12

 

Zeven manieren om in de natuurlijke staat te komen

 

 

 

 

Hoe verbazingwekkend dat deze geest, die ongeboren is en van oorsprong zuiver, vanaf het begin spontaan aanwezig is!

Dit inherente gewaarzijn, onze eigen aard, is van nature vrij.

Hoe wonderbaarlijk dat hij bevrijd wordt door hem te laten zijn, ongeacht wat er ook gebeurt!

Shabkar Lama 26

 

 

Het hele spirituele pad is erop gericht de ware aard van de werkelijkheid te leren zien, inclusief die van ons ‘zelf’. De ware aard van de werkelijkheid is tevens de ware aard van onze geest, omdat geest en werkelijkheid geen gescheiden entiteiten zijn maar onderling afhankelijke vormen van ervaring in het oorspronkelijke tijdloze gewaarzijn. Eerder schreef ik al over de namen waarmee deze werkelijke aard van alle verschijnselen wordt aangeduid: ‘het hogere zelf’, ‘de boeddha-natuur’, ‘de natuurlijke staat van zijn’, ‘de natuur van de geest’, of kortweg ‘de natuurlijke staat’. Het is de alles én zichzelf gewaarzijnde eigenschap die zich manifesteert in iedere ervaring, zowel van de wereld buiten ons als van onze gedachten en gevoelens. Als de ontstaansgrond en essentie van alle verschijnselen wordt dit ook wel aangeduid met ‘zo-heid’. Zodra iemand zich deze ware aard volledig realiseert, noemen we hem of haar verlicht, en de zijnstoestand waarin zo iemand dan permanent verkeert ‘de natuurlijke staat van zijn’. Maar lang voordat het zover is kun je als beoefenaar al kortstondige glimpen opvangen van die natuurlijke staat. Soms gebeurt dat spontaan, maar er zijn ook methoden om die spontaniteit een handje te helpen. Ze creëren als het ware de meest gunstige omstandigheid waarin spontane ervaringen van je natuurlijke staat gemakkelijker kunnen plaatsvinden. Daarover gaat dit hoofdstuk.

 

Eigenlijk is de term ‘natuurlijke staat’ enigszins misleidend: de natuurlijke staat is helemaal geen ‘staat’ zoals vreugde, woede en verdriet ‘staten van geest’ zijn; het is de kennende kwaliteit die getuige is van elke staat van geest, zowel pijnlijke als vreugdevolle. Het is die oneindige gewaarzijnde openheid waarin alle gedachten, alle gevoelens en alle zintuiglijke waarnemingen zich manifesteren in een continue stroom van Zijn. Doorgaans herkennen we deze essentie niet. In plaats daarvan kennen we aan de verschijnselen een werkelijk bestaan toe, en scheiden we die in een materiële werkelijkheid buiten ons en een waarnemende geest in ons. Dit is de oorzaak van al het lijden. Zodra de geest echter contact maakt met zijn eigen essentie en een glimp opvangt van die open en gewaarzijnde leegte waarin alles verschijnt, reageert het lichaam met totale ontspanning en soms met een intens gevoel van welbevinden. In het spirituele vakjargon wordt dit aangeduid met het Engelse woord bliss; het Nederlandse woord ‘verrukking’ komt in de buurt. Je geest kan daarbij tijdelijk vrij zijn van gedachten, en je zintuiglijke waarnemingen zijn soms opvallend helder.

Kortom, zo’n glimp van de natuurlijke staat kan een bijzondere ervaring zijn. Het is een indicatie dat je goed bezig bent. Maar het is een ervaring en meer ook niet. Denk niet dat je daarmee de verlichting bereikt hebt, want dan is de teleurstelling alleen maar groter als je even later weer in een beklemmende gedachtestroom terechtkomt. Nogmaals: verlichting is geen ervaring, maar het herkennen van de essentie van iedere ervaring, ongeacht of deze nu prettig of pijnlijk is.

