bldz.
HET NEDERLANDSCH NATÏONAAL-SOCIALISME IN OORLOGSTIJD 1
DE AANKLACHT ■ 21
NAAR EEN NIEUW NEDERLAND 31
HET NEDERLANDS NATIONAAL-SOCIALISME IN OORLOGSTIJD
i.
De wijze waarop de Nederlandsche nationaal-socialisten in oorlogstijd in Nederland behandeld zijn, waarop zij met verdachtmakingen zijn overladen, waarop zij zijn belasterd, mishandeld en geterroriseerd, zal in de boeken der geschiedenis van onze Beweging met bloedige letters worden opgeteekend.
Geen oogenblik is daarbij de Beweging afgeweken van de taak, die zij zich gesteld had. Naar hare meening moest Nederland politiek en economisch en moest de regeering geestelijk neutraal zijn.
Zij heeft er zorgvuldig voor gewaakt dat in hare rangen deze politiek werd gevolgd. Zij heeft er op gestaan de bewijzen van hare goede trouw naar voren te brengen. Maar dit alles heeft haar tot niets gediend.
Wie in Nederland macht had, heeft haar tegen de N.S.B. gebruikt. Het oogenblik is nog niet gekomen, de toestanden zijn nog te verward, om te onderzoeken wie hier de diepste schuld draagt. Gedeeltelijk hebben echter zeker de politieke machthebbers, door partijdigheid bevangen, de krachten in het leven geroepen, die daarna, versterkt door de opgehitste fantasie, bij hen zijn teruggekomen en hen tot schandelijke en willekeurige daden hebben geleid.
Terwijl het nationaal-socialisme van het begin van den oorlog af nooit iets anders gewild heeft dan de versterking van de volkseenheid, is de politiek van alle regeeringspersonen erop gericht geweest om haat, wantrouwen en verdachtmaking tegen de N.S.B. te ontketenen.
Toen de Nederlandsche regeering bij het begin van den oorlog niet dien maatregel nam, die bij een juist inzicht van den toestand voor de hand had gelegen, n.1. de afschaffing van het ambtenarenverbod, hebben de leiders van onze Eerste- en
Tweede-kamerfracties in talrijke conferenties met de toenmalige ministers deze ervan trachten te overtuigen hoe ongerechtvaardigd de handhaving van dit verbod in deze omstandigheden was. Ook anderen onzer kameraden, gedreven door de gedachte dat alle misverstand moest worden voorkomen, hebben zich met regeeringsinstanties in verbinding gesteld.
Nooit is bij deze talrijke conferenties door eenige overheidsinstantie eenig feit naar voren kunnen worden gebracht, waaruit het gebrek aan goede trouw van de Beweging zou zijn gebleken. Nooit heeft men iets tegen haar kunnen inbrengen. Toch heeft geen enkele overheidsinstantie haar plicht begrepen tegen de schandelijke lastertaal, de gemeene insinuaties, de ophitsing die in de pers en in de fluistercampagne tegen de Beweging gevoerd werd, op te treden. Integendeel, door talrijke maatregelen heeft de overheid deze campagne in de hand gewerkt. Daar waren de misleidende mededeelingen over uniformsmokkelaars bij de N.S.B. en de lichtsignalen. Daar waren de invallen bij de Mussertgarde. Te Soest, Den Haag, Amsterdam en in vele andere plaatsen werden onze kameraden, die daar lichaamsoefeningen hielden, overvallen. Overal werd naar wapens gezocht, nergens werd iets gevonden. Maar nooit heeft de overheid royaal hare vergissing erkend.
Toen de toestanden critieker werden, heeft men, gedreven door een op niets berustend wantrouwen, deze zelfde onderzoekingen in het tienvoudige herhaald. In den loop van een paar dagen werden niet minder dan 200 huiszoekingen bij nationaal-socialisten gedaan. Ook hier werd naar wapens gezocht. Niets werd gevonden. Wanneer redelijkheid en bezonnenheid op dit oogenblik nog hadden geteld, dan had iedereen, die niet door partijdigheid volkomen verdwaasd was, moeten erkennen, dat men zich had vergist. Dan had men voor de feiten het hoofd moeten buigen en de loyaliteit van de N.S.B. moeten erkennen.
Men was er echter verre van af nog op de feiten te letten! Het onbeheerschte onredelijke wantrouwen heeft geen feiten noodig om zich te ontwikkelen. Integendeel, in plaats van door de feiten te worden verdreven, tiert het weliger naar mate het in feiten minder steun vindt. In de plaats daarvan te erkennen dat men op den verkeerden weg was, liet de overheid iemand als Prof. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman, lid der Eerste Kamer en sinds het Mannheimer-regiem commissaris der Ned. Handel Mij., door de radio uitroepen, dat men personen die hij
zóó omschreef dat in de hangende omstandigheden iedereen er de N.S.B.-ers moest onder verstaan „onschadelijk moest maken"- Zoo werd de bevolking opgehitst.
Wat bleef er onder die omstandigheden over van de geestelijke neutraliteit van een overheid die ondanks alle feiten eenzijdig verdachten zocht bij nationaal socialisten? Voor wie het blijkbaar voldoende was nationaal socialist te zijn om als landverrader te worden beschouwd. Zij heeft de door haar eigen aanhangers uitgesproken sympathieën voor Frankrijk en Engeland met het landsbelang geïdentificeerd.
r- II.
Nauwelijks was het rumoer over deze huiszoekingen geluwd of nieuwe maatregelen werden genomen. Steunende op art. 33 van de wet op den Staat van Beleg, die ondertusschen over het geheele land was afgekondigd, werden onze kameraden Mr. M. M. Rost van Tonningen, J. H. Feldmeijer en W. N. A. Kröller geïnterneerd, tezamen met 18 anderen.
Dit artikel zegt: „Het militair gezag is bevoegd, aan personen, wier aanwezigheid voor de rust en de algemeene veiligheid wordt geacht gevaarlijk te zijn, het verblijf binnen het in staat van beleg verklaarde grondgebied te ontzeggen en deze daaruit te verwijderen, of, indien de mogelijkheid daartoe niet bestaat, hen in bewaring te stellen".
Deze maatregel werd door den opperbevelhebber genomen, naar uit de radiorede van den heer De Geer verluidde, omdat „van deze 21 echter is komen vast te staan, hoofd voor hoofd, en op grond niet van eenig politiek inzicht, maar van persoonlijke gedragingen, dat de veiligheid des lands hun interneering gebiedt".
Immers zegde de heer De Geer in een ander gedeelte van zijn rede: „Zij zijn niet vóór alles pro-Nederlandsch. Zij maken in het buitenland de eerlijkheid van onze neutraliteitspolitiek verdacht. Zij ondermijnen het vertrouwen in onzen krachtigen wil tegenstand te bieden tegen elke schending van ons grondgebied, van welke zijde die ook komt."
Deze maatregel die in den nacht van 3 op 4 Mei werd uitgevoerd en waarvoor, al werd hij ten uitvoer gelegd door den opperbevelhebber, de regeering verantwoordelijk was, omdat de opperbevelhebber in dit opzicht „een instrument in de handen der regeering" was, werd genomen zonder dat de grond van deze beschuldigingen werd bekend gemaakt.
Hij beteekende: le. ten opzichte in het bijzonder van het lid der Tweede Kamer Mr. M. M. Rost van Tonningen, die mede geïnterneerd werd, en die daardoor belet werd zijn ambt als lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal waar te nemen, een afschaffing van het beginsel van de „scheiding der machten" waarop het Nederlandsch staatsrecht tot dan berustte.
2e. De uitdrukkelijke verklaring van minister De Geer toonde duidelijk aan dat zelfs door de wantrouwige regeering tegenover geen enkel ander nationaal-socialist eenigerlei aanwijzing kon worden gevonden.
De heer De Geer zegde immers in zijn rede: „Het militair gezag heeft 21 personen, die voor de rust en veiligheid gevaarlijk werden geacht, in bewaring gesteld. Het heeft dit gedaan na grondige voorbereiding en met groote nauwgezetheid. Menigeen, tegen wien voor den oppervlakkigen beschouwer vermoedens zouden kunnen r ij zen en wiens handelingen dan ook ernstig zijn nagegaan, is buiten den maatregel gebleven, omdat geenerlei concrete aanwijzing bestond voor het gevaarlijke van zijn optrede n".
Onze kameraden Rost van Tonningen, Feldmeijer en Kröller zijn geïnterneerd geworden te Ooltgensplaat en daar voor zoover wij kunnen nagaan behoorlijk behandeld.
Na het uitbreken van den oorlog zijn zij in den nacht van 12 op 13 Mei uit Ooltgensplaat weggevoerd. Voor zoover persoonlijke inlichtingen, die in Zeeland zijn opgedaan ons toelaten te concludeeren, zijn zij toen gevoerd naar Goes en vandaar naar het fort Ellewoutsdijk op Zuid-Beveland. Van daar gevoerd naar Sluis, zijn zij den volgenden dag langs groote omwegen naar Ambleteuse, ten Noorden van Boonen (Boulogne) vervoerd. Op Donderdag 23 Mei moesten zij naar Kales loopen {50 k.m.) zonder eten. 's Nachts sliepen zij te Kales op straat.
Op het oogenblik dat wij dit schrijven is het nog niet zeker, dat zij daar gered zijn.')
