van daaruit bekeken roept deze theorie vaak eerst veel verzet op. Het lijkt immers alsof beweerd wordt dat alles alleen bestaat in mijn subjectieve geest, en dat zou je terecht onzin kunnen noemen. In werkelijkheid bestaat alles buiten mij even echt als mijn waarnemende ik-bewustzijn, alleen zijn beide veel minder echt dan ze lijken! Wees niet al te bezorgd als je op dit moment de draad weer even helemaal kwijtraakt. Het is ook tamelijk lastig te volgen allemaal; ik heb me aanvankelijk ook gek gepiekerd over deze materie. Het beste kun je het denken over deze theorie zo vaak mogelijk afwisselen met zelf kijken of het klopt. Hier is weer een contemplatie.
CONTEMPLATIE
De contemplaties gingen tot nu toe vooral over het kijken naar de werkelijkheid, en proberen te zien dat alles een ervaring is in de open ruimte van het gewaarzijn. In de volgende contemplatie gaan we op zoek naar degene die de gedachten in je geest produceert. Wie is het die verslaafd is aan je gedachten?
Ga eerst rustig zitten, en kijk naar je gedachten. Misschien valt het je meteen op dat dit gemakkelijker gezegd is dan gedaan. Zodra je ziet dat er een gedachte in je opkomt, begin je er bijna meteen over te denken, en volgt op de eerste gedachte meteen een tweede en derde. Je gewaarzijn is dan weer meegevoerd in zijn eigen dualistische gedachtestroom en zichzelf vergeten. Een paar tellen of minuten later merk je ineens dat dit het geval is, en is je gewaarzijn dus eventjes weer wakker geworden. Als je wat langer hebt geoefend, lukt het steeds beter om een gedachte te zien opkomen zonder dat het gewaarzijn zichzelf vergeet. De betreffende gedachte lost dan meteen weer op in het gewaarzijn, en er ontstaat geen keten van gedachten, geen verhaallijn over een subject en een object. Ook voor de beginnende spirituele onderzoeker is het met enige hulp mogelijk naar een gedachte te kijken. Probeer maar: de volgende opdracht moet je uitvoeren meteen nadat je hem gelezen hebt: denk nu aan een willekeurig getal onder de honderd.
Was er een ‘ik’ die besloot welk getal je zou gaan denken voordat je het getal dacht? Herhaal deze opdracht een aantal keren: probeer telkens een willekeurig getal, een kleur of een voorwerp in je geest te laten verschijnen. Kun je degene zien die bepaalt welk getal of voorwerp in je geest opkomt? Doe deze opdracht eerst een aantal keren voordat je hieronder verder leest.
Misschien waren er momenten waarop je eerst bedacht welk getal je zou gaan denken voordat je het ‘echt’ ging denken, maar dan was de gedachte aan dat getal dus al aanwezig in je geest. Misschien lukte het je soms om zonder voorafgaande gedachte een getal in je geest te laten opkomen. Op die momenten is het onmiskenbaar dat er niet eerst een denker is die besluit welk getal er gedacht gaat worden. Het betreffende getal komt willekeurig in je op, ook al is er wel enige invloed van omstandigheden, zoals de beperking van de opdracht dat het een getal onder de honderd moest zijn, en de herinnering aan andere getallen die je misschien vaker tegenkomt in je leven. Als je willekeurige voorwerpen in je gedachten laat opkomen, zijn het meestal voorwerpen die je regelmatig ziet (en als je dat probeert te weerleggen, komen er juist ongebruikelijke voorwerpen in je op). Kortom, welke gedachte er in je opkomt wordt beïnvloed door allerlei omstandigheden in het heden en het verleden. Of anders gezegd: iedere gedachte ontstaat in onderlinge afhankelijkheid met huidige omstandigheden en andere gedachten uit het verleden.
