Ahmad Al Malik
DE TANK
Kort verhaal
Een week geleden kreeg ik de tank die ik via een zakenman bij ons uit de buurt had gekocht.
Het was een goeie deal, alleen waren sommige van mijn kennissen verbijsterd toen ze hem aantroffen, rustend onder de niemboom voor ons huis. Daarna viel me op dat de meesten, onder verschillende voorwendselen, niet meer bij ons langskwamen.
Zelfs de leraar Engels, die magere man die soms fluitend ademhaalde als we samen waterpijp rookten, kwam niet meer langs om mijn dochter Engelse les te geven. Hij vertrok zonder de rest van zijn salaris in ontvangst te nemen.
De laatste keer dat de melkboer ons melk was komen brengen, toen hij mij en mijn oudste zoon de tank zag wassen, gaf hij toe dat hij vroeger wel eens de melk met water aanlengde. Dat weet hij aan zijn moeilijke economische situatie, en om zijn watermisdrijf te rechtvaardigen liet hij papieren zien met de enorme bedragen die hij moest betalen opdat zijn vijf kinderen niet van school werden gestuurd. En verder nog een officiële brief van de belastingdienst waarin stond dat hij een week uitstel had gekregen om aan zijn fiscale verplichtingen te voldoen, anders zouden ze hem vervolgen. Gemeen dacht ik bij mezelf dat hij de enige in de wereld was die belasting moest betalen om water te verkopen.
Ik lette niet op zijn bekentenissen en ging door met het schoonmaken en invetten van de tank, samen met mijn oudste zoon. Terwijl de melkboer zo aan het bekennen was, wilde ik dat hij me hielp. ‘Geef me die lap eens aan, vul deze emmer eens met water uit de kraan,’ enzovoort, waar hij met trillende stem op antwoordde.
Ik merkte dat ook mijn vrouw hem commandeerde vanwege dat waterschandaal. Ik liet hem haar tegelijkertijd helpen. Ze beet hem toe: ‘Geef me die bezem, haal die ton daar weg en zet hem voor de deur,’ en hij antwoordde haar met trillende stem. Ik zag hem de vloer dweilen terwijl hij zich verontschuldigde tegenover mijn vrouw. Ze schreeuwde tegen hem: ‘Je bent ook nergens goed voor, behalve voor het verkopen van water! Dweil dat stuk nog eens, en duw een beetje op die dweil, en kijk, doordat je ons water hebt verkocht is het gehoor van mijn jongste zoon verslechterd en zijn zijn tanden uitgevallen.’ Terwijl hij druk bezig was, probeerde de melkboer te laten zien dat het niet aan hem te wijten was. Zonder dat de jongen op hem lette, floot hij schel naar hem.
Toen hij klaar was met het hele huis schoonmaken en wij met het wassen van de tank, die er als nieuw uitzag, zag ik dat hij tranen in zijn ogen had. Hij nam voor altijd afscheid van ons en vertrok.
In de dagen na onze aankoop van de tank ondervond ik dat verschillende dingen verbeterden. Zo begon de slager ons het beste te geven wat hij had, in plaats van de botten die hij ons altijd liet bezorgen; sinds de tank onder de niemboom voor ons huis stond werd de elektriciteit niet één keer afgesloten, terwijl alle buren in het donker zaten. Mijn vrouw begon de tank zelfs speciale gaven toe te dichten. Het water in ons huis werd ook niet meer afgesloten en omdat we nu het enige huis waren met die waterluxe, moesten mijn drie zoons en ik de hele dag voor het huis staan om orde aan te brengen in de rij met buren, die steeds vaker kwamen om water te halen.
We moesten zelfs stokken gebruiken om die aanval op het water te reguleren. En vanwege de tank hoefden we zelfs niet meer in rij te staan voor brood bij de dichtstbijzijnde bakker.
Kort nadat ik de tank ontvangen had, verschenen de meeste mensen die mijn vader geld schuldig waren en die na zijn dood waren verdwenen en later ontkenden dat ze hem ooit hadden gekend. Ik heb toen tientallen papieren moeten onderzoeken waarmee ik kon bewijzen dat ze niet konden ontkennen wat ze aan schulden hadden openstaan voor de zaken die ze met mijn overleden vader hadden gedaan. Maar de slechte economische omstandigheden, de nationale inflatie, belastingen en de nieuwe nationale munteenheid waren de redenen waarom ze het terugbetalen van hun schulden alsmaar uitstelden. Ik heb veel beloftes aangehoord maar nog nooit een cent gezien. Maar ik moest als schuldeiser toch aan mijn plicht tot gastvrijheid voldoen, waardoor onze schulden bij de slager en de groenteboer opliepen. De enige die baat had bij deze dure bekentenissen was mijn overleden vader, want de gasten deden niets anders dan de eerste soera van de Koran voor hem oplezen en hem vergiffenis vragen voor het lange geduld dat hij had moeten betrachten en dat zelfs voortduurde tot na zijn dood.