Als je de technieken in dit hoofdstuk gebruikt als trucjes om prettige ervaringen op te wekken, zullen ze op termijn een belemmering gaan vormen voor het realiseren van je natuurlijke staat. Dit is die bekende paradox van het spirituele pad: het resultaat ervan is het einde van het lijden, maar als je daar te veel naar gaat streven, houd je het lijden alleen maar in stand. Het lijden verdwijnt alleen als jouw verzet ertegen verdwijnt, en dat hangt weer samen met het doorzien van de illusie van je ‘zelf’. Dus geniet van de fijne en dwaze ervaringen die je met deze technieken kunt creëren, maar laat ze vooral ook meteen daarna los zonder je ermee te identificeren.

 

Methode één

De eerste methode is gericht op het veranderen van je houding ten opzichte van de gedachtestroom in je geest. Zodra je gaat mediteren ontstaat immers meteen een sterke neiging om je te verzetten tegen je gedachten en te oordelen over het feit dat je telkens afgeleid raakt. In deze oefening probeer je bevriend te raken met de afleiding in je geest.

Begin eerst op de gebruikelijke manier met een paar minuten te zitten en je geest te kalmeren. Probeer dan, zodra er een gedachte in je opkomt, niet meteen je volle gewaarzijn erop te laten schijnen. Dat zou de gedachte namelijk meteen doen verdwijnen, en dat is wat je doorgaans doet tijdens meditatie. Probeer in plaats daarvan heel voorzichtig een klein beetje gewaarzijn aan je gedachtestroom toe te voegen, zonder deze te beëindigen. Ik zal met een voorbeeld duidelijk maken wat ik bedoel. Op een dag was ik aan het mediteren voor mijn caravan op de berg, toen ik aan de rand van mijn gezichtsveld op slechts enkele meters afstand een konijn opmerkte. In plaats van onmiddellijk mijn hoofd naar het dier toe te wenden, wat hem zeker zou doen schrikken en weglopen, lukte het me om héél langzaam mijn hoofd in zijn richting te draaien zonder hem af te schrikken. Op dezelfde manier kun je zodra er een begin van een gedachte in je geest opkomt, proberen de loop van deze gedachte niet te verstoren maar er alleen heel voorzichtig naar te kijken. Het is bijna alsof je probeert door te gaan met denken terwijl je toch ook helder aanwezig blijft in je gewaarzijn. Ook nu zal de gedachte tamelijk snel oplossen in de ruimte van je gewaarzijn, maar je aversie voor het afgeleid zijn zal erdoor verminderen.

 

Een variant op deze methode is om op het moment dat je geest eventjes kalm en helder is, nadrukkelijk te gaan zitten wachten op de volgende gedachte. Nog iets sterker wordt het als je gaat zitten hopen dat je afgeleid raakt. Ik ontdekte deze variant bij toeval toen ik aan het einde van een vrij lange meditatiesessie met mezelf de afspraak maakte dat ik thee zou gaan drinken nadat ik nog één keer helemaal afgeleid zou raken. Tot mijn verbazing en ongeduld bleef mijn geest een lange tijd volkomen gewaar ondanks de kortstondige gedachten die erin opkwamen. Kennelijk geldt ook op dit meest subtiele niveau de algemene dissociatie-wet dat alles wat je in jezelf probeert te bestrijden juist daardoor in stand gehouden en versterkt wordt, terwijl wat verwelkomd wordt veel eerder oplost in de natuurlijke staat van zijn.

Wat deze oefeningen vooral teweegbrengen is een geleidelijke ontspanning van je krampachtige houding ten opzichte van de gedachtestroom in je geest. In plaats van de afleiding in je geest te bestrijden ga je steeds meer de helderheid van je geest herkennen en waarderen, van waaruit je alles kunt verwelkomen zonder verzet of verkramping.

 

Methode twee

Een tweede reeks van methoden gebruikt het moedwillig creëren van afleiding in je geest als hulpmiddel om je gewaarzijn te verhelderen en te stabiliseren. Een simpele manier is om telkens als je merkt dat je afgeleid was, je laatste gedachte nog eens opzettelijk opnieuw te denken terwijl je daarbij gewaar probeert te blijven. Je kunt ook eens proberen een rekensom in gedachten op te lossen zonder je gewaarzijn te verliezen. Het kán, maar het denken verloopt veel moeizamer, alsof je door een stroperige massa heen moet lopen.