Zodra een gedachte eenmaal ontstaan is, bevat ze in zichzelf de illusie van een denker en een objectieve werkelijkheid waar de gedachte betrekking op heeft. Waarom? Omdat de gedachte een concept is, nam tok, een ‘idee over een object’. Uit elke gedachte ontstaat automatisch de scheiding van een ik-bewustzijn en een objectieve werkelijkheid. Of anders gezegd: het zijn de gedachten die de illusie van een denker produceren, de suggestie dat er een ‘ik’ is die verantwoordelijk is voor die gedachten. Maar ben jij werkelijk de denker van je gedachten? Kijk dan nog eens goed naar je eigen geest: banaan banaan banaan banaan. Was het echt jouw besluit om nu aan iets geels en kroms te denken of de klank ‘banaan’ in je hoofd te horen? En wat dacht je hiervan: ‘je allereerste tongzoen!’ Kijk goed naar je gedachten: was het echt jouw eigen besluit om deze gedachte te denken? Zie je dat het lezen van dit boek voortdurend gedachten in je laat opkomen?
En is het ooit anders? Je gedachten zijn als de openbare weg: je buurman, de vuilnisman, elke radio en ieder reclamebord, echt alles en iedereen kan je geest binnen komen en er gedachten laten ontstaan. Is er ooit een weloverwogen besluit om gedachte A of gedachte B te gaan denken? Misschien dat je nu meteen probeert het tegendeel te bewijzen, en in je gedachten een besluit neemt, geheel uit vrije wil, om gedachte X te denken. Doe het maar. Wie besloot om juist die gedachte te nemen? En heeft het lezen van deze bladzijde er misschien iets mee te maken? Soms is het een gebeurtenis die de gedachte in je oproept, soms ontstaat een gedachte uit een vorige gedachte of een reeks van gedachten, soms lijkt ze volkomen willekeurig te ontstaan. Maar altijd creëren ze de dualistische illusie van een echt bestaande denker in een echt bestaande werkelijkheid.
Kijk goed naar je gedachten, en laat de verbijsterende werkelijkheid tot je doordringen: ER IS GEEN DENKER! Kijk meteen ook naar de reactie in je geest op deze uitspraak: Ik ben toch zeker zelf de denker van mijn gedachten! Hahaha! Ook dat is een gedachte! Als er echt een denker zou zijn, zou die toch minstens moeten kunnen beslissen welke je volgende gedachte gaat zijn vóórdat je die denkt. In werkelijkheid loopt die vermeende denker hijgend achter zijn eigen gedachten aan, zich vastklampend aan de illusie dat hij er iets over te zeggen heeft. Let goed op: er wordt niet ontkend dat je een lijf hebt, en gevoelens, en gedachten, en een sterk ik-besef dat zich hiervan de eigenaar en bestuurder waant. Alleen zijn dit geen werkelijke ‘objectieve’ verschijnselen maar droomachtige ervaringen, noch echt bestaand, noch niet-bestaand. Ze zijn niet objectief maar ook niet subjectief. Tegelijkertijd is er ook iets wat dit allemaal wéét, dat getuige is van deze ervaringen in je geest! Dat is het fundamentele open gewaarzijn waarin lichaam, gedachten, gevoelens en het ik-bewustzijn heel echt lijkende ervaringen zijn. Je hoeft die ervaringen niet te ontkennen en in plaats ervan iets ‘hogers’ of ‘diepzinnigers’ te ervaren. Het is voldoende om te zien dat al die ervaringen van een werkelijk bestaand ik-bewustzijn in een werkelijk bestaande wereld niets meer zijn dan ervaringen, die dus naar niets anders verwijzen dan de ervaring zelf. Je hoeft alleen het heldere droomachtige karakter van die ervaringen toe te laten, te herkennen, en op die manier langzaam de dualistische scheiding tussen jezelf en de werkelijkheid te laten oplossen in het oorspronkelijke open en ruime gewaarzijn ervan. Als dat gebeurt, verdwijnt je geloof in een echt bestaande ‘denker’ en ben je vrij van de beknellingen in je gedachtestroom.
