‘Weet de president dat je hier bent?’ vroeg ik aan Victorino Mercado, een onderminister van Defensie van Amerika, terwijl hij met een vol bord naast mij aan tafel schoof. Het was begin 2020 in Litouwen en de Amerikaan had net, samen met zijn collega van het State Department Philip Reeker, een gloedvol betoog gehouden over de waarde van de trans-Atlantische betrekkingen. Hij sprak taal die wij wilden horen. Taal die echter haaks stond op die van zijn baas, president Trump. Mercado wekte niet de indruk dat de president hier iets van wist en dat gold ook voor zijn collega van Buitenlandse Zaken. Waren zij met een charmeoffensief bezig? Iedereen met een beetje verstand van zaken wist dat trans-Atlantische samenwerking noodzakelijk was om onze manier van leven te beschermen tegen de toenemende assertiviteit van China en Rusland. Begon eindelijk het besef door te dringen dat de Europeanen en Amerikanen elkaar nodig hadden? Was het duidelijk geworden dat de president zich volkomen verkeken had op de macht van Amerika ten opzichte van de Unie en geen strategie had om de Unie in zijn greep te krijgen?
Het was te lang geleden dat ik tijdens onze bijeenkomsten Amerikanen op dit niveau had gezien. Kennelijk vonden de leden van de regering-Trump het niet nodig om te investeren in hun bondgenoten. Daarin leek eind 2019 echter verandering te komen toen de minister van Buitenlandse Zaken, Mike Pompeo, afreisde naar Europa. Het opmerkelijke was wel dat hij zich daarbij vooral richtte op Hongarije, Polen en Slowakije, in een poging om deze landen te overreden minder afhankelijk van China te worden. Met deze bezoeken laadde hij in andere EU-landen de verdenking op zich juist de antidemocratische bewegingen daar een hart onder de riem te steken. Een jaar daarvoor had hij de EU nog geschoffeerd door in Brussel te pleiten voor ‘principieel realisme’ en aan te dringen op hervorming van oude instituties als de NAVO en de EU. Hij vond dat multilateralisme geen doel op zich mocht zijn.1 Voor de Europeanen was dit als vloeken in de kerk. Voor hen ging er niets boven multilaterale samenwerking. Bovendien vertrouwden ze zijn bedoelingen niet. Gevreesd werd dat Trump alle instituties wilde slopen die een obstakel voor zijn machtspolitiek waren.
Dit was geen rare gedachte. Sinds het aantreden van Trump was de relatie met Europa tot onder het vriespunt gezakt.
Over het presidentschap van Trump zijn inmiddels boekenkasten vol geschreven. Ik zou moeiteloos honderden pagina’s kunnen vullen met zijn leugens, zijn overdrijvingen, zijn inconsistente beleid, zijn belachelijke uitspraken over de coronacrisis, zijn schoffering van buitenlandse leiders, zijn vriendschap met en waardering voor populisten in Europa, zijn ontzag voor ‘sterke’ leiders als Xi en Poetin, zijn sympathie voor de extreemrechtse Amerikaanse nationalisten, de neonazi’s en de fascisten van Alt Right, zijn pogingen om met Russische steun de verkiezingen te winnen en zijn politiek van verdelen in plaats van verenigen. Als een van de weinige Amerikaanse presidenten werd tegen hem een afzettingsprocedure gestart wegens machtsmisbruik en obstructie van het Congres. Later volgde nog een tweede afzettingsprocedure nadat hij op 6 januari 2021 zijn aanhangers tot rebellie had aangezet. In beide gevallen werd Trump niet veroordeeld.
Waarom de VS een president als Trump koos, is een van de fascinerende vragen van deze tijd. Tijdens een van de vele videoconferenties tijdens de coronacrisis vatte een bekende en vooraanstaande voormalig adviseur van de Britse regering het kernachtig samen: als de helft van het land een gek als president kiest, is dat land zelf gek. Ik denk dat een combinatie van angst en woede een betere verklaring is. Woede over achterblijvende welvaart voor velen en de onvoorstelbare rijkdom van weinigen. Woede over het verdwijnen van banen naar China en het handelstekort. Woede over het morele verval en de onveiligheid. Woede over het onvermogen van voorgaande presidenten om hier iets aan te doen. En angst voor wat het verval van Amerika als wereldmacht gaat betekenen.
Omdat veel Amerikanen bescherming zochten tegen de boze buitenwereld, werden ze ontvankelijk voor het populisme van de protectionistische, nationaal-conservatieve boodschap van ‘America First’. Het idee van Amerika tegen de rest van de wereld bleek goed te mobiliseren. Het was een oude reflex die we ook in de jaren dertig van de vorige eeuw hadden gezien. Een reflex die overigens toen ook alleen maar schade had aangericht: de Grote Depressie in die tijd werd erdoor verdiept en verlengd.
In een interview met de Financial Times stelde Henry Kissinger dat Trump een van die historische figuren is die van tijd tot tijd het einde van een tijdperk inluiden en ons dwingen oude pretenties op te geven.2 Ik denk dat de toen 95-jarige Kissinger dat goed zag. Het Amerikaanse machtsverval was al langer zichtbaar. Trump dacht het tij te kunnen keren door samenwerking af te wijzen, het leiderschap van de westerse wereld op te geven en de Amerikaanse belangen altijd op de eerste plaats te zetten. America First was een poging om de positie van de Verenigde Staten als supermacht veilig te stellen en de Amerikanen hun waardigheid terug te geven. Hij zag de EU als een hindermacht die zijn armslag in zijn strijd tegen China beperkte. Net als Poetin koos hij daarbij voor een strategie van ontregelen. Hij zette de aanval in op voor Europa cruciale instituties: de NAVO, de EU en de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Instituties die bedoeld zijn om de wereld welvarender en stabieler te maken. Zelfs tegen zijn eigen bondgenoten begon hij handelsoorlogen. Trump veranderde het ambt van president van traditionele leider van de ‘vrije wereld’ naar de leider van een groep aanhangers die zijn nationaal-conservatieve boodschap omarmden en verder geen boodschap hadden aan andersdenkenden, in Amerika of in de rest van de wereld. De grote vraag is of de schade die Trump aanrichtte tijdelijke of permanente gevolgen heeft voor de westerse wereld. De vervolgvraag is of zijn opvolger, Biden, deze schade kan repareren. Over deze vragen gaat dit hoofdstuk.
Op een aantal punten legde Trump zeker de vinger op de zere plek. Hij vond dat de rijke Europese bondgenoten zich op militair gebied te afhankelijk hadden gemaakt van Amerika. De lidstaten besteedden volgens hem te weinig aan hun defensie. Trump, die alles in termen van kosten-baten zag, vond ze daarom profiteurs. Waarom zou Amerika moeten opdraaien voor de kosten van de verdediging van Europa? Ook op economisch gebied vond hij de Unie oneerlijk. Handel was in haar voordeel, niet dat van Amerika. Bovendien leverden de Europeanen zich aan China uit. Dat land hield zich niet aan de internationale handelsregels en was bezig om de vierde industriële revolutie te winnen en zo de nummer één van de wereld te worden. Hij beschuldigde de Europese bondgenoten ervan dit gevaar opzettelijk te negeren, door de deur wagenwijd open te zetten voor Chinese techbedrijven en door zich bij het BRI aan te sluiten.
Deze beschuldigingen waren op zich niet specifiek aan Trump gerelateerd. Ook eerdere presidenten hadden hun ongenoegen over de geringe defensie-uitgaven en de omgang met China kenbaar gemaakt. Dit zou de trans-Atlantische eenheid ondermijnen en de westerse wereld als geheel verzwakken.
Begin 2019 waarschuwde Pompeo de Europese bondgenoten in stevige bewoordingen dat ze moesten kiezen tussen een goede relatie met Amerika of in zee gaan met Huawei.3 Maar voor Trump ging het niet om de trans-Atlantische wereld, maar om de positie van Amerika. De redenering was simpel: als iedereen zwakker wordt, wordt Amerika sterker. Nauwe samenwerking tussen de lidstaten van de Unie en China zou ten koste van Amerika gaan. Dus moest zowel de Unie als China worden aangepakt. Het wilde er bij Trump niet in dat alleen door een hechte samenwerking tussen Europa en Amerika, China geen kans zou hebben. Hij vertrouwde op de macht van Amerika.
Het, volgens eigen zeggen, ‘zeer stabiele genie’ Trump vond dat hij meer dan andere presidenten daartoe in zijn recht stond. Hij had immers voor de ‘great American comeback’ gezorgd. Dat bleek tijdens het World Economic Forum in Davos, eind januari 2020.4 Zijn speech was een opsomming van ‘successen’: handelsovereenkomsten met China en Japan, een opvolger voor het NAFTA-akkoord met Canada en Mexico, zeven miljoen extra banen, lagere werkloosheid dan ooit en lonen die met 10 procent waren gestegen. Hij beschreef hoe hij de oneerlijke handelspraktijken van China had aangepakt en hoe desondanks de relatie met Xi fantastisch was. Sceptici moesten volgens hem erkennen dat de groei van Amerika zonder precedent was. Zijn economische wonder was het voorbeeld voor de wereld. Dus mocht hij harde eisen aan anderen stellen. America First werkte.
Ondanks het feit dat zijn land door de coronacrisis vervolgens in een ongekende recessie was beland, kwam hij erop terug tijdens zijn rede op 24 augustus 2020, toen hij door de Republikeinse Partij voor de tweede keer als presidentskandidaat werd genomineerd. Dat het misging, kwam niet door hem, maar door ‘de plaag die uit China kwam’.
Inderdaad ging het Amerika economisch voor de wind onder Trump. Tevens kwam de rest van de wereld erachter wat America First in de praktijk betekent. Trumps aanpak ging in tegen alle geldende regels van de internationale betrekkingen. Zijn afkeer van multilateralisme of internationale samenwerking en zijn onwil om de traditionele Amerikaanse leiderschapsrol op zich te nemen, verschaften China en Rusland juist meer speelruimte. In plaats van bondgenootschappen te smeden om een dam op te werpen tegen de toenemende Chinese invloed, schoffeerde hij Amerika’s trouwste bondgenoten. Dit versnelde niet alleen het machtsverval van zijn land, maar tegelijk ook dat van de hele westerse wereld. Als Trump dit spel anders had gespeeld, was hij de geschiedenis in gegaan als de leider die het Westen had verenigd tegen een opkomend China. Nu gaat hij de geschiedenis in als de president die de bijl in de wortels van de westerse wereldorde zette.
De vertwijfeling over Trumps aanpak bleek tijdens een diner in mei 2018 in Bulgarije, voor de 28 staatshoofden en regeringsleiders van de EU. Daar riep Donald Tusk, toenmalig president van de Europese Raad, uit dat ‘met zulke vrienden we geen vijanden nodig hebben’.5 Tusk plaatste Trump op één lijn met de leiders in Beijing en Moskou. Tegelijkertijd vond hij dat de Europeanen de Amerikaanse president wel dankbaar mochten zijn. Trump had hun elke illusie ontnomen. Dat laatste was in mijn ogen een juiste constatering.