Veel beoefeningen – zowel religieuze als spirituele – bestaan uit het hardop of in gedachten opzeggen van diepzinnige teksten of gebeden. Als je daarbij tevens probeert je gewaarzijn niet te verliezen, maak je de beoefening meteen tien keer zo effectief. Het gaat wat makkelijker als je de tekst al uit je hoofd kent, of als de tekst uit een betekenisloze reeks klanken bestaat, zoals bij sommige mantra’s het geval is. Ook het visualiseren van vormen van boeddha’s kan gebruikt worden als een manier om je geest actief te gebruiken zonder je gewaarzijn te verliezen.27 Deze tweede reeks van methoden is er eveneens op gericht de gebruikelijke dualiteit tussen gewaarzijn en afgeleid zijn te verzwakken.

 

Methode drie

De meest heftige vorm van afleiding is gelegen in de sterke emoties van gehechtheid en afkeer. Seksuele begeerte, woede, verlatenheid – en eigenlijk iedere pijnlijke of beklemmende emotie – levert de meeste afleiding op van ons gewaarzijn, en is dus bij uitstek geschikt om mee te oefenen. De methode is bij elke emotie in principe gelijk: zodra je merkt dat je overvallen wordt door een sterke begeerte of aversie, een sterk gemis of een pittige zelfafwijzing, begin je met iedere reactie erop na te laten. Als je op dat moment in gezelschap bent, kun je je het beste zo snel mogelijk even terugtrekken. Vervolgens kijk je aandachtig naar wat er gebeurt in je geest en in je lijf. Je zult merken dat je gedachten een sterke aanzuigende werking hebben en dat je geneigd bent je volledig te verliezen in het verhaal over hoe waardeloos je wel bent, of hoe verkeerd en onrechtvaardig die ander of de situatie is. In feite probeer je met denken je beklemming te beëindigen, alsof er een verlossende gedachte zou zijn die het verhaal toch nog een happy end geeft. Die komt echter bijna nooit en intussen levert al dat denken juist een versterking van je beklemming op. Ook als je probeert te stoppen met al dat denken, wordt het juist erger. In plaats daarvan kun je oefenen met deze methode.

Richt een deel van je aandacht heel lichtjes op de fysieke ervaring van je emotie. Je gedachtestroom probeert je mee te sleuren in een pijnlijk verhaal, maar wat voel je werkelijk in je lijf op dit moment? Terwijl je een deel van je aandacht bij de sensaties in je lijf houdt, probeer je tevens gewaar te blijven van de ruimte om je heen en de geluiden die je hoort. Op deze wijze verbind je het ruime oordeelvrije gewaarzijn met de fysieke ervaring van je pijnlijke emotie en zet je je denkstroom tijdelijk buitenspel. Het hele beknellende denkverhaal stopt er niet door, maar wordt zo wel steeds meer een achtergrondgeluid, een beetje als een vervelende radio van de stratenmakers voor je deur: niet leuk, maar het heeft verder niks met jou te maken.

De hele oefening heeft een kwaliteit van vriendelijkheid, van niets willen veranderen aan de pijnlijke emotie. Zodra je erin slaagt ieder oordeel over de emotie los te laten en ieder verzet ertegen op te geven, lost de emotie op in zijn eigen natuur. Op dat moment zie je ineens dat de emotie niets anders is en nooit iets anders geweest is dan een beweging van zuiver gewaarzijn! En wat je altijd als pijnlijk en benauwend hebt ervaren, blijkt uitsluitend je eigen houding te zijn geweest van onwetendheid, veroordeling en verzet! Het is een ongelooflijk vreugdevolle ervaring, die tevens je vertrouwen in het spirituele pad enorm versterkt.

