Met een kort knikje naar mij vertrok ze.
Terwijl haar sandalen wegklepperden over het marmer, trok oom Paco een sigarenkoker uit het borstzakje van zijn overhemd.
‘Een dom mens, ’ merkte hij op. ‘Arrogant. Als hij aan de macht komt, zal ze hem vijanden bezorgen. Niet onder zijn oude vrienden misschien, maar onder de weifelaars, de besluitelozen. ’ Hij haalde een sigaar uit de koker en knipte hem dicht. ‘In welke categorie hoor jij thuis, Emesto? Je hebt er, hoop ik, geen bezwaar tegen dat ik je, als oude bekende, tutoyeer? ’
‘Nee don Paco. Wat uw andere vraag betreft: ik val in de categorie van de totaal niet geïnteresseerden. ’
'Dat had commissaire Gillon me ook al verteld. ’ Hij draaide zich om en waggelde naar het terras.
Ik volgde in de mening dat hij me naar de patiënt zou brengen, maar na een paar stappen bleef hij staan en liet zich zakken op het voeteneind van een ligstoel.
‘Ga even zitten, Ernesto. ’ Hij wees naar een stoel tegenover hem. ‘Er is niets aan de hand met don Manuel dat niet kan wachten. Wil je een borrel? ’
‘Nee dank u.
‘Heel goed. Veel te vroeg. ’
Ik ging zitten en wachtte terwijl hij zijn sigaar opstak. Tenslotte keek hij op.
‘Ben je erg boos op me, Ernesto? ’
‘Boos, don Paco? ’
Hij gooide de afgebrande lucifer in een asbak.
‘Omdat je hier in ons midden gehaald bent? ’
‘Moet ik daar boos om zijn? ’
‘Het zou kunnen. Er is heel wat manoeuvreren voor nodig geweest, dat kan ik je wel vertellen. Parijs wilde ons in Guadeloupe hebben. Waterdichte beveiliging gemakkelijk daar, zeiden ze. Ik stelde St. Martin voor. Ik wist wel dat ze daar niet in zouden trappen. Gemakkelijk contact met de Hollanders is het laatste wat ze op het ogenblik met ons willen. Dus werden we het eens over St. Paul. Ze deden natuurlijk of het een grote concessie was. Ze wisten dat ik jou wilde hebben, hoewel ze zich van de domme hielden. Ze hebben het vast een goeie mop gevonden ons die idioot van een Massot te geven toen ik om een Spaans sprekende arts vroeg. Maar ze vielen in de kuil die ze zelf gegraven hadden. Ze schijnen Massot zonder meer geloofd te hebben toen hij beweerde dat hij Spaans sprak. Hebben het niet eens gecontroleerd. Toen ik ze dat onder de neus kon wrijven, konden ze niet meer weigeren. Hoewel, ze hébben het geprobeerd. Zeiden hoe belangrijk je werk was voor het ziekenhuis. Hadden zelfs de onbeschaamdheid te suggereren dat het politiek niet verstandig zou zijn jou erin te betrekken. Provinciale sufferds! ’
Ik was langzamerhand flink kwaad geworden, maar ik deed mijn best het niet te laten merken.
‘Is don Manuel op de hoogte van dat gemanoeuvreer van u, oom Paco? ’
Hij gniffelde. ‘Dat is beter. Ik zat erop te wachten dat je me zo zou noemen. Maar ik moest je eerst de pest injagen. ’
‘Ik vroeg of don Manuel weet dat... ’
‘Natuurlijk weet hij het niet, ’ zei hij bits. ‘Buitenlandse Zaken -
en in ons geval betekent dat betrekkingen met die regeringen die zo vriendelijk zijn ons op hun grondgebied te dulden - zijn mijn zaken. En dat kunnen zeer smerige zaakjes zijn. Dat weet je zelf ook wel al heb je geprobeerd je erbuiten te houden. Maar iemand moet de klappen opvangen en ervoor zorgen dat de leider zijn waardigheid ophoudt. Samenzweerders in ballingschap maken zich maar al te gemakkelijk belachelijk. Ook dat moet je weten. ’ Hij zweeg even. ‘Het speet me toen ik het hoorde van je moeder. ’
‘Dank u. ’
‘Hoewel ik geloof dat je er verstandig aan hebt gedaan niet voor het gerecht lucht te geven aan je gevoelens tegenover het die-venpak dat haar heeft opgelicht. ’
‘Weet u daar dan van? ’
‘Daarvan en van nog heel wat meer, Emesto. Meer dan je misschien beseft. Ik heb ervoor gezorgd op de hoogte te blijven wat Florida betreft, en wat jou betreft natuurlijk ook. ’
‘Belangstelling eens ooms, don Paco? ’
‘Zeer zeker niet. Je naam is Castillo. Dacht je dat ze dat thuis vergeten zijn? ’
‘Een sentimentele herinnering voor sommigen misschien, maar voor politieke doeleinden waardeloos, lijkt me. ’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Zelfs die Florida-idioten wisten wel beter. Ze hebben jou tot erfgenaam van het partijleiderschap benoemd. Er was zelfs sprake van, je president in ballingschap te maken. O, ik kan het je niet kwalijk nemen dat je je afzijdig hield van dat soort dwaasheden, maar dat wil nog niet zeggen dat het helemaal onzin is. ’
‘Er zit goud in iedere liter zeewater, heb ik wel eens gehoord. Maar daarom is het nog niet lonend er flessen vol van te bewaren. ’
Hij grinnikte. ‘Dus zo bekijk jij het. Ik ben zowel verheugd als opgelucht. Maar ik moet je waarschuwen, Emesto. Don Manuel denkt er anders over. Hij is van mening dat die Florida-idioten je altijd verkeerd aangepakt hebben... ’ - hij boog zich een beetje naar me toe - ‘... dat ze je nooit voldoende in verleiding gebracht hebben. ’ Zodra hij de woorden had gezegd hief hij zijn handen afwerend op alsof hij een klap van mij verwachtte. ‘Vergeet éen ding niet, Emesto! Er is de laatste tijd heel wat veranderd voor ons, dingen waarover ik zelfs met jou niet kan spreken. Don Manuel is onderhevig geweest aan een ongewone, soms verschrikkelijke druk. Wij allemaal trouwens. ’
‘Dat kan ik me voorstellen. Eén oliemaatschappij zou al erg ge-
noeg zijn, maar een consortium van vijf, plus.. ik gunde me een lange aarzeling.. plus andere geïnteresseerde partijen, dat moet een geweldige druk geweest zijn. ’
Eigenlijk had ik nauwelijks een reactie verwacht; ik had alleen Elizabeths theorie willen uitproberen op iemand voor wie, mocht er een greintje waarheid in zitten, het iets zou betekenen. Het resultaat was verrassend. Oom Paco’s halskwabben hingen plotseling doodstil.
‘Gillon heeft dus uit de school geklapt, ’ zei hij tenslotte. ‘Of was het Delvert? ’
‘Het was Gillon niet en ik ken niemand die Delvert heet. ’ Ik stond op. ‘Ik had hier een afspraak om elf uur. Het is nu tien over. Mijn patiënt is de leider van de Democratisch Socialistische Partij en mag aanspraak maken op zowel eerbied als hoffelijkheid. Ik vind dat ik hem niet langer mag laten wachten. ’
De glimlach was er weer, zij het flauwtjes. Na een ogenblik maakte hij een hoofdbeweging naar de terrasdeur.
‘Daar is een bel, ’ zei hij. ‘Druk erop. De butler, Antoine, zal je naar boven brengen. ’
Ik drukte op de bel, maar toen we hem in de verte hoorden overgaan, begon hij opnieuw te spreken.
‘Don Manuel zal proberen je tot andere gedachten te brengen. ’
Ik keek om. Hij wees met zijn sigaar naar me, terwijl hij met het puntje kleine cirkeltjes beschreef alsof hij me daarmee onder een soort hypnose wilde brengen.
‘Waarover oom Paco? ’ vroeg ik. ‘Olieconsortia? ’
Hij giechelde. ‘Nee Emesto. Over de hoeveelheid goud in zeewater. ’
Maar de butler kwam eraan en toen ik me omdraaide zei hij tegen de man: ‘Ik wacht hier tot de dokter beneden komt, Antoine. Zorg ervoor dat hij niet vertrekt voor hij bij me geweest is. Monsieur Villegas zal hem nu ontvangen. ’
Villegas heeft een zeer ruime studeer-slaapkamer met drie hoge ramen, die over de Grand Mamelon heen op zee uitkijken. De airconditioning werkt voortreffelijk.
Hij stond op achter zijn bureau om me te begroeten en éen ogenblik dacht ik dat mijn vader er stond. Maar toen herinnerde ik me iets dat ik lang vergeten was. De politieke protégés van mijn vader, de veelbelovende partijmannen die hij steunde, waren altijd van hetzelfde fysieke type: jeugdige uitgaven van hemzelf. Het moet een teleurstelling voor hem zijn geweest dat ik op de familie
van moederskant leek.
Villegas lijkt in ieder geval opmerkelijk veel op hem. Zou het kunnen zijn dat hij die gelijkenis opzettelijk heeft nagestreefd?
Hij is lang met maar een klein beetje buik en voor een man van zijn leeftijd duidelijk goed geconserveerd. Hij heeft een bleke, gladde, rimpelloze huid; dik, grijs, goed verzorgd haar. Hij heeft iets aristocratisch over zich waardoor men gemakkelijk vergeet dat zijn vader douanebeambte was; zoals ook de openhartige bruine ogen, die iemand recht aankijken alsof ze naar de waarheid zoeken, je gemakkelijk doen vergeten dat hij een politicus is. Hij draagt een bril die hij, zo lang ik er was, meestal in zijn linkerhand hield en af en toe naar zijn ogen bracht alsof het een lorgnet was. Het is het soort maniertje dat hij wel kan hebben overgehouden van zijn werk als docent. Hij droeg een lichtblauw overhemd met een donkerblauw vest, een witte katoenen broek en espadrilles. Op zijn bureau zag ik een doos papieren zakdoekjes staan. Toen hij naar me toe kwam, stopte hij een gebruikt zakdoekje in het zakje van zijn overhemd.
Hij drukte me hartelijk de hand. ‘Het is me een genoegen kennis met u te maken, dokter Castillo. Een waar genoegen. ’ Hij rook een beetje naar sigarerook en eau-de-toilette.
