2
Cal keek haar opgelucht aan. ‘O, gelukkig, ik schrok even. Het schoot ineens door me heen dat hij er misschien een geheim dubbelleven op na hield.’
Mimi merkte aan alles dat hij aardig was; hij zou echt geen bekrompen of botte opmerking maken. ‘Mijn vader en moeder zijn zeven jaar geleden gescheiden, toen ik vijftien was,’ vertelde ze. ‘Het kwam in het begin natuurlijk als een schok, maar we hebben het overleefd. En vier jaar geleden heeft mijn vader Marcus leren kennen.’
‘Marcus, o ja, dat was het.’ Cal knikte, blijkbaar gerustgesteld dat haar komst niet een of andere soapachtige scène zou veroorzaken.
‘En ja, ze weten dat ik kom. Mijn vader zou me om vijf uur afhalen van het station, maar ik ben eerder gestopt met werken om een vroegere trein te pakken. Het leek me leuk om een taxi te nemen en hem te verrassen.’
‘Een taxi?’ vroeg hij geamuseerd.
‘Ja, inmiddels weet ik dat ook. Ik had gewoon niet verwacht dat het hier zo uitgestorven zou zijn. Ik ben niet echt een kenner van het plattelandsleven.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Nou ja, maakt niet uit. Het was een leuk avontuur. En we zijn er nu bijna. O, wauw, moet je zien wat een uitzicht...’
Onder het praten hadden ze de top van de heuvel bereikt en nu konden ze Goosebrook zien liggen in al zijn dorpse glorie. De zachtgele huizen van kalksteen staken prachtig af tegen het overdadige lentegroen van de bomen en struiken en de felle kleuren van de bloemen in de tuinen. De kerktoren rees fier de lucht in, de daken van de slordige verzameling huizen en cottages waren grijs en okergeel gevlekt, en voor de kerk zag ze ouders en kinderen op het grasveld staan. Er waren een paar winkels – niet veel, wist Mimi – en ook een populaire pub die The Black Swan heette. Een oude stenen boogbrug overspande het watertje waarnaar Goosebrook was vernoemd, een beek die als een glanzende zilveren slang dwars door het dorp stroomde.
‘Het is een fijne plek om te wonen,’ zei Cal, terwijl Otto aan de riem trok omdat hij naar een vlinder wilde happen die steeds plagend voor hem uit danste.
‘Het is prachtig. Nogal een verschil met Londen.’ Alleen de tintelende schone lucht inademen was al een hele ervaring. Maar aan de andere kant leek het gebrek aan afhaaltentjes haar behoorlijk lastig. Zelf zou ze het waarschijnlijk niet overleven zonder een Burger King op de hoek.
‘Hoe vinden je vader en Marcus het hier?’
‘Ze houden van het buitenleven en vinden het heerlijk om in de Cotswolds te wonen. Ik weet zeker dat het wel goed komt,’ zei ze. ‘Maar ze zitten nu in die fase dat ze mensen moeten leren kennen, en in hun situatie is dat misschien extra lastig. Sommige dorpsbewoners zijn... nou ja, niet zo vriendelijk als ze hadden gehoopt. Dat geldt vast niet voor jou,’ voegde ze er snel aan toe. ‘Maar een paar oudere bewoners schijnen nogal koeltjes te doen.’
Cal knikte. ‘Dat geloof ik meteen. Maar dat heeft niks te maken met het feit dat ze homo zijn.’
Dat kon hij makkelijk zeggen, maar hoe wist hij dat zo zeker? ‘O, nee? Maar mijn vader en Marcus zijn aardige mensen, dus dat moet het haast wel zijn.’
‘Het is gewoon het typische dorpsgedoe, angst voor vreemden en zo.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Die achterdocht is nooit veranderd. Over het algemeen geldt dat mensen pas als dorpelingen worden beschouwd als ze hier een hele tijd wonen. Want waarom zou je je best doen om ze te leren kennen als ze elk moment hun biezen weer kunnen pakken? Ik praat het niet goed, maar zo gaat dat nu eenmaal. En vooral de oudere dorpsbewoners hebben een hekel aan mensen die hier een tweede huis kopen dat dan maanden achtereen leegstaat. Dat is er ook met Bay Cottage gebeurd – voordat je vader en Marcus het kochten. Daarom zijn ze op hun hoede... ze zijn bang dat het weer zo zal gaan.’
