Noten

 

 

 

 

DEEL I

 

 

Hoofdstuk 1

 

1 – Zie Jan Geurtz, De verslaving voorbij.

2 – Zie Jan Geurtz, Verslaafd aan liefde.

3 – In dit boek wordt onder ‘geest’ verstaan (tenzij anders is aangegeven): het geheel van gedachten, gevoelens en zintuiglijke indrukken. ‘Geest’ is dus wat ze in het Engels aanduiden met mind.

4 – Uit het Vimalaprabha-commentaar op de Kalacakra-soetra: ‘O monniken en wijze mannen, zoals een goudsmid zijn goud zou testen door het te verhitten, te wrijven en te krassen, op dezelfde wijze moeten jullie mijn woorden onderzoeken, en niet alleen aanvaarden uit eerbied voor mij.’

5 – Meditatie is de geest trainen in het herkennen van zijn eigen natuurlijke staat. Contemplatie is de geest gericht houden op een conclusie uit het spirituele onderricht (zoals op de onderlinge afhankelijkheid van alle verschijnselen in hoofdstuk 18) en deze te verbinden met je ervaring. Studie van het spirituele onderricht, contemplatie op de conclusies eruit en meditatie op de natuurlijke staat worden traditioneel de drie ‘wijsheidsinstrumenten’ genoemd en vormen samen het spirituele pad. Studie leidt tot inzicht, contemplatie tot ervaringen van dat inzicht, en meditatie tot het uiteindelijk realiseren ervan.

 

 

Hoofdstuk 2

 

6 – Deze uitspraak komt uit een teaching van Sogyal Rinpoche, gegeven in Sydney op 8 maart 2008.

7 – Hier volgt een korte bloemlezing uit de antwoorden die filosofen in de voorbije eeuwen bedacht hebben (ontleend aan H. Meyer, Kennis en realiteit):

 

1 – Er is iets waarop onze kennis der natuur betrekking heeft, maar onze geestelijke geaardheid laat niet toe daaromtrent iets anders te stellen dan dat het bestaat. De enige realiteit waarvan wij de structuur kunnen aangeven, is onze geestelijke geaardheid. Dit is het standpunt van Immanuel Kant (1724-1804).

2 – Er is niets waarop het proces van kennisverwerving betrekking heeft. De realiteit is dat proces zelf. Dit standpunt heeft de Marburgse school verdedigd, een neo-kantiaanse stroming.

3 – Het Zijn buiten onze kennis erover is een mysterie, waarover het voegzaam is te zwijgen. Aldus Ludwig Wittgenstein (1889-1951).

4 – Het reële element in onze kennis is beperkt tot individuele gewaarwording en is principieel niet mededeelbaar. Dit zegt Moritz Schlick, grondlegger van het positivisme (1882-1936).

5 – Er is wel iets buiten onze kennis der natuur, maar de filosofische beschouwing houdt zich daar niet mee bezig en beperkt zich tot de fenomenologische beschrijving van het kenproces, betoogt Edmund Husserl, grondlegger van de fenomenologie (1859-1938).

6 – Niets in onze kennis der natuur wijst op een zijn buiten die kennis; die kennis is een vrije schepping van de menselijke geest. Aldus sir Arthur Eddington, astrofysicus en wetenschapsfilosoof (1882-1944).

 

8 – Een van de belangrijkste westerse filosofen, Bertrand Russell (1872-1970), vat het probleem zo samen: ‘Het enige wat we weten is dat de werkelijkheid niet is wat ze schijnt te zijn. Indien fysische objecten een onafhankelijk bestaan hebben (hetgeen niet bewijsbaar maar wel aannemelijk is) dan moeten ze sterk verschillen van de zintuiglijke gewaarwording die we ervan hebben, en met die gewaarwording slechts een samenhang hebben op overeenkomstige wijze als een catalogus aansluit op de gecatalogiseerde dingen. Daarom laat ons verstand ons geheel in de steek ten aanzien van de echte innerlijke structuur van fysische objecten. De waarheid over fysische objecten moet vreemd zijn. Ze kan onbereikbaar zijn. Maar indien een filosoof meent dat hij haar achterhaald heeft, dan behoort het feit dat wat hij als waarheid presenteert vreemd aandoet, geen argument te zijn tegen zijn opvatting.’ Uit: B. Russell, Problems of Philosophy.

9 – Hoe de werkelijkheid onafhankelijk is van onze waarneming, wordt onder filosofen wel de ‘ontologische status’ van de verschijnselen genoemd, naar het Griekse woord ‘ontos’, dat ‘zijn’ betekent.

10 – Het woord ‘metafysisch’ wordt hier gebruikt in zijn wetenschapsfilosofische betekenis: een uitspraak over de fysische werkelijkheid als geheel.

11 – Maarten ’t Hart, De kritische afstand.

12 – Dit hangt samen met de klassiek logische grondwaarheden, zoals die bij de oude Grieken al bekend waren. Binnen de dualistische kijk op de werkelijkheid zijn het onze meest basale ‘waarheden als een koe’:

 

 

Hoofdstuk 3

 

13 – Patrul Rinpoche was een rondzwervende boeddhistische leraar in het Tibet van de negentiende eeuw. Het citaat komt uit Het hartjuweel van de verlichte meesters, met commentaar van Dilgo Khyentse.