Terwijl ik de bijbehorende antwoorden gaf, klopte hij me op de schouder en hield zijn bril voor zijn ogen om me eens goed op te nemen.
‘Ik geloof dat ik u nog herken, ’ ging hij verder. ‘Maar met moeite. ’
‘Van oude foto’s, don Manuel? ’
‘Nee nee. We hebben elkaar namelijk al eens ontmoet, hoewel het me sterk zou verbazen als u het zich nog herinnerde. ’ Hij leidde me naar een sofa, waarop we scheef plaats namen om elkaar te kunnen aankijken.
‘Het was bij de mis voor uw vader, ’ zei hij.
‘O. ’
‘Ja. U gedroeg zich met grote waardigheid en kalmte. Ik heb een zoon die nu ongeveer even oud is als u toen. Hij is tamelijk serieus, geloof ik-hij hoopt toegelaten te worden als student aan het Massachusetts Institute of Technology - maar hij heeft nooit het hoofd hoeven te bieden aan een soortgelijke situatie. ’
‘We hopen allemaal dat hij dat ook nooit zal behoeven te doen, don Manuel. ’
Ik hoopte ook vurig dat hij het onderwerp verder zou laten rusten, maar hij scheen van plan erover door te gaan.
‘Natuurlijk was in uw geval de mis maar éen van vele beproevingen. Eerst de opschudding op het vliegveld en daarna de begrafenis, om nog maar te zwijgen van de studentendemonstraties en de straatgevechten. De mis was min of meer de laatste druppel. Daarom zou het me verbaasd hebben als u zich onze ontmoeting nog had herinnerd, ook al was het die arme Hermanos die ons aan elkaar voorstelde. Ik had de indruk, hoe bewonderenswaardig kalm en waardig u zich ook gedroeg, dat er niet veel meer tot u doordrong die dag, dat uw gevoel totaal verdoofd was. ’
‘Niet helemaal, don Manuel, hoewel ik zeer zeker door mijn gedachten in beslag genomen werd. Er was sprake van dat de legercommandant een openbare mis voor mijn vader zou willen verbieden. Mijn moeder was zeer overstuur van dat dreigement. De mis werd pas toegestaan nadat zij en ik erin hadden toegestemd dat wij, de hele familie, onmiddellijk daarna met stille trom het land zouden verlaten. De onderhandelingen werden in onze naam gevoerd door een man in wie mijn moeder vertrouwen stelde, een man die, naar ze meende, mijn vaders vriend was. ’
‘Ach ja. De betrouwbare, eeuwig trouwe Acosta! ’ Het sarcasme in zijn stem was meer vermoeid dan bitter. 'Een paar weekjes maar, dona Concepcion, tot de gemoederen gekalmeerd zijn. Ik hoor het hem zeggen. Natuurlijk geloofde uw moeder hem. Ongetwijfeld hebt u hem ook geloofd. En wie zal het u euvel duiden? Hoe kon zij, hoe kon u weten dat het weglokken van de Castillo-familie naar het buitenland een onderdeel was van een grotere zuiveringsactie, en dat al besloten was tot een algeheel verbod van onze partij? Laat ik u vertellen, dokter, dat ikzelf me in het begin ook heb laten misleiden. ’
Zijn toon en opgetrokken wenkbrauwen vroegen me om commentaar op deze verklaring.
‘Is het waar, don Manuel? ’
‘In het eerste begin, ja. Een paar uur tenminste. U stond niet alleen, geloof me. Het verlies van onze partijleider op dat kritieke moment was een demoraliserende slag. Maar toch hadden we het hoofd koel moeten houden. Als het partijcomité onverwijld en eensgezind was opgetreden, als het comité, in plaats van alleen maar te dreigen met een algemene staking, die staking ook meteen had uitgeroepen en die drie kritieke dagen voet bij stuk had gehouden, dan zou alles heel anders gelopen zijn. Maar in plaats van handelend op te treden zaten ze te beraadslagen, in plaats van tot de aanval over te gaan luisterden ze naar de stem van het verstand, of wat daar in hun ogen voor doorging. ’
Hij schudde bedroefd zijn hoofd en leunde tegen de arm van de sofa alsof hij daardoor beter het gewicht van zijn herinneringen kon torsen. Na een ogenblik schraapte hij zijn keel.
‘Ikzelf had tenminste nog een excuus, ’ zei hij. ‘Toen de misdaad gepleegd werd, op het moment van de moord, zat ik in New York. Ik zal het nooit vergeten. Er was een extra nieuwsbericht. De omroeper sprak de naam van uw vader niet helemaal goed uit en ik belde de ambassade in Washington op, in de hoop dat het allemaal op een vergissing zou berusten. Maar nee. Dus die drie kritieke dagen hing ik hoofdzakelijk rond op luchthavens, waar ik op vliegtuigen moest wachten die vertraging hadden door het slechte weer, of ik zat in propellervliegtuigen die de aansluiting misten met vliegtuigen die wel op tijd waren vertrokken. Toen ik tenslotte in de hoofdstad aankwam, was het kwaad al geschied. Niet dat mijn aanwezigheid, mijn stem alleen, veel gewicht in de schaal gelegd zou hebben. Men vond ons, van de echte linkervleugel, toch al onverzoenlijke theoretici. Maar zelfs éen enkele stem kan op zijn minst twijfel zaaien. Nu echter was het bij wonen van de herdenkingsmis, tezamen met de andere leden van het comité, mijn laatste officiële daad als lid van dat achtenswaardige lichaam. Achtenveertig uur later waren de meesten van ons vluchtelingen. De overigen, inclusief de trouwe Acosta, waren al druk bezig zich met de nieuwe machthebbers te verzoenen. ’
Hij probeerde tevergeefs een niesbui te onderdrukken. Het leek me een goed moment om hem eraan te herinneren dat ik hier om beroepsredenen gekomen was.
‘Nu ja, ’ zei ik resoluut, ‘de meesten van hen zijn nu wel overleden, en door natuurlijke oorzaken. ’
‘Inclusief de trouwe Acosta, ja. Waaraan is hij gestorven, dokter? Weet u dat misschien? ’
‘Ik heb er geen idee van. Als het geen ongeluk is geweest, geven de nieuwsbladen hier in de regel geen medische details wanneer ze het overlijden van iemand bekendmaken. ’
‘U hebt niet geïnformeerd? U was er niet nieuwsgierig naar? ’ ‘Nee don Manuel. Mijn medische nieuwsgierigheid beperkt zich hoofdzakelijk tot levende patiënten. U bijvoorbeeld. Ik kan horen dat u een soort verstopping in de neusholte hebt. Hebt u daarover dokter Massot geraadpleegd? ’
Die naam deed het hem. Hij schoot overeind. ‘Praat me niet van die idioot. Hij kwam me, in opdracht van die politieman van jullie, onderzoeken. En passant vertelde ik hem dat ik al sinds ik hier ben een verstopte neus heb. ’
‘Hebt u het al twee maanden? ’
‘Nu ja, in ieder geval al een paar weken. Ik dacht eerst dat het door het verschil in hoogte kwam na Mexico City, of misschien door andere soorten stuifmeel in de lucht. ’
‘Hebt u last van hooikoorts? ’
‘Niet erg, en nooit eerder gehad in deze tijd van het jaar. ’
‘Hebt u uw temperatuur opgenomen? ’
‘Natuurlijk. Iedere dag. Normaal. Dat heb ik Massot allemaal verteld. Ik had gedacht dat hij me een antihistamine zou geven om het wat los te maken. Hij gaf me pillen. ’
‘En hielpen die niet? ’
‘Ik kreeg twee dagen lang een hevige diarree, als u dat helpen noemt. Voor mijn neusholte hielpen ze niets. ’
‘Hebt u dat tegen dokter Massot gezegd? ’
‘Natuurlijk. Hij zei dat ik dan maar een grotere dosis moest nemen. Dat heb ik natuurlijk niet gedaan. Ik heb die rommel weggegooid. Blijkbaar verstaat de man zijn vak niet. Dat hebben we ook tegen Gillon gezegd. ’
‘Ik begrijp het. ’
En ik begreep het inderdaad. Spaans sprekende personen die aan verstopping van de neusholte of kou in het hoofd lijden, zeggen gewoonlijk dat ze constipado zijn. Bij Frans of Engels sprekende artsen, die niet weten dat het gebruikelijke Spaanse woord voor constipatie estrenido is, heeft dit vaak tot misverstanden geleid. Maar daar het onbegonnen werk leek om dokter Massots reputatie in deze familie nog te redden, deed ik maar geen moeite dit uit te leggen.
‘Als u gaat slapen, laat u dan de airconditioning zo hoog aanstaan? ’
‘Natuurlijk. ’
‘En dona Julia? Vindt ze dat niet een beetje te veel van het goede? ’
‘O ze slaapt in haar eigen kamer. Ze houdt toch al niet van airconditioning. ’
‘De ramen lijken me hier goed afgeschermd tegen insekten. Hebt u al eens geprobeerd te slapen met de ramen open en de airconditioning af?
‘Waarom zou ik? Wat heb je aan airconditioning als je hem afzet? Dan komt er maar vocht naar binnen. ’
‘Het is misschien beter voor uw neusholte. Als het niet mocht baten, kunt u de airconditioning altijd weer aanzetten. ’
‘Uitstekend. Ik zal het proberen als u denkt dat het beter is.
U denkt niet dat een antihistamine zou helpen? ’
‘Daarover zal ik beter kunnen oordelen wanneer ik u onderzocht heb. Hebt u nog andere klachten? ’
‘Ja, hier. ’ Hij legde zijn hand aan de linkerkant van zijn onderbuik. ‘Pijn en krampen, alleen juist nu niet. Zo gaat het altijd als je een dokter raadpleegt. Dan is de pijn weg. ’
‘Misselijkheid? Braken? ’
‘Wanneer ik die krampen heb, ja. Dat was twee weken geleden. Het is vanzelf overgegaan. Misschien een voedselvergiftiging. Ik had wel een beetje verhoging, maar dat heb ik trouwens toch vaak. Zonder aanwijsbare oorzaak. ’
Nadat ik zoveel medische gegevens over hem had losgekregen als ik kon, stopte ik mijn notitieboekje weg.
