10
Leren kijken naar je eigen geest
Als de geest naar zichzelf kijkt,
ook al is er niets te zien, is hij levendig en helder,
ongekunsteld, vrij, volkomen ontspannen,
rust in die staat op natuurlijke wijze, zonder afgeleid te zijn.
Dilgo Khyentse 20
Het is eigenlijk heel merkwaardig dat kijken naar je eigen geest iets is wat je moet leren. We leven heel ons leven met die geest, en elke ervaring wordt er door bepaald. Hoop en vrees, geluk en lijden, werkelijk álles doen we met die geest. En toch hebben de meeste mensen geen flauw idee van de geest zelf. Doorgaans denken we dat onze geest alleen datgene is waarmee we denken en voelen. Geen wonder dus dat we ons hele leven verwikkeld zijn in die gedachten en gevoelens en er volledig mee geïdentificeerd zijn. Geen wonder dat we door onze gedachten en gevoelens geleefd worden in plaats van ze te beleven. Geen wonder ook dat we die gedachten en gevoelens voor werkelijk wáár houden, en er dusdanig op reageren dat we de identificatie ermee voortdurend in stand houden. Zolang we geen idee hebben van de werkelijke aard van onze geest, kunnen we niet anders dan verstrikt blijven in die identificatie met gedachten en gevoelens. Om deze beklemmende vicieuze cirkel te doorbreken, moeten we leren kijken naar onze eigen geest. En omdat dit in het begin een nogal ongemakkelijke bezigheid is, moeten we eerst ook nog snappen dat er geen andere weg is om onze denkverslaving en de eruit voortvloeiende ellende te beëindigen.
Vaak gebeurt het dat mensen weliswaar geïnspireerd raken door deze spirituele kennis over de essentie van het bestaan, dat ze daar zelfs enige troost en plezier aan ontlenen, maar nooit de stap zetten om er zelf naar te leren kijken. Dat is net zoiets als die bedelaar uit het bekende voorbeeld die zich weliswaar getroost voelt door de wetenschap dat er onder zijn hut een kist met goud begraven ligt, maar die geen tijd heeft om hem op te graven, want hij is immers te druk met bedelen. En dan is een kist met goud nog maar een armzalige vergelijking met het geluk en de vreugde die voortvloeien uit het leren kennen van de fundamentele aard van de geest. Er is dus echt maar één weg, en dat is leren kijken, kijken en nog eens kijken.
Het eerste wat je ziet als je naar je geest begint te kijken, is die bijna onafgebroken stroom van gedachten. Je kunt het zo gek niet bedenken of je geest kan het dus bedenken en vervolgens ook nog eens talloze keren opnieuw denken. Wat ook meteen opvalt, is dat het haast onmogelijk is om te stoppen met denken. Dat is vooral heel vervelend als je verstrikt zit in beklemmende gedachten. Vandaar dat veel beginnende meditatoren menen dat meditatie betekent dat je moet leren stoppen met denken. En vandaar dat veel beginners na korte tijd afhaken omdat hun gedachten steeds wilder worden door die poging ermee op te houden. Dat moet je dus niet doen: proberen niet te denken. Wat je wel kunt doen is leren kijken zonder iets te veranderen aan wat er gebeurt in je geest. Dan is het mogelijk om méér te zien dan alleen gedachten en gevoelens. Zo kun je bijvoorbeeld waarnemen dat je geest in staat is om zich te richten op één bepaald object. De volgende contemplatie kan je daarbij helpen.
CONTEMPLATIE
In deze contemplatie volgt een reeks instructies die je meteen moet uitvoeren, enkele seconden lang, waarna je meteen weer verder leest tot en met de volgende instructie.
• Breng je aandacht naar de punt aan het einde van deze regel en houd hem daar enkele seconden lang.
• Breng nu je aandacht naar het boek dat je in je hand houdt.
De volgende instructies voer je uit terwijl je ogen gericht blijven op de bladzijde van dit boek.
• Breng nu je aandacht naar je linkervoet.
• Breng nu je aandacht naar het plafond boven je hoofd (terwijl je blijft kijken naar deze bladzijde).