14 – Dit drietal vertoont een opvallende gelijkenis met de drie belangrijkste aspecten van de groei van wetenschappelijke kennis:

 

1 – Verificatie is onmogelijk, alleen falsificatie en corroboratie (het falen van falsificatie) zijn mogelijk.

2 – Verklaringen maken gebruik van heuristische modellen (zie ook noot 29 bij hoofdstuk 4); dit zijn geen beschrijvingen van de werkelijkheid maar associatieve hulpmiddelen bij het vormen van concepten.

3 – Het herhaalbare wetenschappelijke experiment vormt de basis voor de groei van kennis.

 

15 – Het argument dat andere mensen onze waarneming van de werkelijkheid bevestigen en dat deze dus wel juist moet zijn, gaat op dit niveau van onderzoek niet op: andere mensen hebben precies dezelfde zintuigen als ik, en mijn cognitieve interpretatie van die zintuiglijke indrukken heb ik van andere mensen geleerd en is dus ook hetzelfde.

16 – Boeddha is Sanskriet voor ‘ontwaakte’.

17 – Sanskriet: pratîtyasamutpâda, (afhankelijk ontstaan) is in het Engels interdependent arising, in het Tibetaans tendrell.

18 – De eerste wet van de thermodynamica, ook wel Eerste Hoofdwet genoemd, stelt dat energie niet verloren kan gaan of uit het niets kan ontstaan. De wet staat algemeen bekend als de ‘Wet van behoud van energie’. Er kunnen alleen omzettingen van energie plaatsvinden. Materie wordt hierin beschouwd als een vorm van energie.

19 – De belangrijkste filosofische stroming in het boeddhisme wordt ‘de Middenweg’ (Sanskriet: Madhyamaka) genoemd.

20 – Meer over pre- en transrationaliteit in Ken Wilber, Een beknopte geschiedenis van alles, en in Verslaafd aan liefde, appendix 2. Zie ook noot 28 bij hoofdstuk 20.

 

 

Hoofdstuk 4

 

21 – Longchenpa, Kindly Bent to Ease Us, part III: Wonderment.

22 – Nietzsche schijnt ooit gezegd te hebben dat de waarheid niets meer is dan ‘de meest bruikbare leugen’.

23 – Zodra een waarnemende entiteit zichzelf waarneemt, ontstaat er een lus (in het Engels: loop). Dit gebeurt bijvoorbeeld als een camera op zijn eigen beeldscherm gericht wordt, als twee spiegels recht tegenover elkaar staan, of als een microfoon te dicht bij zijn eigen luidspreker komt (dit laatste wordt wel ‘rondzingen’ genoemd). Bij een waarnemingsloop zien we het beeld in een oneindige reeks verdwijnen. Als onze meest fundamentele waarnemingsfactor een entiteit, een ‘ding’ zou zijn, dan zouden we er een oneindige reeks van moeten waarnemen, allemaal ‘zelfjes’ die zichzelf waarnemen. Dit is niet het geval, vandaar dat onze meest fundamentele waarnemingsfactor zelf geen waarneembare entiteit kan zijn.

24 – Dat de ervaring naar niets anders verwijst dan naar zichzelf, kan in filosofisch jargon omschreven worden met ‘het ontbreken van een ontologische status’.

25 – Uit: Longchenpa, A Treasure Trove of Scriptural Transmission, autocommentaar bij The Precious Treasury of the Basic Space of Phenomena.

26 – Russell 1912, zie noot 8 bij hoofdstuk 2.

27 – De discussie of de hersenen de basis zijn van de geest of slechts verschijnselen in die geest, wordt hier omzeild door beide als onderling afhankelijke factoren te zien.

28 – Bohr, N.: Discussions with Einstein on Epistemological Problems in Atomic Physics.

29 – Deze voorstelling van voor het blote oog onzichtbare zaken in de natuurwetenschap, zoals de atoomkern met eromheen zwevende elektronen, wordt het ‘heuristisch model’ genoemd. Een ander voorbeeld van een heuristisch model is dat van de kinetische gastheorie waarin de moleculen van een gas als een wolk tegen elkaar botsende biljartballen worden voorgesteld.

30 – De materiële werkelijkheid en ons bewustzijn met zijn zintuiglijk waarnemingsapparaat zijn ook evolutionair gezien complementair: ze hebben zich onder invloed van elkaar ontwikkeld.

31 – Deze complementariteit van waarnemend subject en waargenomen object speelt op een andere manier ook in de subatomaire fysica: licht kan worden waargenomen als deeltjes of als een golfverschijnsel, afhankelijk van de manier waarop de waarneming verricht wordt.

32 – Wisława Szymborska kreeg in 1996 de Nobelprijs voor de literatuur.

 

 

Hoofdstuk 5

 

33 – Citaat afkomstig uit Hamlet, act 2, scene 2.

34 – Dit is geen ontkenning van het feit dat in onze gebruikelijke manier van kijken naar de werkelijkheid er wel degelijk verschil is tussen objectieve (in overeenstemming met de feitelijke ervaring) en subjectieve (de emotionele evaluatie van die feitelijke ervaring) constateringen. Beide worden doorgaans geprojecteerd als werkelijk bestaand buiten onze geest. Dat subjectieve ervaringen vaak geprojecteerd worden valt binnen het domein van de psychologie. Aantonen dat het objectiveren van zintuiglijke ervaringen in feite ook een vorm van projectie is, is het domein van de spiritualiteit.

