20

 

Spelen met verhalen en lichtvormen

 

 

 

 

Als ‘echt bestaand’ en ‘niet-bestaand’

niet langer in het bewustzijn ervaren worden,

blijft er voor de geest niets anders over

dan te rusten in volmaakte vrede, vrij van concepten.

Shantideva 26

 

 

Elke gedachte draagt de suggestie in zich dat er een echt bestaande ‘ik’ is die deze gedachte denkt, en dat er een echte werkelijkheid buiten de geest is waar de gedachte naar verwijst. Zodra je ziet dat die suggestie een illusie is, ben je bevrijd van de dictatuur van je gedachten. Wat je altijd hebt beschouwd als een objectieve werkelijkheid blijkt nu een door je gedachten geconstrueerde werkelijkheid te zijn, enigszins te vergelijken met een verhaal: niet echt bestaand en ook niet niet-bestaand. Hiermee komt een einde aan je mentale beknellingen. Natuurlijk gaat je oude zelf – je lichaam en je ik-bewustzijn – gewoon verder als een van de personen27 in het verhaal. Alleen geloof jij niet meer dat je dat werkelijk bént. Je werkelijke zelf is de open gewaarzijnde ruimte waarin alle verhalen zich afspelen. Met liefde en humor kijk je naar het spel, en naar de man of vrouw die je speelt in het verhaal.

 

Een bijzondere manier om af te komen van je oude neiging om je verhalen serieus te nemen, is om zelf nieuwe verhalen erbij te maken. Eén toepassing van deze methode zagen we al in hoofdstuk 15, bij het verwerken van een traumatische gebeurtenis door deze te verrijken met visualisaties. Maar ze kan op veel meer manieren gebruikt worden. Zodra je begint door te krijgen dat het voor je geest niet zoveel uitmaakt of iets echt gebeurd is of alleen in je fantasie, ontstaat er een wereld van mogelijkheden. Immers alles wat je voor ‘echt gebeurd’ houdt, is een dualistische projectie van je ik-bewustzijn. Op een absoluut niveau is het verschil tussen een echte gebeurtenis en een belevenis in je fantasie slechts de gedachte dat de eerste ‘echt’ is en de tweede niet. Natuurlijk is een fantasie een individuele ervaring, terwijl een ‘echte’ gebeurtenis ook door anderen ervaren kan worden, hoewel door elk weer op zijn eigen manier. Maar het ‘echte’ aan die gebeurtenis, de suggestie dat ze onafhankelijk van onze geest plaatsvindt, is een projectie van onze geest. Zodra je ergens over nadenkt, zijn het je gedachten zelf die de scheiding creëren tussen een ik-bewustzijn en een echte werkelijkheid daarbuiten. In werkelijkheid is er alleen de ervaring, of het nu een individuele fantasie is of een met anderen gedeelde droomachtige ervaring die we doorgaans als ‘werkelijk’ beschouwen. Misschien dat het volgende voorbeeld dat nog iets kan verduidelijken:

 

Stel dat je morgen van je huisarts de tijding krijgt dat je nog hooguit een maand te leven hebt. Waarschijnlijk zal de vorige zin je op dit moment weinig beangstigen, omdat je immers weet dat het slechts een fantasie is. Stel je nu eens voor dat je morgen inderdaad die tijding krijgt, maar dat je daar vandaag nog totaal geen weet van hebt. Ook dan is er vandaag dus geen enkel probleem! Morgen waarschijnlijk wel, omdat je dan gaat denken aan je naderende dood en werkelijk gelooft in dat verhaal. Het is heel begrijpelijk dat er zich verhalen in je geest zullen ontrollen, zoals: ‘Had ik maar wat gezonder geleefd’, ‘wat jammer dat ik mijn kleinkinderen niet kan meemaken als ze groter zijn’, ‘ hoe moet het nu verder met mijn geliefde?’ Beklemmend worden deze gedachten pas als je ze voor werkelijk waar houdt en erin verkrampt. Zolang je gelooft dat ze betrekking hebben op een echte ‘ik’ in een echt bestaande werkelijkheid, zullen ze lijden veroorzaken. Pas als je je realiseert dat jij dat oorspronkelijke gewaarzijn bent waarin de verhalen zich afspelen, verliezen ze hun werkelijkheidswaarde en is ook doodgaan vrij van lijden. Je kunt dan zelfs je naasten die misschien nog wel lijden onder jouw naderende dood omringen met liefde en compassie.

