Ga floaten

‘Ga floaten,’ zei het meisje bij de balie van het centrum voor Health & Wellness. ‘Is hartstikke lekker, floaten.’ Esmee heette ze, las ik op het naamplaatje van haar als doktersjas bedoelde witte lammycoat. Esmee was vandaag mijn Health Consultant. ‘Lijkt mij echt wat voor jou, floaten,’ fluisterde ze alsof ze precies wist wat ik allemaal wel en niet lekker vond. Voor het blozen echt goed door kon zetten op mijn wangen schoof Esmee me discreet de folder toe.

Floaten is in je blote reet in een bak zout water liggen met een deksel erop, zei de folder, maar dan netter. En dan zetten ze een cd’tje voor je op met het geluid van parende dolfijnen. Dat schijnt voor mensen dan weer heel ontspannend te zijn, dolfijnen die het met elkaar doen. Zouden dolfijnen dan ook rustig worden als je in de branding een pornofilm voor ze opzet met het geluid heel hard? Ik durfde het niet aan Esmee te vragen.

Floaten. Ik zag mezelf al drijven in die tank. Uitgeput van het radeloze bonken op het deksel zou ik teruggevonden worden, totaal ontspannen, om niet te zeggen: dood. Niemand die het zou merken. Bronstig dolfijnengeloei heeft nou eenmaal heel veel weg van de gesmoorde hulproep van een claustrofoob.

Bij de energetische massage leek het verdrinkingsgevaar me te verwaarlozen en Esmee ging me blootsvoets voor naar het massagekamertje van Ramesh. Ramesh was in 1963 getekend door Anton Pieck voor een oosters sprookje in de Efteling maar per ongeluk door een fee tot leven gewekt. Hij droeg een witte tulband op zijn hoofd en een dito lendendoek om zijn middel. Het kan ook goed zijn dat de lendendoek om zijn hoofd gewikkeld zat en dat hij zijn koffiekleurige mannelijkheid had verstopt in een tulband. Ik heb daar niet zo’ri kijk op. Zelf moest ik bloot van Ramesh. Voor de energiebanen, en voor de ontspanning. Ontspannen is moeilijk, vind ik. Zelfs in een totaal witte ruimte met een vleesgeworden boeddhabeeld en het geluid van parende dolfijnen vind ik het moeilijk.

‘Laat maar los,’ zei Ramesh. Ik lag op mijn buik met mijn hoofd in een gat in de tafel. Ramesh kneedde mijn schouders met iets wat rook naar wierook en toetjes. Mijn hoofd zat een beetje klem in het gat. Mijn neus liep.

‘Laat maar los,’ fluisterde Ramesh.

Er viel een druppel uit mijn neus. Ramesh drukte op mijn ruggengraat, van boven naar beneden, en verdomd, ik liet los. Sterker nog, ik liet heel lokaal los. Vermomd als de lokroep van een wijfiesdolfijn, hoopte ik, maar Ramesh was ook niet achterlijk. Als het klinkt als een windje en ruikt als een windje, zal het wel een windje zijn, luidt een oude boeddhistische wijsheid. Was ik maar gaan floaten.