Het is vakantie. Ik lig in de tuin en lees Spinoza. Of nou ja, ik probeer voor de vijfde keer het voorwoord te begrijpen, wat gezien het volume van de conversatie van de buren op ons bungalowpark bepaald geen sinecure is.
Het zijn Brabanders.
En daar zeg ik verder niks lulligs over. Echt niet. Ik ben gek op Brabanders. Ze zijn zo rond, zo gezellig, zo warm. Zo aangenaam confrontatievermijdend ook. En van oudsher katholiek, dat is ook mooi, want daardoor is er vaak veel verbodens mee aan te vangen.
Kortom: gezellig. Brabanders. Op zich.
‘De volstrekt oneindige substantie is ondeelbaar’, lees ik. Ik probeer het te doorgronden, maar naast me wordt op luide toon de recente geschiedenis geanalyseerd door een oer-Brabantse moeder en haar net niet ver genoeg van de boom gevallen zoon. (De conversatie van moederszijde schrijf ik in kapitalen om haar belachelijke stemvolume te visualiseren.)
’IS DAT NOU NOG NIE ES GENOEG, MEE DIEN MICHAEL JACKSON?’
‘Koffie, moeder?’
’NEE, IK HEB HET ZUUR. IS DAT NOU NOG NIE ES GENOEG, MEE DIEN MICHAEL JACKSON? NOU WEER EEN HEEL STUK IN DE KRANT!’
‘Ja maar moeder, wij zijn daar allemaal mee opgegroeid hè, met Michael Jackson. Voor ons is dat een beetje vergelijkbaar met hoe het voor jullie was toen Elvis doodging.’
’NOU, IK HOOR DAN TOCH LIEVER ELVIS HOOR. OF IS DAT DAN DE LEEFTIJD?’
‘Ja, moeder, da’s dan toch ook wel een beetje de leeftijd.’
‘…’
Moeder lijkt er genoegen mee te nemen. Stilte. Ik duik weer in de volstrekt oneindige substantie. Denk ik. Maar nee.
’HIJ IS NOG GETROUWD GEWEEST MEE EEN DOCHTER VAN ELVIS, HÈ? MICHAEL JACKSON.’
‘Ja, moeder.’
’HOE HITTIE OOK WEER? PRISCILLA.’
‘Ja.’
‘Nee…Nee, dat was z’n vrouw, Priscilla.’
’JA, DAT ZEG IK. HIJ IS D’R MEE GETROUWD GEWEEST.’
‘Ja nee, Priscilla is die vrouw van Elvis. Lisa Marie heet die dochter. Die was met Michael Jackson.’
’O JA. NOU, IK VIN ‘T NOU WELEENS EEN KEER GENOEG, MEE DIEN MICHAEL JACKSON. WAT KENTIE NOU HELEMAAL, MICHAEL JACKSON? HELEMAAL NIKS. JA, VAN BROOD STRONT MAKEN, DA KENTIE.’
‘Nou moeder, het was wel een heel begaafde muzikant natuurlijk, en zanger, en danser…’
’ELVIS! DA WAS EEN DANSER. ELVIS.’
‘Ja, moeder.’
’MEE Z’N PELVIS.’
‘…’
’MAAR MICHAEL JACKSON…IK VIND HET IN ELK GEVAL WEL WEER GENOEG MEE DIEN MICHAEL JACKSON.’
§
Ik knijp mijn ogen dicht tegen de felle zon en leg me neer bij de werkelijkheid. De volstrekt oneindige substantie is ondeelbaar. En datzelfde geldt, ondanks de hoge coniferen, voor dit terras.