‘Oké. Nou, dat is fijn om te weten.’ Ze gingen aan de kant voor een bestelwagen waarvan de chauffeur vrolijk naar Cal zwaaide. ‘En hoelang duurt het voordat ze als echte dorpsbewoners worden beschouwd?’
‘Niet zo lang. Een jaar of dertig maar.’ Hij keek haar grinnikend aan. ‘Misschien vijftig bij de echt achterdochtige types. Weet je zeker dat ik die tas niet voor je moet dragen?’
‘Nee, het gaat wel,’ reageerde ze, hoewel haar voetzolen brandden, en ze zere schouders had door het gewicht van haar weekendtas. Maar ze waren er nu bijna. ‘Dank je voor de informatie. Ik zal het doorgeven. Ze zullen opgelucht zijn dat het niet vanwege hun geaardheid is.’
Zelf was ze ook opgelucht; ze had zich net een bezorgde moeder gevoeld die haar verlegen kinderen er keer op keer van had proberen te overtuigen dat het vanzelf leuk zou worden op hun nieuwe school.
‘Het komt wel goed,’ zei Cal. ‘En ik hoop echt dat ze blijven. Misschien zien we jullie straks nog in de pub?’
‘Mijn vader is niet zo’n drinker.’ Ze begon te vermoeden dat het ook niet had geholpen dat ze zich nooit in de Black Swan hadden vertoond.
‘Je kunt er ook eten. Iedereen is er erg aardig. Er zullen echt geen pistolen worden getrokken als ze binnenkomen.’ Zijn donkerbruine ogen hadden een geamuseerde glans.
‘Ik zal het ze vertellen,’ zei Mimi.
‘Hoe meer je meedoet met het dorpsleven, hoe beter het gaat. Maar ik begrijp het wel, hoor. Het zal niet altijd even makkelijk zijn.’
‘Nee, het was soms lastig,’ beaamde ze.
‘Voor jou waarschijnlijk ook,’ zei hij. ‘Op die leeftijd en dan zo onverwacht... Of waren je ouders soms al gescheiden? Sorry, dat gaat me ook niks aan.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik heb er een handje van om altijd maar door te vragen zonder erbij stil te staan dat mensen daar soms niet op zitten te wachten.’
Mimi was er inmiddels aan gewend dat er vragen werden gesteld, en ze wist ook dat het sommigen vooral om de sappige details ging, maar dat anderen daarentegen gewoon met haar meevoelden. En intuïtief wist ze dat Cal tot de tweede categorie behoorde.
Niet dat er ook maar één sappig detail te melden was.
‘Het geeft niet,’ zei ze. ‘Mijn vader en moeder hebben hun best gedaan om het zo gemakkelijk mogelijk voor mij te maken. Natuurlijk vond ik het vreselijk toen ze gingen scheiden en mijn vader ergens anders ging wonen, maar de echte reden ervoor wist ik niet. Mijn moeder natuurlijk wel, dus voor haar zal het veel moeilijker zijn geweest. Het was een grote schok voor haar toen hij het haar vertelde. Ongeveer een halfjaar na de scheiding hebben ze het me pas verteld. En dat was... behoorlijk maf. In zekere zin traumatisch, maar aan de andere kant verklaarde het veel, want ik begreep maar niet waarom ze niet bij elkaar konden blijven.’ Zwijgend dacht ze terug aan die regenachtige zaterdagmiddag die haar nog steeds levendig voor de geest stond. ‘Ik bedoel, ik was compleet in de war. Op die leeftijd wil je helemaal niet weten dat je ouders zoiets als een seksleven hebben; de gedachte alleen al is misselijkmakend, dus dat was niet echt fijn. Maar aan de andere kant was hij nog steeds mijn vader en was ik dol op hem.’
‘Het zal niet eenvoudig zijn geweest.’
‘Op school was het het ergst. Sommige klasgenoten reageerden fantastisch. En andere echt verschrikkelijk.’ Ze huiverde. ‘Vooral de jongens, die het allemaal hilarisch vonden en er steeds grapjes over maakten. Nou ja, je kunt je zo ongeveer wel voorstellen wat ik allemaal over me heen heb gekregen.’