Om te begrijpen hoe de sloop van de westerse instituties verliep, welke gevolgen dat heeft en welke manier van denken hierachter schuilgaat, moeten we ook nu weer terug in de tijd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog legden de Britse premier Churchill en de Amerikaanse president Roosevelt tijdens een bijeenkomst voor de kust van Canada op 14 augustus 1941 de basis voor de naoorlogse wereldorde. Dat leidde uiteindelijk tot de oprichting van de Verenigde Naties. Die kreeg een Veiligheidsraad, waarin de overwinnaars van de oorlog een permanente zetel kregen en een veto konden uitspreken over besluiten. In de loop van de tijd ontwikkelde de VN zich tot een systeem van organisaties die zich met mondiale thema’s gingen bezighouden, zoals de Wereldvoedselorganisatie (WFO), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en gremia die zich met mensenrechten bezighouden. Daarnaast werden initiatieven genomen die uiteindelijk leidden tot de oprichting van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie (WTO), die richting zouden geven aan de mondiale economische ontwikkeling. Amerika kon ook ‘regimes’ opleggen. Dat zijn geschreven en ongeschreven regels voor het gedrag van staten op specifieke onderwerpen, zoals het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens.
Dit hele stelsel van internationale organisaties en geschreven en ongeschreven regels drukt westerse waarden uit, zoals humaniteit, democratie, gelijkheid en vrijhandel. Samen vormen ze de internationale rechtsorde die moet bijdragen aan stabiliteit en vrede. De samenwerking van vrijwel alle landen in de wereld op basis van deze westerse uitgangspunten, verschafte het Westen macht zonder precedent. Daarom wordt dit stelsel de westerse liberale wereldorde genoemd.
Toen de Koude Oorlog in 1989 ten einde kwam, schreven vooraanstaande denkers als Francis Fukuyama in The End of History (1992) hoe deze wereldorde definitief had gezegevierd. Daardoor had de wereld een prachtige, vreedzame en welvarende toekomst voor de boeg. Het was de triomf van het Westen. Dit soort denkbeelden gingen erin als koek, want in die tijd waren de verwachtingen groot.
Onder George Bush sr., van 1989 tot 1993 president van de VS, leek het inderdaad de goede kant op te gaan. Aan de vooravond van operatie ‘Desert Storm’ in 1990, waarmee hij de Iraakse leider Saddam Hoessein uit Koeweit wilde verdrijven, kondigde Bush een new world order aan. De Irakese inval in Koeweit had een schok van verontwaardiging veroorzaakt. Hier was een lokale potentaat bezig een soeverein land te bezetten om grip te krijgen op zijn olievoorraad. Toen Bush aankondigde dat hij Saddam Hoessein uit Irak wilde werken, kreeg hij steun van vrijwel de gehele wereld. Dat paste in het optimisme van na de Koude Oorlog. Bush’ nieuwe wereldorde kwam erop neer dat recht en rechtvaardigheid en de bescherming van de zwakken tegen de sterken de kern moesten worden van het gezamenlijke optreden van de wereld. De VN zou volgens hem bevrijd worden van de verlammende patstelling tussen de westerse mogendheden enerzijds en China en Rusland anderzijds. Nu zou de tijd zijn aangebroken om een wereld te scheppen van vrijheid en respect voor mensenrechten.6
Bush sr. was een gematigd man met een goed strategisch inzicht. Maar hij had ook idealistische opvattingen die hem fataal zouden worden. Dat bleek uit zijn besluit om in 1993 een humanitaire interventie in Somalië uit te voeren. Deze mislukte totaal. Een onvoorbereide Amerikaanse krijgsmacht bleek onmachtig tegen de rebellen. Toen er een dode Amerikaanse soldaat door de straten van Mogadishu werd gesleept, viel de bodem onder het politieke en publieke draagvlak weg. Deze gebeurtenissen werden aangrijpend verfilmd in de film Black Hawk Down uit 2001.
In die tijd ontstonden ook de eerste discussies over de beperkte houdbaarheid van de Amerikaanse macht en daarmee van de westerse wereldorde. Die was immers gecreëerd door en werd in stand gehouden dankzij de Amerikaanse macht. En het is nu eenmaal een historische wetmatigheid dat aan elke periode van ongebreidelde macht ooit een eind komt. Dat geldt ook voor Amerika.
Charles Krauthammer schreef bijvoorbeeld in 1990 in Foreign Affairs het geruchtmakende artikel ‘The Unipolar Moment’. Daarin constateerde hij dat de bipolaire wereldorde, waarin Amerika de macht met de Sovjet-Unie moest delen, verleden tijd was. De Verenigde Staten hadden nu een historisch ongekende machtspositie. Daardoor was nu een unipolaire wereld ontstaan, waarin de Amerikanen de lakens konden uitdelen. Tegelijkertijd constateerde hij dat het hier om een ‘moment’ ging. De Amerikaanse machtspositie was niet in steen gebeiteld. Hij kreeg steun van andere grote denkers als Christopher Layne, John Mearsheimer en Kenneth Waltz.7 De grote vraag was hoelang dat ‘moment’ zou duren. Niet al te lang bleek al snel. Al na het jaar 2000 zette het verval in. Niet Trump, maar Bush’ zoon George W. Bush, van 2001 tot 2009 president, zette de bijl aan de wortels van de liberale wereldorde.
Bush jr. reageerde aanvankelijk goed op de verschrikkelijke aanslagen van 11 september 2001 op het World Trade Center in New York en het Pentagon in Washington. Met steun van vrijwel de gehele wereld intervenieerde hij in Afghanistan. Het doel van die interventie, die de Verenigde Staten uitvoerden samen met het Verenigd Koninkrijk, Australië, Frankrijk en de Noordelijke Alliantie van Afghaanse stammen, was het verdrijven van het regime van de taliban omdat zij onderdak boden aan Al Qaida, dat achter de aanslagen zat.
De interventie begon op 7 oktober 2001. In hoog tempo bereikte operatie ‘Enduring Freedom’ haar doel. In de nacht van 12 november vluchtten de talibantroepen uit Kabul en stortte het regime ineen. De Noordelijke Alliantie werd de eer gegund om de stad te bezetten. Zij ondervonden nauwelijks tegenstand. Het was een verstandige zet, omdat daardoor niet de indruk werd gewekt dat de Amerikanen en hun bondgenoten een nieuwe bezetter waren, zoals eerder de Russen. Immers, de Afghanen hadden daar slechte ervaringen mee. Dat nam niet weg dat steun aan de Noordelijke Alliantie uiteindelijk ontaardde in een langdurige strijd tegen de taliban. Feitelijk werden de Amerikanen en hun NAVO-partners betrokken bij een slepende burgeroorlog.
Maar dit was niet het grootste probleem. Dat was het verleggen van de strijd naar Irak.
De fout die Bush jr. maakte, deed mij sterk denken aan wat imperial overstretch wordt genoemd. Deze theorie stelt dat, als de economische en militaire kosten om een rijk bijeen te houden of uit te bouwen te groot worden, de grootmacht in verval raakt. De Britse historicus Paul Kennedy werd met deze theorie beroemd. Zijn The Rise and Fall of Great Powers (1987) was een studie naar de opkomst en ondergang van wereldrijken tussen 1500 en 1980.
Kennedy vond dat toegang tot grondstoffen en een sterke economie bepalend zijn voor de macht van een land. Maar als een land meer militaire verplichtingen aangaat dan het economisch aankan, gaat het ten onder. Dat gebeurt als het langdurige, grootschalige militaire operaties elders in de wereld uitvoert, terwijl de economische ontwikkeling daarmee niet in de pas loopt.8
Als een rijk erin slaagt om een jaar of tachtig op zijn hoogtepunt te blijven, dan is dat een hele prestatie. Daarna gaat het bergafwaarts. Wij Nederlanders kunnen daarover meepraten. Ons historische finest hour was de Gouden Eeuw die een groot deel van de zeventiende eeuw omvatte. Het Britse Rijk had zijn hoogtepunt in de negentiende eeuw en de Sovjet-Unie domineerde, samen met Amerika, de twintigste eeuw. Dat wil niet zeggen dat Nederland en het Verenigd Koninkrijk in armoede en irrelevantie wegzonken, ze waren alleen niet meer de spelbepaler van de wereld. Na de Tweede Wereldoorlog werden de Verenigde Staten de machtigste staat en in de periode van 1990 tot 2015 waren zij de onbetwiste supermacht. Statistisch gezien is de tijd aangebroken dat Amerika zijn leiderschapspositie overdraagt.
Dat het opgeven van de machtspositie niet vrijwillig gebeurt en met conflicten gepaard gaat, is logisch. Ook al waren de bedragen astronomisch, voor Amerika geldt niet dat er te veel aan defensie en oorlogen is uitgegeven. Historisch gezien komen grootmachten in de gevarenzone als die uitgaven meer dan de 10 procent van het bbp bedragen. Die van Amerika kwamen bijna nooit boven de 4 procent. Door de omvang van zijn economie, waarbij elk ander land in het niets zinkt, kon Amerika met een relatief beperkt budget ongeveer de helft van de mondiale defensiebestedingen voor zijn rekening nemen. Het probleem van Amerika’s imperial overstretch was veeleer het gevolg van hoogmoed. Een land kan op twee manieren proberen zijn afglijden te rekken. De meest logische en veilige manier is een hechte samenwerking met bondgenoten. De meest risicovolle is wild om je heen slaan en denken dat je het wel alleen redt. Bush jr. koos tijdens zijn interventie in Afghanistan in 2001 voor de eerste aanpak en tijdens die in Irak in 2003 voor de tweede. In Irak bleek dat hij mateloze ambities had, aan zelfoverschatting leed en zijn tegenstanders onderschatte. Dit heeft enorme schade aangericht.
De basis voor de inval in Irak was het denken dat ten grondslag lag aan de geheime Defense Planning Guidance. Daarvan waren delen in het begin van de jaren negentig uitgelekt.9 Dit document was het geesteskind van onderminister van Defensie Paul Wolfowitz. Hij zag in dat aan de ongebreidelde machtspositie van Amerika ooit een einde zou komen. De mogelijke uitdagers voor Amerika waren eenvoudig aan te wijzen: Rusland, een verenigd Europa en China. Volgens Wolfowitz moest Amerika voorkomen dat een van die partijen inderdaad een regelrechte uitdager zou worden. Dat moest de belangrijkste prioriteit van de regering van Bush sr. worden.10 Wolfowitz gruwde van een wereld waarin Amerika de macht met andere landen moet delen. Daardoor konden de Amerikanen niet langer hun wereldwijde belangen beschermen, hun waarden opleggen en de regels van het spel bepalen.
Het plan van Wolfowitz was visionair. Tegelijkertijd was het stuk zó controversieel en ademde het zóveel ‘foute’ machtspolitiek en imperialisme uit, dat het in een onderste la verdween. Bush sr. zag in dat het niet de tijd was voor de retoriek van de Defense Planning Guidance, maar van gezamenlijkheid, waarden en rechtsorde. Het denken verdween daarmee echter niet en kwam weer aan de oppervlakte onder zijn zoon Bush jr.
Onder Bush jr. kregen veel hardliners, die onder zijn vader geen kans hadden gekregen, een tweede kans. Ze hadden zich verenigd in het ‘Project for a New American Century’. Onder de ondertekenaars van de Statement of Principles bevond zich een aantal mensen die later zouden toetreden tot de regering van Bush jr., zoals Dick Cheney, Donald Rumsfeld en wederom Paul Wolfowitz.11 Vooral Dick Cheney zou onder Bush jr. de roerganger van het Amerikaanse buitenlandbeleid worden.
Het waren typische aanhangers van de neoconservatieve stroming in de Amerikaanse politiek. Deze had een ideologische, pessimistische kijk op internationale politiek. De aanhangers ervan zagen internationale conflicten als permanent, maar waren tegelijkertijd optimistisch over Amerika’s vermogen om de wereld te veranderen. Waarden als democratie waren voor hen een exportartikel. De verspreiding ervan werd een opgave voor het land. Ze wilden hogere defensie-uitgaven.