Het gebeurde twee weken geleden. Ik was met de hele familie uitgenodigd voor een bruiloft. Ik zat daar te mokken vanwege een alledaagse ruzie met mijn vrouw. Ze had me, vlak voordat we gingen, haar gebruikelijke verwijten gemaakt: dat ik het geld dat mijn vader me had nagelaten verspilde en dat ik niet werkte. Zoals gewoonlijk nam ze geen genoegen met mijn rechtvaardiging dat ik wachtte tot de juiste gelegenheid zich zou voordoen. Ze nam ook geen genoegen met de rechtvaardiging die ik voor het eerst formuleerde met de termen van de rampzalige economie, zoals ik die op de radio had gehoord: de inflatie, het instorten van de nationale munteenheid ten opzichte van de Amerikaanse dollar, het regenseizoen dat dit jaar op zich liet wachten en stroomstoringen vanwege het dalende waterpeil van de Blauwe Nijl. Ik probeerde er ook nog gezondheidsredenen bij te halen: werken in deze zomerhitte tijdens stroomstoringen is slecht voor je hart; inflatie leidt tot zwaarmoedigheid, en het instorten van de munteenheid zou ook wel eens tot een zenuwinzinking kunnen leiden.
Ik zat daar te mokken en voelde me voor het eerst schuldig, alsof ik de enige mislukkeling was in de hele wereld, hoewel ik ook trots was dat ik geen ambtenaar was. De stem van de zanger op de bruiloft was schril. Op een gegeven moment leek het alsof hij niet zong met behulp van zijn stem maar met behulp van zijn voeten, terwijl het orkest achter hem maar wat aan het rommelen was. Het enige wat er nog aan ontbrak was opwaaiend stof, zodat we konden zien wat er zich in werkelijkheid afspeelde: een collectieve ruzie waarin schoenen werden gebruikt. Het liedje duurde zo lang dat ik dacht dat het nooit zou stoppen. Uit het ene geïmproviseerde couplet volgden weer vele nieuwe, waarin banale verlangens, vermengd met terugkerende dromen, op ingenieuze wijze vertolkt werden.
Daarna werd het diner geserveerd. Alleen al bij de gedachte dat het diner zou betekenen dat die spiraal van hels gezang zou stoppen, verwelkomde ik het eten. Het was vreselijk eten: een minuscuul stukje kaas dat geschikt zou zijn voor kleine muizen zoals je die in tekenfilms ziet, een stuk koud vlees en een klein stukje droge aardappel. Ik pakte een stukje brood en duwde mijn bord van me af.
Plotseling pakte een bebaarde man met een enorme tulband, die op wel vier hoofden zou passen, een stoel en ging naast mij zitten. Het was de eerste keer dat ik hem zag, hoewel hij meende dat hij mij een paar keer had zien voetballen met kinderen op het pleintje voor ons huis. Ik trok me zijn flauwe opmerking niet aan en hij vertelde ons in het kort over enkele van zijn dagelijkse zorgen: de stijgende prijs van uien, de elektriciteit die werd afgesloten, de dalende marktbeweging en de inflatie. Nu ontdekte ik wat zijn beroep was: zakenman. Zijn beroep trok mijn aandacht omdat ik er tot op dat moment nog nooit bij had stilgestaan dat ik niemand kende die zakenman was, omdat ik het nut nog niet inzag van de gedachte dat iemand de bezittingen van anderen verkoopt.
Hij legde me in simpele bewoordingen uit wat in de maatschappij hun pioniersrol is in de strijd tegen recessie. Hij deed mij zijn functie voorkomen als moreel gerechtvaardigd, terwijl hij me uitlegde dat de verslechterende economische situatie rijke families dwong om het een en ander op te geven en een deel van hun bezittingen te verkopen. ‘Wij zakenlieden vertegenwoordigen hen en dragen als hun vertegenwoordigers de vernedering van de verkoop van hun spullen!’ En plotseling legde hij me, zonder enige inleiding, de aankoop voor van een tweedehandstank die nog in zeer goede staat verkeerde. Zonder acht te slaan op mijn reactie vervolgde hij zijn uitleg over de voordelen van de tank.
Ik kon niet weigeren, dat is mijn enige zwakke punt. Ik stemde voorzichtig toe en probeerde in het begin, voordat de koop gesloten was, te bedingen dat ik de papieren van de tank kon bekijken om eventuele misverstanden te voorkomen voor als we opnieuw zouden gaan onderhandelen, maar hij verzekerde me dat alle papieren compleet waren.
Die avond vertelde ik mijn vrouw erover, maar het leek alsof ze me niet geloofde omdat ze zonder aandacht aan mij te schenken doorging met het plukken van de moeloe khiya die ze blijkbaar voor het avondeten van de volgende dag had bestemd. Het leed geen twijfel dat de aankoop van een tank handig zou zijn voor familie-uitstapjes in de vakantie en voor het winkelen op vrijdag, en het leed ook geen twijfel dat de aanwezigheid van de tank de positie van de winkeliers zou verzwakken wanneer we zouden onderhandelen over de prijzen van hun waar.