• Breng nu je aandacht naar de herinnering aan wat je vanochtend gegeten hebt.
• Breng nu je aandacht naar eventuele geluiden die je op dit moment kunt horen.
• Breng nu je aandacht naar wat je van plan bent te gaan doen na het lezen in dit boek.
Leg nu dit boek even weg en doe hetzelfde nog eens: breng opzettelijk je aandacht na enkele seconden telkens naar een ander object: naar een voorwerp dat je ziet, een geluid dat je hoort, een gevoel in je lijf, een willekeurige gedachte, en wissel dit af. Doe dit ongeveer een minuut lang.
Is het je opgevallen dat je geest zich best een klein beetje laat sturen van het ene object naar het andere, als het maar niet te lang duurt? Zodra je probeert je aandacht langer dan enkele seconden bij hetzelfde object te houden, gaat je geest protesteren en vliegt hij alle kanten op. Maar ook als je niet probeert te sturen, wisselt je geest voortdurend van object. Kijk zelf maar.
CONTEMPLATIE
Ga er nog eens voor zitten, en leg na de volgende instructie dit boek even weg: kijk naar je geest zonder iets te doen, zonder je aandacht te sturen. Laat je ogen rusten op een willekeurig object in de ruimte voor je, en laat je geest volledig vrij. Kijk goed naar wat er gebeurt.
Is het je opgevallen dat je geest als je hem zijn gang laat gaan, voortdurend rondspringt van wat je denkt naar wat je voelt naar wat je ziet naar wat je hoort, aan één stuk door? Vliegt er een vogel voor het raam langs, dan gaat je aandacht daar naartoe. Hoor je een autoportier dichtslaan, dan gaat je aandacht daar naartoe. Telkens komen er ook gedachten in je op, en gaat je aandacht daar naartoe. Is je aandacht eenmaal gevangen door een gedachte, dan blijft hij meestal ook bij de volgende, en de daaropvolgende, en zonder dat je er erg in hebt, ben je afgeleid door een of ander verhaal in je geest. Totdat er iets gebeurt om je heen, of je herinnert je ineens dat je de vuilnis nog moet buitenzetten, dan stopt het verhaal en gaat je aandacht weer naar iets anders toe.
Er zijn dus twee soorten aandacht: de opzettelijke, die zich een klein beetje laat sturen, en de automatische, die helemaal vanzelf heen en weer springt. Deze laatste is de soort waar we meestal in verwikkeld zitten en die ons hele leven bepaalt. De eerste soort, de bewust gestuurde aandacht, kun je enigszins trainen in bepaalde vormen van meditatie. Deze training levert op den duur een kalmere geest op. Het brengt geen bevrijding van je denkverslaving: je leert hooguit wat minder te denken – en dat kan best prettig zijn – maar zonder het misleidende karakter van het hele denkproces te doorzien. Daarvoor moet je leren kijken naar je geest en zijn essentie leren zien: die ruime, open en gewaarzijnde kwaliteit.
Laten we eerst nog eens kijken naar die twee vormen van aandacht: de bewust gestuurde en de automatisch rondspringende aandacht. Deze laatste vorm van aandacht gaat zo automatisch dat je er doorgaans geen weet van hebt; er is geen gewaarzijn tijdens het rondspringen van je aandacht. Anders geformuleerd: de open en ruime gewaarzijnde kwaliteit van onze geest wordt dan meegezogen in de stroom van gedachten, gevoelens en waarnemingen, en is zichzelf volledig vergeten. In de spirituele methode noemen we dit ‘afgeleid zijn’. Toen je in de bovenstaande contemplatie probeerde te kijken naar dit automatische en voortdurende rondspringen van je geest langs verschillende objecten, was er wél heel even een beetje gewaarzijn van dit proces. En als je heel bewust probeert je aandacht langere tijd bij eenzelfde object te houden, is er nog iets meer gewaarzijn. Probeer maar eens een paar minuten je aandacht bij één object te houden, bijvoorbeeld bij je ademhaling. In het begin ben je je gewaar van elke in- en uitademing. Maar na een tijdje verliest het gewaarzijn zichzelf in een interessante gedachte of een gebeurtenis om je heen, en meteen daarna vergeet je je ademhaling en begint je aandacht weer aan zijn automatische rondedans langs je gedachten, gevoelens en zintuiglijke waarnemingen. Kortom: je bent afgeleid. Totdat je even later merkt dat dit het geval is en je weer door kunt gaan waar je gebleven was: je aandacht bij je ademhaling houden en je daarvan gewaar zijn. Deze bewust gestuurde aandacht en je gewaarzijn hebben dus een bepaalde relatie met elkaar. Deze wordt onderzocht in de volgende contemplatie.