35 – Ook onze dagelijkse ervaring wordt beïnvloed door deze wetenschappelijke kennis: wij wijzen automatisch naar ons hoofd als we het over onze gedachten hebben. In een pre-wetenschappelijke samenleving zoals de Tibetaanse wijzen mensen als ze het over hun geest hebben met hun hand naar hun hartstreek.

 

 

Hoofdstuk 6

 

36 – Nisargadatta leefde in Bombay van 1897 tot 1981. Het citaat komt uit: Sri Nisargadatta Maharaj, I Am That.

37 – Dit verlies van gewaarzijn wordt traditioneel in het Engels aangeduid met co-emergent ingnorance, enigszins moeizaam te vertalen in ‘mede-ontstaande onwetendheid’. In het Tibetaans marigpa.

38 – Samsara is Sanskriet voor ‘dolen’ of ‘meedrijven’, zoals een stuk hout op een rivier.

39 – In feite wordt niet het gewaarzijn helderder en stabieler maar zorgt de juiste oefening ervoor dat we allerlei misleidende concepten steeds beter leren doorzien, waardoor het oorspronkelijke gewaarzijn steeds beter zichtbaar wordt.

40 – Dat alle verschijnselen leeg zijn (shunyata) van een onafhankelijk bestaan, wordt benadrukt in de Tibetaanse filosofische stroming met de naam ‘Rang-tong’, hetgeen ‘Leeg van een zelf’ betekent. Dat het gewaarzijn vrij is van alles wat erin verschijnt, wordt benadrukt in de ‘Shen-tong’-stroming, ‘leeg van al het andere’. De reflecties in een spiegel zijn ‘leeg van een zelf’, terwijl het spiegeloppervlak ‘leeg van alles wat erin verschijnt’ is. Deze stromingen benaderen dezelfde werkelijkheid vanuit complementaire perspectieven: vanuit de verschijnselen (Rang-tong) en vanuit de natuur van die verschijnselen (Shen-tong).

 

 

Hoofdstuk 7

 

41 – Uit Byron Katie, A Thousand Names for Joy.

42 – Zie Verslaafd aan liefde, hoofdstuk 2 e.v.

43 – Zuivere stroom van ervaringen: ‘zuiver’ betekent hier vrij van dualistische en conceptuele interpretaties die we doorgaans automatisch verbinden met onze ervaring.

44 – In het boeddhisme wordt dit tweetal aangeduid met karma en klesha. Karma is Sanskriet voor ‘handeling’ en verwijst naar de opgeslagen indrukken van ervaringen in het verleden. Klesha betekent zoiets als ‘schending’ of ‘verontreiniging’, en verwijst naar onze aversie tegen en gehechtheid aan de schijnbare objecten van onze ervaring, waardoor de zuivere stroom van gewaarzijn gecorrumpeerd wordt tot een beknellend ik-bewustzijn.

45 – Tulku Urgyen leefde van 1920 tot 1996.

46 – Nirvana (Sanskriet) betekent letterlijk ‘uitdoving’, namelijk van de oorzaken van het lijden.

 

 

DEEL II

 

1 – De Hartsoetra is een belangrijke tekst uit het boeddhisme. Dit eerste vers eruit wordt toegeschreven aan de Indiase wijze Nagarjuna.

 

 

Hoofdstuk 8

 

2 – Tulku Urgyen Rinpoche, Rainbow Painting.

3 – Erik van Zuydam, De Ontdekking van het Nu.

4 – Tony Parsons, As it is.

5 – Longchenpa, A Treasure Trove of Scriptural Transmission.

6 – Er zijn wel gevallen bekend van spontane realisatie die plaatsvonden tijdens een ernstige levenscrisis, zoals van Eckhart Tolle en Byron Katie. Beiden beschrijven hoe ze na hun bijzondere verlichtings-ervaring aan het oefenen zijn geslagen om hun oude patronen los te laten. In het traditionele boeddhisme wordt ook de – zeer zeldzame – mogelijkheid van spontane realisatie erkend. Deze wordt verklaard door te verwijzen naar beoefening in een vorig leven.

7 – Het eerste stadium van realisatie is het realiseren van de leegte van de eigen identiteit, soms ook ‘egoloosheid’ genoemd. Iemand met deze realisatie werd ‘Arhat’ genoemd, wat ongeveer ‘overwinnaar’ betekent, namelijk van het lijden. In het boeddhisme worden soms twee stadia van realisatie vermeld die overeenkomen met respectievelijk het doorzien van de emotionele versluiering (resulterend in ego-loosheid) en het doorzien van de cognitieve versluiering (resulterend in de realisatie van de non-dualistische natuur). Soms worden deze twee stadia nog verder onderverdeeld in tien stadia.

8 – Thich Nhat Hanh, Old Path, White Clouds, Walking in the Footsteps of the Buddha.

9 – Sogyal Rinpoche, Het Tibetaanse boek van leven en sterven.

10 – Surya Das, The Snow Lion’s Turquoise Mane, Wisdom Tales from Tibet.

11 – Rinpoche (spreek uit ‘Rimposjéé’) is de gebruikelijke aanspreekvorm van boeddhistische leraren in Tibet. Het is Tibetaans voor ‘kostbare’.

12 – Tibetaans voor ‘De alles-creërende vorst’, vrij vertaald uit Longchenpa, A Treasure Trove of Scriptural Transmission.