De neoconservatieven begonnen onder Bush jr. aan een karwei dat later door Trump zou worden afgemaakt: de sloop van de wereldorde en de verzwakking van Amerika. Bush jr. begon met het opschorten van internationale afspraken die Amerika in de weg stonden. In hoog tempo werden verdragen opgezegd die door de Europeanen als hoekstenen van een stabiele wereld werden gezien. Bush wilde bijvoorbeeld af van het Anti Ballistic Missile-verdrag, dat de raketverdediging van de Verenigde Staten en Rusland aan banden legde. Hij verwierp de klimaatafspraken van Kyoto en de ban op landmijnen. Hij moest niets hebben van het Internationale Strafhof in Den Haag, dat misdadigers tegen de menselijkheid vervolgde. Hij wilde af van de biologische wapenconventie.
Maar het was vooral de wijze waarop hij op de terroristische aanslagen van 11 september 2001 reageerde, die tot de eerste echte crisis van de internationale samenwerking leidde. Mensen als Cheney pleitten al vanaf 1992 voor regime change in Irak. Zij wilden afmaken waarmee Bush sr. was begonnen. Hij verdreef Irak uit Koeweit, maar wilde niet naar Bagdad doorstoten om het wrede regime af te zetten. Dat zou militair te ingewikkeld en te riskant zijn. In 2003 kregen neocons opnieuw een kans. Op grond van leugens, zoals de dreiging van een niet-bestaand Irakees programma van massavernietigingswapens en niet-bestaande steun van president Hoessein aan Al Qaida, werd een interventie gepland. Die ging in maart van dat jaar van start. Het regime werd snel aan de kant geschoven. De Britten deden aan de oorlog mee. Nederland verleende terughoudende politieke steun. En Duitsland moest er eigenlijk niets van hebben.
Vervolgens raakte de Amerikaans-Britse coalitie betrokken bij een interne Iraakse strijd, waarbij soennieten, sjiieten en Koerden tegenover elkaar stonden. De oorlog, en ook die in Afghanistan, werd steeds uitzichtlozer. De tactieken waarvan Amerika zich bediende begonnen sterk op oorlogsmisdaden te lijken. In april 2004 publiceerde de Amerikaanse televisiezender CBS gruwelijke foto’s uit de Abu Ghraib-gevangenis in Irak. Er volgden veroordelingen. Maar de schade was enorm. Het bleek dat Irakezen onder mensonterende omstandigheden gevangen werden gehouden.
Een andere schandvlek was Guantanamo Bay op Cuba. Daar werden moslimextremisten gevangengehouden die Amerika niet op zijn grondgebied wilde hebben. Aanhoudende berichten over geheime gevangenissen buiten Amerika, waarin terroristen zonder proces werden vastgehouden, maakten de situatie er ook niet beter op. Het was de tijd waarin Amerika zijn soft power verloor.
Het werd nog erger. Eind 2010 braken de Arabische opstanden uit. Amerika raakte daarop betrokken bij het conflict in Syrië. Daardoor liep het prijskaartje van al die oorlogen in 2018 op tot het astronomische bedrag van 5,9 biljoen dollar.12 Tegelijkertijd verlaagde Bush de belastingen. Die keuzes speelden Amerika parten toen de kredietcrisis uitbrak. Als Bush niets had verkwist aan een oorlog in Irak, zou zijn land er financieel beter voor hebben gestaan. Het gevolg was nu dat Amerika verzwakte ten opzichte van opkomende machten als China en Rusland, die veel minder door de crisis werden getroffen. Uiteindelijk leidde dit tot een vorm van imperial overstretch die de hele westerse wereld zou raken.
Als gevolg van de kredietcrisis bleek Kennedy’s these via een omweg alsnog te kloppen. Wetenschappers als Kenneth Waltz hadden al voorspeld dat Amerika een hoge prijs zou moeten betalen voor de oorlogen van Bush en de toenemende wrevel van landen als China en Rusland. Deze zouden van de verzwakking van Amerika gebruikmaken en trachten een nieuwe machtsbalans te creëren. Precies dat gebeurde.
Barack Obama was de eerste president die daarmee werd geconfronteerd. Hij nam van Bush jr. een verzwakt Amerika over. Met zijn integriteit verbeterde Amerika’s soft power weer, maar hij maakte ook een paar cruciale machtspolitieke fouten. Tijdens de Oekraïnecrisis die in 2014 leidde tot de annexatie van de Krim, stelde hij onomwonden dat deze hem geen oorlog waard was. Als analist zou ik zoiets mogen zeggen, omdat ik geen enkele politieke verantwoordelijkheid heb. Maar als de president van Amerika dit zegt, maakt hij het zijn tegenstander, in dit geval Poetin, wel erg makkelijk. Een machtspoliticus als Poetin maakt een kosten-batenafweging: kan ik in de Krim interveniëren zonder risico op een conflict met Amerika of de NAVO? Als het antwoord ‘ja’ is, kan die annexatie tamelijk risicoloos worden uitgevoerd. Poetin gokte goed. De les hier is dat de president van Amerika een tegenstander altijd in het ongewisse moet laten over zijn intenties.
De volgende blunder kwam in Syrië, waar Obama met veel fanfare een rode lijn aankondigde: als de Syrische president Assad nogmaals chemische wapens tegen zijn bevolking zou inzetten, dan zou Amerika ingrijpen. In de nacht van 21 augustus 2013 zou Assad 1500 Syrische burgers, onder wie 400 kinderen, met het zenuwgas sarin hebben gedood. Meer dan voldoende reden om in te grijpen. Maar Obama deed niets. Dit maakte hem in de ogen van zijn tegenstanders een slappeling die geen militaire macht wil inzetten. Het was dan ook geen wonder dat de Russen zich actiever met Syrië begonnen te bemoeien en de kant van Assad kozen. Daarmee kwamen de Russen letterlijk tegenover de Amerikanen te staan. De Russen hadden echter het internationale recht aan hun kant. Westerse landen rechtvaardigden hun aanwezigheid in Syrië met het argument dat zij de terroristische beweging Islamitische Staat wilden vernietigen, maar juridisch gezien zaten zij er illegaal. Dat gold niet voor Rusland: Poetin had zijn troepen op uitnodiging van Assad gestuurd. Hier deed zich hetzelfde dilemma voor als in 1999 tijdens de Kosovo-oorlog: het Westen wist dat de interventie illegaal was, maar vond haar toch legitiem.
Door de Russische steun won Assad de burgeroorlog, terwijl het Westen niet bereid was met hem te praten. Hij ‘mist elke legitimiteit’, vond president Obama. Zijn redenering was simpel. Een potentaat die wandaden tegen zijn eigen volk begaat, hoort geen president te zijn. De Europese bondgenoten waren dat met hem eens. Dat mag dan zo zijn, maar zolang een president zit, is hij de leider van dat land en heb je ermee te dealen. Dat is maar goed ook. Want anders zou een buitenlandse mogendheid kunnen bepalen of een president mag blijven of niet. Door een principiële houding aan te nemen, manoeuvreerde het Westen zich in de kwestie Syrië naar de zijlijn en konden Assad en Rusland, gesteund door aartsvijand Iran, als winnaars uit de strijd komen.
De confrontatie tussen Amerika en Rusland in Syrië zou, net als de annexatie van de Krim, niet hebben plaatsgevonden als het Westen nog almachtig was. Poetin had nooit de gok durven wagen als die tot een militaire confrontatie met de NAVO had geleid.
Het waren tekenen van een nieuwe wereldorde, maar de meeste Europese politieke leiders zaten nog stevig in de ontkenningsfase. Dat was ook al het geval toen Obama in 2011 tot de pivot to Asia besloot. Het verleggen van de aandacht van Europa naar Azië, in het bijzonder China, was een belangrijke koerswijziging, maar ook nu pakte Obama niet door. De kennis over China in het Witte Huis, het State Department en de Nationale Veiligheidsraad was beperkt. De continuïteit van het beleid kreeg ook een flinke optater toen een aantal sleutelspelers, onder wie minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton, aangaf geen tweede termijn te ambiëren. Daardoor bleef er van de heroriëntatie van het Amerikaanse buitenlandbeleid weinig over. De enige die iets van China wist was vicepresident Biden. Hij had in 2011 en 2012 een goede relatie met Xi opgebouwd. Feitelijk was Biden degene die tijdens de tweede presidentiële termijn de kar trok. Die ervaring komt hem goed van pas nu hij de nieuwe president is.
Politici en commentatoren in Europa bleven de nieuwe wereldorde en de veranderende positie van Amerika zelfs ontkennen nadat president Trump aan de macht was gekomen. ‘Hij gaat wel weer weg’ hoorde ik keer op keer. Dit soort uitspraken vond ik een volstrekte ontkenning van de werkelijkheid. Wie tegen het einde van het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw nog niet wilde erkennen dat de wereld veranderde, stak zijn kop in het zand of was naïef. In beide gevallen waren dit volgens mij niet de politici die ons een nieuwe tijd in moesten loodsen. Dat bleek ook toen Europa werd geconfronteerd met de gevolgen van Trumps beleid.
Allereerst werden de onder Bush jr. begonnen aanvallen op de internationale instituties en verdragen weer opgepakt. Trump zag niets in het klimaatakkoord van Parijs van 2015 en stelde zich op als een geharnaste klimaatscepticus. Het afwijzen van het Trans Pacific Partnership (TPP) en het Trans-Atlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) waren geopolitieke blunders. Had Trump de leiding over deze blokken genomen, in plaats van ze de nek om te draaien, dan had de wereld er nu anders uitgezien. Er zou dan een gigantisch prowesters blok zijn ontstaan, dat ongeveer driekwart van de mondiale economie omvat. Rusland en China hadden daar niets tegen kunnen beginnen. Door deze weg niet te bewandelen, droeg Trump bij aan het openen van de Europese deuren voor China en Rusland en kwamen democratische waarden overal in de verdrukking.
De mogelijkheid om een vuist tegen die landen te maken werd nog verder verzwakt door de aanvallen van Trump op de NAVO, de EU, de WTO en de WHO. Voor Europeanen zijn dat zoals gezegd de pijlers onder veiligheid en welvaart. Laten we beginnen met de NAVO. Trumps aanvallen daarop waren niet helemaal verbazingwekkend. De NAVO is er voor de verdediging tegen Rusland, maar er zijn sterke aanwijzingen dat Trump mede door Russische inmenging de verkiezingen had gewonnen. De eerste aanwijzingen waren al tijdens zijn verkiezingscampagne zichtbaar toen hij de Russen opriep de e-mails van zijn opponent Hillary Clinton te hacken en WikiLeaks prees voor het publiceren van gestolen documenten. Hij had verder zakelijke relaties met Rusland, zag in Poetin een geestverwant en weigerde te aanvaarden dat Rusland zich met zijn verkiezing had bemoeid. De bewijzen die zijn geheime dienst daarvoor leverde, deed hij af als een samenzwering van de Deep state. Trump gaf ook geen inzage in de gesprekken die hij met Poetin had in Helsinki in juli 2018.
In mei 2017 begon de voormalige directeur van de FBI Robert Mueller als speciaal aanklager aan een onderzoek dat concludeerde dat de Russen zich inderdaad met de verkiezingen hadden bemoeid, maar dat er geen hard bewijs was voor een samenzwering met Trump.
Vervolgens trok een senaatscomité onder leiding van Republikeinen later nóg hardere conclusies. Dit rapport gaf inzicht in een complex web van relaties tussen de Russen en de Trump-campagne en concludeerde dat campagneleider Paul Manafort hechte banden onderhield met Konstantin V. Kilimnik, een ‘Russische inlichtingenofficier’.13 Trump zweeg.