III
Ondanks de uitdrukkelijke verklaring in zijn radiorede door den heer De Geer, dat tegen anderen dan de 21 geïnterneerden geenerlei concrete aanwijzing bestond, heeft de regeering zich
!) Bij het ter perse gaan dezer brochure bereikte ons het bericht, dat onze kameraden gered zijn.
niet ontzien bij het uitbreken van den oorlog op 10 Mei duizenden nationaal-socialisten en van nationaal-socialistische sympathie verdachte personen door de politie te laten grijpen en te laten interneeren. Daardoor wierp zij op deze duizenden een smet en verliet zij elk beginsel van rechtvaardigheid en behoorlijkheid. Hoe de keuze van de personen, die geïnterneerd zijn is geschied, is niet duidelijk. Aanwijzingen schijnen gegeven te zijn door procureurs-generaal, maar anderzijds is er op de meest willekeurige wijze omgesprongen. Welke voorschriften er door de regeering omtrent de wijze van behandeling van de aldus opgepakten zijn gegeven, is niet duidelijk, maar veel wijst er op dat het de bedoeling is geweest de slachtoffers van deze terreur, hetzij naar Engeland over te laten brengen, hetzij hen te laten ombrengen. De gang van zaken is meestal zóó geweest, dat de betrokkenen door de plaatselijke politie opgepakt werden en tijdelijk in de plaatselijke politie-bureaux zijn opgesloten, om van daar naar bepaalde concentratie-punten te worden vervoerd. Van een interneering is daarbij geen sprake geweest. De slachtoffers van de regeering zijn regelrecht in gevangenissen opgesloten en de behandeling die zij hebben ondergaan beantwoordde dikwijls aan de beschrijving, die gegeven wordt van Russische toestanden. Deze behandeling werd echter meermalen verzacht door het behoorlijk optreden van hen, die met de bewaking van de getroffenen werden belast. Door een raffinement van wreedheid, zooals die alleen in het sadistisch geïnfecteerde brein van half gedegenereerden kan voorkomen, heeft men op sommige plaatsen de bewaking van onze kameraden, in het bijzonder aan Joden en heftige S.D.A.P-ers toevertrouwd.
Op andere plaatsen heeft men ervoor gezorgd de voorwaarden van insluiting zoo slecht te maken en een zoo groot aantal personen in één plaats op te hoopen ( dat daaruit noodzakelijkerwijze afschuwelijke toestanden moesten ontstaan.
Ik zelf werd opgesloten in den zgn. ,.Krententuin" te Hoorn. Dit is een sinds jaren niet meer in gebruik zijnd gebouw, waarin vroeger gestrafte soldaten werden ondergebracht. In dit gebouw werden in een groot aantal cellen en voor zoover deze niet aanwezig waren in zalen, 800 tot 900 mannen en vrouwen ondergebracht.
Te Hoorn waren o.a. ook geïnterneerd: Mevrouw Mussert, onze kameraden A. J. van Vessem, F. W. van Bilderbeek, H. J. Woudenberg, M. Meuldijk, G. F. Vlekke, S. L. A. Plekker, W. de Rijke, C. Schouten, de Kringleider van Utrecht, Ekering,
Ten Hoorn en honderden anderen. Verder ook o.a. Prof. Pierson met echtgenoote, Paul Kiès, de gevaarlijke concurrent van Albarda in Friesland, Wijnkoop en nog vele anderen.
Wie in cellen werd ondergebracht, werd met 2 tot 4 man opgesloten in een cel van 1,10 bij 1,80 Meter. Deze cellen stonden vlak naast elkaar op een gang, die 13 cellen naast elkaar bevatte, terwijl meestal boven de 7 eerste dier cellen nog eens 7 cellen waren gebouwd. In de 7 cellen, waarboven nog een cel gebouwd was, kwam vrijwel geheel geen licht, evenmin als in de daarboven liggende.
Voor de cellen liep een gang van 1,10 Meter breed, waarlangs een gootsteen met enkele in onbruik geraakte waterkranen.
Deze gangen, die zelf ook weer apart afgesloten waren ontvingen hun licht door hoog in den muur aangebrachte ramen, die echter niet geopend konden worden, daar zij dicht waren gespijkerd, zoodat frissche lucht niet kon toetreden. Een 4-tal aldus naast elkaar gelegen gangen aan elke zijde liepen weer uit op een binnenzaal, die dan weer met het traplokaal in verbinding stond.
Op deze binnenzalen konden de gevangenen echter niet verkeeren. Zij werden er alleen over voortgedreven wanneer zij naar de binnenplaats van het gebouw gingen, waar zij te eten kregen.
Gedurende den geheelen nacht van Vrijdag op Zaterdag kwamen de gevangenen toestroomen en werden zij met drieën en vieren opgesloten in een cel, waarvan de breedte van 1,10 Meter, voor 65 c.M. werd ingenomen door het geraamte van een bed en de andere 45 c.M. vrij was om te staan- In dit bed beb ik 2 nachten moeten trachten te rusten tezamen met een kameraad, terwijl wij als eenigen steun de ijzeren banden hadden, die bestemd waren om de stroozakken te dragen. Noch dekens, noch stroozakken werden ons dien tijd verstrekt. Aangekomen op Vrijdag om ongeveer 7 uur, kregen wij eerst Zaterdag om 12 uur gelegenheid onze behoeften te doen buiten de cel en kregen toen ook 2 sneden brood. Water of eenig ander drinken hadden wij dien geheelen tijd niet gehad. Na gedurende ongeveer een half uur op de binnenplaats vertoefd te hebben, werden wij weer in onze cellen achter slot gesteld, opgejaagd door de bajonetten van de soldaten, die zelf goedmoedig waren, maar die in het bijzonder door een sergeant met uitgesproken joodsch uiterlijk werden opgehitst. Ook nu weer
was er gedurende eenige uren geen water te krijgen of gelegenheid onze behoeften te doen.
Sommigen, die zich minder goed beheerschten, die in de war waren gebracht door een dergelijke beestachtige behandeling, brulden om eten, om lucht, om hun behoeften te doen, of riepen dat zij werden vermoord, waar het inderdaad goed op leek.
Bijzonder treiterig was ook het feit, dat van tijd tot tijd een soldaat verscheen, die mededeelde: ,,gij zult worden gelucht", of: „gij zult te eten krijgen", of: ,,gij zult gelegenheid krijgen om naar de W.C. te gaan", aldus eenig vertrouwen deed opleven, dat dan echter na een paar uur van wachten weer geheel den bodem was ingeslagen. Den tweeden dag is ons driemaal gezegd, dat er eten zou komen, tot eindelijk om 11 uur 's avonds werd medegedeeld, dat er geen gelegenheid was eten klaar te maken, zoodat ieder weer zittende of liggende op de ijzeren binten van zijn bedgeraamte den nacht trachtte door te brengen. In den loop van den derden dag werden de plaatsen verdeeld, zoodat in elke cel slechts één gevangene meer overbleef- Toen is ons ook meer vrijheid verleend, daarin bestaande, dat de gevangenen van eenzelfden gang, op de gang die langs hun cellen liep en die 1,10 Meter breed was, met elkaar konden praten. De gangen zelf bleven afgesloten. Gelegenheid tot het doen van zijn behoeften, hetgeen tot dan toe door hen, die zich niet beheerschen konden in de cellen moest geschieden, werd nu alleen geboden door den gootsteen die langs de gang liep. Nog steeds kon geen vrije lucht toetreden, totdat men erin slaagde om bovenop de cellen te klimmen en met gesmokkelde werktuigen de spijkers uit de ramen te trekken, waarna deze min of meer konden worden geopend.
Den derden dag werden wij een kwartier in de open lucht gelaten, in welk kwartier moest worden gegeten en men zich moest wasschen en van de W.C. gebruik maken. Voor deze honderden menschen waren er in totaal ongeveer 20 W.C.'s beschikbaar.
Den 4en dag werden wij een half uur gelucht.
De kamp-commandant liet iedereen verzoeken, toch vooral op te passen voor ongedierte, besmettelijke ziekten, enz. Het is duidelijk, dat, wanneer onze gevangenschap langer had geduurd, het optreden van deze kwalen onvermijdelijk was geweest.
Medische hulp was er niet- Alleen had een van onze gevan-
gen kameraden, die tandarts is, een noodinstelling weten op te zetten, waarmede hij — alhoewel hij ontzaglijk zijn best deed, natuurlijk weinig kon bereiken.
Een van onze kameraden, De Roode, een jonge man van 25 jaar, die aan suikerziekte leed, is overleden, omdat men gedurende 5 dagen hem de insuline-inspuitingen heeft onthouden, ondanks de zeer dringende vermaningen van onzen kameraad-medicus, dat dit den dood van den betrokkene tengevolge zou hebben.
Velen kregen zenuwaanvallen. Een gevangene schijnt krankzinnig geworden te zijn.
Wanneer ik mijn toestand aldaar vergelijk met hetgeen de andere kameraden, die in Hoorn zijn opgesloten geweest, medegemaakt hebben, merk ik dat ik nog niet tot de slechtst behandelden behoor. Sommigen hebben in die 5 dagen slechts éénmaal, n.1. den 5en dag warm eten gehad. De behandeling van de vrouwen was dezelfde als die van de mannen, behalve dat zij meer gelucht werden en regelmatiger eten kregen. De behandeling door de soldaten, die eerst grof en brutaal was, werd behoorlijker naarmate de bevrijding naderde. De beruchte sergeant werd op het laatst zelfs overmatig beleefd en toen men hem Woensdagochtend vroeg of hij een jood was, stak hij onmiddellijk zijn 2 vingers in de lucht en zweerde dat hij geen joodsch bloed had, hetgeen het vertrouwen in zijn arischen aard bij zijn slachtoffers niet versterkte.