 

Dit is overigens niet meteen het einde van al je lijden: daarvoor heeft je oude gewoonte om je te verzetten tegen pijnlijke emoties nog te veel kracht. De eerste valkuil waar je ongetwijfeld in zult trappen na deze ervaring, is proberen die te herhalen. Zodra je een pijnlijke emotie ervaart, ga je deze methode proberen te gebruiken om zo snel mogelijk van het pijnlijke gevoel af te komen. Maar zodra deze beoefening ook maar een beetje vermengd wordt met streven, werkt ze niet meer. Als hulpmiddel tegen deze neiging kun je af en toe hardop of in gedachten de volgende mantra herhalen: ‘Geeft niks, mag best, laat mij maar even’ of: ‘Ik mag dit voelen, ik ben dit gevoel niet’. Het is de volledige overgave aan het fysieke gevoel van de emotie zonder je gewaarzijn van het hier en nu te verliezen, die je op den duur in contact brengt met je natuurlijke staat van zijn.

Een speciale vorm van werken met heftige emoties is deze opzettelijk in je op te (laten) wekken. In het oude Tibet ging de gevorderde beoefenaar ’s nachts naar het kerkhof om te oefenen met angst. Die begraafplaatsen in Tibet waren tamelijk gruwelijk omdat de lijken er niet begraven werden maar in stukken gehakt en aan de gieren gevoerd. Er lagen dus her en der stoffelijke resten verspreid. Bovendien geloven Tibetanen in geesten en demonen, dus je kunt begrijpen dat er moed voor nodig was om daar ’s nachts te gaan oefenen in het toelaten en doorzien van angstgevoelens. Voor veel westerlingen zou het mediteren op een begraafplaats helemaal geen angst opleveren: best lekker rustig daar. Wij kunnen veel beter oefenen met het dreigende vreemdgaan van je geliefde of het mogelijke verlies van je baan en je huis. En natuurlijk met het naderende bezoek aan de tandarts. En als deze mogelijkheden zich op dit moment niet aan je voordoen, kun je misschien eens gaan bungeejumpen of parachutespringen en proberen je gewaar te blijven van je angst voor en tijdens de sprong.

 

Een andere vorm van oefenen met opzettelijk opgewekte sterke gevoelens, is het werken met seksuele begeerte. Vanuit de tantra is een scala aan technieken bekend om seksuele opwinding te transformeren in extatische liefde. Deze zijn heel geschikt als voorbereiding op het rechtstreeks kijken naar seksuele begeerte. Daarbij probeer je niet meer iets te transformeren, maar blijf je aanwezig en laat je gewoon alle opwinding en begeerte door je lijf gaan. Je laat tevens alle opwindende gedachten aan wat je zou kunnen doen met deze partner in je geest opkomen en meteen weer oplossen, zonder erdoor afgeleid te raken. Je kunt dit trouwens ook doen zonder je kleren zelfs maar uit te doen of elkaar aan te raken. Zolang er opwinding en begeerte gevoeld worden, kun je ermee oefenen.28 Op dezelfde wijze kun je ook oefenen met opzettelijk opgewekte woede, jaloezie of zelfafwijzing, maar meestal lukt dat alleen in een trainingssituatie met behulp van bepaalde werkvormen.

Het werken met opzettelijk opgewekte emoties heeft het grote voordeel dat je gebruikelijke reflex van verzet tegen de emotie nu wat zwakker is, omdat je er immers zelf voor gekozen hebt. Dat maakt het iets gemakkelijker om dit verzet los te laten en je volledig over te geven aan het gewaarzijn van de fysieke sensatie van de emotie. Daardoor verdwijnt de beklemming die we er doorgaans aan toevoegen en kan de emotie oplossen in de ruimte van de natuurlijke staat.