Let op: er wordt dus niet beweerd dat je níét dood zult gaan of géén fysieke pijn zult ervaren. Er wordt alleen duidelijk gemaakt dat fysieke pijn of doodgaan niet de werkelijke oorzaak van je beknelling is. Dat zijn je gedachten eraan en het serieus nemen van die gedachten. Zelfs als je al op je sterfbed ligt, is het ergste dat je kan overkomen, een serieus genomen gedachte.

 

Het is moeilijk voor te stellen met onze denkende geest dat doodgaan eigenlijk geen probleem is, en dat pas wordt door eraan te denken. Immers zodra je hierover nadenkt en je probeert je voor te stellen hoe het zou zijn om je naderende dood te ervaren zonder erover na te denken, ben je er alweer over aan het denken! Anderzijds is het wel duidelijk dat onze gebruikelijke reactie, alsmaar denken aan de naderende dood, geen enkele bijdrage levert aan de vermindering van het probleem. En proberen er helemaal niet aan te denken is een vorm van ontkenning die – als het al lukt – de confrontatie alleen maar voor je uit schuift en ondertussen allerlei andere nare symptomen oplevert. Kortom, de uitweg uit dit probleem zit hem in het ervaren dat het de gedachte zelf is die de beknelling creëert! De pure ervaring, zonder de naar binnen gerichte projectie van een ‘ik’ die de ervaring ervaart, en zonder de naar buiten gerichte projectie van een objectieve werkelijkheid waar die ervaring naar verwijst, is vrij van lijden. Alleen door het opdelen van deze pure ervaring in een ervarend ik-bewustzijn en een echte werkelijkheid buiten die ervaring, ontstaat het lijden. Dat opdelen vindt plaats door het denken en vooral door ons geloof in die gedachten. Telkens als het oorspronkelijke heldere gewaarzijn zich verliest in de gedachtestroom en zich daar volledig mee identificeert, reageren we met aversie of gehechtheid op onze eigen pure ervaring. Die verliest daardoor haar puurheid en wordt door ons ervaren als iets waar we van af moeten of niet zonder kunnen. Alleen als we dit hele mechanisme doorzien vanuit de oorspronkelijke staat van gewaarzijn, verdwijnt het geloof in de ‘echtheid’ van onze gedachten. Daardoor lossen aversie en gehechtheid spontaan op, en komt er een einde aan iedere vorm van identificatie met een beperkt ik-bewustzijn. Dat is het einde van het lijden.

 