Alhoewel ons te Utrecht verzekerd was, dat wij zouden gehoord worden, is dat niet gebeurd. Tusschen de gevangenen bevonden zich een zwangere vrouw, grijsaards boven de 70 en kinderen van 2 tot 15 jaar. De meesten zijn in een toestand van verregaande vervuiling, zoowel wat lichaam als kleeding betreft, bij hun familie teruggekeerd- Voortdurend hebben wij in de gedachte moeten leven, dat ons lot eindeloos zou worden gerekt door vervoer naar Engeland of dat het zou worden bekort door een kogelschot. Wij konden ons niet bewegen buiten de cellen zonder dat voortdurend geladen geweren op ons waren gericht.
Deze beestachtige behandeling waaraan wij met honderden waren onderworpen, is v.n.1. te wijten aan de mentaliteit van diegenen, die bevalen, ons met zoovelen in één plaats bij elkaar te brengen, terwijl zoowel de inrichting van de instelling als het aantal van hen, die met onze bewaking waren belast geheel onvoldoende waren, zoodat er voor deze bewakers, die daaren-
boven nog hun gewone soldatenwerk moesten doen, niets anders overschoot dan ons op de meest onmenschelijke wijze op te bergen.
Een tweede groote groep van kameraden is vervoerd geworden naar Den Haag en wel in het gebouw „Film-stad". Deze kameraden, waaronder Maarsingh en Dieters zijn opgesloten in één groot vertrek, waar mannen, vrouwen en kinderen, 400 ad 500, door elkaar lagen op stroo. Dekking werd ook hier niet verschaft. Als eten werd 1 sneedje droog bruin brood verstrekt. Wie meer wilde eten moest dit zelf koopen. De W.C.'s waren verstopt, zoodat de urine centimeters hoog in de gang stond. Voor deze 500 personen waren in een nieuwe gang 3 W.C.'s en 4 urinoirs beschikbaar. Het duurde tot Dinsdag voor deze kameraden werden gelucht. Toen kregen zij ook behoorlijk eten. De houding van den kapitein, die met de bewaking was belast, was correct. Hier waren o.a. veel kameraden uit het Gooi gebracht, die reeds vóór zij werden opgesloten veel te verduren hebben gehad van slechte behandeling. Te Bussum speciaal door den E.D.D.-er De Bruin, die aan de politie was toegevoegd. Voor zij opgesloten werden werden zij ruw door de politie behandeld, bij aankomst in Filmstad werden zij 5 voor 5 uitgeladen, in een klein portaal toegelaten en toegeschreeuwd ,,tegen den muur"- Bij de fouilleering werd b.v. het gouden horloge van een hunner op den grond gesmeten. De behandeling door een der rechercheurs was verregaand onbeschoft. Hij schreeuwde een onzer kameraden toe: „papieren". Deze gaf hem zijn trouwboekje. Zonder motief schreeuwde hij hem toe ,,houd je bek" plus een revolverdreiging. Ditzelfde herhaalde zich enkele malen. Daarop „Je hebt een zoon". „Jawel", zei onze kameraad. Terstond wederom „houd je bek", plus revolverdreiging. „Wat doet je zoon"? Hij antwoordde: „Verdedigt het vaderland". Alweer „houd je bek", plus revolverdreiging. Toen, „je bent me een vader! Door jou komt hij met enkele dagen aan een boom te hangen"-
Nog een andere groep van honderden personen is samengebracht in het gebouw der K.L.M. in Den Haag. Ook hier was de toestand onhoudbaar. Met honderden opgesloten in één zaal, verbleven zij dagen in deze lokaliteit waar de stofwolken tot de zoldering hingen.
Tot drinken werd een emmer neergezet, zonder iets, zoodat de gevangenen daar als honden uit moesten drinken.
Gelegenheid om zijn behoeften te doen buiten het vertrek was er vrijwel niet. Toen geschiedde dit in emmers en bakken die weldra overstroomden en een ondragelijken stank verspreidden. Hierbij waren enkele personen uit Berkenwoude. In deze gemeente is bij de, na hunne wegvoering, gedane huiszoekingen onnoodig ruw opgetreden tegen familieleden in het bijzonder door het hoofd der Christelijke school, die tevens hoofd der luchtbescherming was, Timmermans. Dit optreden was van dien aard, dat een bijna zestigjarige vrouw met haar bijna 80-jarigen schoonvader door revolverbedreigingen en dergelijke zoo angstig werden gemaakt, dat zij vluchtten. De oude man is tengevolge van dit alles vrijwel malende geworden.
Een deel der kameraden die naar Den Haag vervoerd zijn, o.a. onze kameraad J. H. L. de Bruin, heeft den laatsten dag doorgebracht in het circus te Scheveningen. Hier had men de sadistische aardigheid gehad aan 3 zijden van het circus op te hangen, platen met „le, 2e en 3e peleton", terwijl aan de vierde zijde een groote kuil gegraven was. De kameraden, die hier veelal tezamen met vrouwen en kinderen opgesloten waren, hebben den geheelen tijd geleefd onder de suggestie, dat zij weldra zouden worden gefusilleerd.
Een vierde groep werd geïnterneerd bij het fort te Spijkerboer, bij Purmerend. Hier waren o.a. opgesloten onze kameraden C. van Geelkerken en echtgenoote, Jhr. D. de Blocq van Scheltinga en echtgenoote, Alblas met echtgenoote, de districtsleider uit Utrecht F. Müller, mr. H. M. Fruin, rechter te Alkmaar, mr. ir. N. J. van Leeuwen, districtsleider uit Noord-Holland. Daar was ook opgesloten de Generaal van het Neder-landsche leger buiten dienst, Havelaar, een man van bij de tachtig, eveneens met echtgenoote en Prof. Dr. W. A. Versluis, eveneens een man van bij de tachtig met echtgenoote. Deze twee grijsaards heeft men de knoopen van de broek gesneden en heeft men verplicht de jas omgekeerd aan te doen. Daar waren eveneens geïnterneerd de commissaris van Politie te Alkmaar Walrave en de inspecteur van Politie Tienstra. De behandeling op het fort bij Spijkerboer was behoorlijk.
Een vijfde groep is opgesloten te Rotterdam op het hoofdbureau van politie. Deze bestond v.n.1. uit kameraden van de Veluwe. Het gedrag der politiemannen was streng doch correct, behalve dat Van agent no. 101, die bijzonder wild is opgetreden. Deze kameraden hebben 4 nachten op den houten vloer moeten
liggen zonder stroozak. Toen men een stroozak vroeg, deelde de commandant mede, dat bij het minste verzet als antwoord de kogel zou volgen. Overdag werd de centrale verwarming gestookt, 's nachts werd zij gedoofd, zoodat men het overdag overmatig warm had en 's nachts koud. Het lot van deze kameraden is nog verergerd doordat op Dinsdagmiddag de aanval op Rotterdam begon, waarbij ook het bureau, dat in staat van verdediging verkeerde, werd aangevallen.
De eerste bom viel dicht bij het lokaal waar de kameraden vertoefden en vernielde de ramen, waarop allen de gang wilden invliegen, waarop de politie hen terugjoeg naar het lokaal onder geschreeuw ,,naar de ramen". Daar hadden ze natuurlijk den kogel van de buitenopgestelde mitrailleurs gekregen. Zij bleven enkele seconden in de gang en toen kwamen de 3 voltreffers, die het gebouw totaal verwoestten en die voor hen de bevrijding beteekenden, daar zij over de puinhoopen en lijken der slachtoffers op enkele uitzonderingen na, waarvan zij nog niets vernamen, de straat opvluchtten en in ijltempo naar de buitenstad renden, bijna stikkende in de puinstof, die zij binnen hadden gekregen. Tien van hen hebben op hun gezamenlijke vlucht nog den dood voor oogen gehad, toen zij door militairen werden gegrepen. Door hun lange baarden waren zij opgevallen en opnieuw gearresteerd, op een vrachtwagen geladen, opnieuw aan een bomaanval blootgesteld, waarbij de soldaten dekking zochten tegen muren. Op een wat veiliger plaats werden allen met het gezicht tegen den muur gezet. Een jood-sche kapitein schreeuwde: „Hier zullen jullie sterven- Geknield met het gezicht naar den muur. Vijftien jaar lang hebben jullie ons het leven verpest. Bidt, evenals de Joden bidden aan den klaagmuur van Jeruzalem en roep „Heil Hitier", waarop ik jullie zwijnen zal af laten maken." Een arische sergeant springt echter voor den kapitein en zegt: „Kaptein bezin U", waarop de Jood zich verwijdert, onze kameraden met het gezicht naar den muur latende, totdat de Jood uit het gezicht is verdwenen.
Twee andere groepen zijn te Amsterdam in bewaking gesteld. De groep die terecht is gekomen in de Groentehal, waaronder Spelt en Kardoes, onder bewaking van een troep burgerwachters, vrijwel geheel bestaande uit Joden, is er slecht aan toe geweest. Het optreden der aanwezige politie was correct, dat der burgerwachters schaamteloos. Met honderden vrouwen, meisjes en mannen werden zij daar in één lokaal samengebracht, voortdurend door hun joodsche bewakers bedreigd. Men kon
zijn behoefte alleen doen, ook de vrouwen, ten aanschouwe van joodsche bewakers. Na twee dagen en nachten in dezen cnhoudbaren toestand geleefd te hebben, werden zij naar de loodsen en dokken aan het IJ vervoerd, terwijl een van de bewakers hun zegde, dat zij met de J. P. Coen naar Engeland zouden worden getransporteerd. De J. P. Coen lag inderdaad bij hen aan den walkant van de loodsen.