‘Ja, dan moest ik u nu maar eens onderzoeken, don Manuel. Wilt u zich uitkleden? ’
‘Helemaal? ’
‘Graag ja. En als u het goed vindt, zou het verstandig zijn de airconditioning een beetje lager te zetten. ’
Ik onderzocht hem zo grondig als onder de gegeven omstandigheden mogelijk was. Hij werkte in alle opzichten mee en volgde alles wat ik deed met de grootste belangstelling, met bijna al te veel belangstelling. De onderzoekprocedures die in het Ameri-kaans-Britse ziekenhuis in Mexico City toegepast werden, waren hem welbekend, en hij schepte er behagen in ze met de mijne te vergelijken. Wanneer je een patiënt voor de eerste maal onderzoekt, vergt dat een grote concentratie. Het was hinderlijk dat ik hem terwijl ik werkte voortdurend antwoord moest geven op zijn vragen, zelfs op de eenvoudige vragen.
Bijvoorbeeld: waarom ging het opmeten van de bloeddruk bij Engelse en Amerikaanse artsen zus en bij Europese artsen zo?
Antwoord: het opmeten gaat niet verschillend, ze gebruiken alleen verschillende meeteenheden om het resultaat uit te drukken. De Amerikanen gebruiken millimeters, de Europeanen centimeters. Zijn bloeddruk bijvoorbeeld was 190/100 in millimeters en 19/10 in centimeters. Ja, dat was te hoog, maar over een poosje zou ik zijn bloeddruk opnieuw opnemen en dan was die misschien anders. Wilt u nu rechtop gaan zitten en diep inademen door de mond?
Het waren echter niet allemaal futiele vragen die hij stelde. Toen ik hem wat bloed afnam, vroeg hij of er een serum-thyroxi-neproef gedaan zou worden. Ik bevestigde dit.
‘U zult merken dat het cijfer wat hoog is, wel zestien. ’
‘Ja, dat is aan de hoge kant. ’
‘Heeft het ziekenhuis zijn eigen laboratoriumapparatuur? ’
‘Er is een Institut Pasteur aan verbonden. ’
‘Worden er radioactieve-jodiumopnameproeven gedaan? ’
‘Niet hier. Dat laten we in Fort de France doen. ’
‘Spaart u zich voor mij de moeite. De proef is zes maanden geleden bij mij gedaan. Alles is in orde. ’
‘Dat doet me genoegen. ’ Later zei ik: ‘Ik moet u verzoeken naar het ziekenhuis te komen, don Manuel, om röntgenfoto’s te laten maken. Het duurt maar een paar uurtjes. ’
‘De onderbuik? ’
‘Er is waarschijnlijk geen reden tot ongerustheid, maar we kunnen beter zekerheid hebben. Dan kunnen we meteen nog een paar andere proeven doen. ’
‘Over de nierfunctie hoeft u zich niet ongerust te maken. Ik heb, tegelijk met de jodiumtest, een serum-creatinine laten doen. Negen tiende milligram-percent. Niets aan de hand daar. ’ ‘Blijkbaar niet, nee. ’
Hij zat in zijn onderbroek op het bed aandachtig naar me te kijken toen ik de verschillende monsters die ik genomen had wegborg.
‘Die röntgenfoto’s die u wilt nemen, zijn die absoluut noodzakelijk? ’
‘Helaas wel. Ziet u, die pijn in de onderbuik waar u over klaagt... die had u toch nog niet toen u in Mexico was, nietwaar? ’
‘Mijn gezondheid was best in Mexico. Wanneer weet u de uitkomst van de proeven die u gaat doen? ’
‘Van sommige morgen, de rest overmorgen. Als ik u mag opbellen wanneer ik ze allemaal heb, dan kunnen we misschien een nieuwe afspraak maken om u verslag uit te brengen. ’
‘En die röntgenfoto’s?
‘Dat kunnen we ook telefonisch regelen. ’
‘Uitstekend. ’ Hij liep naar het dichtstbijzijnde raam en gooide het open. ‘Warm en broeierig, ’ merkte hij op toen de buitenlucht binnenstroomde. ‘Ik hoop dat u tevreden zult zijn, dokter. ’
‘Ik hoop dat u goed slaapt vannacht, den Manuel. ’
Hij pakte het doosje zakdoekjes van zijn bureau. Toen ik wegging, hoorde ik hem krachtig zijn neus snuiten.
Onder aan de trap gekomen riep oom Paco me vanaf het terras.
Ik liep naar hem toe en ging tegenover hem zitten. Er stond een glas rum met ijs op de leuning van zijn stoel. Hij wees ernaar.
‘Wil je ook iets drinken, Emesto? ’
‘Nee dank u. Ik moet weer naar het ziekenhuis. ’
‘En? ’
‘Zoals ik al tegen don Manuel zei, duurt het een dag of twee voor ik de resultaten van de tests heb. Ook zal hij naar het ziekenhuis moeten komen voor röntgenfoto’s. ’
‘Wat scheelt hem? ’
‘Met die neusverkoudheid, te veel airconditioning. Ik heb hem aangeraden met open ramen te slapen. Misschien is dat beter, misschien ook niet. Over een paar dagen zullen we het weten. ’
‘En wat nog meer? ’
‘Ik weet het niet, oom Paco. Daar hoop ik achter te komen. Als er tenminste iets is om achter te komen. Intussen heb ik nog éen vraag die ik hem niet gesteld heb. Ik wil het liever aan u vragen. ’ ‘En? ’
‘Hoeveel alcohol drinkt hij? ’
‘Je collega Massot heeft me dezelfde vraag gesteld. Ik geloof dat hij het antwoord dat hij van don Manuel had gekregen niet helemaal geloofde. Het antwoord is: helemaal niets. ’
‘Geen wijn, geen bier? Niets? ’,
‘Geen alcohol. Daarmee bedoel ik rum, whisky, wodka, gin, cognac, tequilla... alcohol. Wijn drinkt hij met mate en af en toe bier. Je bedoelt zeker omdat hij wat ongearticuleerd spreekt? ’
‘Ja. ’
‘Zijn gedachten gaan soms sneller dan hij ze onder woorden kan brengen. Het is een oude kwaal van hem. Of een deugd zouden sommigen zeggen, een pluspunt. Bij sommige mensen die bliksemsnel werkende hersens hebben, sneller dan ze kunnen spreken, is het resultaat vaak dat ze gaan stamelen, onsamenhangend spreken zelfs. Bij don Manuel is het het weglaten van enkele medeklinkers. Wanneer hij een toespraak moet houden die hij heeft voorbereid en van tevoren weet wat hij gaat zeggen, dan is zijn uitspraak onberispelijk. Maar leg dat nu eens uit aan dokter Massot! ’
‘Ik begrijp wat u bedoelt. ’
Oom Paco straalde. ‘Daar ben ik blij om, Emesto. ’
‘U zei dat het een oude kwaal van hem is. Hoe oud? ’
‘Al sinds ik hem ken. En vertel me nu eens, Emesto. Wees eerlijk. Vond je hem sympathiek? Dat is namelijk belangrijk. Hij wil graag dat je achter hem staat. O, ik bedoel niet alleen in politiek opzicht, maar ter wille van het verleden. ’ Hij hees zich overeind in zijn stoel en nam een slok van zijn rum. ‘Ik zal je in vertrouwen iets vertellen. Toen hij hoorde dat jij zijn arts zou worden, bekende hij dat hij zich beschaamd voelde. ’
‘Waarover? ’
‘Vraag dat wel! Ik vroeg het hem ook en weet je wat hij antwoordde? ’
‘Geen idee. ’
‘Hij schaamde zich omdat, terwijl je vader door die schoften vermoord werd, hij, don Manuel, daarginds in New York de bloemetjes buiten zette. Hij ging zelfs naar bed en sliep. Hij las het nieuws pas in de ochtendbladen. Hij kan het nog steeds niet vergeten, zie je. Hij is een gevoelig mens. Hij heeft een hart, Emesto. ’
‘Daar twijfel ik niet aan. Dus hij moest het in de ochtendbladen
lezen? ’
‘Hoe zou hij het anders gehoord kunnen hebben in New York? ’
‘U loopt achter, oom Paco. Ook twaalf jaar geleden stonden in de meeste hotelkamers in New York al televisietoestellen. Volgens don Manuel was er een extra nieuwsbericht en heeft hij de ambassade in Washington opgebeld om bevestiging van het bericht. Niet dat het er iets toe doet hoe hij het nieuws hoorde. Waar het om gaat is, geloof ik, dat hij destijds ver weg in New York zat en dus part noch deel kan hebben gehad aan wat er thuis gebeurde. Zo is het toch? ’
We keken elkaar een lange tijd, leek me, aan en toen liep ik naar de bel en drukte erop.
Toen Antoine kwam, zei oom Paco dat hij me moest uitlaten. Dat was alles. We spraken geen woord meer.
Hieronder volgt het verslag dat ik van mijn aantekeningen maakte toen ik in het ziekenhuis terugkwam. Het is geschreven als voorwoord van de gegevens over de patiënt voor het ziekenhuis en als bijlage in het medische dossier dat hier altijd van iedere patiënt wordt aangelegd.
villegas lopez, manuel. Leeftijd 51. Civiel ingenieur, politicus.
familiegegevens. Vader overleden op 48-jari-ge leeftijd, waarschijnlijk aan peritonitis. Moeder nog in leven en gezond. Heeft nog éen zuster in leven, gezond. Getrouwd: twee zoons, éen dochter.
persoonlijke gegevens. Blindedarm verwijderd op 25-jarige leeftijd. Patiënt heeft zes jaar geleden in Mexico City (A. B. ziekenhuis? ) onderzoek van urinewegen laten doen. Er zijn intraveneuze pyelogrammen gemaakt. Foto’s schenen normaal te zijn. Arts vertelde hem dat hij waarschijnlijk twee weken daarvoor gruis had uitgescheiden.
Cardio-respiratoir beeld negatief. Heeft een lichte artritis, af en toe behandeld met fysiotherapie.
Klaagt over pijn linker onderkwadrant, misselijkheid, opzwelling van de onderbuik en krampen, gevoel van onwel zijn. Ook niet verklaarde koortsen. Symptomen nu niet aanwezig. Twee weken geleden ‘vanzelf overgegaan’.