Als je ziet wat een enorme kracht er uitgaat van je geloof in je gedachten, dan kun je dat ook in je voordeel gebruiken. Een simpel voorbeeld is het gebruik van placebo’s: pillen die wetenschappelijk gezien geen enkele werking kunnen hebben, maar die toch een genezend effect hebben omdat je gelooft dat ze echt werken. In wetenschappelijk onderzoek naar de werking van medicijnen streeft men ernaar dit placebo-effect zoveel mogelijk te elimineren. Dat is begrijpelijk, omdat men immers de werking van een medicijn wil vaststellen onafhankelijk van het geloof erin bij de individuele patiënt. Maar als jij die individuele patiënt bent, dan zal je geloof in de werking van het medicijn aanzienlijk bijdragen aan de werking van dat medicijn. Doorgaans denken we dat dit alleen kan zolang je echt gelóóft dat het een werkend medicijn is; immers zodra je wéét dat het een neppil is, verdwijnt het placebo-effect. Dat komt echter doordat het aanvankelijke geloof in de werking van de pil omslaat in een ander geloof, namelijk dat het medicijn nu niet kán werken. En dat is jammer, want als het geloof in je genezing zo’n positief effect heeft op je genezing, waarom zou je dat dan niet altijd toepassen, onafhankelijk van welke pillen je ervoor gebruikt? Niet dat je nu moet gaan geloven in de werking van placebo’s; in plaats daarvan kun je leren geloven in het geloven zelf als genezende factor. Dit is nogmaals geen pleidooi voor het gebruik van placebo’s of andere quasi-medicijnen in plaats van echte. Elke werking van het medicijn zelf is natuurlijk welkom. Ik wil alleen maar laten zien dat het effect van jouw overtuiging ook benut kan worden zonder jezelf voor de gek te houden met het idee dat ze echt wáár is, zolang je maar niet gelooft dat ze níét waar is. Het is immers niet zo dat je in niets gelooft als je niets gelooft! Ook dan geloof je in iets, namelijk ‘niets’. Maar iets en niets, ‘echt waar’ en ‘niet waar’ zijn beide symptomen van het dualistische denken. In de open ruimte tussen deze uitersten zit je overtuiging als intrinsieke kracht, vrij van overschatting van de werkelijkheid als objectief bestaand, en vrij van onderschatting van de werkelijkheid als niet bestaand. Dit geloof is een vertrouwen in het vertrouwen zelf: alles komt goed omdat alles al goed is (ook al lijkt dat soms anders). Zo kun je bijvoorbeeld homeopathische middelen gebruiken zonder je te laten hinderen door het ontbreken van wetenschappelijk bewijs voor de werking ervan. Gewoon erin geloven, zonder te geloven dat je geloof verwijst naar iets echts (maar dus ook zonder te geloven in de gedachte dat ze dan niet kúnnen werken) is voldoende om er een werking aan toe te kennen. Dit geldt ook in het algemeen: zodra je erkent dat er geen werkelijkheid bestaat onafhankelijk van je geest, herken je ook hoe groot de invloed van je overtuiging is op je werkelijkheidsbeleving en ontwikkel je spontaan positieve, genezende en liefdevolle overtuigingen terwijl negatieve overtuigingen zoals zelfafwijzing en veroordeling van anderen vanzelf steeds meer verdwijnen.

 

Ik vertelde al dat ik in mijn woonkamer een altaartje heb met een boeddhabeeld erop en afbeeldingen van leraren en boeddha’s. Een religieus iemand gelooft echt dat deze voorwerpen heilig zijn, onafhankelijk van zijn geloof erin. Een rationeel iemand gelooft dat niet en kan ze hooguit zien als een prettige decoratie van de huiskamer. Maar een spirituele beoefenaar die voorbij het dualisme kijkt, ervaart zo’n altaar als een gewijde plek, zonder te geloven dat die voorwerpen ‘echt’ heilig zijn. Het is een projectie, maar zonder dat je vergeet dat het een projectie is. Het is een verhaal waar je plezier in hebt, waar je inspiratie aan ontleent, zonder dat je hoeft te geloven dat het werkelijk bestaat of niet bestaat. Voor een beoefenaar op dit non-dualistische spirituele pad is eigenlijk maar één ‘ding’ heilig, en dat is alles!