Een andere groep kameraden is opgesloten geweest in de Cavalerie-kazerne in Amsterdam en heeft daar een behoorlijke behandeling ondergaan, o.a. onze kameraden Van Lynden van Horstwaerde, Altenburg, Knipscheer, Van Haérsolte en anderen. Een gedeelte van deze kameraden kwam uit den Haag en is bij het transport van den Haag naar Amsterdam op een verschrikkelijke wijze behandeld geworden. Opgestapeld in veewagens, in volkomen duisternis rijdende, mochten zij zich op order van een kapitein der artillerie niet bewegen. In eiken wagon waren vier soldaten geplaatst, die het uitdrukkelijk bevel hadden, dat niemand op mocht staan of zich bewegen. De gevangenen hebben in dezen trein gezeten tot den anderen dag ca. 12 uur. In een wagon bevonden zich o.a. onze kameraden v. Lützow, Roest en Wolters, die bij elkaar in één afdee-ling zaten. Daar natuurlijk verschillende kameraden behoefte kregen om naar het toilet te gaan, werd dit aan de militairen gevraagd, maar dit werd pertinent geweigerd daar de bevelen van den treincommandant zoo streng waren, dat deze soldaten het niet konden toestaan. Dit werd ten slotte kam. v. Lützow te machtig.
Toen hij wilde opstaan, heeft deze soldaat in het wilde weg in het donker 2 schoten gelost met als resultaat dat hierdoor de drie gemelde kameraden werden getroffen. Van Lützow was onmiddellijk dood. Roest heeft nog enkele minuten geleefd en kam. Wolters is later aan een buikschot gestorven.
Weer andere kameraden zijn opgesloten geweest te Gouda, anderen te Jaarsveld in het Dijkhuis, waar zij met ongeveer 20 man in een ruimte van 2 tot 3 meter zijn opgesloten. Vandaar zijn zij vervoerd naar Vreeswijk, waar zij met 75 man in een kolenschuit zijn opgeborgen, zonder eten en drinken, en zonder gelegenheid te krijgen hun behoefte te doen, met dichte luiken, totdat zij ook Dinsdags naar Gouda vervoerd zijn geworden. Ook te Utrecht in de Beatrix-hal werden honderden onder slechte omstandigheden opgesloten, waaronder onze kameraad W. O. A. Koster, wiens geheele familie trouwens
werd ingerekend, waarna zijn huis te Geldermalsen zorgvuldig werd geplunderd. Te Kessel is kam. Rademakers reeds op 9 Mei, des avonds om 11 uur, gearresteerd en opgesloten onder het raadhuis, waar hij den volgenden dag door een militair door een spleet van de deur is doodgeschoten en onmiddellijk begraven. Zijn kameraden hebben hem op 15 Mei opgegraven, waarna hij is gekist en kerkelijk begraven.
Een andere groep kameraden is te Heiloo opgesloten en daar door Joodsche militairen slecht behandeld.
Te Haarlem heeft men o.a. onze kameraden Dr. Krantz, Ds. Hylkema en Ds. Boissevain opgepakt. lp. totaal 8 a 900 personen. Voorts werd Dr. T. Goedewaagen met zijn echtgenoote gearresteerd. De politie is bij deze echtgenoote binnengedrongen, terwijl zij zich aan het kleeden was. Verder is ook Ir. B. Wigersma van de Waag geïnterneerd evenals Mevrouw de Vos van Steenwijk uit Noordwijk, de schoondochter van den voorzitter der Eerste Kamer.
Bijzonder „verdienstelijk" bij de vervolging heeft zich hier gemaakt de rector van het Kennemer Lyceum Dr. A. de Vletter die zelfs een meisje van 15 jaar wilde doen arresteeren.
Dit alles zijn slechts enkele grepen uit de talrijke mishandelingen waaraan duizenden onzer kameraden hebben blootgestaan.
Onbeschrijfelijk is in menig geval de behandeling geweest bij de gevangenneming en bij het transport. Ik vermeldde reeds een paar gevallen en zou voor de vermelding van de honderden gevallen van slechte behandeling een boek noodig hebben. Moordbedreigingen, grove beleedigingen, mededeelingen als: „In Den Haag zijn de N.S.B.-ers al doodgeschoten", waren schering en inslag.
Onze kameraad W- Verkroost uit Zuid-Scharwoude werd vervoerd door een heftige R.K.S.P.-er J. Kramer, zuurkoolfabrikant. Toen zijn kleine jongen van 10 jaar bij de auto kwam om hem goeden dag te zeggen, zei onze kameraad hem lachend: „Dag Wim, ik kom weer gauw bij je hoor. Houden jullie je maar goed". Het kind begon te huilen. Toen zegde Kramer: Ja, kijk hem maar eens goed aan. Het is te wenschen, dat je hem nooit meer terug ziet".
Kameraad Kieviet werd door de Burgemeester van Dirksland en Stellendam opgesloten in een cel, terwijl de Burgemeester zelf zegde dat men na een week hierin wel dood zou zijn.
Kameraden die te 's-Gravendeel zijn opgesloten, zijn van
Klaaswaal naar 's-Gravendeel overgebracht, de handen geboeid en vastgebonden aan den wagen. In geen 36 uren hebben zij eten gehad-
Beestachtig is de behandeling geweest te Soest, waar dan ook de leiding in handen was van Majoor Ronhar en diens adjudant luitenant Bongaerd, in civiel leven Inspecteur van Politie te Heerlen, welke heeren reeds berucht waren wegens hun onzedelijk en onmenschelijk optreden tegen de leden der Mussertgarde te Soest. Van kameraadske Martini v. d. Linden is door een soldaat Tiller haar geld afgenomen en haar spaarbankboekje. Bij de familie Dijkman werden de vrouw en dochter van 19 jaar in nachtcostuum over de straat gesleurd. Kameraadske Van Veen is door den eersten luitenant Van der Borg, in het burgerleven dokter te Ouddorp, vier maal in haar gezicht geslagen. Deze heer liet haar niet meer het huis binnen gaan, waar haar baby was en heeft haar slechts losgelaten nadat hij met witte verf een hakenkruis op den rug van haar mantel had geschilderd.
Toen de kameraden ijpRORlo:en waren üi hel Parochiehuis is op zeker oogenhülc luitenant BottRderd tonnen komen loopen en heeft een jongeman Thijssen, onder den uitroep van „Schlemiele volk - een schop in <1* léndenen gegeven, zoodat hij enkele meters veidei terecht kwam. Tentelfder tijd zegde hij de schildwacht . wanneer icU gebeurt, onmiddellijk schieten".
IV.
Onze Leider, die rtrn vorigen avond Wj kennissen in Bilt-hoven had geslopen, is bij hel uitbreken van den oorlog naar Huizen gegaan, waaï hij bij ren eenvoudig kameraad (Gooyer) verbleef tot Dinsdagavond. Daar „vierde" de Leider op 11 Mei zijn verjaardag op een zolderkamertje, dat door kam. Gooyer met enkele veldbloemen was versierd. Bij dezen kameraad heeft nog een huiszoeking plaats gevonden, gedurende 3V« uur, maar onze Leider, die gewaarschuwd was, heeft deze uren doorgebracht in een bij het huis gelegen loopgraaf. Gelukkig heeft men hem niet gevonden, want wanneer wij zien wat de anderen is overkomen, kunnen wij met zekerheid zeggen, dat wij hem niet levend hadden teruggekregen.
Mevrouw Mussert, die men, toen men den Leider der N.S.B, niet kon grijpen, blijkbaar als gijzelaarster heeft gearresteerd en die ook naar Hoorn is vervoerd, tezamen met haar dienstmeisje, heeft men hare koffers afgenomen en het geldkistje
dat zij bij zich had, toen zij bij haar kennissen wilde gaan logee-ren. Deze koffers en dit geldkistje zijn in den loop van deze dagen gestolen, zoodat f250.— aan geld en voor ongeveer f 1200.— aan kleeren zijn verdwenen. Toen de politie hoorde, dat zij Mevrouw Mussert gevangen had, keek zij blij verrast op. Op het politie-bureau nam men haar alles af, zelfs haar handtasch. Daarna moest zij zich geheel uitkleeden in een cel in tegenwoordigheid van een vrouw. Toen dit geschied was, bracht men haar in een andere cel, waar zij bleef tot 7 uur 's-avonds. Daarna ging de rit naar het huis van bewaring te Amsterdam en toen verder naar Hoorn, waar zij de behandeling heeft ondervonden als hierboven is beschreven. Hare koffers en het geldkistje, die zich in de auto bevonden, zijn door de Hilversumsche politie in beslag genomen.
Tot op dezen dag heeft de burgemeester van Hilversum, die ook op andere wijze elk optreden tegen gevallen van terreur tegen de N.S.B. trachtte te bemoeilijken en die publicatie van deze gevallen onderdrukte, het niet noodig gevonden eenigen stap te nemen om deze schade te vergoeden.
Dinsdag 14 Mei in den vroegen namiddag is te Sliedrecht, waar hij zijn plicht als officier vervulde, de broeder van den Leider, luitenant-kolonel J. A. Mussert, door een moordenaar neergeschoten. Vervoerd naar het ziekenhuis te Gorcum, waar men hem opereerde, is hij daar overleden, nadat hij nog gelegenheid had gehad aan Ds. B. D. Smeenk, gereformeerd predikant te Blokzijl, veldprediker te Gorcum en de directrice van het ziekenhuis mede te deelen, dat hij vermoord was.