 

Methode vier

De volgende methode is afkomstig uit Dzogchen, het hoogste onderricht uit het Tibetaans boeddhisme.29 Het doel is je gewone babbelende geest tijdelijk lam te leggen zodat de helderheid van de natuur van de geest heel even zichtbaar is. De methode is even simpel als direct. Begin met enkele minuten de geest tot rust te brengen en je gewaarzijn te verhelderen. Dan schreeuw je heel onverwacht en zo hard mogelijk ‘PHAT’. Je spreekt dit uit als ‘pet’ met een zachte p, maar hoe je het uitspreekt is eigenlijk niet zo van belang; de kreet moet vooral kort, luid en volkomen onverwacht zijn. Je schreeuwt hem eigenlijk al vóórdat de gedachte ‘nu ga ik schreeuwen’ tijd heeft gehad om te ontstaan. Tijdens de kreet kan de lucht ongehinderd uit je longen stromen, zoals bij schaterlachen. Meteen erna rust je in het heldere zelfkennende gewaarzijn dat overblijft nadat de conceptuele geest door deze kreet tijdelijk is lamgelegd. Zodra je gedachtestroom even later weer op gang komt, kun je het nog eens doen. Maar als je het te vaak achter elkaar doet, wordt het een methode om je gedachtestroom te onderdrukken en kom je hooguit in een soort blanco ‘domme staat van zijn’ terecht.

Deze methode doe je uiteraard alleen als er geen andere mensen in de buurt zijn. Er is een variant die buren en huisgenoten ontziet, minder dramatisch en ook iets minder effectief: adem heel plotseling en onverwacht in terwijl je alle spieren aanspant, zo ongeveer wat je doet als je ergens hevig van schrikt. Meteen erna ontspan je je en kijk je naar je geest. Trouwens, is het je ooit opgevallen dat je bijna vanzelf ophoudt met denken als je stopt met ademen? Ook dat kun je af en toe benutten als een manier om rechtstreeks naar je geest te kijken. Maar niet te vaak en te lang: ademnood en verstikking zijn geen spirituele beoefeningen.

 

Nog een variant op de voorgaande methoden om de conceptuele geest tijdelijk lam te leggen, is zo mogelijk nog dwazer. Je hebt er veel ruimte voor nodig. Ik gebruikte er de bergweide bij mijn caravan voor, maar je kunt het ook doen in een ruime lege kamer of zaal. Ga midden in de ruimte staan en maak je geest zo leeg mogelijk. Dan, zo plotseling mogelijk, ren je een paar seconden zo hard je kunt. Je moet al aan het rennen zijn voordat je hebt kunnen denken: ‘Nu ga ik rennen’. Meteen daarna sta je onbeweeglijk stil en kijk je naar je geest. Nog dramatischer is het om heel plotseling alle delen van je lichaam een paar seconden lang zo heftig mogelijk te bewegen en meteen daarna onbeweeglijk te blijven. Let op dat je voldoende ruimte hebt en een zachte ondergrond, want waarschijnlijk zul je hierbij onderuitgaan. In elk geval is het cruciaal om de actie spontaan, abrupt, heftig en kortstondig uit te voeren. Meteen erna rust je in het gewaarzijn van wat zich voordoet: vreugde, verbazing, lol, of het gênante gevoel dat je tamelijk stom bezig bent.

Ook deze methoden moet je niet te vaak achter elkaar herhalen omdat ze dan hun frisheid verliezen. En je kunt ze ook beter niet toepassen waar andere mensen bij zijn. Ze zouden kunnen schrikken en denken dat je een epileptische aanval hebt, of misschien zelfs bang van je worden. Zelfs in mijn eenzame bergweide keek ik eerst goed om me heen voordat ik deze oefeningen deed. Kun je het voor je zien: een wat oudere grijzende man die als een gek door de wei rent en wild door het gras rolt? Je kunt soms zo’n plezier hebben op het spirituele pad!

 

Methode vijf

De volgende methode ontdekte ik bij toeval. Op een mooie heldere ochtend zat ik te mediteren bij mijn caravannetje op de berg, toen er plotseling een straaljager heel laag overkwam, zo dichtbij dat ik de piloot kon zien zitten. Het geluid was zó hard dat het voelde alsof er een mes door mijn ruggengraat ging. Op datzelfde moment keek ik naar mijn geest: fantastisch! Ruim een uur lang bleef ik moeiteloos in een heldere bijna gedachteloze staat. Vanaf die keer herinner ik me telkens als ik ergens van schrik de natuurlijke staat.