Laten we nog eens nauwkeurig onderzoeken wat er precies gebeurt als we een gedachte krijgen over een object. In de zuivere ervaring van de werkelijkheid-als-geheel in het oorspronkelijke allesomvattende gewaarzijn, ontstaat een vernauwing van dat ruime gewaarzijn die als aandacht naar een onderdeel binnen die ervaring getrokken wordt. Gewaarzijn vernauwt zich tot aandacht en vormt meteen ook een gedachte, bijvoorbeeld ‘boom’. In dat concept ‘boom’ zitten drie aannames verborgen over de werkelijkheid: de boom is een enkelvoudig object (1), dat losstaat van zijn omgeving (2) en dat een onbepaalde tijd blijft bestaan (3). Die aannames zijn in het dagelijks leven prima bruikbaar, maar niettemin fundamenteel onjuist. De boom is geen enkelvoudig object maar een samenstelling uit onderdelen: de stam, de takken, de bladeren, die zelf ook weer uit kleinere onderdelen bestaan; de houtnerven en de boomsappen, die zelf weer uit kleinere onderdelen bestaan; de moleculen, die zelf weer uit kleinere onderdelen bestaan; de atomen, die zelf weer uit kleinere onderdelen bestaan, et cetera. In de deeltjesfysica wordt naarstig gezocht naar de allerkleinste onderdeeltjes van de materie, maar hoe verder we daarin komen, hoe meer het onderscheid tussen deeltje en energie vervaagt. Zelfs het onderscheid tussen werkelijk bestaand en niet-bestaand schijnt hier te vervagen tot een vorm van waarschijnlijkheid van bepaalde energiequanta. Kortom, de aanname dat een object enkelvoudig is, is onjuist. Ieder object is opgebouwd uit en afhankelijk van een samenstel van onderdelen.
Ook de aanname dat de boom onafhankelijk is van zijn omgeving is onjuist, zoals we al eerder zagen. De boom verschijnt bij de gratie van allerlei omgevingsfactoren zoals de aarde, de regen, de zon, de wind, andere bomen, zaadjes van vruchten van andere bomen, de juiste temperatuurschommelingen. De boom ontstaat in onderlinge afhankelijkheid van andere objecten. En hij ontstaat bovendien ook in onderlinge afhankelijkheid met ons waarnemend bewustzijn en de cognitieve waarnemingsfuncties in onze geest. Kortom, de boom is geen onafhankelijk object.
De derde aanname, dat de boom voor onbepaalde tijd blijft bestaan, is ook onjuist. De boom is vanaf zijn ontstaan aan het veranderen, verandert elk moment voortdurend, zo niet op zichtbaar niveau dan in elk geval op moleculair en atomair niveau. Elk voorwerp bestaat voor het overgrote deel uit energie die in constante beweging is. Uiteindelijk zal de boom uiteenvallen in zijn onderdelen, die ook weer voortdurend veranderen in iets anders. ‘Blijvendheid’ is een belangrijk onderdeel van de dualistische illusie. In het boeddhisme zeggen ze: ‘Je kunt nooit dezelfde handen voor een tweede keer wassen in dezelfde rivier.’ Het zijn niet meer dezelfde handen, niet hetzelfde vuil en niet dezelfde rivier. In werkelijkheid is alles onderhevig aan voortdurende verandering.
De neiging om deze voortdurende veranderlijkheid te negeren ten gunste van het objectiveren en solidificeren van afzonderlijke objecten in de werkelijkheid is de oorzaak van heel veel ellende. We hebben daardoor namelijk een sterke neiging om ons te verzetten tegen deze veranderlijke werkelijkheid, en dat verzet vindt plaats in onze gedachten. Kijk maar wat er gebeurt als je bij het afwassen een bord in scherven laat vallen: er is meteen een gevoel dat dit niet had mogen gebeuren, dat het een ‘ongelukje’ is. Maar veranderlijkheid, of ‘vergankelijkheid’ zoals die vaak genoemd wordt, is de essentie van alle verschijnselen, en veel van ons lijden vloeit voort uit het ontkennen ervan en het in gedachten ertegen in verzet gaan. Dat gebeurt als er een bord kapot valt, en ook – maar veel heftiger – als je geliefde ervandoor gaat of als je lichaam begint af te takelen. Omdat we daarnaast meestal ook de samengesteldheid van een situatie ontkennen en niet zien dat die ontstaat uit heel veel onderling afhankelijke oorzaken en omstandigheden, hebben we de sterke neiging om de persoon of situatie die de directe aanleiding is tot de narigheid verantwoordelijk te stellen voor ons lijden. Meer is niet nodig om onze gedachten volledig op hol te laten slaan in veroordeling en verwijt, in afwijzing en zelfafwijzing.