Zelfs toen er in 2020 berichten kwamen dat Rusland talibanstrijders betaalde om in Afghanistan Amerikaanse soldaten te vermoorden, reageerde Trump niet. Hij zou er zelfs nooit over gebriefd zijn. De voormalige veiligheidsadviseur Susan Rice geloofde er niets van.14
In 2018 zou Trump, ongetwijfeld tot grote vreugde van Poetin, meerdere malen hebben geprobeerd uit de NAVO te stappen. Het vertrek van de minister van Defensie generaal James Mattis eind 2018 kan hier niet los van gezien worden. Mattis was voor veel Europeanen de laatste hoop op de redding van de trans-Atlantische betrekkingen. Oud NAVO-opperbevelhebber admiraal James Stavridis noemde Trumps voornemen een ‘geopolitieke fout van epische proporties’ en het ‘cadeau van de eeuw voor Poetin’.15
Natuurlijk werd officieel ontkend dat Trump deze plannen had. Toen hij ze ontvouwde dachten zijn medewerkers aanvankelijk dat hij niet serieus was. Het was echter een feit dat Trump zich mateloos ergerde aan de onmacht van de bondgenoten om zich te houden aan de toezegging die ze in 2014 tijdens de NAVO-top van Wales hadden gedaan. Daar hadden ze plechtig beloofd om 2 procent van hun bbp aan defensie te besteden. Trump was een transactionele president en huldigde het adagium ‘voor wat, hoort wat’, dus ze moesten zich aan hun belofte houden. Op zich was dat een gezonde houding. Amerika mocht van de Europeanen inderdaad eisen dat deze voldoende aan hun defensie zouden besteden en niet te veel zouden leunen op de Amerikaanse veiligheidsgarantie.
Die garantie was onderdeel van de Amerikaanse afschrikking. Als Amerikaanse troepen werden betrokken bij een oorlog tegen Rusland, dan zou dat tot de inzet van Amerikaanse kernwapens kunnen leiden. Dit vooruitzicht en de politieke bereidheid om daadwerkelijk kernwapens in te zetten, zou de Russen op afstand moeten houden. Deze theorie stond bekend als het afschrikkingsevenwicht.
Hoe zwakker de conventionele strijdkrachten van de NAVO, hoe eerder er naar de kernwapens moest worden gegrepen. Je zou dus verwachten dat het in het belang van de Europeanen zelf was om te investeren in hun conventionele strijdkrachten om aldus de drempel voor de inzet van kernwapens zo hoog mogelijk te maken. Dit gebeurde echter niet. Je zou ook denken dat er veiligheidssystemen zouden zijn. Ook dat is niet het geval. Tijdens de Koude Oorlog waren er de zogenaamde ‘mechanismen’ van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de club die alle landen tussen Vancouver en Vladivostok bij elkaar brengt. Die mechanismen waren bedoeld voor het vroegtijdig onderkennen en bespreken van verdachte militaire activiteiten. Ze bestaan nog steeds, maar zijn begraven onder een dikke laag stof, ergens in een onderste bureaula in het OVSE-hoofdkwartier in Wenen. Het gevolg is dat we afstevenen op een nieuwe confrontatie tussen Oost en West, maar nu zonder veiligheidsvoorzieningen.
De verklaring hiervoor is dat in het Europa van na de Koude Oorlog de rol van de militaire macht volledig veranderd was. Er was toch geen dreiging meer? Krijgsmachten waren er nu vooral voor vredesoperaties. De kredietcrisis van 2008 deed de rest. Natuurlijk kwam de annexatie van de Krim in 2014 als een schok. Maar desondanks verliep de wederopbouw van de defensies uiterst traag.
De Europese lethargie verklaart ook waarom de reacties lauw waren toen Trump aankondigde dat hij het akkoord voor middellange-afstandswapens wilde opzeggen. In 1983 waren alleen al in Nederland 550.000 mensen de straat op gegaan om te protesteren tegen de plaatsing van raketten die voor een kernwapenoorlog in Europa konden worden gebruikt. Zij wilden geen Tomahawk-kruisraketten en Pershing II ballistische raketten als reactie van de NAVO op de plaatsing door de Sovjet-Unie van ballistische SS-20 raketten. De kou verdween pas uit de lucht toen in 1987 president Reagan en Sovjetleider Gorbatsjov besloten om alle raketten met een bereik van 500 tot 5500 kilometer af te schaffen.
Het opzeggen van het akkoord veroorzaakte ruim dertig jaar later nauwelijks een rimpeling. Maar in werkelijkheid was Europa terug bij af en was ze een stuk minder veilig geworden. Er kan nu een nieuwe generatie raketten worden ontwikkeld, waarmee het hele Europese NAVO-gebied kan worden bestookt. Daarmee neemt de kans toe op een kernwapenoorlog, die ook nog eens tot Europa beperkt zou kunnen blijven. Na de eerste nucleaire uitwisseling zouden Amerika en Rusland immers kunnen besluiten om niet verder te escaleren. Dit werd nog eens versterkt door Trumps plan voor een nieuwe raketverdediging die deels in de ruimte zou worden gestationeerd.16 Dit schild moet Amerika beschermen en niet Europa.
Tot mijn grote ergernis vond er over al deze kwesties nauwelijks debat in Europa plaats. Dat gold overigens ook voor Poetins moderniseringsplannen. Europanen leken op een andere planeet te leven.
Dat Trump zijn geduld aan het verliezen was, werd gaandeweg zijn ambtsperiode steeds duidelijker zichtbaar. Zijn woede richtte zich vooral op bondskanselier Merkel. Duitsland was een van de hekkensluiters die slechts 1 procent van zijn bbp uitgaf aan defensie. Maar zijn aversie tegen Merkel ging verder dan een zakelijk verschil van mening. Zij bleek, met haar onverstoorbaarheid, strategisch inzicht, politieke ervaring en onderkoelde manier van reageren, een maatje te groot voor de politiek onervaren Trump. Tijdens de NAVO-top in Brussel van 2018, die ik in het hoofdkwartier vanaf de zijlijn mocht volgen, frustreerde Trump de gang van zaken door keihard te fulmineren over de defensiebudgetten. Op een gegeven moment dreigde hij dat Amerika zijn eigen weg zou volgen als dit zo door zou gaan. De president stond zelfs tijdens Merkels speech op en beende naar de uitgang: een ongekende schoffering. Voor hij de zaal verliet beet hij Merkel nog toe dat ze een ‘groot leider’ was. Tijdens de bijeenkomst was ik vooral getroffen door de reactie van NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg. Hij kwam trillend van woede onze zaal binnen, nadat hij de controle volledig was kwijtgeraakt over een tv-interview met hem en Trump. Daarin was Trump tekeergegaan over de tweeprocentbijdrage, terwijl Stoltenberg juist eenheid had willen uitstralen. Ik had nog nooit zoveel emotie bij een professionele politicus gezien.
De strijd tussen Trump en Merkel had het kookpunt echter nog niet bereikt. Een voortdurende controverse was de aanleg van de Nord Stream 2-pijpleiding. In 2019, tijdens de Veiligheidsconferentie van München, clashten bondskanselier Merkel en de Amerikaanse vicepresident Pence hard over die nieuwe pijpleiding, die gas van Rusland naar Duitsland zou moeten gaan transporteren.
Het project was controversieel om goede redenen. De leiding was niet alleen een economisch, maar ook een geopolitiek project. Als gevolg van Ruslands ruzie met Oekraïne wilde Gazprom zijn gas niet langer door dat land naar Duitsland transporteren. Daarom was een pijpleiding door de Oostzee voorgesteld. Duitsland wilde het project om zijn gasvoorziening zeker te stellen. Door het besluit alle kerncentrales te sluiten en over te stappen op duurzame energie, dreigden energietekorten. Bovendien luidden aardbevingen in Groningen het einde in van Nederland als gasexporteur.
Merkel dacht dat deze gasafhankelijkheid Ruslands buitenlandbeleid zou matigen. Je gaat tenslotte geen ruziemaken met je grootste afnemer. Ze vond ook dat Europese landen het recht hebben om gas van meerdere leveranciers te betrekken. Dat zou hen minder kwetsbaar maken. Wat Rusland betreft wees ze op de Jamal-pijpleiding, waarmee Siberisch gas via Wit-Rusland naar Europa wordt getransporteerd. Haar inschatting was dat deze pijpleiding echt niet onder druk van de Amerikanen door Rusland zou worden gestopt.
Vicepresident Mike Pence hield Merkel voor dat Amerika Europa geen garantie kon geven voor de verdediging tegen Rusland, als Duitsland zich steeds afhankelijker maakte van Russisch gas. Die boodschap werd ook door Trump meerdere malen afgegeven. Ze vonden dat Duitsland zo de gijzelaar van Rusland werd. Het was voor hen ondenkbaar dat Duitsland met de aankoop van gas indirect de Russische krijgsmacht financierde, terwijl Amerika intussen Duitsland moest helpen om zich te verdedigen tegen datzelfde Rusland. Wederom had Trump een punt.
De kwestie Nord Stream 2 duidde op twee botsende visies: de machtspolitieke Amerikaanse tegen de liberale van Duitsland. Het probleem was dat er weinig bewijs was voor Merkels visie. Want als haar redenering klopte, waarom annexeerde Poetin dan de Krim, waardoor hij op ramkoers kwam te liggen met zijn grootste handelspartner, de EU?
Merkel kreeg aanvankelijk geen steun van Brussel. De Commissie was tegen de pijpleiding. De eerdergenoemde akkefietjes met het dichtdraaien van de gaskraan hadden Brussel geleerd dat Europa juist minder afhankelijk moest worden van het Russische gas. Tegelijkertijd kon de Commissie niet echt tegen het machtigste land van Europa op. Als compromis werd er een nieuwe Europese gasrichtlijn opgesteld, die stelt dat pijpleidingen van buiten de EU moeten voldoen aan de Europese regels over het gebruik ervan. Pijpleidingen van buiten, dus ook Nord Stream 2, moeten dus ook door mogelijke toekomstige aanbieders kunnen worden gebruikt. Door deze nieuwe afspraken houden de EU-lidstaten meer invloed op de leidingen en de vraag wie het gas erdoorheen pompt. Moskou was daar uiteraard niet erg mee ingenomen.
Eind 2019 escaleerde de kwestie, toen Trump sancties afkondigde tegen bedrijven die pijpleidingen aanleggen op een diepte van minder dan 30 meter onder zeeniveau. Een paar weken na Trumps besluit sprak ik in het noorden van Groningen een ondernemer die voor het offshorebedrijf AllSeas werkte. We spraken over de impact van de geopolitiek op het bedrijfsleven en we concludeerden dat ondernemers nu ook al verstand van geopolitiek moesten hebben. Zijn bedrijf had zich schielijk uit het project teruggetrokken. Hij kon het zich niet permitteren om geen zaken meer met de Amerikanen te kunnen doen. Daarmee werd zijn bedrijf een van de eerste slachtoffers van de Protecting Europe’s Energy Security Act. Deze wet was trouwens ingediend door senator Ted Cruz uit het olie- en gasrijke Texas. Critici vermoedden daarom dat die wet vooral bedoeld was om meer vloeibaar gas (LNG) naar Europa te kunnen exporteren. Op deze manier werden Europese bedrijven de inzet van een geopolitiek steekspel tussen de grootmachten Verenigde Staten en Rusland.
De terugtrekkende beweging van AllSeas werd overigens verdrongen door het nieuws dat Shell, een van de grotere partijen in het project, zei door te zullen gaan. Dat bedrijf viel namelijk niet onder de Amerikaanse sanctiewetgeving.