Geen dysuria, geen hematurie. Geen venerische ziekten gehad. Eerdere tests (ook Mexico City) negatief.
bij onderzoek. Extra-oculaire bewegingen waren normaal. Pupillen zijn rond, regelmatig, reageerden actief op licht en accommodatie. Oren negatief. Patiënt heeft lichte sinusontsteking. Pharynx echter vrij. Den-tuur in goede conditie. Tandvlees niet ontstoken. Thy-roide niet vergroot. Geen adenopathie. Thorax rond en stevig. Borsten normaal. Longen vrij bij percussie en auscultatie. Pols 96. Temperatuur 37, 4. Ademhalings-snelheid 22. Bloeddruk verscheidene malen opgenomen. Varieert van 19/10 tot 16/9, 5. Hartslag regelmatig. Litteken blindedarm. Lever en milt niet vergroot. Weekheid bij drukpunt van McBurney. Geen hernia, maar rechter inguinale ring bleek zeer wijd. Rectaaltonus normaal. Extremiteiten goed gevormd, symmetrisch. Rug recht. Voeten normaal. Kniereflexen en biceps waren gelijk en actief. Babinski en Romberg negatief. Nieren normaal bij palpatie. Geen costovertebrale weekheid. Gal negatief. Penis en testes normaal. Prostaat week, goed.
Bloed- en urinemonsters genomen.
Patiënt zei radioactieve-jodiumopnametest in Mexico gedaan. Geen afwijking gevonden. Serum-creatini-neproef (ook Mexico) zou eveneens bevredigend zijn geweest. Heb patiënt op de hoogte gesteld van noodzaak röntgen-onderzoek.
voorlopige conclusies. Diverticulosis. Mo-
gelijk diverticulitis. Hypertensie, waarschijnlijk in verband met politieke activiteiten van patiënt en daarmee gepaard gaande emotionele factoren. Lichte thiazidethe-rapie te overwegen.
verdere opmerkingen. Patiënt heeft licht spraakgebrek, onder andere niet articuleren van medeklinkers. Patiënt schijnt zich bewust van moeilijkheid en tracht deze te corrigeren. Slaagt daar niet altijd in. Volgens zeggen een zeer matig drinker. Heb geen reden dit in twijfel te trekken.
n. b. Volgens P. Segura, vriend van patiënt, is spraakgebrek van oude datum en een gevolg van onvermogen spraaktempo aan te passen aan denktempo. Dat patiënt zich bewust is van gebrek en in staat dit gedeeltelijk in bedwang te houden of te corrigeren lijkt in tegenspraak met Segura's bewering.
getekend: CASTILLO
Dat schreef ik dinsdagmiddag.
Later sprak ik met dokter Brissac, die op zijn beurt weer sprak met de technicus die de leiding van de röntgenafdeling heeft. Het resultaat was dat ik als gunst (de röntgenafdeling is altijd overbelast en onderbezet) mocht kiezen tussen een afspraak voor Villegas om tien uur óf op donderdag, óf vrijdag, óf zaterdag.
Daarna Les Muettes opgebeld en don Paco te spreken gevraagd. Kreeg in plaats van hem dona Julia.
Ze beloofde dat ze me de volgende ochtend zou laten weten welke dag het beste schikte, en dat deed ze ook. Dat was op woensdag de veertiende. De afspraak werd gemaakt voor vrijdagmorgen. Op verzoek van haar man vroeg ze of de resultaten van de genomen proeven dan bekend zouden zijn. Ik zei dat ik de resultaten met hem zou doornemen als ik hem vrijdag in het ziekenhuis zag.
Op donderdag de vijftiende, ’s morgens, belde de butler Antoi-ne op om te zeggen dat de afspraak met Villegas vrijdag niet kon doorgaan. Hij gaf geen reden op. Ik vroeg hem of Villegas ziek was en hij zei van niet. Ik vroeg ook of Villegas een andere afspraak wenste te maken. Antoine wist het niet.
Ik stelde commissaire Gillon telefonisch op de hoogte van de situatie. Hij vertelde me op zijn beurt dat hij zojuist een met de hand geschreven bericht van Paco Segura had ontvangen.
Het briefje deelde hem mee dat senor Villegas en zijn huishouding op het ogenblik noch mijn diensten, noch die van een andere arts nodig hadden. Hun gezondheid was uitstekend. In geval van nood of bij ongeval zou commissaire Gillon onmiddellijk op de hoogte gesteld worden. Intussen mocht de commissaire zich verzekerd weten van senor Segura’s bijzondere hoogachting.
Gillon was begrijpelijkerwijs ontstemd.
‘Wat is er mis gegaan, dokter? vroeg hij kortaf.
‘Ik zou het niet weten. ’
‘Hoe zit het met die maagröntgenfoto’s die u zou laten maken? Zijn die belangrijk? Dringend? ’
‘Belangrijk uiteraard, anders had ik ze niet voorgeschreven. Dringend, niet bijzonder. Ze zijn nodig om een voorlopige diagnose die ik heb gemaakt te bevestigen of te ontzenuwen. ’
‘Waarvan? Van een gevreesde ziekte? U hebt de man toch niet de doodschrik op het lijf gemaakt om indruk op hem te maken? ’ ‘Zeer zeker niet. Er is geen sprake geweest van een gevreesde ziekte, zoals u het noemt, en ik heb ook geen enkele opmerking in die richting gemaakt. Ik zie werkelijk niet in hoe ik hem bang gemaakt zou kunnen hebben. Hij was juist erg nieuwsgierig naar de resultaten van zijn bloed- en urineonderzoek. Hij had kennelijk niet veel zin in een röntgenonderzoek van de onderbuik. Niet dat het pijnlijk is, maar er is een bariumklysma voor nodig en dat is nu ook weer geen pretje. Maar iets om bang voor te zijn? Nee. Vraagt hij in het briefje naar de resultaten van de proeven? ’ ‘Nee. Hij vraagt niets anders dan dat u voortaan van Les Muet-tes weg blijft. Het verzoek kan natuurlijk afgewezen worden. ’
‘U verwacht toch niet van me dat ik me daar met geweld toegang zal verschaffen? ’
‘Dat nu niet bepaald. Uw instructies voor het ogenblik zijn: niets doen. ’
‘Moet ik dokter Brissac op de hoogte stellen? ’
‘Nee. Ik zei dat u niets moest doen. Dat wil zeggen, niet meer tot u van me hoort. ’
‘En wanneer denkt u dat dat zal zijn, commissaire? Ik heb hier vannacht en morgennacht dienst. ’
‘Ik zal er rekening mee houden. Maar ik denk niet dat ik u in uw slaap zal behoeven te storen. Deze ontwikkeling betekent dat ik Parijs zal moeten raadplegen. Er zullen minstens twee dagen mee gemoeid zijn, verwacht ik, voor de situatie opgehelderd kan zijn. Blijft u alleen maar beschikbaar, dokter. ’
‘Uitstekend, commissaire. ’
Nachtzuster kwam koffie brengen met een ietwat merkwaardige olijftak. Wat haar naevus betrof, wat zou ik haar aanraden? Zou ze hem operatief laten verwijderen?
Ik werd kennelijk aan de tand gevoeld. Geantwoord naevus te laten zitten tenzij er weefselverandering optreedt en of ze er last van kreeg. Waarschijnlijk litteken, tenzij door zeer bekwaam (en duur) plastisch chirurg uitgevoerd.
Beloond met goedkeurend glimlachje. Specialist in Fort de France had haar precies hetzelfde advies gegeven. Dokter Frigo heeft vergiffenis gekregen.
Ik ben niet helemaal oprecht geweest tegenover Gillon tijdens ons gesprek donderdag en dat zit me niet lekker.
Oom Paco’s brief kwam als een verrassing, dat wel, maar was toch niet zó onverklaarbaar voor me als ik had voorgegeven.
Blijkbaar was ik niet vriendelijk genoeg tegen hem geweest en de brief aan Gillon was zijn manier om zijn misnoegen uit te drukken.
Maar was het dat alleen maar?
Kon hij te elfder ure toch nog tot de conclusie zijn gekomen dat het een vergissing was geweest mij in de magische cirkel toe te laten, en woog de mogelijke waarde van iemand met de naam Castillo als betrokkene in zijn omgeving te hebben tenslotte toch niet op tegen het risico dat deze bepaalde Castillo kon betekenen?
In de afgelopen vierentwintig uur was mij tweemaal en op twee verschillende manieren verteld, dat, toen mijn vader vermoord werd, Villegas ver weg in New York zat. Er was mij ook verteld dat er geen overtuigende bewijzen waren dat er enig lid van de partij bij betrokken was geweest.
Waarom?
Had ik oom Paco met mijn onvriendelijkheid alleen maar een beetje gekwetst of had ik iets gezegd dat hem reden tot diepere bezorgdheid had gegeven?
Misschien dat daarom mijn diensten op Les Muettes niet langer nodig zijn. Als ik er niet ben, kan ik ook geen lastige vragen stellen.
Maar ik kan ze wel aan mezelf stellen.
Moet een lijstje maken... vragen aan mezelf: in het bijzonder vragen die ik tot dusver als niet ter zake doende verworpen heb, omdat ze te hypothetisch waren.
1. Als ik ooit met zekerheid te weten zou komen wie er achter de moord op papa zat, wie die efficiënte maatregelen getroffen heeft om hem te vermoorden, wat zou ik dan doen? Aangenomen dat er éen man in het bijzonder schuldig was, bijvoorbeeld de aanvoerder van de schuldigen, zou ik dan zijn schuld wereldkundig maken en, zo ja, hoe zou ik hem dan aan de kaak stellen?
2. Zou ik proberen hem voor het gerecht te slepen en, zo ja, voor welk gerecht?
3. Zou ik, voor het geval ik in de gelegenheid zou zijn, zelf proberen hem te doden?
4. Of zou ik proberen te vergeten wat ik te weten was gekomen en mezelf wijsmaken dat het niet onomstotelijk vaststond, en stug een andere kant op kijken?
Geen antwoorden.
Moet toch een paar antwoorden zien te vinden.
Ik ben nieuwsgierig wat Gillons ruggespraak zal opleveren. Ik ben al kwetsbaar. Mocht er besloten worden dat ik tenslotte toch Villegas’ medisch adviseur moet blijven, dan zal ik dubbel kwetsbaar zijn.
Zoals monsieur Albert terecht zei, een dokter heeft geen geweer nodig als hij iemand uit de weg wil ruimen.