CONTEMPLATIE
Ook nu moet je weer elke opdracht meteen na het lezen ervan enkele seconden uitvoeren, waarna je verder leest tot en met de volgende opdracht. Tijdens de hele opdracht laat je je ogen rusten op de bladzijde.
• Breng je aandacht naar de punt aan het einde van deze regel.
• Verruim nu je aandacht naar de handen die dit boek vasthouden.
• Vervolgens maak je je aandacht nog iets ruimer: het boek, je handen en de tafel of een deel van de vloer vóór je zijn nu enkele seconden het object van je aandacht.
• Maak de aandacht nog iets ruimer: de wanden van de kamer om je heen.
• En nu de hele kamer, met plafonds en vloeren erbij.
Doe hetzelfde nog eens maar dan zonder dit boek erbij: breng je aandacht naar een punt op de muur voor je. Terwijl je ogen op dit punt blijven rusten, verruim je langzaam je aandacht naar een stuk van de muur van een meter breed, daarna de hele muur vóór je, daarna ook de zijwanden van de kamer en ten slotte de hele kamer om je heen en boven en onder je. Doe het nu.
Misschien moet je deze contemplatie wel een aantal keren uitvoeren voordat je doorkrijgt wat er eigenlijk gebeurt. Om het duidelijk te maken, vergelijk ik aandacht even met de lichtbundel van een zaklantaarn. Aan het begin van de oefening is er een smalle heldere bundel die gericht is op één punt. Deze eenpuntige aandacht heeft in zichzelf een zekere mate van gewaarzijn: je wéét dat je aandacht bij dit punt is. Nu maak je de lichtbundel geleidelijk aan breder en ruimer totdat hij de hele ruimte om je heen omvat, en er dus eigenlijk geen sprake meer is van een bundeling van je aandacht. Op dat moment vallen aandacht en gewaarzijn samen. Aandacht is dus niets anders dan gebundeld gewaarzijn. Bij de automatische rondspringende aandacht is dit gewaarzijn zichzelf volledig in die bundeling kwijtgeraakt. Maar bij de opzettelijk gebundelde aandacht blijft een deel van het gewaarzijn actief: je wéét dat je aandacht bij dit object is.
Dit is de reden waarom aandachtoefeningen een hulpmiddel zijn bij het ontwikkelen van je oorspronkelijke oordeelvrije gewaarzijn. In het begin is er heel veel aandacht en een klein beetje gewaarzijn, maar naarmate je langer oefent, ontwaakt er steeds meer gewaarzijn in je geest, wordt je aandacht steeds ruimer en ruimer, totdat aandacht en gewaarzijn samenvallen en je je volledig gewaar bent van je hele ervaring. Het bundelen van gewaarzijn tot een vorm van geconcentreerde aandacht is dus een hulpmiddel dat op den duur zichzelf overbodig maakt: via de oefening in aandacht wordt het gewaarzijn zich steeds meer gewaar van zichzelf, steeds ruimer en stabieler. Ook hier moet je na een tijd het hulpmiddel weer loslaten, anders wordt de aandachtoefening op den duur juist een belemmering voor het realiseren van je diepste natuur. Uiteindelijk, als er geen onderscheid meer is tussen aandacht en gewaarzijn, vervalt ook het onderscheid tussen meditatiebeoefening en de rest van je dag. De hele dag door probeer je te rusten in het allesomvattende vriendelijke gewaarzijn van je volledige ervaring, zonder dat gewaarzijn te verliezen in afzonderlijke onderdelen van die ervaring zoals gedachten, gevoelens en zintuiglijke waarnemingen. Natuurlijk gaan die gedachten, gevoelens en zintuiglijke waarnemingen gewoon door. Maar als het open en ruime gewaarzijn zichzelf niet meer verliest in deze stroom van gebeurtenissen, ben je vrij van de beknellingen ervan.