Merkel moet een zucht van verlichting hebben geslaakt toen de Amerikaanse ambassadeur in Berlijn, de agressieve Trump-adept Richard Grenell, aankondigde naar Washington te zullen terugkeren. Grenell werd gezien als de stoker in de relatie tussen Amerika en Duitsland. Hij verkondigde een onversneden politieke boodschap met de oproep aan ‘alle conservatieven in Europa’ om zich te verenigen. De ambassadeur was een van de grootste aanjagers van de oppositie tegen Nord Stream 2. Maar ook vanuit Washington bleef Grenell een plaaggeest van jewelste. In 2020 werd hij directeur nationale veiligheid.17 Die positie bleek hij vervolgens te gebruiken om Trump ervan te overtuigen snel troepen uit Duitsland terug te trekken. Dat gebeurde in juni. Trump kondigde aan dat ongeveer een derde van de ongeveer 35.000 in Duitsland gestationeerde Amerikaanse troepen zouden worden teruggetrokken. Een deel zou worden herplaatst in Polen en België. De rest ging naar huis. De reactie van Merkel was gelijk aan de vorige keren: gelaten en terughoudend. Vervolgens sloeg Merkel Trumps uitnodiging af voor de bijeenkomst van de G7. Naar verluidt zou zij zich niet willen lenen voor een fotosessie waarmee Trump goede sier zou kunnen maken in het verkiezingsjaar.18
Voor Trump was de dreiging met troepenterugtrekking een methode om de bondgenoten te dwingen tot hogere defensie-uitgaven. Dat gold evenzeer voor het vragen van geld aan zijn bondgenoten voor de plaatsing van die troepen. Hiertoe werd hij ook aangespoord door zijn veiligheidsadviseur. De Poolse president Duda, een groot fan van zijn Amerikaanse collega, had al beloofd om een ‘fort Trump’ te bouwen om al die Amerikaanse troepen in onder te brengen. Hij had ruim 2 miljard dollar over voor de plaatsing van Amerikaanse troepen in zijn land. Trump voelde daar wel iets voor. Het paste in zijn denken dat Europa aan Amerika beschermingsgeld moest betalen. Bovendien voelde hij zich aangetrokken tot de antidemocraten van de regerende populistische partij Recht en Rechtvaardigheid, de PiS.
Dat de troepenterugtrekking bij de Russen de indruk zou kunnen wekken dat Amerika Europa niet langer meer wilde verdedigen, speelde geen rol. Dat was overigens al eerder gebleken. In 2018 beschreef Trump het jongste NAVO-lid Montenegro als een land ‘met agressieve mensen’, die de oorzaak van de ‘derde wereldoorlog’ konden zijn.19 Als zo’n land agressie zou uitlokken, zou hij niet bereid zijn Amerikaanse levens op te offeren. Natuurlijk was de verontwaardiging in Europa groot. Tegelijkertijd werd voorbijgegaan aan het feit dat de Fransen in de jaren zestig al twijfels hadden of Amerika wel bereid was om Los Angeles te laten vernietigen door een aanval met kernwapens, als gevolg van een escalerend conflict in Europa. Dit argument leidde tot de oprichting van de Force de frappe, de Franse kernmacht. Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden en de Senaat waren overigens mordicus tegen de verzwakking van de NAVO.
Het echte probleem was, dat alleen opperbevelhebber Trump kon besluiten of Amerikaanse troepen worden ingezet voor de verdediging van Europa. Als hij dat zou weigeren, zou de NAVO feitelijk dood zijn. Alleen al door twijfel te zaaien over die Amerikaanse veiligheidsgarantie, ondermijnde hij het bondgenootschap en daarmee de veiligheid van Europa. Dit zou het Russisch avonturisme in de hand kunnen werken. Dat de Russen daartoe bereid waren, hadden ze ruimschoots bewezen met de annexatie van de Krim en de vele clandestiene operaties met de GROe. Het waren dit soort gedachten die de Franse president Macron deden verzuchten dat de NAVO ‘hersendood’ was.20 De kritiek op hem was enorm, maar hij had wel gelijk. Ook ik had weinig fiducie in Trump.
Dat Trump inderdaad een onbetrouwbare bondgenoot was, bewees hij in het Midden-Oosten. Op 20 juni 2019 schoot de Iraanse Revolutionaire Garde een Amerikaanse Global Hawk BAMS-D surveillance drone neer boven de Straat van Hormuz. Trump weigerde daarop militair terug te slaan. Op 14 september 2019 vond er een raketaanval plaats op een Saoedische olie-installatie. De door Iran gesteunde Houthi-opstandelingen in Jemen claimden de verantwoordelijkheid, maar Amerika wees naar Iran. Ook Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk deden dat. Maar Trump vergold niet. De Amerikaanse veiligheidsgarantie aan de Golfstaten bleek niets waard. Amerika zorgde niet langer voor veiligheid in ruil voor de olie- en gasvoorziening. ‘Als het moeilijk wordt, loopt Trump weg. We hebben weinig aan zo’n bondgenoot. Dus moeten we op zoek naar een andere,’ zei een Koeweitse generaal mij.
Ook de Koerden kwamen erachter wat de ‘steun’ van Trump waard was. Zij waren Amerika’s trouwste bondgenoot in Syrië en Irak. Ze hadden Amerika geholpen ISIS te verslaan en hadden daar een hoge prijs in mensenlevens voor betaald. Maar Trump wilde zich uit Syrië terugtrekken. Zo maakte hij de weg vrij voor Turkije om in het noorden van Syrië een bufferzone in te richten. Hij verklaarde daarmee de Koerden, die door Turkije als terroristen en separatisten werden gezien, vogelvrij.
Amerika doodde intussen wel generaal-majoor Qassem Soleimani van de Iraanse elite Quds-brigade, als antwoord op een Iraanse aanval op een Amerikaanse basis in Irak. Dit werd vervolgens weer door Iran vergolden op 8 januari 2020 met aanvallen op verschillende bases waar troepen van de anti-ISIS-coalitie zijn gelegerd, inclusief Nederlanders. Diezelfde dag werd, waarschijnlijk per ongeluk, een toestel van Ukraine International Airlines neergeschoten nabij Teheran. Hierbij kwamen 176 passagiers en bemanningsleden om het leven. Toch bleef het beeld bestaan van een president die geen militairen wilde inzetten en de wereld door middel van sancties naar zijn hand wilde zetten. Dit raakte de NAVO als militaire alliantie in het hart.
Toen ik vlak daarna naar de Baltische staten afreisde, merkte ik dat het geloof in Trump als bondgenoot tot een dieptepunt was gezakt. Tegelijkertijd werd erkend dat Europese bondgenoten een grote verantwoordelijkheid hadden voor de teloorgang van die NAVO. Ze hadden hun krijgsmachten schromelijk verwaarloosd. NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg probeerde de moed erin te houden tijdens de zeventigste verjaardag van het bondgenootschap op 29 november 2019. Hij wees op het feit dat vanaf 2014 de bondgenoten gezamenlijk 130 miljard dollar meer in defensie hadden gestoken en dat er in 2024 maar liefst 400 miljard dollar zou worden uitgegeven. Volgens Stoltenberg was dat een vooruitgang zonder precedent, die de NAVO sterker zou maken.21 De leiders van de Baltische staten en Polen waren hier blij mee, maar in het westen van Europa haalden velen hun schouders op.
De discussie over Trump en de NAVO onttrok het zicht op een andere fundamentele discussie. De Verenigde Staten beschikken nog steeds over de ontzagwekkendste krijgsmacht van de wereld, maar tegelijkertijd kan daar steeds minder mee worden gedaan. Afghanistan en Irak toonden net als Vietnam aan dat het moeilijk, of zelfs onmogelijk is om te winnen van een tegenstander die guerrilla- en terroristische tactieken toepast. Het maakt dan niet meer uit hoe technologisch geavanceerd een krijgsmacht is. Op het moment dat een zwakkere tegenstander van mening is dat die een bezettingsmacht vormt, gaat het mis.
Het idee om de Amerikanen bij de verdediging van Europa te betrekken, was gebaseerd op de overtuiging dat de Europese bondgenoten zich tegen Rusland moesten kunnen verdedigen. Door technologische ontwikkelingen wordt dat echter steeds lastiger. Voor Amerika leverde dat al enorme hoofdbrekens in Azië op. Ik werd met mijn neus op de feiten gedrukt toen ik medio 2019 gevraagd werd om naar Hawaii te komen om mee te praten over dat probleem. Een van de aanwezigen was admiraal Philip Davidson, de bevelhebber van de Amerikaanse Pacific Fleet, die even daarvoor in de Amerikaanse Senaat onomwonden had gesteld dat het onmogelijk was om in een crisis- of oorlogstijd de Zuid-Chinese Zee binnen te varen. Amerikaanse oorlogsschepen, inclusief de vliegdekschepen, zouden door nieuwe Chinese wapens in één klap kunnen worden uitgeschakeld. In Hawaii moesten we nadenken over een oplossing, maar na een week discussiëren lag die nog steeds niet op tafel. In Europa hadden ze hetzelfde probleem. In hoofdstuk 4 beschreef ik hoe het steeds lastiger wordt om de Baltische staten te versterken. Bovendien staan tegenwoordig grootmachten met kernwapens weer tegenover elkaar. Daardoor gaan we terug naar de functie die de militaire macht tijdens de Koude Oorlog had. Defensie was er toen voor de afschrikking van agressie. Het succes van defensie wordt dan niet afgemeten aan het inzetten ervan voor vredes- en stabilisatieoperaties, maar zoals tijdens de Koude Oorlog juist aan het niet inzetten ervan. Want als de krijgsmacht wordt ingezet, heeft de afschrikking gefaald en dreigt de nucleaire ondergang.
Trumps afkeer van de NAVO kan niet los worden gezien van zijn afkeer van de EU en dan vooral van Duitsland. Ik denk dat Trump geen idee had van de werking van de Unie toen hij aantrad. Die onkunde werd pijnlijk duidelijk toen hij zich aan het begin van zijn ambtstermijn met veel borstklopperij als de grote dealmaker presenteerde. Hij wilde nieuwe verdragen sluiten met de afzonderlijke EU-lidstaten. Dat zou fantastisch voor die landen uitpakken. Probleempje: het handelsbeleid van de Unie is communautair. Dit betekent dat de Commissie in Brussel onderhandelt uit naam van alle lidstaten. Daardoor kan Trump helemaal geen deals met afzonderlijke landen maken. Merkel maakte hem dit op onderkoelde wijze duidelijk.
Vervolgens zette Trump in 2017 in de Britse krant The Times en het Duitse Bild de Unie weg als een ‘instrument van Duitsland’. Ook noemde hij Merkels besluit om een miljoen vluchtelingen toe te laten ‘heel erg catastrofaal’.22 Een jaar later kwamen de spanningen pas echt goed aan het licht. Volgens Trump was er een handelstekort met de EU van 109 miljard dollar in 2018. Dat surplus aan exporten zou de EU 2,6 miljoen banen opleveren. Banen, die volgens Trump in Amerika thuishoorden. Trump ergerde zich er zo aan, dat hij besloot de kwestie op de spits te drijven met heffingen van 25 procent op geïmporteerd staal en 10 procent op aluminium.
De EU reageerde met de aankondiging dat zij de kwestie aan de WTO zouden voorleggen, omdat Amerika duidelijk de regels overtrad. Handelscommissaris Cecilia Malmström dreigde met een tegenheffing ter waarde van 7 miljard dollar. Om de kou uit de lucht te halen, reisde Commissievoorzitter Juncker in juli 2018 af naar Washington. Er stond veel op het spel. De EU en Amerika controleren samen de helft van de wereldeconomie en hebben een handelsrelatie van ruim 1 biljoen dollar. Trump en Juncker kwamen overeen te streven naar een nieuw handelsverdrag, waarin geen plaats meer zou zijn voor importheffingen op alle industriële goederen, behalve auto’s. Ook zouden heffingen moeten worden afgebouwd op het gebied van diensten, chemie, de farmaceutische industrie, medische producten en sojabonen.