‘Niet zo prettig op die leeftijd,’ zei hij.
‘Pubers kunnen erg wreed zijn. Ik kan je wel vertellen dat je heel snel ontdekt wie je echte vrienden zijn. Zoals ze zeggen: ik ben er sterker van geworden,’ eindigde ze met een scheef grijnsje.
‘Ik durf te wedden dat de grootste schreeuwers degenen waren die stiekem met hun eigen gevoelens overhooplagen.’
‘Ja! Precies! De aanvoerder van het schoolvoetbalteam heeft me maanden gepest, hij zei echt heel erge dingen over mijn vader... En afgelopen kerst zag ik op Facebook dat hij met zijn vriend naar Los Angeles was. Ik heb hem toen een vriendelijk berichtje gestuurd waarin ik ze een fijne vakantie toewenste.’
‘Heeft hij zich nog verontschuldigd voor alles wat hij op school had gezegd?’
‘Natuurlijk niet. Hij kan nu dan wel homo zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat hij ineens geen klootzak meer is.’
‘Klootzakken zijn heel vervelend.’ Cal grinnikte. ‘Vertel me eens wat over jezelf. Waar woon je in Londen? Woon je in een beetje goeie buurt, in een leuk huis?’
‘Nou, dat zou ik niet direct willen zeggen.’ Ze dacht aan het vervallen pand dat ze met anderen deelde omdat ze zich niet iets beters had kunnen veroorloven, en probeerde het zich in deze superlandelijke omgeving voor te stellen. ‘Het is een victoriaanse bouwval in Bermondsey, de eigenaar is zo’n inhalige huisjesmelker die twaalf mensen in een huis propt dat geschikt is voor hooguit zes personen. Maar ja, zo gaat dat in de stad, als je niet stinkend rijk bent tenminste, en op de een of andere manier wen je eraan. Je moet er gewoon het beste van maken en de ratten en de andere bewoners die je niet leuk vindt negeren. Mijn beste vriendin, Kendra, heeft de kamer naast die van mij. Ze is hartstikke leuk, en we gaan eigenlijk voornamelijk met elkaar om. Maar de buurt is wel oké. Wel heel anders dan dit hier.’ Ze gebaarde naar links, naar de heuvels en de velden vol graan of koren of wat dat jonge groene spul dan ook was.
‘Nou, deze buurt is ook wel oké.’ Cal klonk geamuseerd. ‘En wat voor werk doe je?’
‘Ik zit in de pr.’ Ze vroeg zich ineens af of hij die afkorting wel kende, als schapenworstelaar.
Hij knikte. ‘Public relations, ik weet heus wel wat dat is, hoor. Heb je dat altijd gedaan? Vind je het leuk?’
‘O ja. Ik bedoel, ik hou gewoon van werken.’ Ze wierp een blik op Otto, die was blijven staan om tegen wat narcissen aan te piesen. ‘Ik ben al heel jong begonnen. Toen ik nog op school zat, had ik drie krantenwijken, en ik heb ook heel veel gebabysit. Na mijn eindexamen ben ik op een reisbureau gaan werken, wat in het begin te gek was, maar na een tijdje vond ik het te veel op een kantoorbaan gaan lijken. Ik had het gevoel dat ik geen kant uit kon. En toen ik een advertentie zag voor een baan in de pr, heb ik daarop gereageerd. Nou, het was echt een openbaring voor me. Perfect gewoon!’ Ze merkte dat ze breeduit stond te gebaren om hem te laten zien hoe perfect haar baan wel niet was. ‘Want je moet echt heel georganiseerd en efficiënt zijn, en dat ben ik. En je moet je kop erbij houden, maar dat vind ik juist fijn, en als er iets misgaat, ben jij degene die alles moet oplossen... En als je met een fantastisch plan op de proppen komt, krijg je allemaal complimentjes van klanten die vinden dat je het ontzettend slim hebt aangepakt. En dat is een heerlijk gevoel!’