Het is lastig om deze methode opzettelijk te beoefenen omdat de gebeurtenis waar je van schrikt volkomen onverwacht moet zijn. Dit is waarom ik zo genoot van heftig onweer op de bergtop: elke onverwachte flits met knal was een beoefening! Misschien kun je tijdens een retraite je collega-beoefenaars vragen om stiekem achter je rug een bommetje af te steken. Of vraag aan je huisgenoten om creatief te zijn in het vinden van nieuwe manieren om tijdens je meditatie je dood te laten schrikken! Wie zei dat meditatie saai is?

 

Methode zes

Dan is er nog de bijzondere methode die in het Engels sky-gazing genoemd wordt, wat we misschien kunnen vertalen met ‘hemelstaren’. Er zijn zelfs twee varianten.

Voor de eerste vorm van sky-gazing ga je op een wolkeloze dag in de vrije natuur plat op je rug liggen, zodat je alleen maar heldere hemel ziet. Je moet dus recht omhoog kijken zonder dat je aan de rand van je gezichtsveld ook nog bomen of andere voorwerpen ziet. De ochtend of avond is het geschiktst, omdat je dan geen last hebt van de zon. Probeer nu een minuut of vijf recht in de blauwe hemel te staren en tevens je geest zo vrij mogelijk van gedachten te houden. Je zult merken dat dit soms een ongemakkelijk gevoel in je ogen oplevert omdat ze geen object hebben waar ze zich op kunnen focussen. Dan ga je plotseling rechtop zitten en kijk je naar de natuur om je heen. Omdat het cognitieve deel van je visuele waarneming door dit hemelstaren eventjes tot stilstand is gekomen, zie je de werkelijkheid heel kort in een pure staat: helder en zonder conceptuele vervorming of commentaar in je geest.30 Als er geen vrije natuur of heldere hemel beschikbaar is, kun je hetzelfde proberen door thuis met je gezicht naar een volkomen witte muur te gaan zitten, zoals zen-beoefenaars weleens doen.31

 

Voor de tweede variant van sky-gazing heb je wel echt een grote open ruime hemel nodig. Ik deed dit natuurlijk vaak op de bergtop bij mijn caravan, maar iedere plek van waaruit je een groot stuk van de hemel kunt zien, voldoet. Je gaat nu zo zitten dat je blik zoveel mogelijk hemel omvat, met in de onderkant van je gezichtsveld nog een stukje horizon. Je kunt je ogen op of net boven de horizon richten. Het belangrijkste is dat je die sensatie van enorme ruimte tot je laat doordringen. Traditioneel wordt deze beoefening omschreven als: ‘het vermengen van je geest met de ruimte’. Wat je doet is de ruimte van je gewaarzijn vermengen met de fysieke uitgestrektheid van je omgeving. Je probeert als het ware beide ruimtes: de innerlijke ruimte van je geest en de uitwendige ruimte van je omgeving, te laten samensmelten tot één ruimte. Het grappige is: in werkelijkheid zijn die twee ruimtes altijd al één, en is het onze dualistische misvatting die ze scheidt in een innerlijke en een uitwendige ruimte. Met deze beoefening probeer je die kunstmatige scheiding als het ware eventjes te ‘vergeten’. Probeer dus niet iets bijzonders te ervaren, maar ontspan je in plaats daarvan gewoon in de sensatie van ruimtelijkheid.

 

Methode zeven

De zevende methode in deze reeks is er een die je kunt combineren met alle voorgaande. Het is de essentie van elke spirituele beoefening. Het is kijken naar de kijker. Je doet het zo: breng je geest een beetje tot rust en richt je aandacht lichtjes op een object in de ruimte vóór je. Blijf gewaar dat je dit aan het doen bent. Herinner je je het voorbeeld van de zaklantaarn? Je aandacht is als de lichtbundel van een zaklantaarn die gericht is op het object vóór je. Dan richt je, zonder je ogen van het object af te halen, je aandacht plotseling op de zaklantaarn zelf: van waaruit stroomt deze aandacht? Wie of wat is hier aandachtig? Kijk goed en probeer een waarnemer waar te nemen.