 

 

Hoofdstuk 9

 

13 – Sogyal Rinpoche, Het Tibetaanse boek van leven en sterven.

14 – Tijdens een recitatiebeoefening wordt een tekst met een diepzinnige religieuze en/of spirituele inhoud hardop en op een ritmische manier uitgesproken. Tegelijkertijd moet je op de inhoud ervan contempleren, wat voor een beginner heel lastig is, zeker als die tekst in het Tibetaans is.

15 – ‘Versmelting’ geeft aan dat het bewustzijn volledig geïdentificeerd is met een bepaalde eigenschap of gewoonte, zonder zich daar bewust van te zijn. ‘Dissociatie’ is de neiging om zodra je je bewust wordt van een negatieve of onprettige eigenschap of gewoonte, hier zo gauw mogelijk van af te willen komen. Meer over versmelting en dissociatie in Verslaafd aan liefde, hoofdstuk 7.

16 – Nice guy is de naam van het egopatroon waardoor je altijd probeert aardig gevonden te worden en conflicten te vermijden. Meer over dit en andere patronen in Verslaafd aan liefde, hoofdstuk 4.

17 – Lerab Ling huisvest een kleine sangha van monniken en nonnen die naast hun beoefening allerlei huishoudelijke en logistieke taken vervullen.

18 – Dit soort referentieloos gedrag wordt traditioneel in het Tibetaans boeddhisme crazy wisdom genoemd, ‘dwaze wijsheid’.

19 – Meer hierover in hoofdstuk 20.

 

 

Hoofdstuk 10

 

20 – Dilgo Khyentse is een Tibetaanse leraar die leefde van 1910 tot 1991. Hij was een van de leraren van Sogyal Rinpoche. Het citaat komt uit zijn autobiografie Brilliant Moon.

21 – We worden hier soms in gestimuleerd door traditionele meditatie-instructies, die vaak ook de indruk wekken dat je niet afgeleid mag raken tijdens je meditatie. ‘Wees nooit, zelfs geen moment afgeleid’ (‘Never be distracted for a single moment’) is zo’n traditionele meditatie-instructie uit de oosterse spiritualiteit. In die cultuur was het gebruikelijk om het eindresultaat van een beoefening als instructie te formuleren. Voor westerlingen werkt dit niet, omdat zo’n instructie in de praktijk onuitvoerbaar is. Een westers geformuleerde variant zou zijn ‘probeer zoveel mogelijk aanwezig te blijven’.

22 – Dzin betekent ‘grijpen’ en zung ‘dat wat gegrepen wordt’. Zie ook noot 31 bij sky-gazing in hoofdstuk 12.

23 – Longchenpa, A Treasure Trove of Scriptural Transmission, p. 30: ‘Ordinary consciousness reifies its confusion on the basis of sensory appearances perceived in that confusion.’

 

 

Hoofdstuk 11

 

24 – Uit Longchenpa, Kindly Bent to Ease Us, part III: Wonderment.

25 – Op een dieper niveau zijn de drukte in je leven en de drukte in je geest niet eens gescheiden grootheden maar twee onderling afhankelijke aspecten van dezelfde non-dualistische ervaring.

 

 

Hoofdstuk 12

 

26 – Shabkar Lama, De vlucht van de Garoeda.

27 – In hoofdstuk 20 wordt nader ingegaan op het visualiseren van boeddha’s.

28 – De methode om met seksuele begeerte te oefenen is nader uiteengezet in Verslaafd aan liefde, hoofdstuk 20. Zie ook hoofdstuk 16 over spirituele relaties.

29 – Dzogchen betekent letterlijk ‘Grote volmaaktheid’. De oorspronkelijke tekst van deze methode zou afkomstig zijn van de eerste Dzogchenleraar in de lijn van overdracht, Garab Dorje, en heet: ‘Hitting the essence in three words’. Bekend is vooral het commentaar op deze tekst van Patrul Rinpoche. Zie o.a. James Low, Simply Being, Texts in the Dzogchen Tradition.

30 – Traditioneel wordt dit wel vergeleken met hoe ‘een kind in een tempel’ naar zijn omgeving kijkt: verwonderd en zonder kennis.

31 – Je kunt bij deze oefening soms ook zien hoe je geest na enkele seconden weer automatisch naar objecten toe gezogen wordt. Dit is de dualistische, preconceptuele neiging van onze geest, de zung dzin (zie noot 22 bij hoofdstuk 10) van waaruit nam tok, het conceptuele denken, ontstaat.

 

 

Hoofdstuk 13

 

32 – Het hartjuweel van de verlichte meesters, met commentaar van Dilgo Khyentse.

33 – Longchenpa, A Treasure Trove of Scriptural Transmission, hoofdstuk 10.

34 – Deze ‘onechtheid’ van gedachten wordt in de methode van Byron Katie duidelijk gemaakt door er vier vragen op los te laten, met als ondertoon de houding: ‘Is dat werkelijk waar?’ Zie voor deze prachtige methode de website thework.com.

35 – In Dzogchen wordt dit ‘zelfbevrijding’ (self-liberation) genoemd. Dit refereert aan het feit dat er geen enkele methode of hulpmiddel meer nodig is om je te bevrijden van de gedachte; ze ‘bevrijdt zichzelf’.