Ze hoorde de opwinding in haar eigen stem en besefte dat ze zich weer eens liet meeslepen door haar eigen enthousiasme, maar daar kon ze gewoon niks aan doen. Als je echt veel van je werk hield, was het moeilijk om daar relaxed en supercool over te doen. ‘Lach me niet uit,’ zei ze, toen ze zag dat Cal op zijn onderlip beet. ‘Ik weet ook wel dat ik bijna net zo klink als Julie Andrews in The Sound of Music, maar als ik ’s ochtends wakker word, sta ik gewoon te trappelen om naar mijn werk te gaan. Als ik me het kon veroorloven, zou ik het nog gratis en voor niets doen ook.’
‘Dat zou ik maar niet aan je baas vertellen als ik jou was,’ zei hij glimlachend.
‘Ja, maar het is nou eenmaal zo.’ Ze stond weer wild met haar handen te wapperen, besefte ze. ‘Ik heb gewoon het geluk dat ik de perfecte baan heb gevonden. Hoe meer ik mijn best doe, hoe meer complimenten ik krijg, en daar ben ik nou eenmaal verslaafd aan. Ik bedoel, ik ben nu nog een van de juniors, maar ik krijg de kans om me op te werken, en dat ga ik doen ook. Sta je me nu nog steeds uit te lachen?’
‘Ik zou niet durven. Ik vind het fantastisch dat je zo enthousiast bent.’ Haar handgewapper imiterend voegde hij eraan toe: ‘En zo ambitieus.’ Nog meer gewapper. ‘En zo gemotiveerd.’ Hij deed snel een stap opzij toen ze deed alsof ze hem wilde slaan en zei: ‘Nee, echt, het is te gek.’
‘Ik heb mijn droombaan gevonden en ik ben er goed in.’ Ze hoopte dat ze niet al te zelfverzekerd klonk. Op haar werk had ze moeten leren om zelfvertrouwen uit te stralen, anders was het onmogelijk om de mensen en producten te promoten die ze moest promoten. Het was nog een heel leerproces geweest, want ze was opgegroeid in een gezin waarin iedereen zichzelf altijd neerhaalde. Daarbij had ze ook nog moeten leren om zichzelf te promoten zonder dat gênant te vinden. Haar bazen zeiden vaak en graag dat er in hun bedrijf geen plaats was voor muurbloempjes.
‘En wat doe je als je niet werkt?’ vroeg Cal.
‘Dan denk ik aan mijn werk,’ antwoordde Mimi eerlijk. ‘Ik probeer briljante campagnes te bedenken en nieuwe manieren om de producten en profielen van onze klanten een boost te geven.’
‘En heb je ook een sociaal leven? Of is dat het?’ Hij vroeg het op luchtige toon.
Ze knikte. ‘Dat is het zo ongeveer. Kendra en ik gaan wel eens samen uit, maar we zijn allebei eigenlijk even erg. Op dit moment gaan onze carrières voor.’
‘Heel goed,’ zei hij goedkeurend. ‘Geen vriendjes dus?’
Ze had al in geen maanden een vriend gehad, en dat was misschien maar beter ook, want ze was er niet erg goed in. Het leven was een stuk eenvoudiger en relaxter als je single was. Ze schudde haar hoofd. ‘Ach, ik ben een hopeloos geval op dat gebied. Een aan haar werk verslaafde oude vrijster. Maar misschien vind ik nog iemand zodra mijn carrière eenmaal echt in de lift zit. Alleen ben ik dan misschien wel stokoud en zie ik eruit als een gerimpelde schildpad en wil niemand me meer. Eigen schuld, dikke bult.’
Hij keek haar grijnzend aan. ‘O, je vindt vast wel iemand. Voor iedere gerimpelde vrouwtjesschildpad is er een mannetjesschildpad die haar onweerstaanbaar vindt.’ Hij wierp een blik over zijn schouder en zei: ‘Ga even aan de kant...’
Er kwam een auto aan. Mimi stapte opzij, en toen ze de stoffige, modderige blauwe Volvo herkende, vroeg ze: ‘Weet jij wie dat is?’
De bestuurster van de Volvo negeerde hen nadrukkelijk toen ze langsreed.
‘Dat is Henrietta Mercer. Ze woont op Fox Court. Hoezo?’
‘Ze zat in dezelfde trein. Toen ik ontdekte dat er geen taxi’s waren, heb ik haar om een lift gevraagd.’
‘Moedig van je. En wat zei ze?’
‘Ze zei dat ik maar moest gaan lopen.’