 

Dat de werkelijkheid noch echt bestaand is noch niet-bestaand, lijkt nog het meest op een stroom van droomachtige verschijnselen die tezamen een verhaal vormen. Deze manier van kijken is ook heel verhelderend ten aanzien van het verschijnsel religie. In elke cultuur zijn in de loop der eeuwen religieuze verhalen ontstaan met gelijksoortige elementen erin: hoe de werkelijkheid ontstaan is (een scheppingsverhaal), waar we naartoe gaan na onze dood (de hemel, de eeuwige jachtvelden of een zuiver boeddha-rijk), en hoe geluk en lijden afhangen van een almachtige god, van hogere wezens zoals engelen en boeddha’s, of zelfs van wispelturige geesten en demonen die met offerandes te vriend gehouden moeten worden. Zolang we menen dat ons geloof verwijst naar een echt bestaande werkelijkheid, zijn we verstrikt in dualisme. En als we geloven dat al die religies maar stompzinnige onzin zijn waar in werkelijkheid niks van waar is, zitten we nog steeds in de dualistische valkuil. Natuurlijk zijn religieuze overtuigingen prerationeel28 van aard, terwijl het inzicht dat deze geloofsovertuigingen geen logische of empirische onderbouwing hebben, rationeel is. Maar gezien vanuit een non-dualistisch en dus transrationeel gezichtspunt zijn religieuze overtuigingen eigenlijk gewoon verhalen waarin een antwoord gegeven wordt op vragen die buiten het terrein vallen van de zintuiglijke of wetenschappelijk meetbare ervaringswereld. Niet dat die antwoorden wáár zijn, ze creëren een projectie waar iemand met een religieuze behoefte zich prettig bij voelt. We zagen al dat de overtuiging dat niks bestaat wat niet wetenschappelijk bewezen kan worden, eveneens een projectie is, maar dan een waar de rationele wetenschappelijke geest zich het prettigst bij voelt. Zodra we doorhebben dat religieuze en antireligieuze overtuigingen in feite verhalen zijn over een vermeende werkelijkheid, verdwijnt iedere identificatie ermee en dus ook elke aandrang om anderen tot mijn overtuiging te bekeren. Omgekeerd kun je stellen dat hoe meer iemand geneigd is zijn religieuze geloofsovertuiging te verbreiden of aan anderen op te leggen, hoe minder hij contact heeft met de spirituele ervaring waar het religieuze verhaal naar verwijst.

 

Er is met religieuze projecties namelijk nog iets bijzonders aan de hand: ook als ze niet als projectie doorzien worden, kunnen ze soms aanleiding zijn tot bijzondere spirituele ervaringen in de geest van de gelovige. We hebben het nu niet over het slaafs volgen van de traditionele religieuze dogma’s zoals ik dat in mijn jeugd aanleerde in de katholieke kerk. Maar als iemand gelooft in een hoger wezen, een god of een boeddha, en er met liefde en respect mee communiceert, dan kan zo iemand daadwerkelijk soms zoiets als een ‘hogere’ aanwezigheid ervaren. Het werkzame bestanddeel is hier de liefdevolle en respectvolle innerlijke houding terwijl het verhaal eromheen slechts een voertuig is, de vorm waarin de innerlijke communicatie plaatsheeft. En de ervaring die erdoor opgewekt kan worden is een glimp van het pure oorspronkelijke gewaarzijn in de natuurlijke staat van zijn. Die zou je inderdaad kunnen omschrijven als een ‘hoger’ niveau van aanwezigheid, als je het vergelijkt met de totale afwezigheid waarin de meeste mensen hun dagelijkse leven doorbrengen. Het nadeel is alleen dat de gelovige deze ervaring doorgaans niet herkent als zijn of haar eigen natuurlijke staat en die dus projecteert op een hoger wezen buiten zichzelf. Dat maakt zo iemand afhankelijk van dat vermeende hogere wezen, wat weer een belemmering vormt voor verdere spirituele ontwikkeling. Maar dit nadeel wordt ondervangen als je je geloof herkent als een projectie van je eigen geest. Bewuste projectie brengt zo je ervaring van het ‘goddelijke’ toch weer terug waar het thuishoort: in je eigen volmaakte natuur.