De ophitsers, zooals Henry Polak en de ,,defensie medewerker" van de Telegraaf, die reeds voor den oorlog dezen officier systematisch verdacht hebben gemaakt door hun ophitsende stukken in de pers, hebben dus succes van hun werk gehad.
In Alkmaar heeft men de dochter van luitenant-kolonel Mussert, Mej. Mary Mussert, gevangen gezet. Zij zat daar samen met kam. Melchert Schuurman. Deze had eerst bij Alkmaar op het militaire vliegveld gezeten. Toen daar Duitsche bommenwerpers verschenen vluchtte alles, maar liet men hem en enkele andere lotgenooten in zijn cel achter. Later teruggevoerd naar de Ambachtsschool in Alkmaar, waar hij zat met honderden lotgenooten, deelde men hem mede: „Alle N.S.B.'ers in Den Haag zijn zonder pardon doodgeschoten, dus U kent Uw lot".
V.
Ook het Hoofdkwartier heeft het moeten ontgelden.
Vrijdagochtend 10 Mei werd het Hoofdkwartier door stadspolitie en rechercheurs, aangevoerd door een inspecteur van politie, omsingeld. Een kort onderzoek werd ingesteld, enkele dingen, overigens niet van beteekenis werden ter nadere keuring medegenomen en het gebouw onder bewaking van 2 rechercheurs achtergelaten. Deze wacht werd om half 11 's avonds opgeheven. Zaterdagavond 11 uur deed een militaire patrouille, geleid door een korporaal, opnieuw een inval. Deze schandelijke zwervers, die zich op hun manier voor het vaderland verdienstelijk wilden maken, waren kennelijk op avontuur uit. Zonder daartoe eenige opdracht te hebben ontvangen, onderzochten zij andermaal de lokalen van ons hoofdkwartier- Kasten werden met geweld opengebroken, deuren ingeslagen en onder daverende vervloekingen werden de huismeester en zijn vrouw met revolvers van de eene kamer naar de andere gedreven. Portretten werden geschonden door met bajonetsteken de oogen te vernietigen, schuttingen werden weggebroken, archieven werden verwoest, in de woning van den huismeester werd een ware ravage aangericht in de woon- en slaapkamers, deuren en luiken, die aan de voorafgaande onderzoekingen waren ontsnapt werden met geweerkolven ingeslagen. Middelerwijl hadden zich in de kamer van den Leider een majoor en eenige officieren van lageren rang verzameld. Toen de huismeester aanbood met sleutels elke kast of lade te openen, die men maar wenschte te inspecteeren, werd hem door de hoogste officier toegevoegd, dat hij maar moest opdonderen; voorlichting van landverraders had hij niet noodig. Tijdens dit onderzoek was systeem en gezag ook ver te zoeken. Een ieder vierde op zijn. wijze zijn gewichtige diensten aan het vaderland.
Toen de manschappen dóór kregen dat hun officieren zich nergens iets van aantrokken en het gebouw verlieten, werd er zoo schunnig gevuilbekt en werd de losbandigheid zoo toomloos bedreven, dat er hiervoor geen woorden te vinden zijn. Dit festijn der liederlijkheid duurde tot 1 uur in den middag, waarna het gerucht verspreid werd dat de N.S.B. het Hollandsche leger dat vocht aan den Grebbeberg in den rug was aangevallen. Dat door dezen nieuwen laster de hel was losgebroken laat zich begrijpen. Slechts de militaire politie, die
de vrouw van den huismeester bewaakte, heeft den goeden roep die van dit korps uitging, niet beschaamd. Dat in deze bende een van deze mannen er aan dacht voor de gevangenen uit eigen middelen eten te verschaffen strekt tot eer van het korps en wij maken van dit feit met voldoening en dankbaarheid gewag.
Om half 6 in den namiddag gelukte het den huismeester en zijn vrouw aan de bewakers te ontsnappen en toen twee uur daarna de wapenstilstand werd afgekondigd, werd het hoofdkwartier door eenige Utrechtsche leden der beweging bezet.
VI.
Men zou zich vergissen, wanneer men meende, dat door dit alles de wraakzucht van hen die in deze omstandigheden een gelegenheid zagen zich op beestachtige wijze op hun tegenstanders te wreken, bekoeld was.
Systematisch zijn zij voortgegaan de gemoederen op te hitsen van soldaten en burgers, in het bijzonder door het verspreiden van het gerucht, dat de overheid trouwens door de willekeurige in hechtenisneming in de hand heeft gewerkt, dat N.S.B.-ers landverraad hadden gepleegd en vanuit huizen op soldaten schoten.
Op de meest willekeurige wijze werden personen, die als N.S.B.'ers door het rapaille werden aangewezen, verdacht, verhoord en soms mishandeld. In Utrecht hebben zich bij deze vervolging in het bijzonder de enkele jaren geleden uit de N.S.B*. verwijderde Wessels en de R.K. padvinders onderscheiden. In andere plaatsen waren het weer anderen als Dr. de Vletter te Haarlem. Te Hilversum de joodsche kapper Huisman. De heerschende verwarring gaf gelegenheid alle dwaasheden, die werden begaan, op rekening van N.S.B.-ers te schuiven.
Onze kameraden die in dienst waren, zijn gevangen gezet, meer dan eens mishandeld en met den dood bedreigd. Op 13 Mei werd in Den Haag onze kameraad Noordendorp doodgeschoten. De gebroeders Van Dijk uit Dordrecht, waarvan één kameraad was, zijn vermoord en in de Merwede gegooid, waaruit men de met kogels doorzeefde lijken heeft gehaald.
Het huis van een kameraad uit Utrecht werd op zeker oogen-blik, terwijl hij niet thuis was, eenvoudig onder vuur genomen door een soldaat die blijkbaar op deze wijze zijn woede
op de N.S.B-'ers wou luchten. De schoten die hij lostte en die veel schade hebben veroorzaakt, sloegen op de muren terug en een deel der buurt was er van overtuigd gezien te hebben dat onze kameraad op de burgers heeft geschoten. Hier is de gang van zaken bekend, maar tientallen gevallen zijn er, waar dit niet het geval is.
Een andere kameraad, die een drogisterij te Alkmaar heeft, zag op Zondag 12 Mei te kwart voor 8 's avonds zijn huis plotseling beschoten toen hij de voordeur sloot. Hij ging naar de huiskamer achter den winkel, waar zijn vrouw en 17-jarige zoon zich bevonden. Zijn vrouw kroop angstig achter den kop van de divan, zijn zoon zat naast haar op de divan en hijzelf ging op een stoel zitten. „Wat hebben wij gedaan", vroeg zijn vrouw en hij antwoordde ,,wees kalm, men rust niet eerder dan dat mijn huis is platgeschoten en wij zullen rustig den kogel afwachten, die ons treft, want wij gaan er onherroepelijk aan". Na een beschieting van ongeveer 20 minuten werd „ophouden" gecommandeerd. Alle drie waren ongedeerd. De militairen stormden nu de steeg binnen en onze kameraad ging de achterdeur openen. Met de revolvers op hem gericht werd „handen omhoog" gecommandeerd, tevens het bevel gegeven „tegen de muur". Hij vroeg, waarvan hij beschuldigd werd, doch kreeg geen antwoord. Op zijn herhaalde vraag, kreeg hij ten antwoord, dat uit zijn huis zou zijn geschoten op de militairen. In het donker zag hij een kraag met een knoopje „Adjudant" zei hij, „ik zweer U, dat uit dit huis niet is geschoten, weet, wat U doet". Hij en zijn gezin werden tegen den muur aan de overzijde van zijn huis geplaatst en de soldaten legden hun geweer op hen aan. Met den dood voor oogen, dacht hij alleen aan zijn 20-jarigen zoon, die in militairen dienst in Scheveningen lag. Toen moest hij voorop loopen en werd zijn huis doorzocht. Vanzelfsprekend werd niets gevonden. Daarna werd de familie geleid naar het Bureau van Politie, vervolgens naar een militaire wacht, waar zij als arrestanten werden verklaard.
Tenslotte kwamen zij terecht in de Ambachtsschool waar zij streng bewaakt werden en hun geen eten werd verstrekt.
Ik laat nu nog buiten beschouwing dat bij vele huiszoekingen voorwerpen zijn verdwenen, dat in beslag genomen goederen niet zijn teruggegeven, dat velen in het totaal voor duizenden guldens schade hebben geleden. Te Doorn is bij kameraadske Vladeracken meer dan f 5.000.— meegenomen. Slechts f 2.500.— is terugbezorgd.
Zoo zijn duizenden fatsoenlijke menschen, wier politiek optreden steeds gedragen is geweest door hun liefde voor volk en vaderland, mishandeld.
VIL
Het minste wat de Overheid kon doen om althans, voor zoover dit nog mogelijk was, goed te maken wat zij aan de politieke tegenstanders van de Regeering misdreven heeft, was, dat zij openlijk verklaarde dat de gemeene laster die tegen ons verspreid wordt geen grond vindt in de feiten. Voor een dergelijke behoorlijke houding heeft zich laten vinden de Procureur-Generaal bij het Amsterdamsche Gerechtshof Mr. Dr. J. A. van Thiel, die onzen districtsleider van Amsterdam gemachtigd heeft te verklaren, dat in het geheele gebied van Amsterdam en omgeving, tezamen omvattende 48 gemeenten, geen enkel geval bekend is, waarin een nationaal-socialist zich op eenigerlei wijze heeft misdragen, in welk opzicht dan ook. Alle geruchten te dien aanzien zijn, volgens mededeeling van Mr. Van Thiel, van eiken grond ontbloot.