Deel 2
Symptomen, aanwijzingen en diagnose
RUE RACINE 11
FORT LOUIS
ST. PAUL-LES-ALIZÉS
Vrijdag 16 mei, ’s morgens
De verleiding is groot om tot morgen uit te stellen wat ik vanavond nog moet doen, en wanneer ik nu een patiënt moest adviseren die in mijn omstandigheden verkeerde, zou ik hem raden aan de verleiding toe te geven.
‘U hebt de laatste twee dagen niet meer dan zes uur slaap gehad, ’ zou ik met beslistheid zeggen. ‘U bent bovendien onderhevig geweest aan grotere psychische spanningen dan uw werk gewoonlijk meebrengt. U hebt een behoorlijke nachtrust nodig. Niet tegenspreken alstublieft. Gooi die koffie weg. Neem twee van deze tabletjes met een glas water en ga meteen naar bed. Onmiddellijk. ’
Ik drink de koffie toch maar op.
Er is zoveel gebeurd vandaag; en als dit verslag voor mij nog enige beschermende waarde wil hebben, moet het zowel volledig als onverwijld op schrift gesteld worden.
Dus: sterke koffie met een heleboel suiker.
Om half negen vanmorgen werd ik opgebeld door commissaire Gillon. Uit mijn onsamenhangend gestamel moest hem Wel blijken dat hij me uit mijn slaap wekte, want hij maakte, zij het enigszins kortaf, zijn verontschuldigingen.
‘Ik begrijp, dokter, dat u na een periode van nachtdienst gewoonlijk een vrije dag hebt. Neemt u me niet kwalijk. ’
‘Wat is er? Is Villegas van gedachten veranderd wat de röntgenfoto’s betreft? Als hij ze vandaag wil laten maken, moet ik wel eerst contact opnemen met... ’
‘Nee nee. Van Les Muettes hebben we niets meer gehoord. Maar wel van Parijs. Ik moet u verzoeken vanmiddag om vijf uur op mijn bureau te komen. Het is van het grootste belang, het is dringend. ’
‘U maakt me nü wakker om me dat te vertellen? ’
‘Zoals ik zeg, het is van het grootste belang. Ik kon niet het risico lopen u straks niet thuis te treffen. U kon wel uit geweest zijn. ’
‘Ook wanneer ik geen dienst heb, ben ik altijd te bereiken. In het ziekenhuis weten ze altijd waar ze me kunnen vinden. ’
‘Dat wist ik niet. Maar toch... ’
‘Vijf uur. Kunt u er geen zes uur van maken? ’
‘Nee dokter. Vijf uur graag. ’
‘Als u van me verwacht dat ik een geschreven rapport zal meebrengen... ’
‘Nee, dat hoeft vandaag niet. ’
‘Goed. ’
Ik probeerde weer in slaap te komen, maar het bleef bij dommelen.
Om elf uur komt de werkster. Mijn appartement staat nummer twee op haar lijstje en vrijdags gaat ze de flats altijd met de elektrische vloerwrijver te lijf. Dat is een van haar vaste regels en daarvan kan slechts worden afgeweken als je bereid bent een flink nummertje schreeuwen weg te geven en het zure gezicht dat er het gevolg van is voor lief te nemen.
Ik zou met Elizabeth in het Ajoupa-hotel gaan lunchen. Gedeeltelijk om de tijd te doden, maar vooral om het lawaai van de vloerwrijver te ontvluchten, bracht ik mijn brommer naar de garage voor de broodnodige revisie. De man daar zei dat hij zou doen wat hij kon, maar herhaalde zijn eerdere diagnose: een nieuwe bougie zou enkele ongemakken kunnen verhelpen, maar de verbetering zou maar van tijdelijke aard zijn. Waarom het onvermijdelijke uit te stellen? Wat ik nodig had, was die zo goed als nieuwe Simca daarginds, een wagen die hij persoonlijk gereviseerd had en waarvoor hij persoonlijk instond. Geknipt voor een druk bezette dokter, en ik zou een speciale korting krijgen. Wat mijn brommer betreft, hielden hij en dokter Brissac er blijkbaar dezelfde ideeën op na.
Lunchen in het Ajoupa is nooit een onverdeeld genoegen. Op zijn best is het eten misschien nog net genietbaar, maar de bediening is altijd slecht. Alle bekwame serveersters werken in de betere betaalde barsector. De serveersters in het restaurant zijn óf kwijnende schoonheden die niet veel anders doen dan zichzelf in de spiegel bewonderen, óf luidruchtige dorpsmeisjes die elkaar altijd iets toe te roepen hebben, met hun heupen tegen het meubilair opbotsen en dingen uit hun handen laten vallen. Er is nauwelijks enig toezicht op ze. De chefs de rang, die dat behoorden te doen, zijn vrouwen met harde gezichten die de ronde langs hun tafeltjes doen, niet om gebreken in de bediening te signaleren, maar om eventueel ontevreden gasten te intimideren. Ze lopen met in leer gebonden menu’s rond die ze, wanneer er klachten zijn, dreigend tegen hun dijen kletsen of in hun handen wegen zoals een politieagent zijn gummiknuppel.
Natuurlijk wordt Elizabeth met meer egards behandeld dan een gewone hotelgast, maar zelfs zij komt er niet altijd zonder kleerscheuren af. Op een keer vond ze haar tafeltje overspoeld door een lunchend gezelschap van enkel mannen, georganiseerd door de afdeling St. Paul van Lions International; en een andere keer kreeg ze per abuis de rekening van een Amerikaans Korting-Reisplan aangeboden van een gezelschap van veertig Italiaanse toeristen. Maar hoewel ik dus niet verwacht had dat ik lekker zou eten, ik had me toch wel op de lunch verheugd. Twee dagen lang hadden we elkaar alleen maar telefonisch gesproken en hoewel ik over het bezoek aan Les Muettes en de nasleep ervan noodgedwongen in bedekte termen verslag had moeten uitbrengen, had ik haar toch wel zoveel verteld dat ze wist dat ik me in een moeilijk parket bevond en hoe dwars het me zat.
Dus ik had sympathie verwacht. In plaats daarvan werd ik vijandig ondervraagd over juist die zaken waarover ik het minst geneigd was vrijuit te spreken.
Ze begon met een woordelijk verslag te verlangen van alles wat er op Les Muettes was gezegd en gedaan. Daarna werd ik aan een kruisverhoor onderworpen en zat ze alles wat ik haar vertelde uit te pluizen alsof het allemaal een beetje verdacht was.
Omdat ik niet meteen doorhad dat ze in de aanval was, speelde ik aanvankelijk open kaart. Maar daarna ging ik me verdedigen en was zo dom me te verschuilen achter het feit dat Villegas in ieder geval formeel nog steeds mijn patiënt was.
Daar haakte ze onmiddellijk op in. ‘Oom Paco is je patiënt niet. Je hebt niet in zijn buik geprikt, nietwaar? Had je hem niet naar die absurde alibi’s kunnen vragen? ’
‘Alibi’s? ’
‘Ja, dat waren het kennelijk. ’ Ze wees met haar vork naar me. ‘En op te maken uit wat je me vertelde vóór je over je beroepsgeheim ging zwetsen, werden ze je ook als zodanig gepresenteerd. In geschenkverpakking lagen ze voor je klaar toen je kwam, als’ - ze moest even naar haar woorden zoeken - ‘als flesjes goedkope parfum. ’
‘Ik heb mijn gevoelens duidelijk genoeg laten blijken. Het feit dat ze me nu kwijt willen, bewijst dat wel. ’
‘Wie weet waarom ze je kwijt willen? Misschien heeft madame besloten om toch liever een oudere man te nemen. Je hebt de alibi’s niet in twijfel getrokken. ’
‘Ik kwam daar als arts, niet als rechter van instructie. Bovendien, wat viel er in twijfel te trekken? Dat Villegas in New York
was? ’
‘Natuurlijk niet. Wat voor verschil maakt het uit waar hij was? Toen aartshertog Frans Ferdinand vermoord werd in Sarajevo, zat kolonel Dimitrijevic, de grote Apis van de Zwarte Hand, ver weg in België. Was hij daardoor onschuldig aan de misdaad? ’
‘De omstandigheden zijn volkomen anders, Elizabeth, dat weet je ook wel. ’
‘Een klein beetje anders, maar niet volkomen. Degenen die politieke moorden organiseren of ertoe aanzetten, zijn gewoonlijk ergens anders als de gebeurtenis zelf plaatsvindt. Vergeet niet dat we het over samenzweringen hebben, niet over de daad die een krankzinnige op eigen gelegenheid begaat. Wat zou de Apis met alibi’s zijn opgeschoten? Niets. Er kunnen maar drie verklaringen zijn voor die alibi’s die ze jou gegeven hebben. De meest voor de hand liggende is dat die lui denken dat je achterlijk bent. ’
‘Ja, dat had ik ook al gedacht. ’
‘Maar dat geloofde je niet. Dat zou ik trouwens ook niet gedaan hebben. En de alternatieve verklaringen? ’
‘Eén ervan heb ik er overwogen. Mijn vroegere banden met die Florida-idioten kennend, denken Villegas en oom Paco misschien dat ik geloof of half geloof in die oude, onzinnige verraadtheorie over papa’s moord. ’
‘Doe je dat dan niet? ’ ,
‘Nee. ’ Ik zei het gedecideerd genoeg, maar met Elizabeth gaat veinzen me nooit goed af. Toen ze glimlachte, zwakte ik mijn ontkenning af. ‘Goed dan, laten we zeggen dat ik het al heel lang heb afgedaan als iets dat ik niet geloofde. ’
‘Je bedoelt tot nu een stel mensen die je niet helemaal vertrouwen je komen vertellen dat het niet alleen onzin is, maar ook onbestaanbaar en onmogelijk. ’
‘Ja, eigenlijk wel. ’
‘Zou het dan niet beter zijn om de derde verklaring eens onder ogen te zien. ’
‘Welke derde verklaring? ’
Ze schoof haar bord opzij alsof ze landkaarten op het tafellaken wilde gaan tekenen.
‘Als er ergens een schuld te verbergen is, ’ zei ze, ‘dan kunnen loze, maar voortdurend herhaalde betuigingen van onschuld een doeltreffend rookgordijn optrekken... niet zo dicht dat je er niet doorheen kunt zien, maar dik genoeg om je ogen te laten tranen en ze in de verkeerde richting te laten turen. ’ Ze loerde met half dichtgeknepen ogen naar me om te laten zien wat ze bedoelde.