Ook als je gelooft in de aanwezigheid van geesten, gidsen of engelen om je heen, kan dat een ervaring van ‘aanwezigheid’ opwekken die lijkt op wat je ervaart als je in een non-dualistische ‘natuurlijke’ meditatie verblijft. En als je dit geloof herkent als je eigen projectie kun je het benutten om je gewaarzijn steeds helderder en ruimer te ervaren. Het wordt dan steeds meer een besef van ‘aanwezigheid’ zonder dat je er werkelijk bestaande wezens bij hoeft te projecteren.

Zo is er ook een merkwaardig verband tussen het uitvoeren van een ritueel en je natuurlijke staat van zijn. Ook nu hebben we het niet over het gedachteloos uitvoeren van een religieuze rituele handeling omdat het nu eenmaal zo hoort. Maar als je echt een ritueel uitvoert, dan doe je dat heel aandachtig en respectvol terwijl je er een diepere betekenis aan toekent. De ervaring die je daarbij kunt hebben, lijkt op wat je soms ervaart als je een handeling uitvoert terwijl je in de natuurlijke staat van zijn verkeert. Ik kwam hier toevallig achter toen ik op een ochtend vlak na een meditatiesessie een bord havermoutpap aan het maken was. Ik verbleef nog enigszins in die heldere staat van de natuurlijke meditatie en plotseling zag ik mijn handen heel mooi de havermout in de pan met melk scheppen, er rozijnen, suiker en kaneel aan toevoegen,29 terwijl ik genoot van de schoonheid van deze gebeurtenis en er een diepe zinvolheid bij voelde die inherent is aan onze natuurlijke staat. Het leek wel een ritueel, een offerande aan het leven zelf, een hulde aan het pure zijn! Natuurlijk bleef het ook gewoon pap, dus met enige humor en zonder de verheven en plechtige ernst die traditionele rituelen zo vaak kenmerkt, heb ik hem evengoed met smaak opgegeten.

Zo kun je van dagelijkse handelingen ook opzettelijk een ritueel maken, zoals bijvoorbeeld van het tandenpoetsen. Door dat heel aandachtig en met gewaarzijn te doen, vrij van dualiserende gedachten, ontstaat een bijzonder ‘aanwezig’ ritueel. Je kunt er zelfs een diepere betekenis aan toekennen als je dat fijn vindt, door bijvoorbeeld met het reinigen van je mond de aspiratie op te wekken dat er de komende dag alleen maar gezonde etenswaren in zullen gaan, en dat er alleen vriendelijke en heldere taal uit zal komen.

 

Het Tibetaans boeddhisme is rijk aan rituelen en beoefeningen. Sommige kunnen wel een week duren en krachtige spirituele ervaringen opwekken, een klein beetje te vergelijken met een trance-staat of met een veranderde perceptie van de werkelijkheid zoals die ook met lsd of met paddo’s op te wekken is. Ook hier is het nadeel dat er een gehechtheid aan die ervaring kan ontstaan, en dat het geloof in de religieuze, sjamanistische of spiritistische verhalen rondom de beoefening niet als projectie herkend wordt, maar gesolidificeerd wordt tot een echt bestaande werkelijkheid. Je kunt echter deze religieuze overtuiging naar een spiritueel niveau tillen door het geloof erin te herkennen als een projectie van je eigen geest. Het religieuze, sjamanistische of spiritistische verhaal bij de beoefening is dan minder belangrijk dan de beoefening zelf, die daardoor kan bijdragen aan je spirituele ontwikkeling. Het bijkomende voordeel is dat zodra je een religieuze overtuiging als benauwend gaat ervaren, je die gewoon kunt beëindigen. Je vroegere angst voor represailles van een toornige god of van kwaadaardige demonen herken je nu als een naar buiten geprojecteerde zelfafwijzing.30

 

