Nozizwe Dube
NAVIGEREN TUSSEN TWEE WERELDEN
Jeugdherinnering
I
‘Nederlands is een heel moeilijke taal om te leren. Zeker op jouw leeftijd. Ik zou durven zeggen: bijna onmogelijk.’ Ik keek naar de sneeuw die chaos veroorzaakte op straat. Een oude man met kromme rug liep traag langs de bus, zijn spierwitte knokkels en zijn haar vormden een contrast met zijn zwarte kleren. Hij hield zijn wandelstok stevig vast. Ik keek terug naar Nadia, een vriendin van mijn moeder, die ik die dag had ontmoet. Onze ogen ontmoetten elkaar. Ik glimlachte nerveus.
‘Het gaat wel lukken. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar ook niet onmogelijk,’ stelt mijn moeder mij gerust. Ze had waarschijnlijk mijn vlaag van lichte paniek opgemerkt. Ik was net twee weken in België. Ik was mijn moeder achternagereisd vanuit Zimbabwe in het kader van gezinshereniging. De komende week ging ik aan school beginnen, in een ‘onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers’.
Ik keek ernaar uit om terug naar school te gaan. Tijdens mijn laatste dagen in mijn geboorteland was naar school gaan geen mogelijkheid meer. De politieke onrust verlamde de werking van het hele land. De inflatie bereikte ongekende hoogtes, de rekken in de supermarkten waren leeg, leerkrachten kwamen niet meer lesgeven. Toen besefte ik hoe belangrijk onderwijs was. Ik was nog maar veertien jaar en ik had al het onbehaaglijke gevoel van een stilstaand leven ervaren. Het gevoel dat jouw leven niet vooruitgaat, dat jou kansen worden ontnomen. Ik wilde dat nooit meer ervaren.
Maar door mijn enthousiasme was ik haast vergeten dat ik eerst Nederlands moest leren. Ik luisterde aandachtig naar de Vlaamse vrouwen en mannen die ook in de bus zaten. Ik begreep niets van wat zij zeiden. Ik zag hun monden snel bewegen, onbegrijpelijke woorden eruit vallen. Ik wilde ook Nederlands kunnen spreken. Maar zou het zo moeilijk zijn, zoals verschillende mensen mij duidelijk hadden gemaakt tijdens mijn eerste weken in België? Zo moeilijk kon het toch niet zijn?
II
‘Jij bent niet geadopteerd? Dan spreek jij zeer Nederlands voor iemand die hier maar anderhalf jaar woont!’
‘Dank je wel,’ zei ik gehaast. Ik voelde mij ongemakkelijk, maar ik kon niet meteen verklaren waar dat onprettige gevoel vandaan kwam. Het was pas toen ik op school was en ik, wachtend op de leerkracht wiskunde die wat later was, even de tijd had daarover na te denken. Het was alsof zoveel mensen hier geloofden dat zwarte mensen geen Nederlands wilden of konden leren. Ja, een nieuwe taal leren is moeilijk. Dit geldt voor het Nederlands, maar evenzeer ook voor Frans, Duits en Spaans.
Ik dacht terug aan mijn moeder die mij moest troosten toen ik terugkwam van naschoolse activiteiten en haar voor de zoveelste keer vertelde dat niemand in mijn groep met mij wilde omgaan, dat ik altijd alleen was en de monitoren niets daaraan deden. Ik dacht terug aan hoe vaak mijn moeder moest meekomen om ervoor te zorgen dat ik niet alleen zou zijn en de monitoren moest confronteren met het feit dat zij mij in de steek lieten. Ik dacht aan hoe het nooit in mij opkwam om op te geven, omdat ik koste wat kost die nieuwe taal zo graag onder de knie wilde krijgen. Die mentale pijn kropte ik al die tijd op, omdat ik zo graag vooruit wilde. Jaren later borrelden die herinneringen terug naar boven, en pas dan zag ik hoe zij mij getekend hebben. De integratie die ik heb meegemaakt was zware kost, en mijn moeder en ik hebben daar donders hard voor gewerkt.
III
‘Maar Abeba, jij bent niet écht zwart. Jouw huidskleur is bruin, dat van Nozizwe is eerder donkerbruin of ja, zwart. En jouw haar heeft een ander soort krullen, terwijl Nozizwe écht van dat harde kroeshaar heeft.’ Abeba en ik keken naar elkaar. Het was middagpauze en wij waren bij de rest van onze klasgenoten op het gras gaan zitten.
‘Ik ben wél zwart. Ethiopië ligt in Afrika en er zijn verschillende tinten van zwart,’ antwoordt Abeba, vol ongeloof over wat onze klasgenoten zeggen.
‘Ja, maar voor mij ben je toch niet helemaal zwart hoor,’ zegt een klasgenoot vastberaden.
‘Er zijn verschillende tinten zwart. Niet iedereen in Afrika ziet eruit als ik. Onze haartextuur verschilt, de tinten zwart ook,’ zeg ik nog, net voor de bel gaat.