Het deed allemaal erg denken aan het door Trump afgewezen trans-Atlantische handelspact (TTIP), dat ook voorzag in het elimineren van zo veel mogelijk heffingen, het creëren van gelijke standaarden voor producten en het verwijderen van bureaucratische obstakels, om zo de handel zo soepel mogelijk te laten verlopen. Daarnaast moest er een nieuwe samenwerking komen op het gebied van energie. Juncker zegde zelfs toe dat de EU geïnteresseerd was in het aankopen van Amerikaans vloeibaar gas.23 Het probleem was echter dat de lidstaten zelf bepaalden van wie zij hun gas betrokken. Al met al werd Trump met een kluitje in het riet gestuurd. Behalve dat er naar een nieuw handelsakkoord zou worden gestreefd, bleven concrete toezeggingen uit. Het belangrijkste was dat een aanstaande handelsoorlog even van de baan was.
Voor Trump was het bezoek van Juncker ongetwijfeld een leermoment. Hij werd geconfronteerd met een onbuigzame EU en een keiharde onderhandelaar. Wat het nog erger maakte, was dat Juncker uit het nietige, irrelevante Luxemburg afkomstig was. Langzaam kwam Trump erachter wat de EU voor organisatie was. Vertwijfeld riep hij dat de EU ‘erger dan China’ was. Opgelucht constateerde hij eind 2019 dat hij verlost was van Commissievoorzitter Juncker, met wie hij geen zaken kon doen en die hij ooit als een ‘brute moordenaar’ omschreef. Voor Juncker was dat een compliment geweest.24
Trump hoopte dat het beter zou gaan met opvolger Ursula von der Leyen. De twee zagen elkaar tijdens het World Economic Forum in Davos, begin 2020 en weer ging het fout. Trump zette de EU weer onder druk door met heffingen te dreigen op ‘Europese auto’s en andere dingen’ om een nieuwe handelsovereenkomst af te dwingen. Volgens de president was de EU heel moeilijk om mee om te gaan en hadden de Europeanen Amerika slechter behandeld dan de Chinezen. Tegelijkertijd hield hij vol dat de EU ‘geen andere keus’ had dan een nieuw handelsakkoord met Amerika te sluiten.25 De Europese leiders haalden hun schouders op. De boodschap was duidelijk: bekijk het maar. De EU-commissaris voor mededinging, de Deense Margrethe Vestager, haatte volgens Trump de Amerikanen ‘mogelijk erger dan alle andere personen’ die hij had ontmoet.26
Het waren kreten van onmacht van een man die gewend was om zijn zin te krijgen.
Amerika was weliswaar begonnen met een nieuwe onderhandelingsronde met de EU, maar die had tot niets geleid. Trump zei dat hij wilde wachten op een deal met China om vervolgens de EU aan te pakken, maar het was nog maar de vraag of die er op afzienbare termijn zou komen, omdat de coronacrisis de verhouding met de Chinezen ernstig had verslechterd.
Wel kwam er uit Brussel een teken van goede wil. In augustus 2020 besloot de Commissie een einde te maken aan de importheffingen op bevroren en levende kreeft. Daarop besloten de Amerikanen de importheffingen te halveren op sommige goederen uit de EU, zoals kristal en kant-en-klaarmaaltijden. Een doorbraak was het echter niet.
Trump kon de EU niet onder druk zetten. Dreigen met sancties had geen zin, want dan zou Amerika zelf vol worden getroffen door Europese sancties. Dus bleef het bij stampen en schreeuwen. Nadat Merkel had aangekondigd niet naar de G7 te zullen afreizen, riep hij vertwijfeld dat de EU een ‘ouderwetse club’ is en dat Rusland weer bij de G7 zou moeten. Door de annexatie van de Krim had dat land zijn lidmaatschap namelijk verspeeld. De EU, de Britten en Canadezen verwierpen dat idee onmiddellijk. Dit maakte wederom duidelijk hoe diep de kloof tussen Amerika en zijn bondgenoten was. Eigenlijk was de boodschap: we zien je na de verkiezingen, maar hopelijk nooit meer.
Trump kreeg nog wel iets voor elkaar als het om individuele lidstaten ging. Begin 2020 nam Frankrijk een wet aan waarin buitenlandse techbedrijven 3 procent van hun in Frankrijk behaalde winst aan de Franse schatkist moesten afdragen. Dat zou gaan gelden voor alle bedrijven die meer dan 25 miljoen euro in Frankrijk en 750 miljoen wereldwijd omzetten. Trump was woedend over wat hij beschouwde als de zoveelste aanval op Amerikaanse bedrijven als Google, Facebook en Amazon. Hij dreigde met 100 procent belasting op Franse producten als camembert, wijn en champagne. Daarop trok Macron ijlings het plan in. Vervolgens verschoof het initiatief naar de OESO, maar ook daar werd het door Trump gefrustreerd. Tegen het einde van de regeringstermijn van Trump toverde Macron het plan weer uit de hoge hoed. Inmiddels hadden ook Italië, Oostenrijk en Engeland besloten de Amerikaanse techbedrijven te belasten. Tegen die tijd was Trump politiek vleugellam waardoor de kans op een nieuwe handelsoorlog klein was.
Nederland werd in 2020 met de toorn van Trump geconfronteerd toen het kabinet een exportvergunning dreigde af te geven voor een lithografiemachine van ASML. Die zou China in staat stellen om geavanceerde chips te maken, waardoor het een voorsprong zou kunnen nemen in de vierde industriële revolutie. Trump kreeg zijn zin. De Chinese ambassadeur in Nederland dreigde met represailles. Het exportverbod zou de handelsrelatie verstoren en dit zou Nederland in zijn portemonnee gaan merken. Toch werd onder Amerikaanse druk de exportvergunning op de lange baan geschoven. In Den Haag kon je horen dat Trump eerst moest verdwijnen.
Deze voorbeelden maken ook duidelijk wat de waarde van de EU is. Zou Macrons digitaks door de lidstaten gezamenlijk in Brussel zijn ingesteld en was de Nederlandse exportvergunning door Brussel afgegeven, dan zou Trump geen kans hebben gemaakt. Sancties zouden dan met tegensancties worden beantwoord, iets waarvoor de afzonderlijke lidstaten te klein zijn. Interessant is dat het steunpakket van de Europese Unie, waarover tijdens de top van Brussel in juli 2020 was besloten, de weg naar gezamenlijke Europese belastingen opende. Daarover in het volgende hoofdstuk meer.
Op één punt wist Trump wel een klinkende overwinning te scoren. Dat gebeurde in de door hem verafschuwde Wereldhandelsorganisatie, de WTO. Daar won hij een zaak over staatssteun aan Airbus. Vlak nadat Trump het Witte Huis betrad, bezocht de nieuwe president vliegtuigbouwer Boeing. Tijdens een diner na afloop van de fabriekstoer vertelde Dennis A. Muilenburg, de grote baas van de vliegtuigfabrikant, Trump over het aanhoudende dispuut met Airbus. De inzet was de vermeende staatssteun die de Europese vliegtuigfabrikant kreeg. De kwestie werd aanhangig gemaakt bij de Appellate Body van de WTO; het hof van beroep. Muilenburg vroeg Trump om, als de zaak werd gewonnen, sancties aan Europa op te leggen. Inderdaad won Boeing, de steun aan Airbus was illegaal. Vervolgens stelde Trump in april 2019 heffingen voor. In oktober kreeg hij van de WTO het groene licht om dat te doen voor een bedrag van 7,5 miljard dollar. Het was de grootste vergelding ooit. Trump maakte Europese vliegtuigen 10 procent duurder en verhoogde de prijzen van Europese landbouwproducten, waaronder Franse wijn en Spaanse olijfolie, met 25 procent.27 Maar het zou een pyrrusoverwinning zijn als de Amerikanen op hun beurt zouden worden veroordeeld vanwege illegale steun: er liep namelijk ook een zaak tegen Boeing. Dat zou ook enorme gevolgen hebben voor de vliegtuigfabrikant zelf. De Amerikaanse vliegtuigbouwer zat al diep in de problemen door het verongelukken van twee toestellen van het type 737 MAX, waardoor de hele vloot aan de grond moest worden gehouden, modificaties moesten worden aangebracht en de schadeclaims Boeing om de oren vlogen.
Uiteindelijk zwakte Trump een aantal maatregelen af, omdat een handelsoorlog het leven van zijn kiezers duurder zou maken en er banen verloren zouden gaan. Desondanks escaleerde de strijd medio 2020, nadat bekend werd dat de zaak tegen Boeing mogelijk gewonnen zou worden en de WTO de EU dan zou toestaan dit met heffingen te vergelden. In reactie op die vergelding stelde de president nieuwe heffingen voor ter waarde van 3,1 miljard dollar op producten als kaas, bier, gin en vliegtuigen uit het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Frankrijk en Duitsland. Voor Trump was het een laatste mogelijkheid om de EU te dwingen tot een nieuw handelsakkoord. Weer leidde dit tot niets.
Trumps haat voor de WTO kan niet los worden gezien van zijn aversie tegen de EU. De WTO stelt de regels vast waar de EU zo dol op is. De bedoeling van al die regels is om een mondiaal gelijk speelveld te creëren, waarvan arme en rijke landen op gelijke wijze kunnen profiteren. Dat is een groot succes. De handel is enorm toegenomen en alle landen zijn rijker geworden. Alleen al in Amerika ging men er per hoofd van de bevolking 45 procent op vooruit. De WTO heeft ertoe bijgedragen dat Amerikaanse landbouwproducten niet langer door oneerlijke heffingen worden getroffen. Intellectuele eigendomsrechten, zoals die van software en bioscoopfilms, zijn veel beter beschermd. Ook slaagde de WTO erin succesjes te boeken bij het tegengaan van exportsubsidies waarmee landen als China oneerlijke concurrentievoordelen haalden en hun producten op de wereldmarkt konden dumpen. Voor Trump deed dit er allemaal niet toe. Hij noemde de Wereldhandelsorganisatie een ‘ramp’ en ‘verschrikkelijk’.
Trumps onvrede richtte zich op het hof van beroep van de WTO, wat op zich vreemd was. Experts wezen erop dat Amerika de meeste zaken had aangespannen en die veelal ook won. Begin 2020 kwamen de Amerikaanse handelsvertegenwoordigers echter met een lijvig rapport vol met klachten over uitspraken en voorstellen die niet strookten met de oorspronkelijke bedoeling van de organisatie. Omdat Trump tevens weigerde om nieuwe rechters in het hof van beroep te benoemen, hield het hof feitelijk op te bestaan en werd het hart uit de WTO gerukt. Maar de echte reden voor de aanval op de WTO was het heffingenbeleid van Trump.28 Hij wilde zelf bepalen welke heffingen Amerika aan wie op zou leggen. Dit was echter tegen de regels, waardoor Trump tot de conclusie kwam dat de WTO de Amerikaanse soevereiniteit aantast en hem een wapen uit handen slaat. Door zijn fixatie op heffingen zag hij bovendien niet dat subsidies op exportgoederen en belastingen nog schadelijker zijn. Trump kwam daarachter toen hij zijn eerste deal met China sloot. Daarin werden de heffingen verlaagd, maar vervolgens weigerde China de afgesproken hoeveelheid goederen daadwerkelijk te kopen, terwijl Beijing gewoon door kon gaan met oneerlijke concurrentie door het subsidiëren van exporten. Ook de Europese Unie stoorde zich aan die praktijk.