36 – Deze spontane verandering van oorspronkelijk non-dualistisch gewaarzijn in een non-conceptuele maar niettemin toch dualistische ‘blanco staat van zijn’ wordt in de spirituele methode ‘mede-ontstaande onwetendheid’ genoemd (co-emergent ignorance). Het is een dualistische staat die aanvankelijk nog vrij is van gedachten, maar waarin wel al een scheiding van object (de meditatie) en waarnemend subject (de meditator) ervaren wordt. Deze blanco dualistische staat van zijn wordt traditioneel aangeduid als alaya vijnana (Sanskriet voor ‘basis-bewustzijn’), of ‘het achtste bewustzijnsniveau’. Van daaruit ontstaat wat we doorgaans afleiding noemen: het conceptuele verwijzen naar een werkelijkheid buiten de geest, ook wel ‘de onwetendheid die alles labelt’ genoemd (Tibetaans: kun tag). Dit vindt plaats in het zevende niveau van bewustzijn. De overige zes bewustzijnsniveaus zijn de vijf zintuiglijke plus het mentale bewustzijn. De acht niveaus van bewustzijn zijn een indeling uit de boeddhistische school met de naam ‘Cittamatra’ (hetgeen mind-only, ‘alleen geest’ betekent).

37 – Zo is er een app met de naam Insight Timer die je kunt aanzetten tijdens je meditatiesessies. Deze houdt een statistiek bij en laat je tevens zien wie er nog meer in de wereld of in je omgeving aan het mediteren zijn. Een andere app met de naam Mindfulness Bell kun je zo instellen dat hij de hele dag door om de zoveel tijd een gong laat horen om je te herinneren aan je oorspronkelijke gewaarzijn.

 

 

Hoofdstuk 14

 

38 – Byron Katie, A Thousands Names for Joy.

39 – De Tao Te Ching is een Chinees wijsgerig werk dat 2500 jaar geleden geschreven is door Lao-Tzu.

40 – Traditioneel worden deze emoties ‘de vier onmetelijken’ genoemd, omdat ze niet afhangen van egocentrische voorwaarden en gericht zijn op het ultieme geluk van alles wat leeft.

41 – Soms kunnen zulke liefdevolle woorden voor jezelf juist aversie en walging opwekken. ‘Getver, jezelf lieverd noemen, om te kotsen!’ Het kan zijn dat de woorden dan niet geschikt voor je zijn; dan kun je het met andere liefdevolle uitdrukkingen proberen. Maar het kan ook zijn dat vriendelijkheid voor jezelf in eerste instantie je negatieve geloof opwekt, en dat de walging in feite niet de woorden maar jezelf betreft. In dat geval kun je beter kalm aan beginnen en jezelf af en toe een klein complimentje geven om te wennen aan de nieuwe relatie met jezelf.

42 – Longchenpa, A Treasure Trove of Scriptural Transmission, blz. 201 e.v.

 

 

DEEL III

 

1 – Nyoshul Khen Rinpoche was een van de leraren van Sogyal Rinpoche en leefde van 1932 tot 1999. Citaat uit Sogyal Rinpoche, Het Tibetaans boek van leven en sterven.

 

 

Hoofdstuk 15

 

2 – Dilgo Khyentse, Brilliant Moon.

3 – Die indruk wordt soms wel gewekt in bepaalde spirituele benaderingen. Het Vajrayana-boeddhisme beschrijft bijvoorbeeld hoe de illusoire samsarische wereld in werkelijkheid een schitterend paleis is met poorten en ornamenten, waarin een grote troon staat waarop een boeddha gezeten is. Het visualiseren van deze voorstelling is echter uitsluitend een hulpmiddel om de ‘soliditeit’ die we doorgaans aan de materiële werkelijkheid toekennen, te verminderen (zie ook hoofdstuk 20). Het aannemen van een ‘echte’ werkelijkheid achter de illusoire is een typisch religieuze projectie. Ze wordt altijd als prachtig en gelukzalig voorgesteld en moet doorgaans bereikt worden ná je dood. De spirituele visie zegt dat als er al ervaringen mogelijk zijn na de dood, het illusoire ervaringen moeten zijn, net als vóór de dood (en de dood zelf).

4 – The magical manifestation matrix of Vajrasattva is de titel van een commentaar van Dodrupchen Jigme Tenpa’i Nyima op de Secret Essence Tantra. De ‘dimensies’ van deze matrix bestaan uit de onderlinge afhankelijkheid van de vijf skanda’s: vorm, gevoel, perceptie, mentale formatie en bewustzijn.

5 – Zo zijn verleden, heden en toekomst ondenkbaar als afzonderlijke entiteiten. Ze zijn in feite zelf illusoir, kijk maar: het verleden bestaat alleen als gedachte in het heden. Ook de toekomst is een gedachte in het heden. Maar het heden heeft zelf geen tijdsduur. Immers, als het één seconde zou duren, zou die tijd weer verdeeld kunnen worden in een begin, midden en einde, en dus in een verleden en een toekomstig deel. Het heden is eigenlijk de tijdsduur-loze scheidslijn tussen verleden en toekomst, die beide weer alleen bestaan als gedachte in het heden. Kortom, drie op zichzelf illusoire dimensies die tezamen de illusie van tijd geven.

Op dezelfde wijze hebben lengte, breedte en hoogte geen zichtbare vorm als ze los van elkaar bekeken worden. Een voorwerp met alleen een lengte, een breedte of een hoogte is een abstractie en feitelijk onwaarneembaar. Het zijn dus drie abstracte dimensies die tezamen de illusie van een ruimtelijke vorm creëren.