‘Ik tuur in geen enkele richting. ’
Ze vertoonde tekenen van ongeduld.
‘Je hebt tweemaal op éen dag te horen gekregen wat Villegas twaalf jaar geleden op het tijdstip van de moord deed en dacht, dus je moet naar hem turen. Heeft iemand je even uitvoerig verteld wat oom Paco op dat moment deed en dacht? ’
Ik snoof.
‘Nou, hebben ze dat? ’
‘Ik wéét wat hij toen deed. ’
‘Maar niet wat hij dacht. Volgens jou is oom Paco altijd een intrigant geweest. Hij is bovendien rijk. Dacht je dat een moord-komplot, zoals dat tegen je vader, door amateurs kan worden georganiseerd en ten uitvoer gebracht? Natuurlijk niet. Het was be-roepswerk. Zelfs jij hebt dat nooit bestreden. Beroepsmisdadigers werden gehuurd door andere vakmensen, die zo handig waren zich niet bloot te geven. Wie heeft die beroepslui betaald? Het veiligheidsleger of de junta? Misschien. Maar waarom oom Paco niet? ’
‘Nu praat je toch onzin, Elizabeth. Oom Paco! Wat kan die nu in vredesnaam voor motief gehad hebben? ’
‘Motief? Het gebruikelijke motief voor een intrigant. Hij ziet, tenminste dat denkt hij, dat de tijd gekomen is voor een beslissing, en daarom gaat hij een onzekere situatie oplossen door de betrokken partijen te polariseren door middel van een gewelddaad. Altijd met de beste bedoelingen natuurlijk. Welk motief had de Apis toen hij het bevel gaf tot de moord in Sarajevo? Het ontketenen van een wereldoorlog? Absurd! Frans Ferdinand werd vermoord, niet alleen omdat hij een Habsburg was, maar omdat hij de troonopvolger was met plannen om zich met de Serviërs te verzoenen. Er moest een Zuidslavische staat binnen het imperium komen. De Apis wist heel goed, evenals vele anderen, dat zo’n staat de Noordserviërs van hun grieven en de Servische nationalisten van hun rechtmatige klachten zou beroven. Het was geen zinloos terrorisme, maar een daad van politieke berekening. ’
‘Of misrekening. ’
‘Zeker. Het mislukte. Maar het mislukte omdat de gebeurtenissen een wending namen die een kleine intrigant als de Apis niet kon hebben voorzien. ’
‘Het is toch wat! ’
Ze negeerde mijn flauw sarcasme. ‘Volgens Villegas, dat vertel je me tenminste, is het ook zo gegaan toen je vader vermoord werd. De gebeurtenissen namen een onverwachte wending. In plaats van hun kans te grijpen en de situatie uit te buiten, werden de linksen onzeker en lieten toe dat de junta het heft in handen nam. Je vaders partij had een Cavour nodig gehad, of misschien een Trotski. Maar ze hadden alleen maar een stel partijmeelo-pers, en de jonge senor Villegas ver weg in New York. ’
‘Dat klopt allemaal niet, Elizabeth. De man, of de groep mannen, die de hersens en de middelen had om de moord op mijn vader voor te bereiden, moet ook in staat zijn geweest de situatie uit te buiten. En de junta was ertoe in staat. Daar heb je je antwoord. ’
‘Antwoord? Onzin! De junta? Een troep gedecoreerde bejaarden die voor niets deugden dan voor hun pensioen en de troost van de Kerk. Het heeft drie dagen geduurd voor ze ingrepen en toen alleen nog maar omdat ze door de landeigenaren en hun uitsmijters achter hun vodden werden gezeten. ’
Ze was luider gaan spreken en we begonnen de aandacht te trekken. Ik zei: ‘Je hoeft niet zo te schreeuwen. ’
‘Ik schreeuw niet. Ik leg alleen maar uit dat mensen die in staat zijn moorden te beramen, niet ook altijd in staat zijn de consequenties aan te kunnen. Ze zijn tactici, geen strategen. Door die ene strijd te winnen, hun persoonlijk uitgedokterde strijd, verliezen ze vaak de hele veldslag. Als je oom Paco weer ziet, moet je hem maar eens vragen wat hij deed op het moment van de aanslag. ’
‘Dat zei ik je toch. Ik wéét wat hij op dat moment deed. Toen de schoten vielen, stond hij, volgens de persfoto’s, op de stoep van het hotel een meter of vier van mijn vader af. Hij had een groot boeket bloemen in zijn hand. ’
‘Waarom? ’ vroeg ze fel. ‘Zodat hij duidelijk te onderscheiden was voor de schutters aan de overkant van de straat? Om er zeker van te zijn dat ze niet per ongeluk die aardige man van wie ze de centen kregen zouden neerschieten? ’
‘Het was een receptie geweest, ’ legde ik geduldig uit, ‘van een nieuwe snijbloemencoöperatie. Verscheidene andere mannen die bij mijn vader stonden hadden ook de boeketten die ze gekregen hadden bij zich. Twee van hen werden gewond. ’
‘Maar oom Paco niet. Welke kleur had zijn boeket? ’
‘Ik weet het niet. Het waren zwart-witfoto’s. ’
Maar ik wist het wel. Ik had eenmaal een kleurenfoto gezien die door de officiële partijfotograaf was gemaakt. Alle boeketten, behalve dat van oom Paco, waren rood geweest, en hadden voornamelijk uit aronskelken bestaan. Zijn boeket bestond uit oranje
lelies.
Ik praatte snel over de leugen heen voor ze achterdochtig zou worden. ‘In ieder geval tuurt commissaire Gillon niet door rookgordijnen, ’ zei ik. ‘Volgens een geheim rapport dat destijds aan de Quai d’Orsay is uitgebracht, waren er geen overtuigende bewijzen dat enig lid van de Democratisch Socialistische Partij bij het komplot betrokken was. Dat heeft hij me officieel meege-deeld. ’
‘Poe! Wie heeft dat geheime rapport gemaakt? De S-dec? ’
‘Dat heb ik niet gevraagd. ’
‘Waarom niet? ’
‘Omdat het duidelijk was dat ik geen antwoord zou krijgen. ’
‘Je bent te bedeesd. ’
‘Mogelijk. Eerlijk gezegd, hoe minder ik commissaire Gillon zie, hoe liever het me is. ’ Toen vertelde ik haar dat ik opgeroepen was om om vijf uur bij hem te verschijnen. ‘Het zal wel niet lang duren, ’ besloot ik. ‘Ik wilde voorstellen om een tafeltje bij Chez Lafcadio te bespreken voor het diner. ’
Ze schonk abrupt de rest van de wijn in haar glas en dronk het op.
‘Het spijt me, Ernesto, maar ik kan voor vanavond geen afspraak met je maken. Ik had het niet verwacht, maar ik moet hier zijn. ’
‘Zaken?
‘Min of meer. Ik moet dineren met een handlanger van mijn echtgenoot. ’
‘Een advocaat? ’
‘Niet precies. ’
Ik drong niet verder aan. Ik had een af spraak kunnen maken voor later op de avond en misschien zou ze ingestemd hebben; maar ik weet nu wel dat Elizabeth, als ze gedeprimeerd is, liever alleen wil zijn, en ook beter met rust gelaten kan worden. Ze zou later op de avond, na een gesprek over haar huwelijk, zeker gedeprimeerd zijn en waarschijnlijk ook kribbig.
Ik liep met haar terug naar de galerie in de winkelgalerij van het hotel.
Er stond een man door het raam naar binnen te kijken en aan de gesloten deur te rammelen. Toen hij Elizabeth gewaar werd, richtte hij zich op en zei: ‘Ha, madame! ’ Hij wees naar de deur. ‘Ik probeerde niet in te breken, maar er staat op het briefje dat u om half drie weer opengaat. ’
Hij sprak vlot Frans, maar met een accent dat ik niet kon thuis-
brengen. Geen Yankee, dacht ik, hoewel je dat naar zijn lengte, kleding en hele voorkomen te oordelen wel zou denken. Hij was een jaar of veertig, met een dikke bos strokleurig haar en hij zag eruit of hij veel tenniste of zwom om fit te blijven. Een intelligent gezicht, een zekere autoriteit. Een hoge ambtenaar of zoiets was mijn eerste indruk.
Elizabeth antwoordde hem in het Engels terwijl ze haar sleutels te voorschijn haalde. ‘In deze stad, meneer Rosier, moet u nooit op dergelijke briefjes vertrouwen. De meeste mensen doen een siësta. Wilde u nog eens rondkijken? ’
‘Ja, nu u hier toch bent, wel graag. Ik wilde nog wat rondneuzen als u het goedvindt. ’ Hij keek ons vragend aan.
‘Dit is dokter Castillo, ’ zei ze, ‘een vriend van me die in het ziekenhuis werkt. Ja, kijkt u gerust rond. Ik ben alleen teruggekomen om een paar brieven te schrijven. ’
‘Dokter Castillo? ’ We drukten elkaar de hand. ‘Ik ben Bob Rosier. U weet het misschien zelf niet, dokter, maar u hebt hier in de stad een hele reputatie. Als iemand zich maar een beetje ziek voelt, neemt hij aspirine of enterovioform. Maar als hij er slecht aan toe is, neemt hij een taxi naar het ziekenhuis en vraagt naar dokter Castillo. ’
Dat verhaal kon maar uit éen bron komen.
‘Dan moet u gesproken hebben met de oude portier Louis, meneer Rosier. Hij is als jongeman in het ruim van een bananenboot gevallen en heeft daarbij hersenletsel opgelopen. Hij is totaal ongevaarlijk, maar een beetje eigenaardig soms. ’
‘Ik zal het onthouden. Heel wat interessant werk hier, hè? ’ Hij keek verstrooid om zich heen.