 

Zie je dat er niets te zien is? Er is aandacht voor iets, maar er is geen ik, geen vorm of geen entiteit, geen vast punt te vinden van waaruit die aandacht gericht wordt. Een seconde later wordt je aandacht weer naar buiten gezogen, of naar een volgende gedachte. Je kunt dit telkens maar heel even doen: kijken naar de kijker, zoeken naar de waarnemer. Je kijkt, je ziet niets, en meteen laat je los en verblijf je in deze ervaring.

In het zien dat er niets te zien is, ligt de ontdekking van je boeddhanatuur. Want hoewel er geen waarnemer gevonden kan worden, is er wel degelijk waarneming. Gewaarzijn is onmiskenbaar: het neemt alles waar wat zich afspeelt in je en om je heen. Toch kun je nooit ‘iets’ vinden dat gewaar is. Er is onmiskenbaar de ervaring van de werkelijkheid, en toch kun je nooit een ‘ervaarder’ vinden. Dit is die ‘lege’ kwaliteit van onze boeddha-natuur. Of nog preciezer: hier kijkt het kennende aspect van je natuur naar zijn eigen ‘leegte’, zijn eigen substantieloosheid, zijn eigen ‘zelfloosheid’. In die leegte verschijnen alle ervaringen: gedachten, gevoelens en zintuiglijke waarnemingen. Ervaring en wat ervaren wordt zijn non-duaal, ‘niet-twee’, omdat er geen ervaarder is buiten de ervaring. Wat je altijd als jezelf hebt beschouwd is immers ook een onderdeel van je ervaring. Je ego is samengesteld uit de ervaring van je lijf en je gedachten en gevoelens, plus al je herinneringen, opvattingen, automatismen, wensen en verlangens, hoop en vrees. Het is één groot verhaal, een vervolgverhaal, een soap bestaande uit talloze sub-verhalen, plots en wendingen. Dat is niet denigrerend bedoeld: juist de ontdekking van je fundamentele zelfloosheid geeft je de ruimte om vol vreugde en enthousiasme mee te doen in dit fantastische verhaal. Het is juist de misvatting dat alles heel serieus echt waar is, die het spontaan meespelen en genieten vaak zo belemmert.

 

Dus welke beoefening je ook doet, en ook telkens als je tijdens de rest van de dag die momenten hebt dat je even gewaar bent van jezelf, kun je iedere keer heel even je gewaarzijnde blik omkeren en naar zichzelf laten kijken. Zodra het gewaarzijn naar zichzelf kijkt, ziet het niets en tegelijkertijd alles wat het daarvoor ook al zag. Zonder spirituele kennis leidt dat ertoe dat we de geest nooit naar zichzelf laten kijken en volledig verstrikt raken in zijn verschijningsvormen. Maar als je vanuit de spirituele kennis over je natuur telkens weer je geest deze beweging laat maken – het gewaarzijn richten op zichzelf, het daadwerkelijk zoeken naar een entiteit die je je ‘zelf’ kunt noemen – en je kunt telkens opnieuw geen ‘zelf’ vinden, dan verandert spirituele kennis geleidelijk in een ervaring van je fundamentele zelfloosheid. Alleen via deze realisatie dat je in werkelijkheid ‘niets’ bent, kun je je natuurlijke staat bereiken waarin je realiseert dat je ‘alles’ bent! Je verliest je beknelde ‘ik’ die voortdurend verstrikt raakte in hoop en vrees, en je hervindt je ware natuur die zo ruim is dat ze alles wat bestaat liefdevol kan omvatten. Wijsheid is ontdekken dat je niets bent, liefde is ontdekken dat je alles bent. Zoals licht en warmte de twee kenmerken zijn van de zon, zo zijn wijsheid en liefde de twee kenmerken van onze natuurlijke staat van zijn.