Een bijzondere toepassing van het ‘geloof in geloven’ is het ontwikkelen van spirituele aspiraties. Deze bewuste projecties kunnen bijdragen aan je welzijn, en indirect ook aan dat van anderen. Met name je aspiraties tot het realiseren van je natuurlijke staat en tot het welzijn van alles wat leeft, kunnen als ze gedragen worden door een sterke overtuiging heel erg genezend werken ten opzichte van je egocentrische verkramping. Daardoor word je een gelukkiger mens en kun je niet anders dan bijdragen aan het geluk van anderen om je heen. Een aspiratie is overigens niet hetzelfde als een ambitie of een hevig verlangen. Dat zijn dualistische emoties die het ego gebruikt om zijn eigen onzekerheid toe te dekken. Een aspiratie is veel transparanter, want zonder ‘ik-verkramping’ en gericht op geluk en welzijn in het algemeen. Het is een heilzame projectie zonder dat je vergeet dat het een projectie is.

 

Zo ben je als spirituele beoefenaar niet alleen bezig met het doorzien van de gebruikelijke verhalen over jezelf en de werkelijkheid als illusoir, je wordt ook een verhalenmaker, een experimentator met je eigen ervaringen. Naarmate je doorkrijgt dat je gedachten niet verwijzen naar een echt bestaande buitenwereld, verandert ook je ervaring van je ‘binnenwereld’. Je gaat beelden, gedachten en geluiden in je geest veel meer zien als ervaringen op zichzelf. Ze zijn niet zo heel anders dan je ervaringen van een buitenwereld, alleen intiemer, persoonlijker. En ze hebben evengoed een belangrijke invloed op je welzijn en je kijk op de wereld en op andere mensen. Vandaar dat het een belangrijk onderdeel is van het spirituele pad om te oefenen en experimenteren met deze innerlijke ervaringswereld.31 Dat gaat dan wel op een heel bijzondere manier, anders dan bij een gewone fantasie. Ook die kan soms best heel prettig zijn, zoals wanneer je door een drukke stad loopt en in je binnenwereld een prachtig landschap om je heen fantaseert. Een andere manier kennen de meesten van ons wel uit eigen ervaring: fantaseren over een aantrekkelijke seksuele partner, al dan niet een echt bestaande persoon. Iedereen weet hoe sterk het effect van zo’n fantasie kan zijn. Het op deze manier fantaseren is echter nog niet spiritueel van aard. Dat komt doordat ook je fantasie nog steeds een dualistische verwijzing bevat naar een echt bestaande werkelijkheid buiten de fantasie. Het wordt pas spiritueel als je doorkrijgt dat je buitenwereld minder werkelijk is dan je gedachten je ingeven. Ten opzichte van deze minder werkelijke buitenwereld wordt je binnenwereld dus iets werkelijker. Fantaseren binnen deze spirituele kijk op de werkelijkheid noem ik voor het gemak ‘visualiseren’ om het onderscheid met fantaseren niet te vergeten. Een visualisatie is dus een creatie in je binnenwereld terwijl je ziet dat deze creatie ‘gemaakt’ is uit puur gewaarzijn. Het verschil tussen een fantasie en een visualisatie kun je misschien een beetje ervaren in de volgende contemplatie.

 

CONTEMPLATIE

Ga er even voor zitten, en laat je geest een beetje tot rust komen. Creëer dan eerst een fantasie in je geest van een lamp: een bureaulamp die licht laat schijnen over je bureau, of de lichten van je auto in het donker, het maakt niet uit. Voel hoe je dit ervaart: het is een fantasie over iets dat daarbuiten bestaat, een mentale verwijzing naar een stoffelijke werkelijkheid. Laat vervolgens deze fantasie los, en visualiseer een bron van puur licht in je geest, een bolvormige sfeer van helder warm wit licht. Voel hoe je dit ervaart.

Wissel eventueel af tussen de fantasie en de visualisatie. Maak je niet bezorgd als je geen enkel verschil ervaart. Het is nogal subtiel en vereist misschien wat meer oefening.