Ik was ervan overtuigd dat ik niet zo stom was als die man die de grote piramide kocht. Het zou veel beter zijn geweest als hij de kleinste piramide had gekocht en van het prijsverschil gebruik had gemaakt om ook de straten eromheen te kopen, in plaats van zo’n enorme piramide en er vervolgens van ver naar te kijken, omdat de eigenaars van de omliggende straten hem er natuurlijk niet naartoe zouden laten gaan! Ik heb ook eens gehoord van iemand die een trein kocht. Wat een stommiteit! Hoe zou hij immers aan alle nodige, vreselijk dure machineolie moeten komen? Waarschijnlijk moest hij gebruikte motorolie kopen die relatief goedkoper was. Hoe zou hij aan brandstof voor zijn trein komen, die alleen verkrijgbaar is op de zwarte markt? En hoe zou hij zijn trein behoeden voor de streken van de buurkinderen, die er verstoppertje in zouden spelen en steentjes in de motor zouden gooien? En dan heb ik ook nog gehoord dat er termieten zijn die alles eten, en wat doe je dan met een enorme kapotte trein?
Twee dagen nadat ik de zakenman had ontmoet, tekenden we het contract. En omdat ik geen leek wilde lijken die alles koopt wat hem maar wordt voorgeschoteld, onderzocht ik de tank goed. Ik verzekerde me ervan dat de aandrijfas er was en wierp een blik in de bestuurderscabine, waarvan de zakenman me verzekerde dat alles origineel was; zelfs de radio was nog dezelfde die de fabrikant erin had geplaatst. Ik ging op de grond liggen om er zeker van te zijn dat er geen olie uit de motor lekte.
Toen kreeg ik een ingewikkelde uitleg van het brandstofverbruik van de tank. Die leek me zeer redelijk, vooral gezien het feit dat hij op diesel reed, zodat ik in geval van gebrek aan brandstof gewoon naar een bakker kon gaan om de nodige hoeveelheid te halen. (Jaren geleden gebruikten de bakkerijen in Soedan dieselmotor.) Ik controleerde de voor- en achterlichten en merkte dat ze het allemaal deden. Ik inspecteerde de enorme rupsband en merkte dat die ook in goede staat was, hoewel hij kapot leek, waarschijnlijk door het veelvuldige gebruik. Daarna onderzocht ik de loop en zag dat die ook goed was; uit het spinrag en de roest concludeerde ik dat hij nooit gebruikt was. Toen bekeek ik de papieren, zonder ook maar een detail van belang over te slaan.
Uiteindelijk reed ik met de tank, alleen en met behulp van een klein instructieboekje. In eerste instantie verbaasde het me dat het besturen van de tank en het manoeuvreren ermee uiterst makkelijk was, in tegenstelling tot wat ik had verwacht. De tank zorgde in de hoofdstraat – uiteraard – voor plotselinge paniek. Sommigen dachten dat er een coup werd gepleegd. Na een tijdje werd het spectaculair om te zien dat straathandelaren voor me wegrenden: de kledingverkopers, de schoenenverkopers, de sigarettenverkopers, en daarachter de drankverkopers, de eetwarenverkopers, de schoenenpoetsers en de waarzegsters, die hadden nagelaten mijn rampzalige verschijning te voorspellen.
De straatkappers vluchtten, met achter zich aan hun klanten met een halve baard en in hun armen de enorme spiegel die ze midden in het knipproces hadden opgetild om mee te nemen. Ook vluchtte de man die een kampioensrol vervulde omdat hij een auto kon trekken met zijn tanden en bakstenen in één klap met zijn enorme hand kon breken.
In die complete chaos van vluchtende mensen hield een verkeersagent me aan. Hij vroeg me of mijn papieren wel in orde waren, bestudeerde de vergunning voor de tank en verzekerde zich van de correcte nummers op het nummerbord. Toen vroeg hij me om de remmen te testen, verzekerde zich ervan dat ze goed waren, controleerde de lichten en zag dat ze het deden. Daarna vroeg hij of ik een geldig rijbewijs had en daarbij duwde hij zijn neus in mijn gezicht om zich ervan te vergewissen dat ik niet dronken was. Vervolgens schreeuwde hij ineens hard in mijn oor om te kijken wat mijn reactie was om na te gaan of ik niet gek was. Terwijl hij nog zocht naar iets wat mis was, bleef ik rustig en glimlachend wachten, maar toen gaf ik hem de sleutels van de tank en begon ik te lopen.
Nadat hij een paar minuten verward en besluiteloos had stilgestaan omdat hij het gevoel had dat er iets niet klopte, maar niet precies wist wat, besloot hij plotseling om zijn hand op te steken. Hij salueerde en riep: ‘Ga uw gang, overste!’
Vertaling uit het Arabisch: Caroline Roset