‘Ja. ’ Ik wendde me tot Elizabeth. ‘Zie ik je morgenochtend weer? ’
Ze zat aan haar bureau iets op een bloknoot te krabbelen. Toen ik sprak, scheurde ze het blaadje waarop ze had zitten schrijven eraf, vouwde het op en stopte het in mijn hand. ‘Hier is het adres waar je om vroeg, ’ zei ze. ‘Ik bel je wel in het ziekenhuis. ’
Ik wilde op het papiertje kijken, maar ze greep mijn hand en keek met een stralende glimlach naar me op. ‘Bedankt voor de lunch, Ernesto. ’
In feite had zij het op rekening van de galerie laten zetten, maar toen ik mijn mond opendeed om daarop te wijzen, rolde ze met haar ogen en ik begreep dat ze wilde dat ik weg zou gaan.
Meneer Rosier stond peinzend naar een van de hibiscusdoeken te kijken. Maar toen ik de deur opendeed, keek hij om.
‘Prettig kennis met u gemaakt te hebben, dokter, ’ zei hij. ‘Ik zie u nog wel eens, hoop ik. ’
‘Dat hoop ik ook. ’
Elizabeth wuifde luchtig naar me toen ik vertrok. Ik wachtte tot ik buiten het hotel was voor ik op het papiertje keek dat ze me gegeven had.
Ze had erop gekrabbeld: Dit is een spion. Maar in geen geval S-dec. Mogelijk cia. Kijk uit.
Kennelijk bedoelde ze Rosier. Er stond een vuilnisbak in de oprijlaan naar het hotel. Toen ik het papiertje erin wilde gooien, bedacht ik dat je briefjes over spionnen niet zo maar achteloos weggooit. Spionnenkoorts is besmettelijk. Voor ik het weggooide, scheurde ik het briefje in kleine snippertjes.
’s Middags
In de garage begonnen ze weer over de Simca. Ik beloofde erover te zullen denken en vergat het prompt. Mijn brommer liep weer een stuk beter op de nieuwe bougie. Tegen de tijd dat ik mijn boodschappen voor het weekend had gedaan, mijn was had opgehaald en een aangetekend pakje met contactafdrukken van het postkantoor had afgehaald, was het al aardig laat geworden. Ik trok een ander overhemd aan en liep naar de Préfecture.
Ditmaal hoefde er niet gewacht te worden. Ik werd onmiddellijk bij Gillon toegelaten.
Er zat nog een andere man bij hem die opstond toen ik binnenkwam. Het leek me dat Gillon niet op zijn gemak was toen hij ons aan elkaar voorstelde.
‘Dokter, dit is commandant Delvert. ’ Hij schraapte zijn keel en voegde er toen aan toe: ‘Commandant Delvert is uit Parijs gekomen. ’
‘Kersvers, ’ zei de commandant opgewekt, ‘en onderweg vetgemest door de Air France. Bijzonder aangenaam kennis met u te maken, dokter. ’
Hij zag er allerminst vetgemest uit.
Commandant Delvert is een lange, magere man, heel knap op een ouderwetse, militaire manier. In uniform moet hij een indrukwekkende verschijning zijn. Het beendergestel van zijn gezicht is duidelijk zichtbaar omdat de huid er zo strak overheen gespannen is. Hij is in de veertig, grijzend bruin haar en een klein snor-
retje. Nergens ook maar een onsje vet te veel. Hij doet me denken aan een foto van generaal Weygand als stafchef in de Eerste Wereldoorlog, die ik eens in een boek gezien heb. Hoewel ik betwijfel of Weygand een bijzonder innemende glimlach had. Die heeft Delvert wel. Wat me echter allerminst geruststelt. De ervaring heeft me geleerd dat buitengewoon prettige glimlachjes vaak dienen om buitengewoon onprettige karakters te verbergen. Bovendien is de commandant zonder twijfel een hoge functionaris van de S-dec, en als er maar een fractie waar is van alles wat ik over die instelling heb gelezen en gehoord - Elizabeth weet waarschijnlijk toch zeer goed waar ze over spreekt - dan behoort een prettig karakter in de regel niet tot de hoedanigheden die voor dit werk vereist zijn.
Er stonden een geopende fles mineraalwater en een glas op Gillons bureau. Delvert schonk het glas vol en nam het mee toen hij weer in zijn stoel ging zitten.
Gillon schraapte opnieuw zijn keel. ‘De commandant is op de hoogte van de huidige ontwikkelingen in de zaak-Villegas, ’ zei hij. ‘Er zijn echter een paar vragen gerezen waarop we graag een zo volledig mogelijk antwoord van u zouden ontvangen, dokter. Die afspraak voor een röntgenonderzoek die u gemaakt had en die later geannuleerd is, was dat een routineonderzoek? ’
‘Nee commissaire. Dat had een bepaald doel. ’
‘Welk doel? ’
‘Uit de beschrijving die de patiënt van de symptomen gaf, zou op te maken zijn, hoewel-dat moet ik erbij zeggen-er geen directe aanwijzingen voor waren toen ik hem onderzocht, dat hij misschien lijdt aan diverticulosis, dat somtijds overslaat in diver-ticulitis. ’
‘Neemt u me niet kwalijk, maar wat is dat? ’
Ik wilde het gaan uitleggen, maar Delvert kwam tussenbeide.
‘Mag ik even, dokter’ - de glimlach kwam in actie - ‘maar ik geloof dat dit misschien iets is waarbij de uitleg van een leek tijdbesparend kan zijn. ’ Hij wendde zich tot Gillon. ‘Ik veronderstel dat uw auto nu banden zonder binnenbanden heeft, maar toen alle banden nog wel binnenbanden hadden, kon je soms voorbeelden van diverticulitis op de weg zien. Door ouderdom of door een zwakke plek of door beschadiging kwam er soms een scheur in de buitenband en dan puilde de binnenband er met een bobbel uit. Iets dergelijks kan ook gebeuren met de menselijke darmen. Bijzonder onaangenaam, naar ik heb gehoord. ’
‘U bedoelt dat die eruit kan puilen, kan barsten? ’
Hij zei het met zoveel afschuw dat ik besloot het weer over te nemen. ‘Niet dikwijls, commissaire. De vergelijking van de commandant gaat tot op zekere hoogte wel op, maar de spanningen waar we mee te maken hebben, zijn anders. Wat er met de darm gebeurt is dat de caviteiten die gevormd worden - die bobbels van de binnenband die hij noemde - soms haarden van infectie worden. ’
‘Zoals bij een zieke blindedarm. ’
‘Zoiets, maar... ’
‘Is het ernstig? ’
‘Vroeger wel. Toen werd het aangetaste stuk darm vaak operatief verwijderd. Tegenwoordig is het euvel meestal gemakkelijk te behandelen met antibiotica. De patiënt krijgt ook een dieet voorgeschreven. ’
‘En heeft Villegas deze aandoening? ’
‘Ik vermoed het. Het komt vaak voor bij personen van zijn leeftijd. Het is een vrij algemeen euvel. Vroeger placht men het aan te zien voor een darmkoliek. ’
‘Dat is allemaal wel heel interessant, dokter’ - dat was Delvert weer - ‘maar waarom zegt u alleen maar dat u vermoedt dat Villegas het heeft. Kunt u het zonder röntgenfoto niet vaststellen? ’ ‘In de regel kan men het met tamelijk grote zekerheid vaststellen, ja. Er is weekheid en weerstand boven de ontstoken darm en er zijn buikkrampen. Men kan zich haast niet vergissen. ’
‘Maar dat geldt niet voor Villegas? ’
‘Daar moest ook met andere factoren rekening gehouden worden. ’ Ik vertelde van dokter Massot en het constipado.
‘Zou een krachtig laxeermiddel verlichting hebben gegeven bij een aanval van die diverticulitis? ’ wilde Gillon weten.
‘Nee. Het zou het misschien nog erger gemaakt hebben. Het gaat erom dat de symptomen die hij beschreef precies die van diverticulitis waren. ’
‘Maar uw onderzoek bevestigde dit niet. ’
‘De diverticulata schenen toen niet ontstoken te zijn. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze er niet waren. Deze aanvallen gaan dikwijls vanzelf weer over. Daarom wilde ik röntgenfoto’s laten maken. ’
Delvert schonk me de glimlach weer. ‘Is het ooit bij u opgekomen dat Villegas misschien loog? ’
‘Over zijn gezondheid bedoelt u, of over andere zaken? ’
Ze keken me beiden scherp aan.
Delvert zei: ‘We hebben het op het ogenblik over zijn gezond-
heid. ’
‘Later is het bij me opgekomen dat hij misschien niet helemaal oprecht is geweest over zijn ervaringen met dokter Massot. ’ ‘Hoezo? ’
‘Bij nadere beschouwing leek het me onaannemelijk dat iemand die gewend is zich regelmatig in het Amerikaans-Britse ziekenhuis te laten onderzoeken, niet allang geweten zou hebben dat constipatie geen kou in het hoofd is. ’
‘Uw conclusie? ’
‘Dat dokter Massots pogingen om Spaans te spreken hem de keel uithingen en dat hij de constipado-blunder heeft aangegrepen als excuus om van hem af te komen. ’
‘Om u in Massots plaats benoemd te krijgen? ’
‘Hij kon er niet op rekenen dat ik benoemd zou worden, ook al had hij dat gewild. Oom Paco vertelde me dat hij het persoonlijk bekokstoofd had. Volgens hem was er van officiële zijde sterk verzet tegen gerezen. Ik begreep daaruit dat het verzet van de dst was gekomen, van de commissaire hier. ’
Delvert wierp Gillon een blik toe. ‘Wilt u hem vertellen hoe het werkelijk gegaan is, commissaire? ’
Gillon zei met een strak gezicht: ‘Er is helemaal geen verzet van officiële zijde geweest. We hebben éen simpele vraag gesteld. We vroegen aan Paco Segura of ze, met het oog op de politieke connecties van uw familie, u niet liever als vriend op Les Muet-tes zouden willen ontvangen dan als onze officiële vertegenwoordiger. Ze zeiden dat ze er de voorkeur aan gaven u te ontvangen in een officiële hoedanigheid. Ze deden ons nog een ander verzoek. ’ Hij keek vragend naar Delvert.
‘Laten we dat even laten rusten. ’ Delvert nam een aktentas op die tegen de poot van zijn stoel geleund stond. ‘Laten we eerst de medische punten afhandelen. ’ Hij haalde een dun mapje uit de aktentas en hield het omhoog. ‘Dit is een fotokopie van Ville-gas’ medische gegevens zoals die berusten bij het Amerikaans-Britse ziekenhuis in Mexico City. Ik verzoek u niet te informeren hoe we eraan gekomen zijn. Het zal u echter interesseren, dokter, te vernemen dat uw diagnose van diverticulitis volkomen juist is. Drie jaar geleden kwam het vermoeden op en het is bevestigd door röntgenfoto’s. ’
Ik voelde dat ik rood werd.