6 – Een illusie ontkennen of omzeilen versterkt het geloof erin. Neem het voorbeeld van een luchtspiegeling waardoor het op een warme dag lijkt of de weg in de verte onder water staat. Als je omkeert om een andere weg op te zoeken die niet onder water staat, blijft de weg die je hebt ontweken in jouw perceptie altijd onder water staan.

7 – Deze visie op verslaving verschilt fundamenteel van die in de bekende AA-benadering. Daar wordt de illusie van een echt bestaand zelf dat echt verslaafd is niet doorbroken, maar ‘onder controle gehouden’. Toch zitten er ook werkzame aspecten in hun twaalfstappenplan, en veel mensen hebben er de kwaliteit van hun leven aanzienlijk mee kunnen verbeteren. Het is alleen jammer dat ze ook na jaren van onthouding blijven geloven dat ze ‘eens verslaafd altijd verslaafd’ zijn en zo nooit een volledig vertrouwen ontwikkelen in hun eigen volmaakte natuur.

8 – Dit geldt natuurlijk niet voor een concreet probleem, zoals een lekke band, waar een concrete oplossing voor is. Maar ook dan is het niet het denken aan het verwisselen van het wiel waardoor het probleem opgelost wordt, maar het feitelijk verwisselen ervan. Het denken aan het verwisselen van een wiel kan bij veel mensen wel weer een angstig gevoel opwekken, bijvoorbeeld als ze dat nog nooit gedaan hebben of er pijnlijke herinneringen aan hebben.

9 – Sommige depressies hebben ook een fysiologische/neurologische oorzaak, die weer kan samenhangen met erfelijke aanleg en met verwaarlozing of mishandeling in de vroege jeugd. Medicatie kan een belangrijke rol spelen bij het genezen van een depressie. Maar zonder inzicht in de achterliggende werking van de geest en zonder oefening in het doorbreken van de vicieuze cirkel tussen gevoelens en gedachten, zal de kans op terugval bij depressies altijd hoog blijven.

10 – De vraag naar de zin van het leven roept een eeuwige progressie van doelen op: elk antwoord op de vraag ‘waartoe’ roept een nieuwe ‘en waartoe dat dan’-vraag op. Dit verschijnsel is het spiegelbeeld van de eeuwige regressie van oorzaken die ontstaat als je zoekt naar de meest fundamentele reden van het bestaan. Elk antwoord op de waarom-vraag roept immers een nieuwe ‘waarom-dat-dan’-vraag op. Vragen naar het waartoe en waarom zijn kennelijk alleen nuttig als je er op tijd mee op kunt houden. Iemand in een depressie kan echter niet meer ophouden met denken, en komt dus in een vacuüm terecht waarin geen redenen en doelen meer te vinden zijn. Dit wordt soms ervaren als een onbegrensde koude en eenzame zwarte ruimte zonder enig houvast. Het is de samsarische tegenhanger van de verlichte, altijd heldere en liefdevolle ruimte van het oorspronkelijke gewaarzijn.

11 – De ‘bodyscan’ is een mindfulnessoefening. Je brengt je aandacht bij je voeten en dan langzaam omhoog langs al je ledematen, totdat je bij het kruintje van je hoofd aangekomen bent. Andersom mag ook. Eén scan kan wel vijf minuten tot een halfuur duren.

12 – Je zou in dit verband van ‘het inslijten van nieuwe zenuwbanen in de hersenen’ kunnen spreken. De boeddhist noemt dit ‘water geven aan de zaadjes van vreugde’.

13 – Zie voor deze visualisatie-oefeningen ook hoofdstuk 20.

14 – Als iemand géén angst voelt voor ziekte en dood, dan is dat meestal omdat hij/zij op dat moment niet ernstig ziek is en niet aan het doodgaan is, en de gedachten daaraan succesvol weet toe te dekken. Die toedekking is soms zo solide dat het zelfs niet eens lukt om angst voor de dood te voelen wanneer je dat actief probeert, zoals in sommige spirituele trainingen.

15 – Het boeddhisme kent een prachtige methode om je verzet tegen ziekte en andere vormen van lijden te verminderen. Die heet Tonglen, wat Tibetaans is voor ‘geven en nemen’. Je kiest iemand die je kent die het moeilijk heeft om welke reden dan ook. Vervolgens neem je in gedachten de moeilijkheden van die persoon over, en geef je in ruil al je geluk en welzijn aan hem of haar terug. Je doet dit op het ritme van je ademhaling: bij elke inademing visualiseer je de moeilijkheden van de ander als zwarte rook die je inademt, met de gedachte: ‘Geef je lijden maar aan mij’. En bij elke uitademing visualiseer je je eigen geluk en welzijn als helder warm licht dat naar de ander toe stroomt, en denk je: ‘Alsjeblieft, hier heb je mijn geluk en mijn welzijn’. In het begin zul je misschien een lichte bezorgdheid voelen dat je door deze oefening écht het lijden van de ander over je heen zult krijgen en je eigen geluk en welzijn zult verliezen. Dit is precies die ego-reactie die verantwoordelijk is voor ons verzet tegen lijden (dat daardoor toeneemt) en ons vastklampen aan geluk (dat daardoor beknot wordt). Herken deze ego-bezorgdheid, omhels haar met vriendelijk gewaarzijn en ga door met de beoefening. Ook de gedachte dat je zo de ellende van de ander kunt beëindigen is behulpzaam als onderdeel van de beoefening, maar zonder dat je er ook echt in gelooft. De Dalai Lama heeft ooit gezegd dat het moeilijk zo niet onmogelijk is om te controleren of de ander baat heeft bij dit soort beoefeningen, maar dat het als een paal boven water vaststaat dat de beoefenaar zelf er heel veel baat bij heeft.