Onderweg naar de les biologie dacht ik aan het gesprek met mijn klasgenoten. Ik verschoot van hoe eentonig hun beeld van Afrika en Afrikanen is. Ik dacht aan hoe ik, zelfs in Zimbabwe, wist te differentiëren tussen de verschillende Europese landen en de verschillende mensen en culturen over de landsgrenzen heen. Ik dacht aan de bibliotheek op mijn oude school in Zimbabwe en de Europese boeken die de rekken vulden. Als kind las ik gretig verhalen van schrijvers als Roald Dahl en Enid Blyton. Op televisie keek ik vroeger bijna uitsluitend naar tekenfilms met witte kinderen die over hun leven in Europese landen vertelden. Ik was al vroeg in aanraking gekomen met hun levenswijze, zelfs op het Afrikaanse continent. Van jongs af aan hadden veel jonge Zimbabwanen geleerd zich te navigeren in de Afrikaanse én westerse realiteit. Ik stelde vast dat dit andersom niet was gebeurd. Mijn Europese leeftijdsgenoten kenden alleen een eenzijdig relaas over mensen als ik.
Anno 2017 zijn de koloniale wonden nog heel diep.
‘Wij beginnen vandaag aan hoofdstuk 9 over erfelijkheid,’ zei de leerkracht biologie. ‘Kan iemand mij uitleggen wat een fenotype is?’
IV
Dorcas’ ogen lichtten op als ze vertelde over haar vakantie in Zimbabwe. Het was de vierde keer dat ze er was geweest in haar leven. Ze vertelde telkens over het geboorteland van haar ouders met overweldigend enthousiasme, haar liefde voor Zimbabwe spatte ervan af.
Ik glimlachte lichtjes als ze haar handen ijverig heen en weer bewoog, waarbij ze haar koffie bijna van de tafel stootte. Ze stopte even met praten om het wiebelende kopje te stabiliseren en de verspilde koffie met haar servet op te ruimen en zette haar verhaal weer voort.
‘Het gaat daar echt goed met de economie. Jongeren krijgen kansen om innovatief aan de slag te gaan, scholen en universiteiten hebben goede infrastructuren en de wet lijkt nu eindelijk ook toegepast te worden in de praktijk,’ vertelde ze gretig verder.
Ook nu lukte het mij niet om even enthousiast te worden als Dorcas. Ik worstelde er altijd mee, de liefde die ik heb voor mijn geboorteland en tegelijkertijd de haat voor de corruptie en de leiders die de wet links lieten liggen. Ik hield van mijn jeugdvrienden, die ik nu enkel via sociale media kon spreken, maar ik kon mij niet over de veronachtzaming voor de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid heen zetten. Ik hield van de savanne, maar ik had nog altijd nachtmerries van de gemartelde mensen die ik op straat zag liggen na de zoveelste betoging tegen het dictatoriale regime van Mugabe. Ik huiverde elke keer als ik dacht aan de foto’s van gefolterde lichamen die de voorpagina’s van de Zimbabwaanse kranten vulden. Ze waren een voorbode voor iedereen die eraan dacht om kritiek te uiten. Een waarschuwing om de mond dicht te houden.
Ik wilde dat ik ook met onschuldige ogen kon kijken naar de vooruitgang van mijn geboorteland, zonder telkens geremd te worden door de harde realiteit die ik veertien jaar lang heb ervaren. Dorcas en mijn andere vrienden van Afrikaanse afkomst die in België geboren waren begrepen niet waarom ik niet onbevangen over Zimbabwe wilde praten, het land waar ik zoveel van hield.
Ik hield zielsveel van mijn geboorteland. Maar ik was ook vroeg gedwongen om voorbij het opgepoetste beeld van Zimbabwe op het eerste gezicht te kijken. Ik had zoveel jongeren gezien die gedwongen werden om te vroeg volwassen te worden. Ze moesten volwassen worden om voor de broers en zussen te zorgen, terwijl de ouders grenzen en zeeën overstaken om veiligheid op te zoeken. Ik heb veel emotionele wonden die nog moeten helen en dat was moeilijk en confronterend. Maar hoe kon ik dit aan mijn vrienden uitleggen zonder hen van hun enthousiasme te ontdoen?
‘Nozizwe, jij had beloofd om Shona met mij te spreken! Jij weet dat ik mijn Shona moet verbeteren,’ verkondigde Dorcas. Ik nam een slokje thee, opgelucht dat ze mij niet om mijn mening had gevraagd over de vooruitgang die ze had gezien in Zimbabwe. Ik wilde haar laten genieten van de mooie dingen die ze de afgelopen vakantie heeft gezien. Misschien hebben we het er na de volgende vakantie weer over. Misschien zal ik tegen die tijd wel een manier hebben gevonden hebben om dit probleem aan te snijden. Een zorg voor later.
‘Ndichataura newe,’ zegde ik toe. Dorcas glimlachte. Ik glimlachte terug.