Het is van belang om in te zien hoe deze conceptuele misvattingen van enkelvoudigheid, onafhankelijkheid en ‘blijvendheid’ meteen ook de misvatting van de dualistische scheiding van bewustzijn en materie teweegbrengen. Zodra we namelijk onze ervaring van de werkelijkheid conceptualiseren en een blijvende, onafhankelijke en enkelvoudige boom waarnemen, ontstaat automatisch de misvatting dat er dus ook een onafhankelijke, enkelvoudige en blijvende ‘ik’ moet zijn die deze boom als zodanig waarneemt. Waarnemende ik en waargenomen boom worden door het conceptuele denken dus van elkaar gescheiden en geconsolideerd tot onafhankelijke entiteiten. Dit gebeurt elk moment van de dag, bij elke gedachte die we hebben over onszelf en de werkelijkheid. Dit werkt bij praktische zaken weliswaar prima, maar het is tevens een hardnekkige en desastreuze vergissing zodra het gaat over als pijnlijk ervaren omstandigheden en ons verzet ertegen. Gelukkig is er een manier om de kool en de geit te sparen, en van het denken wel de conceptuele voordelen te behouden (zoals communicatie met andere mensen) zonder de beklemmende nadelen ervan. Hier volgt nog een contemplatie om misleidende karakter van gedachten te leren zien.
CONTEMPLATIE
In deze contemplatie doe je verscheidene opdrachten met je gedachten terwijl je tegelijkertijd probeert te zien wat er gebeurt. Ga eerst even rustig zitten en laat je geest enigszins kalmeren. Begin dan met een aantal willekeurige dagelijkse gebruiksvoorwerpen in je gedachten te laten opkomen, net als in de vorige contemplatie. Maar deze keer kijk je naar de plaats waar deze gedachten tevoorschijn komen. Op welke locatie verschijnen de achtereenvolgende gedachten?
Vervolgens probeer je een willekeurige gedachte een tijdje vast te houden. Terwijl je de gedachte aan bijvoorbeeld een fiets of een bloempot laat voortduren, probeer je vast te stellen waar deze gedachte zich bevindt. Merk ondertussen op hoe lastig het is om een beeld of idee langer dan een paar tellen vast te houden zonder dat het verandert of verdwijnt.
Ten slotte laat je zo’n gedachte weer los en probeer je te kijken hoe deze oplost, en of er een plaats is waarheen ze verdwijnt.
Heb je kunnen ontdekken op welke plaats gedachten opkomen, waar ze verblijven, en waarheen ze verdwijnen? Sluit de contemplatie af met een minuutje rustig zitten in het gewaarzijn van wat zich dan ook voordoet in je geest en om je heen.
Veel mensen die voor het eerst deze oefening doen, hebben de stellige indruk dat hun gedachten zich afspelen in hun hoofd. Dit is een mooi voorbeeld van hoe onze waarneming beïnvloed wordt door wat we al (menen te) weten. Dat de gedachten in ons bewustzijn samenvallen met een neurologische activiteit in de hersenen is conceptuele kennis die gebaseerd is op de dualistische scheiding van bewustzijn en materie. Dit is overigens geen onjuiste kennis; ze is echter alleen geldig binnen het dualistische domein van de wetenschap35. Ons onderzoek speelt zich af op een fundamenteler niveau, waar deze kennis niet van toepassing is. Zodra je je gedachten probeert waar te nemen zonder kennis vooraf, zul je na een tijdje iets heel anders waarnemen. Gedachten zijn dan niet langer objecten die zich voordoen in je hoofd, maar zowel je gedachten als je hoofd zijn dan een ervaring in je gewaarzijn. Je moet beslist een tijdje oefenen voordat je deze omkering daadwerkelijk kunt ervaren. En nogmaals: er wordt niet ontkend dat je een hoofd hebt met daarin hersenen; er wordt alleen beweerd dat hoofd en hersenen, samen met je ik-bewustzijn ervan, minder werkelijk zijn dan ze lijken en eigenlijk droomachtige verschijnselen zijn, ervaringen in het fundamentele open gewaarzijn. De volgende oefeningen kunnen hierbij helpen.