Dat je open en ruime gewaarzijn zich iedere keer weer verliest in die automatisch rondspringende aandacht voor gedachten, gevoelens en zintuiglijke waarnemingen, is eigenlijk een heel merkwaardig verschijnsel. Iedereen die mediteert kent dit verschijnsel: je gaat vol goede moed zitten, je geest is helder en gewaar, je brengt je aandacht lichtjes bij je ademhaling en je neemt je voor om helder aanwezig te blijven in het hier en nu. Toch merk je even later dat je al seconden of minuten lang zit te dagdromen, plannen zit te maken of herinneringen zit op te halen! Telkens weer probeer je aanwezig te blijven, en telkens weer raak je ongemerkt afgeleid door je eigen gedachtestroom. Van dit automatisme kun je als meditatiebeoefenaar behoorlijk moedeloos of zelfs wanhopig worden. En dat is nou juist een van de meest subtiele dissociatievalkuilen van het spirituele pad: zodra je je ervan bewust wordt, probeer je meteen om ervan af te komen. Bijna iedere meditator komt af en toe in deze valkuil terecht en probeert dan te voorkomen dat de geest afgeleid raakt.21 Als je dat te krampachtig doet, wordt je geest steeds wilder en hou je er na een tijdje gefrustreerd mee op. Maar ook als je op een kalme en vriendelijke manier probeert niet afgeleid te raken, ontwikkel je na een tijdje misschien wel een kalmere geest, maar ontstaat daar tevens een gehechtheid aan, en een aversie voor een drukke en afgeleide geest. Dat vormt op den duur weer een belemmering voor het volledig doorzien van het misleidende karakter van je gedachtestroom.
In plaats van te proberen niet afgeleid te raken, kun je veel beter dit merkwaardige proces proberen te onderzoeken. Wat gebeurt er precies in je geest wanneer je gewaarzijn afgeleid raakt door zijn eigen stroom van gedachten? Het lijkt wel of er van die gedachten een zuigende werking uitgaat. Hetzelfde geldt voor gebeurtenissen en personen om je heen: ook hier verliest je gewaarzijn zich onmiddellijk in de zintuiglijke waarneming. Probeer maar eens om helder gewaar te blijven terwijl iemand je vraagt hoe laat het is. Onmiddellijk verliest je gewaarzijn zich in je reactie: volledig automatisch kijk je op je horloge, trek je een vriendelijk gezicht en zeg je hoe laat het is.
Tibetanen noemen dit verschijnsel zung dzin22. Zung verwijst naar de zuigende werking van objecten, dzin naar de grijpende reactie van het subject, de waarnemende geest. Object en subject lijken wel een magnetische aantrekkingskracht op elkaar uit te oefenen, zo hardnekkig is dit mechanisme van afgeleid raken. Ze trekken zo sterk naar elkaar toe omdat ze in wezen één zijn in de ervaring van het oorspronkelijke gewaarzijn. Het is de conceptuele geest die een kunstmatige scheiding creëert tussen het ik-bewustzijn en de omringende werkelijkheid, en vervolgens gelooft in zijn eigen creatie. Deze scheiding, deze verwarde en gespleten waarneming van de werkelijkheid, creëert telkens weer haar eigen bevestiging. Longchenpa verwoordt dit zo:
Het ik-bewustzijn bevestigt zijn verwarring op grond van zintuiglijke waarnemingen gedaan in die verwarring.23
Zodra de scheiding van subject en object plaatsvindt, verandert de essentiële eenheid tussen beide in een relatie van aantrekking en afstoting, en zal het oorspronkelijke gewaarzijn zich telkens weer opnieuw verliezen in de stroom van gedachten over de werkelijkheid.