De president kreeg steun van senator Josh Hawley, die in een resolutie namens de Republikeinen en Democraten voorstelde om Amerika uit de WTO te halen. Dit initiatief werd spoedig gevolgd door een vergelijkbare actie in het Huis van Afgevaardigden.
Zonder WTO, of zelfs zonder de scheidsrechter, zal de wereldhandel echter een spel van allen voor zich worden. Handelsoorlogen zijn dan aan de orde van de dag en de consument betaalt daarvoor letterlijk de prijs. Toch had Trump ook hier een punt. Het ging inderdaad fout toen China lid werd. Dat land is in feite te groot voor de organisatie en de WTO had geen middelen om de oneerlijke handelspraktijken van China te stoppen. Bovendien staat China erop zijn status als ontwikkelingsland te handhaven, zodat het voordelen heeft. Zo bezien is de hervorming van de Wereldhandelsorganisatie een absolute noodzaak.
Waarom kan Amerika de wereld naar zijn hand zetten terwijl militaire macht een steeds minder bruikbaar wapen wordt? Het antwoord is kort: de dollar. Omdat de dollar de reservevaluta en de belangrijkste munt van de wereld is, heeft Amerika ongebreidelde macht om andere landen onder druk te zetten. Om internationaal zaken te kunnen doen is toegang tot de dollar en daarmee tot het Amerikaanse financiële systeem van levensbelang. Als die toegang door sancties wordt geweigerd, raakt dat bedrijven, banken, individuen en uiteindelijk hele landen. Want de munt wordt voor 88 procent van de internationale valutahandel gebruikt. Niet minder dan 62 procent van de internationale verplichtingen van banken zijn in dollars genoteerd. De helft van alle mondiale handelstransacties en 40 procent van de wereldwijde betalingen wordt in dollars afgehandeld.29 Kortom, wie handel met het buitenland wil drijven kan moeilijk om de dollar heen.
Voor internationaal opererende banken en financiële instituties is de dollar zelfs essentieel. Overal ter wereld moeten banken toegang hebben tot dollars, dus tot het Amerikaanse financiële systeem, om hun internationaal opererende klanten te kunnen bedienen. Daartoe hebben ze rekeningen bij Amerikaanse banken en moeten ze zich houden aan de Amerikaanse wet. Als bijvoorbeeld een Nederlands bedrijf plastic aan een Canadese firma verkoopt, dan gebeurt dat vaak in dollars. De banken van de verkopende en kopende partij doen dat via correspondent banks in de Verenigde Staten die rekeningen aanhouden bij de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, kortweg de Fed. Het geld loopt dan via de rekeningen van deze banken bij de Fed, waardoor Amerika juridisch zeggenschap krijgt over de transactie tussen het Canadese en Nederlandse bedrijf.
Als een Europese bank de toegang tot het Amerikaanse financiële systeem wordt ontzegd, kan die de meeste van zijn internationale transacties onmogelijk nog uitvoeren en kan hij klappen. De Amerikanen kunnen dit doen met behulp van sectie 311 van de Patriot Act. Een verbod op een rekening bij een Amerikaanse bank kan gelden voor een enkele bank of voor een heel land, zoals Iran. Ook kunnen de Amerikanen buitenlandse personen op de zwarte lijst zetten, waardoor zij en hun banken geen toegang meer hebben tot het Amerikaanse financiële systeem. Kortom, de Amerikaanse sanctiemacht is in belangrijke mate gebaseerd op het ontzeggen van toegang tot het Amerikaanse financiële systeem.
Veel landen waarmee Amerika op slechte voet staat, proberen onder die macht van de dollar uit te komen. Voor China is dit het urgentst. Dit land beschikt over 1 biljoen aan dollarreserves. Als de VS de Chinese economie zou loskoppelen van de Amerikaanse economie, zou een levensbedreigend probleem ontstaan. Daarom is Beijing drukdoende om de afhankelijkheid van de dollar te verminderen en zich meer te richten op de Britse pond, de euro en de Japanse yen. Met een digitale renminbi voor wereldwijd gebruik, wordt de aanval op de dollar pas echt goed ingezet.
Ook heeft Beijing een tegenhanger van de Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication (SWIFT) opgericht. Dit is een berichtensysteem om het internationale bankverkeer mogelijk te maken. Het is in België gevestigd en essentieel voor dit betalingsverkeer. Rusland is tijdens de Krimcrisis van 2014 bijna uit het systeem gegooid. Als dat daadwerkelijk was gebeurd, had in het land een economische meltdown plaatsgevonden. Voor Poetin was dit ook het signaal om een alternatief Russisch systeem op te zetten. Bovendien schrijft Rusland obligaties uit in de Chinese yuan om die af te schermen voor Amerikaanse sancties en heffingen. In plaats van dollars, houdt Rusland steeds meer de euro, yuan en goud aan.
China ontwikkelt ook plannen voor een digitale munt, de Digital Currency Electronic Payment (DCEP). Daarmee werd in 2020 in vier steden geëxperimenteerd: Chengdu, Shenzhen, Suzhou en Xiong’an. In een wereld die in hoog tempo digitaliseert, biedt een dergelijke munt grote voordelen. Het kan de internationalisering van de yuan versnellen en levert de data op waarmee de regering de economie nog beter onder controle kan houden.
Als ik mijn Amerikaanse collega’s of vertegenwoordigers van de Amerikaanse regering vraag hoe ze hierover denken, dan blijft het vaak stil of bagatelliseren ze het. Ik heb het gevoel dat hun machtsdenken nog steeds vooral militaire macht centraal stelt. Slechts weinigen in Amerika zijn zich bewust van de reacties die tariff man Trump heeft losgemaakt. Dat deze de macht van de dollar ondermijnen wil er bij hen niet in. Toch waarschuwde minister van Financiën Jack Lew al in 2016 dat als buitenlandse bedrijven en landen het gevoel krijgen dat sancties zonder duidelijke redenen of om verkeerde redenen worden opgelegd, Amerika niet verbaasd moet zijn dat ze zich van de Verenigde Staten en de dollar zullen afkeren.30 Precies dat zien we nu gebeuren.
Zelfs de EU ondernam pogingen om onder de macht van de doller uit te komen. Dit was het directe gevolg van het conflict rond de nucleaire deal met Iran. Na zware onderhandelingen was op 14 juli 2015 door de permanente leden van de Veiligheidsraad en de Unie het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) ondertekend. Nadat het Internationale Atoomenergie Agentschap (IAEA) had vastgesteld dat Iran zich aan de voorwaarden hield, werden veel sancties in januari 2016 opgeheven. In de jaren erna constateerde de IAEA dat Iran zich aan de afspraken hield.31 De toenmalige president van de Verenigde Staten, Barack Obama zag het JCPOA als een belangrijk succes van zijn buitenlandbeleid. Precies daarom kondigde Trump aan de deal te zullen slopen. Hij vond dat het JCPOA het slechtste en meest eenzijdige verdrag was dat de Verenigde Staten ooit hadden ondertekend.32 Op 8 mei 2018 trok Amerika zich terug door het ondertekenen van een presidentieel decreet. Het legde de eerder ingetrokken sancties tegen Iran opnieuw op en dreigde ook om sancties op te leggen aan landen en bedrijven als ze zaken met Iran deden. Daarop trok de Franse energiereus Total zich terug. Het moest daarbij miljardeninvesteringen afschrijven.
De Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Heiko Maas, was woedend en riep op tot tegenmaatregelen. Hij wilde een Europees IMF, een alternatief voor SWIFT en nieuwe mogelijkheden om buiten Amerika om internationale transacties te kunnen uitvoeren.33 Ook hieruit bleek dat Duitsland zijn naïviteit aan het verliezen was.
Een eerste stap was de oprichting van een Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX). Vanaf 2019 kunnen de EU-lidstaten transacties met Iran uitvoeren zonder gebruik te maken van de dollar en SWIFT en op die manier buiten het bereik van Amerika en zijn sancties blijven. Het initiatief beperkte zich voorlopig tot de handel in humanitaire goederen zoals medicijnen. INSTEX is een kleine stap met mogelijk grote gevolgen voor de dollarmacht op langere termijn. Het is daarom geen wonder dat Rusland voorzichtig polste of ze zich konden aansluiten.
In dezelfde tijd kwamen vanuit de Europese Centrale Bank geluiden dat de internationale positie van de euro moest worden versterkt.34 Een van de voorstellen was om met een digitale munt te komen.
Uiteindelijk zullen de gevolgen voor Amerika desastreus zijn. De positie van de dollar als reservemunt is de uitdrukking van het vertrouwen in het Amerikaanse systeem, dat gekenmerkt wordt door een transparant rechtssysteem, goed functionerende instituties, een sterke economie en mondiaal leiderschap. Dit alles is onder Trump onder druk komen te staan.
Het totale gebrek aan leiderschap bleek toen Trump het coronavirus opzettelijk bleef negeren, hoewel de militaire inlichtingendiensten al in november 2019 voor een pandemie hadden gewaarschuwd.35 Trump zei die waarschuwingen bewust te hebben genegeerd om ‘geen angst’ te zaaien. Hij accepteerde geen obstakels voor zijn beleid. Toen Trump niet langer onder het nemen van maatregelen uitkwam, kon het verschil met China niet groter zijn. De president zocht naar zondebokken door over het China-virus en de Wuhan-griep te spreken. Dat leidde tot een diplomatieke aanvaring met Beijing. Die was deels bedoeld om zijn eigen falen te maskeren. In ieder geval was het moddergooien begonnen.
Trump toonde, in tegensteling tot Xi, geen compassie met andere landen. Het was en bleef America First.
Ook werden de gevolgen van zijn dedain ten aanzien van de deep state en de wetenschap duidelijk. Trump had voor een bestuurlijke cultuur gezorgd waarbij onwelgevallige informatie niet door de bureaucratische lagen kwam. Daardoor konden officiële instanties hun werk niet meer naar behoren verrichten en konden de bevindingen van experts zoals Helen Y. Chu, die het virus in Amerika ontdekte, Trump niet bereiken.36 Een van de redenen was dat toenmalig veiligheidsadviseur John Bolton, in zijn ijver om het Witte Huis te ontdoen van alles wat aan president Obama deed herinneren, een speciale unit had opgeheven die na de ebola-uitbraak was opgericht en juist als taak had gehad pandemieën vroegtijdig te signaleren.
Toen er geen ontkennen meer aan was, gaf Trump Europa de schuld. Hij stelde ook een economisch steunpakket van 825 miljard dollar vast. Maar een groot probleem voor Amerika bleef het ontbreken van toegang voor velen tot de gezondheidszorg en sociale voorzieningen. Dit leidde ertoe dat zieke mensen geen andere keuze hadden dan door te werken en anderen te infecteren. Een opeenstapeling van fouten heeft ervoor gezorgd dat het vertrouwen in de Amerikaanse instituties daalde. Trumps tweets en zijn uitingen in de traditionele media ondermijnden het vertrouwen verder. In Foreign Affairs werd geconcludeerd dat Washington was gezakt voor de test van het mondiale leiderschap.37 Trumps incompetentie zou de reputatie van de Verenigde Staten schaden, omdat het land duidelijk niet in staat was om een voortrekker te zijn in de mondiale pandemiebestrijding. Wat buiten Amerika bleef hangen, was het beeld van een krachteloze president die niet in staat was tot centrale regie en het land overliet aan lokale gouverneurs, burgemeesters en sheriffs.