Hij begon te lachen. ‘Echt iets voor haar. Ze mag dan het grootste huis van het dorp hebben, dat betekent nog niet dat ze aardig is. Dus maak je niet druk, het ligt niet aan jou.’
Ze grinnikte, inmiddels blij dat de oudere vrouw met de kille ogen haar geen lift had gegeven; het was veel leuker om een van de aardigere inwoners van Goosebrook te ontmoeten. Om maar te zwijgen van zijn baasje.
‘Wat is er zo grappig?’ wilde Cal weten.
‘Niks. Ik maakte gewoon een grapje in mijn hoofd.’
‘O? En krijg ik het nog te horen?’
Hij had echt een ongelooflijk mooie glimlach, niet overdreven flirterig, maar gewoon vrolijk, zo’n glimlach waar je je aan kon warmen. En dat terwijl ze er net zo overtuigd van was geweest dat ze wel zonder aandacht van mannen kon. ‘Ooit misschien,’ zei ze. ‘Ik moet nog wat aan de clou werken. Trouwens, over werken gesproken, wat doe jij eigenlijk?’
‘Ik ontwerp tuinhuizen, op maat gemaakte priëlen en zo. Het is maar een klein bedrijf, maar ik vind het heerlijk om samen met klanten iets te bedenken waar ze nog jaren plezier van kunnen hebben. Nou, daar zijn we dan, dit is Goosebrook.’
Ze waren aangekomen in de hoofdstraat, een aaneenschakeling van cottages en winkels, met daarachter, midden in het dorp, een stenen oorlogsgedenkteken.
‘Mooi, zeg.’ Het was net een filmset, vond ze.
‘Wij moeten die kant uit,’ zei Cal, wijzend naar het laantje links van hen, terwijl Otto kwispelend aan de lijn trok. ‘Leuk om je te hebben leren kennen. Zeg maar gedag, Otto.’
‘Waf,’ zei Otto.
‘O mijn god, wat schattig!’ Mimi krabbelde de hond even achter zijn oren. ‘Slim beest!’
‘Doet het altijd, deze truc van hem. Eerlijk gezegd is het ook mijn truc. Zeg het dan...’
‘Dag,’ zei Mimi.
‘Waf,’ zei Otto.
‘Waf,’ zei Cal.
‘Jullie zijn allebei erg goed,’ zei ze met een uitgestreken gezicht. ‘Ik ben diep onder de indruk.’
Hij lachte. ‘Oké, dan gaan we maar. Het huis van je vader is die kant uit, voorbij de oude school. En misschien komen jullie vanavond nog naar de pub toch? Het is pizza- en quizavond.’
Wat een aardige man. Dat had je soms; je leerde iemand kennen en wist dan gewoon meteen dat je hem of haar leuk vond. En hij had ook een schat van een hond. Wat je noemde een win-winsituatie. Ze voelde een steekje van opwinding – extra opwindend omdat het zo onverwacht was. Hardop zei ze: ‘O, we komen beslist. Laat dat maar aan mij over.’
‘Je bent er al!’ Marcus keek haar verbaasd aan toen hij de grijsgroene voordeur opendeed. ‘Je zou toch pas om halfzes aankomen? Of heeft Dan dat verkeerd begrepen? Wat erg!’
‘Nee, nee. Niks aan de hand.’ Ze moest zich beheersen om niet te vertellen dat het juist heel goed had uitgepakt zo. Terwijl ze hem omhelsde, zei ze: ‘Ik heb een trein eerder genomen en ben komen lopen.’
‘Och, en je bent helemaal natgeregend ook nog! Moet je je haar eens zien... en je mascara is uitgelopen...’
O, shit, echt? Ze had zich verbeeld dat ze er weliswaar verregend uitzag, maar dan op een aantrekkelijke, slordige manier. Als een spaniël schudde ze haar hoofd. ‘Ik kwam onderweg iemand uit het dorp tegen, en we hebben samen een schaap gered...’
‘Lieverd, laat die vreemde man los en kom hier. Nu is het mijn beurt.’ Haar vader sloeg zijn armen om haar heen. ‘Wat heerlijk dat je er bent. We willen je zo graag laten zien hoe het huis is geworden. Je zult het prachtig vinden.’