16 – Hier zie je dat authentieke spiritualiteit niet altijd samenvalt met traditionele spiritualiteit. De laatste bevat vaak ook allerlei religieuze aspecten. Zo komt in het Tibetaans boeddhisme naast de spirituele ook de religieuze variant van reïncarnatie voor die beweert dat er een identiteit van het ene leven overgaat naar het volgende (zie ook noot 17 hieronder).

17 – In het boeddhisme wordt wel een oorzakelijk verband verondersteld tussen de persoon die doodgaat en een ander mens die ergens anders geboren wordt, zonder dat er echter ‘iets’ van het ene leven doorgaat in het andere. Dit hangt samen met het beginsel van zelfverantwoordelijkheid: iedereen is zelf verantwoordelijk voor zijn leven en voor hoe je de moeilijkheden die zich daarin voordoen ervaart. De effecten van negatieve en positieve handelingen in het ene leven, komen tot uiting in een volgend leven, zowel in de omstandigheden als in de manier waarop die ervaren worden, die immers in wezen non-dualistisch zijn. Je zou het kunnen voorstellen als een spiritueel equivalent van de wet van behoud van energie in de fysica: zoals een biljartbal wanneer die tegen een andere bal botst, stil komt te liggen (‘dood’) en zijn energie aan de andere bal geeft, die verder rolt (‘in een volgend leven’) met het momentum en het effect (‘het karma’) van de eerste bal. Aangezien je geluk en je lijden uitsluitend bepaald worden door de mate waarin het gewaarzijn zichzelf in jou als illusoire manifestatie verliest en verkrampt in dualisme, is het uitsluitend deze verkramping die zich na je dood opnieuw verliest in een andere vorm, totdat ze oplost in haar eigen non-dualistische essentie.

 

 

Hoofdstuk 16

 

18 – Jiddu Krishnamurti, een Indiase leraar, leefde van 1895 tot 1986.

 

 

Hoofdstuk 17

 

19 – Dudjom Rinpoche was een van de leraren van Sogyal Rinpoche en leefde van 1904 tot 1987. Citaat uit Sogyal Rinpoche, Het Tibetaanse boek van leven en sterven.

20 – Longchenpa, Treasure Trove of Scriptural Transmission, p. 158 e.v.

21 – Zie voor deze methode ook hoofdstuk 12.

 

 

Hoofdstuk 18

 

22 – Nagarjuna was een boeddhistische leraar die leefde van circa 150 tot 250 na Christus. Hij was de grondlegger van de filosofische school van de middenweg (Madyamaka) in het Mahayana-boeddhisme.

23 – Dit voortdurende zoeken van filosofen door de eeuwen heen naar hoe de dingen werkelijk zijn achter hun verschijningsvorm (de ontologische status van verschijnselen) is zelf een onderdeel van de dualistische illusie. Dit verklaart ook waarom aan elkaar tegengestelde filosofische opvattingen gewoon naast elkaar kunnen blijven bestaan: er is geen onafhankelijke werkelijkheid die ooit uitsluitsel kan geven over welke filosofische stroming nu eigenlijk gelijk heeft. We kiezen het filosofische standpunt dat het meest overeenkomt met andere verhalen over de vermeende werkelijkheid die al onze voorkeur hebben.

Dat wetenschappelijke uitspraken wel weerlegd kunnen worden door (onze ervaring van) de werkelijkheid, betekent niet dat die wel verwijzen naar een objectieve werkelijkheid, maar komt doordat de natuurwetenschap alleen de meetbare en voorspelbare onderlinge relatie van de zintuiglijke verschijnselen als onderzoeksobject heeft, en nooit uitspraken doet over de ontologische status ervan. Zie ook hoofdstuk 3 voor het schijnbaar objectieve en het schijnbaar subjectieve aspect van de onderlinge afhankelijkheid van verschijnselen.

 

 

Hoofdstuk 19

 

24 – Natuurlijk zijn er ook fake-goeroes, en je daarvan afwenden is op zichzelf aan te raden. Zodra je echter jezelf als slachtoffer beschouwt en de betreffende goeroe als de veroorzaker van je gekwetstheid, zit je klem in je denkverslaving en ben je in feite je zelfafwijzing aan het projecteren als een echt bestaande beknelling.

25 – Over PRI (Past Reality Integration) zijn mooie boeken geschreven door Ingeborg Bosch. Zie o.a. van haar De herontdekking van het ware zelf.

 

 

Hoofdstuk 20

 

26 – Shantideva, The Way of the Bodhisattva.

27 – Het woord ‘persoon’ komt van het Latijnse woord persona, wat ‘masker’ betekent. Per sona betekent letterlijk ‘door klinken’, verwijzend naar het stemgeluid van een acteur dat door zijn toneelmasker heen klinkt.