Tijdens de Koude Oorlog werkten Amerikaanse en Sovjetwetenschappers gebroederlijk samen aan een poliovaccin. Diezelfde lotsverbondenheid toonden de Amerikanen en Chinezen ook tijdens de SARS-uitbraak van 2003. Een paar jaar later kwamen beide landen tien uitgangspunten overeen voor het bestrijden van een pandemie. In 2009 belde de Chinese president Hu Jintao zijn Amerikaanse ambtsgenoot op om hem verbaal te steunen bij de uitbraak van het gevaarlijke H1N1-virus. Toen de uitbraak van het COVID-19-virus ontaardde in een mondiale pandemie, waren de reacties volstrekt anders. Trump weigerde met China samen te werken. Geen internationale solidariteit. Geen internationale hulp. Maar wel de activering van wetgeving uit de tijd van de Koreaoorlog om te voorkomen dat kritische goederen, zoals beademingsapparatuur, konden worden geëxporteerd.
Al snel werd duidelijk dat hier het proces werd versterkt dat tien jaar daarvoor ook al zichtbaar was geweest tijdens de kredietcrisis, namelijk de versnelde teloorgang van Amerika, de opkomst van China en de toenemende assertiviteit van Rusland. De kern van het probleem was een totaal gebrek aan trans-Atlantische solidariteit. Ik hield mijn hart vast. In potentie kon deze crisis even slecht uitpakken als een oorlog.
Trumps weigering om te leiden zorgde voor de verdere erosie van Amerika’s soft power. Zo wees een peiling uit dat 73 procent van de Duitsers inmiddels een negatief beeld had van Amerika. Een halfjaar voor het uitbreken van de crisis was dat nog de helft van de bevolking geweest.38
Het werd er niet beter op toen Trump tegelijkertijd de aanval inzette op de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Hij zette de financiering ervan stop omdat de organisatie te lang de ernst van de situatie zou hebben miskend en te laat zou hebben ingegrepen. Die beschuldiging was onjuist, het bleek genuanceerder te liggen. De WHO had al op 5 januari een alert doen uitgaan. Een paar dagen later werden de gezondheidsautoriteiten gebriefd en op 9 januari kwam er een plan van aanpak. Een probleem daarbij was wel dat China niet erg behulpzaam was bij het verlenen van toegang tot Wuhan voor de medewerkers van de organisatie, waardoor tamelijk kritiekloos gebruik moest worden gemaakt van Chinese gegevens. Dat laatste was voor Trump de reden om de financiering van de WHO stop te zetten, dus draaide het uiteindelijk ook in dit geval om China: de WHO zou China de hand boven het hoofd hebben gehouden. De organisatie liet zich inderdaad meerdere malen erg complimenteus uit over de Chinese aanpak, waardoor het de schijn van bevoordeling op zich laadde. In februari werd de Chinese aanpak geroemd als de meest ambitieuze en agressieve in de geschiedenis. Het land had daardoor veel tijd gewonnen. Ook was de WHO zeer te spreken over de whole-of-government en whole-of-society approach.39 Conclusie: deze aanpak was een voorbeeld voor de rest van de wereld. Dit schoot Trump in het verkeerde keelgat.
In de nacht van 7 op 8 november 2020 hing ik thuis op de bank. Een glas whisky in de ene hand, de iPad in de andere. Ik was in afwachting van de overwinningsspeech van president-elect Joseph R. Biden jr. Om halfdrie was het na dagen van zenuwslopend en tergend langzaam tellen van de stemmen eindelijk zover. In een poging te bewijzen dat hij ondanks zijn 77 jaren nog steeds fit was kwam de aanstaande 46ste president van de Verenigde Staten van Amerika met een sullig drafje aangelopen. De speech die hij vervolgens hield deed in niets denken aan Trump, die op dat moment de wereld nog steeds bestookte met verongelijkte tweets waarin hij beweerde dat hij de verkiezingen met grote overmacht had gewonnen. In zijn speech stak Biden de hand uit naar alle Amerikanen. Hij sprak verzoenende woorden in de richting van de Republikeinen en zei de relaties met de bondgenoten elders in de wereld te willen herstellen. Het werd de verzoeningsspeech waarnaar velen snakten.
Tegelijkertijd vroeg ik mij af of Biden de schade die door Trump was aangericht kon repareren. Die vraag werd extra relevant door de gebeurtenissen die op 6 januari 2021 plaatsvonden. Op die dag jutte president Trump zijn aanhangers op naar het Capitool te lopen om de bevestiging van Biden als president door het Huis van Afgevaardigden en de Senaat te frustreren. De daaropvolgende bestorming van het Capitool had veel weg van een poging tot staatsgreep en maakte duidelijk dat de Verenigde Staten op de rand van een burgeroorlog balanceerden. Tijdens zijn inauguratie op woensdag 20 januari 2021 trachtte de nieuwe president de wonden zo veel mogelijk te helen door de eenheid te herstellen en de hand naar zijn tegenstanders uit te steken.
Door de bestorming van het Capitool maakte Biden een moeizame start. Hij kan een deel van de schade repareren omdat hij verdragen die door Trump met een executive order werden geschrapt, met één handtekening onder een nieuw presidentieel decreet weer in werking kan laten treden. Dat deed hij op de dag van zijn aantreden met het Klimaatverdrag van Parijs. Biden zegde vervolgens toe de relatie met de EU te zullen herstellen, wat een economisch voordeel voor zowel Europa als Amerika kan opleveren. Hij wilde de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldgezondheidsorganisatie en de NAVO revitaliseren door het belang ervan voor Amerika te onderstrepen. Dat laatste deed ook Lloyd Austin, zijn minister van Defensie, die direct na zijn aantreden belde met de secretaris-generaal van de NAVO, Jens Stoltenberg.
Maar Biden kan de klok niet terugdraaien. Daarvoor zijn de geopolitieke verhoudingen te veel veranderd. Biden erft een diep verdeeld land met een gepolariseerd politiek systeem dat al disfunctionele trekken vertoonde toen hij onder Obama vicepresident was. Bovendien ziet de wereld er totaal anders uit dan toen. China is machtiger geworden, Rusland assertiever en Trump heeft de positie van Amerika verkwanseld. China en Rusland hebben dankbaar gebruikgemaakt van zijn America First-beleid, zijn schofferingen van zijn bondgenoten en zijn afkeer van de internationale instituties. Doordat de president te pas en te onpas sancties oplegde ondermijnde hij de macht van de dollar. Door het slopen van de fundamenten onder de westerse wereldorde maakte Trump de wereld transactioneel, rauwer en instabieler. Ieder voor zich werd de norm.
Door zijn incompetentie kwam de klap van de uitbraak van COVID-19 harder aan dan nodig was geweest. Volgens de Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz kwam dat ook omdat Amerika een economie zonder schokdempers heeft. Volgens hem zijn Amerikaanse bedrijven te veel gefixeerd op het maximaliseren van winsten en het tevredenstellen van aandeelhouders waardoor ze minder weerbaar zijn geworden.40 De OESO gaf hem gelijk. Die berekende dat de Verenigde Staten eind 2021 economisch weer op het oude niveau zouden komen, terwijl de Chinese economie tegen die tijd 10 procent zou zijn gegroeid.41 Daardoor zou China al in 2028 de grootste economie van de wereld kunnen zijn. Dat zou vijf jaar eerder zijn dan voor de coronacrisis werd voorzien.42
Dit alles maakt het voor Biden vrijwel onmogelijk om Amerika’s oude positie te herstellen. Hij ontkomt niet aan het stellen van prioriteiten. Zijn eerste prioriteit is het verscheurde Amerika zelf. Om de steun van de middenklasse te krijgen omarmde hij een idee dat mede door Jake Sullivan, de Nationaal Veiligheidsadviseur, was ontwikkeld. Deze was met een onderzoeksteam naar Ohio afgereisd om naar ‘gewone mensen’ te luisteren. Deze staat werd uitgekozen omdat hier alle problemen van Amerika samenkomen. Het resultaat was een rapport dat aanvankelijk nauwelijks de aandacht trok.43 Hierin werd gepleit voor een ‘buitenlandbeleid voor de middenklasse’. Dat beleid moest worden ontdaan van traditionele machtspolitiek en militaire interventies en voorzag in handelsovereenkomsten die de middenklasse in plaats van de rijken bevoordeelde en banen naar Amerika zou terughalen. De studie concludeerde dat de opkomst van China het toekomstige beleid zou bepalen. Voorkomen moest worden dat dit enerzijds tot oncontroleerbare conflicten zou leiden, terwijl China anderzijds niet de economische en technologische leider van de wereld mocht worden.
Voor ons Europeanen betekent dit dat Amerika niet ons, maar Azië prioriteit geeft. Die conclusie had Biden overigens al als vicepresident getrokken. Ongetwijfeld slaat Biden een andere toon tegen China aan dan zijn voorganger, maar zijn beleid zal niet veel afwijken van dat van Trump.44 Want Biden weet dat het een kansloze strategie is om te proberen China zo veel mogelijk door middel van dialoog in het gareel te krijgen. De geschiedenis leert dat dit met een opkomende supermacht onmogelijk is. Bovendien heeft Xi aangetoond het spel hard te spelen. Logisch. Voor hem is het China first. Dus zullen ook onder Biden conflicten met China de voorpagina’s blijven domineren.
De oorlog die president Poetin tegen Oekraïne begon verandert niets aan deze conclusie. Weliswaar steunt de Verenigde Staten Oekraïne met economische hulp en wapenleveranties, maar Biden maakte direct aan het begin van de oorlog al duidelijk dat hij niet van plan was om zijn land of de hele NAVO bij het conflict te betrekken. Dat zou hem verzwakken in zijn politiek ten aanzien van China. De vooraanstaande Amerikaanse denker John Mearsheimer vatte het argument goed samen: Amerika moet na de oorlog zo snel mogelijk de betrekkingen met Rusland normaliseren om vervolgens de aandacht op China te richten.45
Natuurlijk kan Biden zijn strijd tegen China effectiever voeren met bondgenoten. Hier zit het grootste verschil met Trump. In tegenstelling tot zijn voorganger zegt Biden internationale samenwerking te respecteren. Helaas heeft een aantal besluiten van Trump hem hier op achterstand gezet. Want door het TTIP en het TPP al bij zijn aantreden bij het grofvuil te zetten verspeelde Trump het momentum om een dam tegen China op te werpen. Anders had China nu minder invloed gehad. Omdat de strijd tegen China prioriteit heeft, zal Biden van de Europese bondgenoten solidariteit met Amerika in Azië vragen. De vraag is niet langer wat Amerika voor Europa moet doen, maar wat Europa voor Amerika in Azië kan doen. Dit kan een lakmoesproef voor de trans-Atlantische verhoudingen worden. Omdat veel Europese landen er weinig voor voelen Amerika in Azië bij te staan lijkt het mij ondenkbaar dat we een volledige restauratie van de trans-Atlantische verhoudingen gaan meemaken.
Toch is die noodzakelijker dan ooit. Trump heeft met zijn besluit om het INF-akkoord op te schorten de veiligheid in Europa immers permanent verslechterd. Dit besluit heeft een nieuwe wapenwedloop veroorzaakt die niet gemakkelijk door Biden kan worden teruggedraaid.
Mijn conclusie is dat wij Europeanen alle belang hebben bij een Amerikaanse president die de internationale instituties en het internationale recht respecteert en snapt hoe de internationale betrekkingen functioneren. Tegelijkertijd is het een illusie dat alles wordt zoals vroeger. Door veranderde geopolitieke verschuivingen en het Amerikaanse machtsverval ligt de toekomst van de trans-Atlantische relatie in handen van de Europeanen zelf.
Daarmee is de vraag hoe wij Europeanen op de grote veranderingen die ik in dit boek heb beschreven gaan reageren, onveranderd actueel.