Eindelijk is op 27 Mei een verklaring verschenen die op 28 Mei ook door het Algemeen Nederlandsch Persbureau door de radio is omgeroepen, waarbij werd medegedeeld:
Bij een onderhoud dat Mr. A. J. van Vessem, leider van de nationaal-socialistische fractie van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, op Dinsdag 21 Mei te 's-Gravenhage in het hoofdkwartier van den Generalen Staf heeft gehad, met den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, Generaal H. G. Winkelman, over de geruchten die in omloop worden gebracht over verraad, dat door de N.S.B. zou zijn gepleegd, en waardoor de capitulatie van het Nederlandsche leger zou zijn veroorzaakt, welk onderhoud plaats vond in tegenwoordigheid van den chef van den Generalen Staf, Gen.-Maj. H. F. M. baron Van Voorst tot Voorst, heeft de Opperbevelhebber uitdrukkelijk verklaard, dat hij geen enkel bewijs had, dat eenig verraad van de zijde der N.S.B. zou zijn gepleegd en heeft de Opperbevelhebber gewezen op de in zijn radiorede van Dinsdag 14 Mei genoemde oorzaken der capitulatie: het ontbreken van materiaal, dat tegenover de geweldige technische middelen van den tegenstander kon worden gesteld.
Na al hetgeen men de Beweging heeft aangedaan, na de vuiligheid die men over haar hoofd heeft gestrooid, na de mis-
handelingen waaraan onze leden zijn blootgesteld geworden, is dit wel het geringste wat men doen kon. Het eerherstel van de N.S.B. vindt hierin niet haar einde, maar slechts haar begin. Er zijn andere landverraders en volksverraders. De geschiedenis zal tusschen hen en ons rechten.
VAN GENECHTEN
DE AANKLACHT. Zoo werd het misdrijf voorbereid en uitgevoerd.
De vernietiging der Nationaal-Socialistische Beweging door het ruwste en grofste geweld, nadat gebleken was dat zelfs geestelijke en maatschappelijke terreur daartoe niet in staat waren, heeft reeds lang de geesten der democraten in Nederland bezig gehouden.
Het juiste oogenblik daartoe werd geacht het tijdstip van het uitbreken van den oorlog. Reeds sinds 1938 waren de democraten er van overtuigd, dat Engeland zou pogen het Duitsche nationaal-socialisme met geweld van wapens neer te slaan. Zij, de democraten hier in Nederland, zouden hun aandeel daarin bijdragen en van deze gelegenheid gebruik maken om korte metten te maken met de N-S.B.
Toen in September de oorlog begon in Polen en daar door de opgehitste bevolking ontelbare gruwelen, o.a. duizenden moorden werden gepleegd op Duitschers en Duitschgezinden, was het de Nederlandsche pers, die deze gruwelen zooveel mogelijk doodzweeg en daarentegen vele groote en dierbare verhalen deed over de arme Polen, die zoo ontzettend te lijden hadden onder de Duitsche terreur. Wanneer b.v. iemand over de moordpartijen in Bromberg zijn verontwaardiging wilde uitspreken en de waarheid daarover wilde bekend maken, kon hij in het beste geval een klein weggestopt plaatsje bemachtigen onder de rubriek ingezonden stukken.
De pers was uitsluitend de spreektrompet der Regeerings-politiek en het paste den Heeren machthebbers in Nederland niet, dat ons Volk de waarheid zou weten. Ons Volk is in zijn kern onbedorven; het kon alleen tot euveldaden gebracht worden door het te misleiden en stelselmatig op te zweepen.
Zij wilden dat ons Volk in onwetendheid zou blijven over hetgeen de Poolsche Regeering — daartoe aangezet door de Britsch-Joodsche macht achter de schermen — had misdreven,
want zij zelve wilden een soortgelijk misdrijf ontketenen, eveneens daartoe aangezet door dezelfde Britsch-Joodsche macht.
Het volk moest worden rijp gemaakt om te gelegener tijd, n.1. bij het begin van den oorlog in Nederland, op groote schaal aanslagen te plegen op het leven en de eigendommen der N.S.B.-ers. De voorbereiding en de uitvoering van dit misdrijf tegen de N.S.B. zal hieronder in het kort worden uiteengezet.
De eerste voorbereiding bestond in het opstellen van de lijsten van hen, die lid waren van de N.S.B., sympathiseerenden of lezers van nationaal-socialistische lectuur.
Een uitgebreid spionnage-stelsel onder leiding van de rijksrecherche en den inlichtingendienst van het leger (Britsch-Joodsche), met duizenden handlangers, gerecruteerd uit de democratie, werd daartoe in elkander gezet.
De slechtste instincten in een volk werden opgewekt, zooals dit geschiedde in vroegere eeuwen door de inquisitie: spion-nage, omkoopingen Judasloonen, farizeïsme enz. Een gren-zenlooze ondermijning van het fatsoen en de eerbaarheid der natie. Officieren bespionneerden elkander in hun huizen, kinderen werden gebruikt tegen hun eigen ouders enz. Ongetwijfeld zal een nader onderzoek, dat in de naaste toekomst toch niet uit kan blijven, hierover ontstellende feiten aan het licht brengen.
Waar het politiek katholicisme oppermachtig heerschte en de inquisitie dus het scherpst kon optreden, was men het brutaalst.
Onder het een of ander voorwendsel werden invallen gedaan in de huizen met het eenig doel daar te zien of de bewoner nationaal-socialist was of nationaal-socialistische lectuur in huis had.
Openbare vergaderingen der N.S.B. werden verboden, ofschoon men daartoe geenerlei wettige bevoegdheid had. Dit recht van vergaderen was alleen beperkt door overwegingen van openbare orde en zedelijkheid en deze kwamen hier niet in het geding. Daarna werd van de besloten vergaderingen der N.S.B. misbruik gemaakt, door vele agenten en rechercheurs voor den ingang te posteeren, ja in de zalen te doen plaats nemen, uitsluitend om de namen te noteeren van degenen, die ter vergadering gingen, om zoodoende de lijsten van de toekomstige slachtoffers der voorgenomen terreur aan te vullen. In Limburg en ook in Nijmegen moest ieder zijn
lidmaatschapskaart toonen en werd de naam tegelijkertijd door de politie genoteerd. Op deze wijze kwamen de terroristen in het bezit van de namen en adressen der nationaal-socialisten, hetgeen een eerste vereischte is als men misdaden tegen hen wilde plegen.
De tweede vereischte daartoe is een volk rijp te maken om actief deel te nemen aan het plegen van misdrijven of minstens het zoover te krijgen, dat het zich innerlijk daartegen niet verzet. Dit is niet eenvoudig waar het ons Volk betrof. Tenslotte zijn Nederlanders geen Polen. Ook het Poolsche volk is tot het plegen van de gruweldaden eerst gebracht na zorgvuldige voorbereiding door de samenwerkende macnien van het Jodendom en het politiek katholicisme. Veel moeilijker was dit dus hier te lande omdat ons Volk in wezen fatsoenlijk, nuchter en eerlijk is.
Noodzakelijk was dus het te misleiden en wel in dezen ver-schrikkelijken zin, dat het de N.S.B.-ers als landverraders moest gaan beschouwen. Hoe moest dit bereikt worden? Acht jaren lang had de N.S.B. de belangen van Volk en Vaderland reeds gediend. Acht jaren van strijd tegen de geheele democratie, die er op uit was ons Volk in vier „zuilen" te verdeelen, het te ondermijnen, weerloos te maken en uit te plunderen. De N.S.B. bepleitte de volkseenheid, de samenwerking, de weerkracht, de sociale gerechtigheid, in het kort alles wat kon dienen om een sterk, eendrachtig volk te maken op nationaal-socialis-tischen grondslag. In al deze jaren stond mij klaar voor oogen, dat een nieuw Europa bezig was zich te vormen, een Europa dat afgerekend had met de democratie en gevormd zou worden op nationaal-socialistischen-fascistischen grondslag. In dit nieuwe Europa zouden de herboren volkeren elkander niet meer bestrijden, maar broederlijk naast elkander staan en met elkander samenwerken. De Europeesche internationale der nationalen. Wij wilden goede vrienden zijn van het nieuwe Italië van Mussolini en het Groot-Duitsche Rijk van Hitier. Wij wilden niet mededoen aan het gestook en het bezwadderen van Duitschland, dat z.g. geschiedde om het Duitsche gevaar af te wenden. Geen mensch met eenig verstand kon redelijkerwijs denken dat daardoor eenig Duitsch gevaar zou kunnen worden afgewend. Een ieder, die zijn hersens gebruikt, kon begrijpen dat daardoor eerder het gevaar naderbij zou komen. Een eerlijk, oprecht streven naar broederlijke samenwerking was
niet het naderbij roepen van gevaar maar de beste afweer tegen gevaar. De democratie deed het tegendeel; ieder die zich niet Duitsch vijandelijk gedroeg was een verdacht individu. Het kwam er dus op aan ons Volk in dezen geest te misleiden:
Nederland had één grooten vriend, die vriend was Engeland, die vriend zou zorg dragen dat Nederland nimmer overweldigd zou worden door dien baarlijken duivel, die het zou verwoesten: Duitschland.