Zodra je als meditator probeert dit proces te stoppen of te onderdrukken, ben je aan het dweilen met de kraan open. Het is pure symptoombestrijding die tevens de kwaal verergert. Kortom: stop met proberen niet afgeleid te raken. Gebruik in plaats daarvan dit verschijnsel als een hulpmiddel om de oorzaak ervan ongedaan te maken. Door te kijken en telkens weer opnieuw te kijken naar dit merkwaardige verschijnsel zonder er iets tegen te ondernemen, ontwikkel je een steeds helderder blik, wordt je gewaarzijn steeds stabieler, en raak je als vanzelf steeds minder afgeleid. Zo zijn we weer terug bij de essentie van het spirituele pad: leren kijken naar alles wat er gebeurt in je geest zonder daar iets aan te veranderen. Er is een prachtige meditatie-instructie die dit proces illustreert:
Net zoals modderig water, als je het niet roert, vanzelf helder wordt, zo zal ook de geest als je hem met rust laat zijn eigen heldere natuur realiseren.
Door telkens opnieuw naar de geest te kijken en hem met rust te laten, herken je geleidelijk aan steeds beter je eigen gewaarzijnde natuur. Subject en object worden steeds helderder gezien als wat ze altijd al waren: twee onderling afhankelijke verschijningsvormen van dezelfde fundamentele natuur, het oorspronkelijke oordeelvrije liefdevolle gewaarzijn. Dat is wie we werkelijk zijn.
Ja maar, zul je misschien denken, als mijn gewaarzijn in feite mijn diepste natuur is, waarom ervaar ik dat dan niet als zodanig? Dat komt doordat het gewaarzijn dat je ervaart als beginner op het spirituele pad, nog sterk vermengd is met het ik-bewustzijn, en daardoor ook een sterke neiging heeft zich te identificeren met de inhoud van je geest en zich laat meezuigen door je gedachten en gevoelens. Gewaarzijn lijkt daardoor aanvankelijk slechts een soort bijproduct van je ik-bewustzijn. Alleen door telkens weer naar dat gewaarzijn toe te gaan en erin te verblijven zolang je niet afgeleid raakt, verander je geleidelijk aan je punt van identificatie. Je bent steeds minder je ik-bewustzijn dat naar het gewaarzijn kijkt, en steeds meer het gewaarzijn dat naar het ik-bewustzijn kijkt. Je wordt steeds meer wat je in wezen altijd al was: dit open en ruime oorspronkelijke gewaarzijn. Wat je altijd als je ‘zelf’ beschouwde – je lijf, je herinneringen en verwachtingen, je hoop en vrees – blijken allemaal slechts onderling samenhangende ervaringen te zijn in dat oorspronkelijke gewaarzijn.
Dat tijdloze, oordeelvrije, open en liefdevolle gewaarzijn is je werkelijke ‘zelf’. En omdat het geen entiteit is, noemen boeddhisten dit ‘zelf’ vaak ‘zelfloos’ of ‘egoloos’. Het neemt geen ruimte in, want alle ruimte is erin. Het heeft geen begin en einde, want alle ervaring van tijd is erin. Het heeft geen lichaam, want ook het lichaam wordt erin ervaren. Het is vrij van denken, want alle gedachten en concepten vinden erin plaats. Het heeft geen identiteit, want alle identificatie speelt zich erin af. Omdat alle verschijnselen, zowel in ons als om ons heen, erin plaatsvinden, wordt het ‘allesdoordringend’ genoemd, of soms ook ‘alwetend’. Maar welke ervaringen er ook in plaatsvinden, mooie of afschuwelijke, goede of slechte, dit zelfloze zelf is er volledig vrij van, wordt er nooit door aangetast, op dezelfde wijze als een spiegel nooit vuil wordt ongeacht of er nu modder of goud in weerspiegeld wordt. Dat is de oorspronkelijke zuiverheid van je natuurlijke staat. Dat ben jij. Dat zijn wij.