Ze waren vreselijk trots op wat ze allemaal hadden gedaan en gaven haar een halfuur durende tour door Bay Cottage, het huis dat ze in de afgelopen maanden liefdevol hadden gerestaureerd en ingericht. Toen Mimi na afloop van de rondleiding op een houten barkruk in de keuken zat met een enorme gin-tonic voor zich, zei ze: ‘Moet je horen, die Cal vertelde dat het pizza- en quizavond is in de pub, en hij zei dat we dat misschien wel leuk zouden vinden, en toen heb ik gezegd dat we beslist zouden komen.’
‘O nee, nergens voor nodig.’ Haar vader schudde zijn hoofd en pakte wat bakjes uit de koelkast. ‘Het eten is al klaar, we hebben allemaal dingen gemaakt die je lekker vindt – gegrilde coquilles in bacon, en daarna tournedos met tomatensalade en asperges.’
‘En aardappelgratin,’ voegde Marcus er triomfantelijk aan toe. ‘Met als toetje citroencake met frambozensorbet. Al je lievelingsgerechten.’
O, die blije gezichten. Ze kon nu echt niet zeggen dat ze alles weer in de koelkast moesten stoppen – ze hadden zo hun best gedaan, speciaal voor haar.
‘Dus ik mag hier als een koningin zitten toekijken, terwijl jullie al het werk doen?’ De ijsblokjes rinkelden toen ze haar glas hief. ‘Nou, dat klinkt perfect.’
Na afloop van het heerlijke diner zei Mimi voorzichtig: ‘Misschien kunnen we morgen naar de pub.’
‘Nee, we hebben een tafel gereserveerd bij Le Champignon Sauvage in Cheltenham. En dat is heel moeilijk.’ Haar vader keek haar triomfantelijk aan. ‘Ze hebben twee Michelin-sterren! Je zult het fantastisch vinden!’
Ze knikte. ‘Oké, maar toen ik het er met Cal over had, zei hij dat het gemakkelijker zou zijn om hier mensen te leren kennen als jullie je af en toe eens in de pub zouden laten zien... En dat zou toch leuk zijn?’
‘Ik weet het niet...’ reageerde haar vader weifelend. ‘Ze zijn hier niet erg toeschietelijk. Stel dat het ongemakkelijk wordt...’
Voelde je je ook zo als je de moeder was van een verlegen kind dat er moeite mee had om op school vriendjes te maken? Ze deed een nieuwe poging. ‘Cal zei dat ze alleen maar zo deden omdat jullie hier nieuw zijn en ze niet weten of jullie hier wel permanent blijven wonen. Dat jullie homo zijn is geen probleem, zei hij.’
‘Nou, volgens mij hebben sommigen daar toch echt wel een probleem mee.’ Marcus klonk weinig enthousiast. ‘Die vent kan dat wel zeggen, maar we kennen hem niet eens.’
Mimi keek hem fronsend aan. ‘Hij begreep anders meteen wie ik was, dus dan moet hij papa wel eens hebben gezien. Hij herkende me omdat we dezelfde ogen hebben.’
‘Nou, ik kan me geen Cal herinneren,’ zei Marcus op een toon alsof het onderwerp daarmee was afgesloten.
‘Maar als jullie naar de pub gaan, leren jullie vast allerlei mensen kennen! En ik durf te wedden dat de meesten erg aardig zijn,’ zei ze. ‘Jullie moeten ze de kans geven.’
‘Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan,’ zei Marcus droog. ‘Vooral als je in de winkel mensen achter je rug hebt horen smoezen.’
‘Dat meen je niet!’ riep ze verontwaardigd uit. ‘Wijs me maar aan wie dat waren, dan zal ik eens een hartig woordje met ze wisselen. Hoe durven ze!’
‘Sst, wind je niet zo op. En bemoei je er alsjeblieft niet mee.’ Haar aardige vader, die ruzies vreselijk vond, pakte haar hand. ‘We redden ons wel. Laat het ons op onze eigen manier doen, in ons eigen tempo. Uiteindelijk zal het ook allemaal wel goed komen, en we hebben geen haast. We hebben elkaar toch?’ Hij wisselde een tevreden lachje uit met Marcus. ‘En daar gaat het om. We hebben alle tijd. Het komt vanzelf wel goed,’ herhaalde hij.