28 – Een prerationeel bewustzijn identificeert zich met mythische, magische en emotionele concepten. Een rationeel bewustzijn is zich hiervan bewust en dissocieert zich ervan, vanuit een empirische of logische rationaliteit. Een transrationeel of transcendent bewustzijn, dat ontstaat door spirituele beoefening, overstijgt het dualistische bewustzijn en is in staat het emotionele en het rationele bewustzijn te omvatten. Meer over deze indeling in prerationeel, rationeel en transrationeel bewustzijn vind je in Ken Wilber, Een beknopte geschiedenis van alles, en in Verslaafd aan liefde, appendix 2.

29 – Voor een heerlijke – al dan niet rituele – havermoutpap neme men 200 ml magere melk. Doe dit in een pan op het vuur. Voeg al roerend 4 volle eetlepels havermout toe, een handje rozijnen (ongeveer 25 stuks), een eetlepel vezels vermengd met gebroken lijnzaad, een beetje kaneel, en suiker of zoetstof naar wens. Breng aan de kook en laat al roerend een minuut doorkoken. Giet de pap in een bord of kom en snipper er een stuk of tien geroosterde amandelen overheen. Smakelijk eten!

30 – Religieuze mensen met enige spirituele kennis gebruiken soms als argument voor het bestaan van geesten en demonen het feit dat bomen en huizen ook niet echt bestaan onafhankelijk van onze geest, en dat dus die geesten en demonen wel degelijk kunnen bestaan op dezelfde wijze als bomen en huizen. Deze redenering is echter ongeldig. Het gegeven dat verschijnselen niet onafhankelijk van ons waarnemend bewustzijn bestaan, neemt niet weg dat er een verschil is tussen empirisch-wetenschappelijke kennis en religieuze overtuigingen. Dat verschil wordt duidelijk als je ziet dat het geloof in geesten en demonen vaak verdedigd wordt met de uitspraak dat hoewel het bestaan ervan weliswaar niet bewezen kan worden, er ook niet bewezen kan worden dat ze níét bestaan. Maar dat is in kennistheoretisch opzicht nu juist het cruciale verschil tussen geldige kennis en geloofsovertuiging: een theorie bevat alleen geldige kennis als ze tevens de omstandigheden omschrijft waarin haar eigen ongeldigheid zou blijken. Bij een religieuze overtuiging zijn er nooit omstandigheden aan te wijzen die de overtuiging op logische grond weerleggen. Je kunt bijvoorbeeld bidden tot God voor een goede oogst, maar als de gewassen vervolgens vernield worden door een zware regenbui, hoeft dat niet noodzakelijk als een weerlegging van je geloof in God beschouwd te worden.

Overigens is geloven dat goden en geesten niet bestaan, evenzeer een geloofsovertuiging. Er is een kennistheoretisch verschil tussen ‘niet geloven dat demonen bestaan’ (rationeel) en ‘geloven dat ze niet bestaan’ (prerationeel). Vanuit de spirituele (transrationele) visie zijn ‘bestaand’ en ‘niet-bestaand’ beide onjuiste projecties vanuit het dualistische conceptuele denken. Zodra je je er bewust van bent dát het projecties zijn, kun je ze naar believen gebruiken of naast je neerleggen, al naar gelang ze wel of niet bijdragen aan je geluk.

31 – Dit experimenteren met de innerlijke belevingswereld via visualisaties en het creatief opwekken van ervaringen en emoties is een belangrijk onderdeel van het Vajrayana-boeddhisme. Deze ‘ontwikkelingsfase’ wordt gevolgd door een ‘vervullingsfase’ waarin alle opgewekte ervaringen weer oplossen in de natuurlijke staat van zijn. Uiteindelijk blijken ontwikkeling en vervulling één te zijn vanuit het besef van deze non-dualistische natuurlijke staat van zijn.

32 – Bij visualisatie van een boeddha kan het behulpzaam zijn deze te zien als een belichaming van een verlichte eigenschap. In de westerse psychologie worden eigenschappen als liefde, mededogen, hulpvaardigheid, wijsheid e.d. gezien als ‘mechanismen’ in de geest. In de oosterse spiritualiteit worden ze beschouwd als een boeddhakwaliteit. Zo is er een boeddha van mededogen (Avalokiteshvara), van wijsheid (Manjushri), van zuiverheid (Vajrasattva), van daadkracht (Vajrapani) en nog vele andere. Sommigen stellen zich deze boeddha’s voor als echte, buiten onze geest bestaande entiteiten die je moet vereren in de hoop dat ze je zegenen met hun kwaliteiten. Dat is een religieuze interpretatie. In de spirituele visie zijn het verlichte eigenschappen van onze oorspronkelijke natuurlijke staat, die via deze visualisatiemethode ‘opgeroepen’ worden, gestimuleerd om tot bloei te komen in onze stroom van bewustzijn.

 

 

Hoofdstuk 21

 

33 – Het hartjuweel van de verlichte meesters, met commentaar van Dilgo Khyentse.

34 – Het weglopen voor je gevoelens door te vluchten in je gedachtestroom wordt in het traditionele boeddhisme omschreven als het zoeken in het oerwoud naar voetsporen van een olifant terwijl de olifant zelf bij je thuis is. De omkering van deze neiging is dus letterlijk een terugkeren op je schreden naar de plek waar je alsmaar vandaan vlucht: je diepste gevoelens van zelfafwijzing.

35 – Longchenpa, A Treasure Trove of Scriptural Transmission, p. 193.