CONTEMPLATIE
Neem een willekeurig voorwerp in gedachten, laten we zeggen een olifant. Kun je zeggen dat dit beeld van een olifant zich in je hoofd bevindt? Laat dit beeld nu uitdijen totdat je een olifant in gedachten hebt die honderd meter hoog is! Bevindt deze olifant zich nog steeds in je hoofd? Let op: er wordt ook niet beweerd dat deze olifant zich dus buiten je hoofd bevindt, in je kamer, in je tuin, of waar dan ook in de ruimte buiten je lichaam.
Breng nu je aandacht naar een plek in de ruimte om je heen, bijvoorbeeld je tafel of een kastje. Probeer nu of je je op die plek een banaan kunt voorstellen. Hij ligt er natuurlijk niet echt, alleen in je geest fantaseer je een banaan op de tafel voor je. Zowel de tafel als die banaan zijn ervaringen in je geest; de tafel is een waarneming, de banaan een gedachte. Wat is de precieze locatie van die banaan? In je hoofd? Of op tafel? Of geen van beide? En waar dan wel?
Als je zo begint te goochelen met gedachten en waarnemingen, ze door elkaar husselt en dan weer uit elkaar haalt, wordt het langzaam duidelijk dat je gedachten geen locatie hebben, dat er geen aanwijsbare plek in de ruimte is waar ze zich bevinden. In dat opzicht lijken ze op de droombeelden die je vannacht had in je slaap: als ervaring onmiskenbaar, als werkelijkheid zo vluchtig en ongrijpbaar als de ruimte waar ze in ontstaan – het onbegrensde fundamentele gewaarzijn. Zijn het geen wonderlijke verschijnselen, je gedachten? Zodra je de dualistische misvatting in je gedachten loslaat, kun je er zelfs plezier van hebben. Probeer het maar: laat de gekste en mooiste gedachten in je opkomen terwijl je ernaar blijft kijken. Goochel met ballen van vuur, laat adembenemende kleuren in je geest opkomen, kijk in peilloos diepe afgronden of over weidse vergezichten, en rust ten slotte uit in de mooiste tuin die je kunt fantaseren. Probeer ondertussen je gewaarzijn niet te verliezen.
In een later stadium kun je ook gaan oefenen met beangstigende of begeerlijke gedachten, om zo de illusie van echtheid erin te doorbreken. Maar als beginnend onderzoeker kun je het beste leuke, gekke, dwaze, vriendelijke beelden bedenken, terwijl je zoveel mogelijk het gewaarzijn waarin die gedachten verschijnen, helder probeert te houden.
Beëindig je contemplatie met een minuutje gewoon aandachtig aanwezig zijn bij alles wat zich in je geest aandient.
Ben je door al dit kijken naar je eigen gedachten al duizelig geworden? En heb je ook af en toe dat gevoel dat het je nooit zal lukken om dit te begrijpen of te realiseren? Of voel je misschien irritatie over de opvattingen die hier gepresenteerd worden? Wees gerust: dat hoort er helemaal bij. Want hoewel onze gebruikelijke dualistische manier van kijken naar de werkelijkheid ons heel vaak de pijnlijkste gedachten oplevert, zijn we er tevens heel erg aan gewend. Gelukkig hoef je die dualistische werkelijkheid niet te veranderen; het is voldoende de beklemmende implicaties ervan te doorzien. Het spirituele pad biedt een enorme verzameling aan technieken en methoden om je hierbij te helpen. Dus houd moed en kijk naar je irritatie of je moedeloosheid met enige humor: ook die zullen niet zo echt blijken te zijn als ze lijken.