 

Het boeddhisme zou het boeddhisme niet zijn als er niet een scala aan toepassingen zou zijn van deze visualisatietechniek. Een ervan is het visualiseren van een boeddha. Je kunt daarvoor een afbeelding gebruiken en deze eerst goed bekijken totdat je die enigszins uit je hoofd kent. Vervolgens visualiseer je deze zodanig dat het een lichtvorm wordt. Dus niet gewoon een herinnering aan de afbeelding oproepen, maar de afbeelding als het ware transparant maken, alsof het licht erdoorheen schijnt. Maak je niet druk over het feit dat je visualisatie instabiel is en voortdurend verandert van vorm of wegzakt in je geest. Het belangrijkste is dat je de visualisatie herkent als een vorm in je gewaarzijn die tevens ‘gemaakt’ is van gewaarzijn.32 In dat opzicht is ze dus even werkelijk of onwerkelijk als de boom in je tuin.

Een variant hierop is eerst de boeddha boven je hoofd visualiseren, en als het beeld enigszins helder is, dit omlaag brengen en samen laten vallen met je ervaring van je lijf. Het gaat er niet om dat je nu moet gaan denken dat je verlicht bent! Het is een hulpmiddel om datgene wat je doorgaans ervaart als je eigen, werkelijk bestaande lichaam, steeds meer te gaan zien als een ervaring in je geest, als een ‘gestolde’ visualisatie. Je kunt de boeddha ook visualiseren in je hartstreek, en de lichtstralen die eruit schijnen door heel je lijf voelen. Of een hele kring van boeddha’s om je heen visualiseren: het licht van je gewaarzijn schijnt er vrij doorheen. Ik doe dit regelmatig in de avondschemering als de buitenwereld minder afleidend is en de visualisaties daardoor beter zichtbaar zijn. Maar je kunt dit op elk moment van de dag doen, waar je ook bent. Een vriendin op het spirituele pad, die een waanzinnig druk leven heeft met een heleboel kleine kinderen, probeert de hele dag bij alles wat ze doet een boeddha boven haar hoofd of in haar hart te houden. Ze ervaart dit als een steun, en het houdt haar geest helder en liefdevol, vooral op momenten dat ze haar kinderen het liefst achter het behang zou plakken. Je kunt deze oefeningen natuurlijk ook doen met een inspirerende figuur uit een andere cultuur of religie. En je hoeft dus niet te geloven in het werkelijke bestaan, noch in het niet-bestaan van deze figuren. ‘Werkelijk bestaand’ en ‘niet-bestaand’ zijn immers de twee uitersten die samenhangen met het dualistische denken. Je kunt ze ervaren als ‘echt bestaand’ of als ‘zweverige onzin’, maar beide zijn verhalen in je geest. Dát realiseren is bevrijding.

 

Zo kun je als spirituele ‘verhalenmaker’ genieten van je verhalen en al doende tevens het illusoire karakter ervan steeds helderder zien. Hoe beter je ziet dat je visualisaties in feite lichtvormen zijn, vormen die je gewaarzijn aanneemt zonder zichzelf erin te verliezen, hoe duidelijker het wordt dat dit eveneens geldt voor je gedachten. In plaats van je te laten meeslepen door de inhoud ervan, herken je ze steeds beter als ‘uitstulpingen’ in het gewaarzijn, als ‘versieringen’ van je gewaarzijn, als golfjes in de oceaan van het gewaarzijn. Het gewaarzijn herkent zijn eigen uitstraling in iedere gedachte. En eigenlijk geldt dit ook voor je buitenwereld. Alle zintuiglijke indrukken die je doorgaans beschouwt als materiële objecten buiten je, blijken dan evenzovele lichtvormen te zijn, beelden van gewaarzijn. Het licht in de filmprojector herkent de beelden in de film als zijn eigen projectie. Gewaarzijn kijkt als het ware door jouw ogen naar zichzelf. Hoe wonderlijk om te ontdekken dat dit altijd al het geval was! Hoe vreugdevol om jezelf in alles te herkennen! Onmogelijk om daar niet van te houden.