Wie daaraan niet geloofde, die niet overtuigd was van de onbaatzuchtigheid van het onvolprezen Albion, die durfde te wijzen op de vijf Engelsche oorlogen, op de Boerenoorlogen, op de concentratiekampen waarin 26.000 vrouwen en kinderen van Nederlandschen stam zijn omgekomen, zoo iemand was een verdacht individu, een nazi. De samenwerking der politieke partijen, der pers, der Regeering, ja mede van honderden predikanten en pastoors was zoo innig, dat het inderdaad gelukte in een weergalooze campagne dezen waanzin in ons Volk in te pompen.
Zoo werd deze grondslag gelegd: de N.S.B. was landsver-raderlijk. Het was een zware slag toegebracht aan mijn geloof in het gezond verstand van ons Volk, toen ik bemerkte, dat deze georganiseerde zwendel inderdaad in zooverre succes had, dat millioenen fatsoenlijke, eerlijke volksgenooten niet in staat waren het bedrog te doorzien.
Toen deze grondslag gelegd was, kon aan de verdere voorbereiding van de misdaad gewerkt worden.
De volgende stap moest zijn ons Volk wijs te maken, dat die landsverraderlijke N.S.B.-ers bezig waren om daadwerkelijk verraad aan ons Volk te plegen. Een nieuwe zwendel begon: de z.g. uniformenzwendel. Een paar oude uniformen werden uitgevoerd naar Duitschland, bestemd voor een tooneelgezelschap in Osnabrück. De chauffeur van de auto was een zoon van een N.S.B.-statenlid. Geen verstandig mensch heeft ooit kunnen verklaren of zelfs maar aannemelijk maken, dat deze uitvoer eenig gevaar voor ons Volk of ons Vaderland zou kunnen opleveren. Een geweldig misbaar ging door de geheele pers: N.S.B.-ers voorzien Duitschland van Nederlandsche uniformen opdat de Duitsche troepen verkleed in Nederlandsche uniformen ons land zouden kunnen binnenrukken. Wekenlang heeft deze waanzin geduurd. Vele arrestaties vonden plaats, maar
onder al degenen, die opgepakt werden, was maar één N.S.B.-er en dat was die ongelukkige chauffeur, die eenvoudig als beroepschauffeur uitgevoerd had wat zijn „vrachtje" hem had bevolen en geen oogenblik eenig kwaad in den zin gehad had. Aangezien de menschen hun democratische kranten volkomen vertrouwden, geloofden wederom honderdduizenden, dat de N.S.B.-ers bezig waren hun Vaderland te verraden. Dit was het doel van den zwendel en dit doel werd bereikt. Een nieuwe groote stap tot verwezenlijking van het voorgenomen misdrijf was gedaan.
Voort ging het. Een nieuwe zwendel werd op touw gezet, de z.g. lichtkogelzwendel. Lichtkogels gingen op in den nacht; plotseling op vele plaatsen in Nederland. Wat was het doel daarvan?
De democraten fluisterden: dit was het werk van de N.S.B.; de N.S.B. verried aan den vijand (Duitschland natuurlijk) de plaatsen waar geschut opgesteld was, waar verdedigingslinie's ingericht waren enz. De jacht op N.S.B.-ers kwam in een nieuw stadium. Overal waar maar nationaal-socialisten vermoed werden, werden invallen gedaan, de bewoners uit hun huizen gesleurd, met bajonetten en revolvers bedreigd enz. Natuurlijk was het resultaat nihil. Er was geen enkele N.S.B.-er te vinden, die met deze lichtkogel-affaire ook maar iets uit te staan had. Dit nam niet weg, dat de geheele pers ( ondersteund, ja opgewarmd door de Regeeringsdiensten bij ons Volk den indruk wist te wekken, dat dit een nieuw verraad was van de N.S.B.
Toen dit doel bereikt was, waren de lichtkogels als bij tooverslag verdwenen. Het is mijn vaste overtuiging dat deze geheele lichtkogelzwendel in elkander gezet is door den Britsch-Joodschen geheimen dienst, met medeweten en ondersteuning van de Nederlandsche Regeering. Zeker is, dat de Minister van Justitie Mr. Gerbrandy het naadje van de kous precies weet en zorg gedragen heeft dat de werkelijke bedrijvers niet gepakt werden. Het is uitgesloten, dat als men duizenden en nogmaals duizenden politiemannen en soldaten iederen nacht ter beschikking stelt, men in een land als het onze niemand kan vinden, die mededoet aan het iederen nacht afschieten van tientallen lichtkogels. Men wist de bedrijvers, zorgde dat die ongestoord hun werk konden doen en stuurde de soldaten en de politie naar menschen, die er niets mede te maken hadden.
Toen men zoover gevorderd was, was het nog noodig om
ons Volk bij te brengen, dat die nationaal-socialisten dorstig waren naar het bloed van het eigen Volk. Dit geschiedde door huiszoekingen bij N.S.B-'ers, zoogenaamd om wapens te vinden. Boerenerven en huizen werden, soms midden in den nacht, door soldaten met de bajonet op het geweer omsingeld, de bewoners bedreigd met revolvers en huiszoeking gedaan. Honderden huiszoekingen, uitsluitend bij nationaal-socialisten, zijn zoo verricht. Tot de schandelijkste daaronder behooren die bij boer Spelt en bij Jhr. Sandberg. De laatstgenoemde is een man van boven de 70 jaar, oud-strijder uit den Boerenoorlog, medewerker van den oud-President Krüger. Midden in den nacht zijn soldaten met de bajonet op het geweer voor de deur geposteerd en is een officier met revolver binnengedrongen. In huis de 74-jarige man en zijn iets jongere vrouw. Dit heldenfeit werd volbracht op een manier, die in strijd is met ieder begrip van soldateneer. Nog hoor ik één van mijn medewerkers, die hierover verslag uitbracht, zeggen: en zulke lui willen vechten tegen Duitsche soldaten, wat moet daarvan terecht komen!
Dag in, dag uit, gingen deze schanddaden door. De Neder-landsche pers deed de verhalen, die de Regeering wenschte, n.1. den indruk wekken, dat N.S.B.'ers wapenvoorraden hadden om op eigen menschen te schieten, doch dat de Regeering paraat was en voor de veiligheid zorgde, en ons volk in bescherming nam tegen die gemeene landverraders. Dat geen vuurwapens werden gevonden was alleen te wijten aan de geraffineerdheid, de slimheid van de N.S.B.'ers. Maar zij hadden ze natuurlijk wel! De schanddaad gepleegd tegen den oud-officier uit den Boerenoorlog, Jhr. Sandberg, werd door de geheele pers doodgezwegen.
Zoo naderden wij de eindstreep. Ieder herinnert zich hoe de laatste weken vóór 10 Mei, de heeren democraten een wedstrijd openden in vaderlandsliefde en bloeddorstigheid. De vaderlandsliefde moest blijken uit het tegen elkander opbieden van straffen, gevangenisstraf, deportatie, doodstraf tegen landverraders. Het fatsoensgevoel van ons Volk zegt, dat landverraders zwaar gestraft moeten worden. Van dat fatsoensgevoel werd door de heeren weer misbruik gemaakt, want het was niet de bedoeling, de werkelijke landverraders te treffen, daar die zich bevonden in eigen gelederen en nu in Londen zijn, maar om de N.S.B.'ers te treffen. Het geheele volk
moest er innerlijk van overtuigd worden, dat N.S.B.'ers landverraders waren en dat het Gode welgevallig werk zou zijn om ze af te maken.
Daarmede was alles klaar voor den aanslag op leven en eigendommen der nationaal-socialisten. Het kwam er nu alleen nog maar op aan den slag zoo hard mogelijk te doen aankomen, liefst zoo, dat de heeren zelve daarna hun handen in onschuld zouden kunnen wasschen. Het duivelsche plan om de nationaal-socialisten te doen afslachten door den Leider der Beweging zelve, moest worden uitgevoerd.
Dit klinkt ongelooflijk. Maar het was betrekkelijk eenvoudig. De Leider der Beweging moest er toe gebracht worden vlak vóór het binnenrukken van het Duitsche leger, naar Duitschland te vluchten; de radio zou hiervan dan onmiddellijk mededeeling doen en bij het binnentrekken zou dan aan het volk worden medegedeeld: daar heb je het, hij is naar Berlijn gegaan, heeft het zoover gekregen dat Hitier aan zijn troepen bevolen heeft, Nederland binnen te rukken; nu moeten mannen, zonen, broeders tegen het Duitsche leger ten strijde; zij moeten hun leven in gevaar brengen door de schuld der N.S.B. Na al de gedane voorbereiding moest dan een afslachting van de nationaal-socialisten, die geen wapens tot hun verdediging hadden, op groote schaal plaats vinden door de bewapende gemobiliseerde democraten. De heeren zouden hun handen in onschuld wasschen.
Reeds maanden geleden werd ik op de hoogte gebracht van de voorgenomen arrestaties van de nationaal-socialisten bij het uitbreken van den oorlog. Let wel: niet bij het uitbreken van den oorlog tegen Duitschland, maar bij het uitbreken van den oorlog. Een oorlog tegen Engeland was buiten iedere beschouwing. Tevens werd mij langs slinkschen weg deugdelijk aan het verstand gebracht wat mijn lot zou zijn als ze mij te pakken kregen. Het was echter mijn taak in het land te blijven en te doen wat mogelijk was om bij het uitbreken van den oorlog niet vermoord te worden. Na mijn terugkomst uit Rome in Augustus van het vorig jaar, heb ik ons land dan ook niet meer verlaten.
De gevangenneming van Rost van Tonningen, Kröller, Feld-meyer en anderen was een laatste wanhopige poging om mij
naar Duitschland te doen vluchten. Toen ik in de courant las, dat de Nederlandsche gezant in de Vereenigde Staten belast was met de uitbetaling van de tractementen van de Nederlandsche ambtenaren in het buitenland, begreep ik, dat de Ministers zich gereed maakten om naar Engeland te vluchten en dat de oorlog dus op den drempel stond-
Het plan om mij te houden uit de handen van mijn belagers, was reeds in Januari door een paar vertrouwde medewerkers tot in' onderdeden geregeld. Ik dank mede aan hen, het behoud van mijn leven. Toch zou alle menschelijke voorzorg onvoldoend gebleken zijn, had de Voorzienigheid zelve op dien lOen Mei niet vijf malen ingegrepen. Zoo ben ik niet herkend geworden door een patrouille van vier man, onder aanvoering van een officier, die mij aanhield; zoo werd er huiszoeking gedaan in het huis, waar ik vertoefde, slechts enkele minuten, nadat ik dit verlaten had, enz.
Bij het uitbreken van den oorlog op den lOen Mei, werden de N.S.B.'ers bij duizenden en duizenden gevangen genomen, mishandeld, bedreigd en als beesten vervoerd naar de oudste forten en gevangenissen, nadat gebleken was, dat verscheping naar Engeland door het snelle ingrijpen van de Duitsche weermacht, niet meer mogelijk was. Wat zich heeft afgespeeld is ongelooflijk. In den trein van Den Haag naar Amsterdam zijn er drie doodgeschoten, de kapitein, die als commandant van het transport optrad, heeft tot deze moorden aangezet. Van velen zijn de eigendommen gestolen. Roof, plundering, geweld. Poolsch! Alleen in dit volk mogelijk, door de geraffineerde voorbereiding en ophitsing, die in korte trekken hierboven zijn geschetst.
Het is hier niet de plaats om de details uiteen te zetten. Zij worden systematisch verzameld en zullen te samen een aanklacht vormen tegen de Nederlandsche democratie, die geen fatsoenlijk mensen ooit voor mogelijk had gehouden.
Hoezeer ik er op voorbereid was, dat men ons nationaal-socialisten gewelddadig wilde uitroeien, nimmer is het in mijn hoofd opgekomen, dat de ouderen van dagen, de vrouwen en de kinderen, mede bedreigd zouden worden. Dat zij er buiten zouden blijven, sprak voor mij vanzelf. Zelfs deze illusie heeft men ons niet gelaten.
In 4V2 dag was de oorlog voorbij. Duizend millioen gulden
aan mobilisatiekosten en aan vernieling door het eigen leger aangericht, hadden tot resultaat, dat 4V-2 dag weerstand kon worden geboden. De Regeering was al den derden dag gevlucht, het land was onder water gezet, de bruggen bij tientallen tegelijk vernield, al het materiaal in Duitsche handen.
Even waren de heeren democraten beduusd, even waren ze geschrokken. Maar de Duitschers waren zoo keurig netjes: zij handhaafden de regenten op hun plaatsen. Toen keerde de moed na enkele dagen terug en nu kan men zeggen, dat de Britsch-Joodsche propaganda ondergrondsch weer in vollen gang is door het geheele land van Noord tot Zuid en van Oost tot West. Ziet U, het Nederlandsche leger heeft zich na luttele 4V2 dag niet overgegeven omdat de legerleiding, en speciaal het officierskorps in de verste verte niet opgewassen was tegen zijn taak, neen, in het geheel niet. Het leger moest zich overgeven, omdat er overal verraad was door de N.S.B-I N.S.B.'ers waren het die de soldaten en de burgers in den rug schoten, N.S.B.'ers waren het die de Moerdijkbrug uitleverden, enz. Zonder blikken of blozen werd verteld, dat N.S.B.'ers van uit hun huizen hebben geschoten op burgers en soldaten.
Zeker, ik begrijp dat het een prachtige uitvinding is om het misselijke figuur van de hoogverraders in Londen en de onbe-kwamen in Den Haag te redden- Ik begrijp heel goed, dat officieren, die van soldateneer geen flauw besef hebben, collectief deze praatjes verbreiden. Maar de heeren vergissen zich als zij denken, dat in Nederland nu alles weer verder kan gaan zooals het ging vóór den lOen Mei.
Aan deze ondergrondsche Britsch-Joodsche anti-nationaal-socialistische propaganda, waarin zoowaar het Duitsche leger betrokken wordt door te verspreiden, dat ook Duitsche officieren ervan overtuigd zijn, dat verraad in het spel is geweest, zal naar mijn vaste overtuiging, wel spoedig een halt worden toegeroepen.
Wij nationaal-socialisten verlangen een grondig onderzoek over de geheele landverraad-actie. De voornaamste aanstichters zitten in Londen, maar in Nederland zijn er nog velen, die hun aandeel daarin hadden. Ik schat de uitvinders en de leiders van de campagne, die bedoeld was om een georgani-seerden moord- en rooftocht op nationaal-socialisten te doen
Eenvoud zoowel in het materieele als in het geestelijk leven,
houden, op slechts honderd of tweehonderd man, bijgestaan door wellicht niet meer dan duizend handlangers. Het volk in zijn geheel was door hen misleid, verblind. Het wist niet beter en weet nog niet beter. Het is eenvoudig de dupe van geraffineerde misleiding, zooals wij nationaal-socialisten bedoeld waren als slachtoffers.
Werkelijke innerlijke orde en rust, noodzakelijke grondslag voor den wederopbouw, is niet wel mogelijk, alvorens een gerechtelijk onderzoek de schuldigen zal hebben aangewezen en deze correct en eerlijk zullen zijn bestraft voor hun misdaden.
Het Nederlandsche volk heeft er recht op, dat ondubbelzinnig worde vastgesteld, wie hoogverraad hebben gepleegd aan ons Volk, wie moord- en rooftochten hebben georganiseerd en wie al sinds acht jaren pal hebben gestaan voor ons Volk en Vaderland.
De N.S.B. schuwt dit onderzoek niet; de N.S.B. vraagl er om, dringend in het belang van orde en recht en om definitief een eind te maken aan de anti-nationaal-socialistische Britsch-Joodsche propaganda in Nederland.
MUSSERT
NAAR EEN NIEUW NEDERLAND
Het is voor Nederland niet mogelijk geweest in den strijd, die geheel Europa meesleept, de neutrale afzijdigheid die ons allen het meest in overeenstemming leek met het belang van volk en vaderland, te bewaren. Het is in het wereldgebeuren medegesleept.
Wanneer men het karakter van den ingezetten strijd beseft en het oorlogsterrein overziet, begrijpt men dat er een wonder had moeten gebeuren om dit te voorkomen.
De titanen-strijd is nog in vollen gang. Welke hiervan de politieke en economische gevolgen zullen zijn, kan niemand op het oogenblik voorzien.
Het is ons aller plicht al het mogelijke te doen om te verkrijgen, dat Nederland als een vrij land, dat in staat is naar eigen aard te leven, hieruit te voorschijn komt.
Een volk met een zoo roemrijke geschiedenis als het onze, dat zoozeer een eigen karakter draagt, dat in staat is geweest in eigen taal een eigen cultuur op te bouwen, dat gestreden heeft voor zijn onafhankelijkheid, kan met vertrouwen de toekomst tegemoet zien wanneer het althans toont, dat de krachten die het eenmaal groot nebben gemaakt, ook nu nog in het volksgemoed leven.
Wij hebben de crisis die Europa doormaakt altijd in de eerste plaats als een crisis van geestelijken aard beschouwd, ais^een ontwrichting van de geestelijke grondslagen der samefllèv^rrg, onder invloed van allerlei factoren, die wij zoo herhaaldelijk hebben vermeld, dat het niet noodig is hen nu nog eens uitzonderlijk te onderzoeken.
Elke tijd vereischt bij de menschen de ontwikkeling van bijzondere deugden. Meer dan ooit ben ik er van overtuigd, dat de eischen die wij steeds stelden aan den nationaal-socia-list, in het vervolg in eiken Nederlander moeten worden ontwikkeld wanneer dit volk een nieuwe toekomst tegemoet wil gaan:
Eenvoud zoowel in het materieele als in het geestelijk leven,
in de verhoudingen tusschen de menschen onderling, in onze zeden en onze gewoonten.
Moed: Physieke moed om zijn man te staan, de geestelijke moed om de waarheid onder de oogen te zien, de zedelijke moed om datgene na te streven wat men noodig acht voor ons volk, ook al trachten tierende benden ons daarvan te weerhouden.
Openhartigheid om datgene te zeggen en te doen wat in het belang van volk en vaderland noodzakelijk is en eerlijk uit te spreken wat men als het middel ziet om volk en land te redden.
Trouw aan ons zelf, aan eigen voorgeslacht, eigen bloed, eigen volk, eigen vaderland.
Meer dan wie ook hebben de Nederlandsche nationaal-socialisten ondervonden dat wie de macht heeft, in staat is anderen veel kwaad toe te voegen. Dat heeft de gevluchte Nederlandsche regeering ons geleerd. Maar wie een zuiver geweten heeft en wie de deugden van eenvoud, moed, openhartigheid en trouw in zich heeft ontwikkeld, hij gaat onbekommerd zijn weg, want hij weet dat hij waardig zal leven en desnoods waardig zal weten te sterven. »
VAN GENECHTEN
j