‘Uw ontstemming, dokter, is begrijpelijk, maar ik hoop dat u nog even geduld met me wilt hebben. Ik zou nog graag enige mogelijkheden onderzoeken. Dokter Massot beschouwt Villegas als
een hypochonder. U ook? ’
'Ik geloof wel dat hij het type man is dat over zijn gezondheid piekert. Maar als u bedoelt of ik hem een malade imaginaire vind, dan moet ik zeggen: nee. ’
‘Kan hij het type patiënt zijn dat nooit helemaal gelooft wat hem verteld wordt? Zou hij van u een andere diagnose verwacht hebben? ’
‘Hoe hebben ze de aandoening in Mexico behandeld? ’
‘Ze hebben orale antibiotica gebruikt en hem op een zogenaamd residuaal dieet gezet. Dat zou u waarschijnlijk ook hebben gedaan, denk ik. ’ Hij bladerde in het dossier. ‘Wilt u de naam wéten van het geneesmiddel dat ze hem gegeven hebben? ’
‘Het zal wel ampicillin geweest zijn. Zeggen ze nog of het hielp? ’
‘Blijkbaar wel, ja. Het moest echter bij drie verschillende gelegenheden worden toegediend. ’
‘Drie aanvallen in drie jaar. Niet slecht. De eerste zal wel de ergste geweest zijn - krampen, misselijkheid, hoge temperatuur - maar toen de diagnose eenmaal gesteld was, zal hij wel minder last gehad hebben omdat ze hem het middel wel meteen in het eerste stadium gegeven zullen hebben. Zoals ik al zei, dit is een veel voorkomende kwaal. Er is niets geheimzinnigs aan, commissaire. Als het gebruikte geneesmiddel goed hielp, zonder nevenverschijnselen, zal geen zinnig mens een nieuwe diagnose verlangen. ’
‘Kan hij u op de proef hebben willen stellen? ’
‘Hij stelde me voortdurend op de proef toen ik daar was, refereerde aan bepaalde bloedanalyses, die wij zoals hij waarschijnlijk wel vermoedde gewoonlijk niet hier uitvoeren, om te zien of ik het belang ervan inzag. Hij bezit een beperkte wetenschappelijke deskundigheid. Dat zien we wel meer, vooral bij patiënten die onderworpen zijn geweest aan het Amerikaanse jaarlijkse controlesysteem. Ze zijn geneigd hun eigen grafiek bij te houden. Maar of hij me op de proef heeft willen stellen over diverticulitis, dat geloof ik niet. De symptomen die hij beschreef vroegen duidelijk om een röntgenfoto. De röntgenfoto’s zouden aantonen wat er aan de hand was. Dat zou geen bewijs van mijn competentie zijn. ’
‘Dan rest ons de derde verklaring... dat hij een bepaalde relatie met u wilde aangaan. ’
Ik lachte. ‘Door mij een diagnose te laten stellen en een aandoening te laten behandelen die hij al kende? ’
'Waarom niet? Op die manier zou hij zijn dankbaarheid jegens u tot uitdrukking kunnen brengen en kon u zich op uw beurt koesteren in zijn vertrouwen. Een komedie misschien, maar een uitstekende basis voor wederzijds vertrouwen en achting. ’
‘Uitstekend. Behalve dat hij van gedachten is veranderd en me heeft ontslagen. ’
‘We weten niet of hij dat wel gedaan heeft. ’
‘De boodschap die we ontvingen liet aan duidelijkheid niets te wensen over. ’
‘Maar die kwam niet van Villegas, maar van uw oom Paco. Wat heeft u tegen hem gezegd dat hem kan hebben afgeschrikt? Of weet u het niet? ’
Ik aarzelde.
‘We zouden volledige openhartigheid op prijs stellen, ’ zei hij. ‘Meer dan dat, we staan erop. ’
Het leek een hele tijd te duren voor ik tot een besluit kon komen. Het kon niet veel meer dan twintig seconden zijn geweest, maar na tien seconden begon commissaire Gillon al met een balpen op zijn bureau te tikken. Na een blik van Delvert hield hij ermee op.
Tenslotte zei ik: ‘Ik ben er niet zeker van of ik het weet of niet. Ik geloof wel dat oom Paco ontstemd was, ja. Hij deed beschermend, behandelde me als een halve idioot, dus ik reageerde navenant. ’
‘Hoe? ’
‘Een beetje arrogant, denk ik, en ik wees hem erop dat ik voor Villegas was gekomen en niet voor hem. Wat hem helemaal niet aanstond was dat ik een toespeling maakte op het olieconsortium op de Coraza-eilanden. Hij nam aan dat ik het van een van u beiden had gehoord. Hij geloofde het niet, dacht ik, toen ik dat ontkende. ’
‘En van wie hebt u het dan wel gehoord? ’ reageerde Gillon fel.
Delvert viel hem sussend in de rede. ‘Ik denk dat de dokter praatjes heeft opgevangen in het Ajoupa-hotel. ’ De blik waarmee hij naar me keek was lichtelijk geamuseerd. ‘Is het niet zo? ’
‘Ja. ’
‘Wat beviel hem nog meer niet? ’
‘Ik was geïrriteerd omdat ik voor de tweede maal in een uur tijds te horen kreeg dat Villegas in New York was toen mijn vader vermoord werd. ’
‘Meer niet? ’
‘Ik wees hem ook op een paar dingen die niet klopten tussen
Villega’s lezing en de zijne. Onbelangrijke details, maar hij was kennelijk in zijn wiek geschoten, of deed alsof. Daarna ben ik weggegaan. ’
‘En dat was alles? ’
‘Ja, dat was alles. ’ In een opwelling van ergernis over die twee voegde ik eraan toe: ‘Niet veel, hè? Tenslotte had ik er ook op kunnen wijzen, commandant, dat het van weinig belang was waar Villegas zich op dat moment bevond. Dat wil zeggen als het mij werd voorgeschoteld als een bewijs, een verdediging tegen zijn mogelijk betrokken zijn bij de samenzwering. ’
‘Waarom wees u hem daar dan niet op? ’
‘Ik besefte het op dat moment nog niet zo. Villegas’ eigen verslag was uitvoeriger, ziet u. Bovendien had hij vooral de nadruk gelegd op de politieke consequenties van zijn afwezigheid... het in gebreke blijven van de partij om een algemene staking uit te roepen. Dat had tenminste nog zin. Wat oom Paco’s verklaringen niet hadden. ’ Ik zweeg even en besloot toen schoon schip te maken. ‘Evenmin als de plechtige verklaring van commissaire Gillon over datzelfde onderwerp. ’
Ik verwachtte opnieuw een felle reactie. Die bleef uit. Hij keek alleen maar met opgetrokken wenkbrauwen naar Delvert, die knikte.
‘Die mededeling, dokter, ’ zei Gillon moeilijk, ‘heb ik u gedaan op uitdrukkelijk verzoek van Segura. ’
‘U beweerde dat het in een geheim Frans rapport had gestaan, commissaire. Was dat omdat ik het dan eerder slikken zou? ’
‘Helemaal niet. Segura verzocht ons u te vertellen dat er geen bewijs was dat er enig lid van hun partij betrokken was geweest bij de dood van uw vader. Wat wij aan de hand van onze eigen dossiers konden bevestigen. ’
‘Geen overtuigend bewijs, ’ bracht ik hem in herinnering. En ineens werd Elizabeth’s Paco-theorie meer dan alleen maar een mogelijkheid; het was de enige theorie die hout sneed. Ik deed mijn mond open om iets in die geest te zeggen, maar Delvert scheen mijn gedachten geraden te hebben.
‘Paco Segura, ’ kwam hij gedecideerd tussenbeide, ‘is een bejaarde man die altijd meer geld dan verstand heeft gehad. In zijn onofficiële hoedanigheid als minister van Buitenlandse Zaken in de voorlopige regering in ballingschap van Manuel Villegas heeft hij de neiging nogal eigengereid op te treden. Als enige geldschieter van de groep - tot voor kort tenminste - is hij eraan gewend geraakt zijn zin door te drijven. Ik geloof dat Villegas over de kwestie van uw ontslag niet eens is geraadpleegd. De commissai-re zal dat wel met me eens zijn, denk ik. ’
Gillon knikte.
‘Dus we mogen veronderstellen, ’ vervolgde Delvert, ‘dat er op het ogenblik een hartig woordje gesproken wordt op Les Muet-tes. ’
‘We mogen meer dan veronderstellen, ’ zei Gillon. ‘Volgens een rapport dat ik een uur geleden ontving zijn er vanmorgen heftige woordenwisselingen uitgebroken die de hele dag door met tussenpozen zijn opgelaaid. ’
‘Weet u dat zeker? ’
‘Mijn mensen staan op goede voet met het personeel. Antoine, de majordomus, is de zegsman. Hij spreekt natuurlijk geen Spaans, dus we weten geen bijzonderheden, maar kennelijk steunt madame Villegas haar echtgenoot tegen Segura. Ook als we in aanmerking nemen dat driftige woorden in het Spaans Antoine misschien heftiger in de oren klinken dat ze werkelijk zijn, kunnen we wel met zekerheid aannemen, dacht ik, dat Segura’s besluit allerminst in goede aarde is gevallen. ’
‘Mooi. ’ Delvert glimlachte. ‘Dus nu moeten we het Villegas gemakkelijk maken, het besluit te herroepen. Met zo weinig mogelijk gezichtsverlies voor Segura natuurlijk. Bent u het daarmee eens, commissaire? ’
‘Volkomen. Het lijkt me het beste dat dokter Castillo gewoon doet of hij niets van Segura’s briefje af weet en aanneemt dat alles bij het oude gebleven is. Bent u morgen in het ziekenhuis, dokter? ’
‘Ja. ’
‘Wilt u dan voor de volgende week opnieuw een serie röntgen-afspraken maken en een geschreven lijstje daarvan aan Villegas sturen? U of de röntgenafdeling kan om telefonische bevestiging van een van de afspraken verzoeken. Anders niet. Gewoon alsof er niets gebeurd is. ’
‘Ook al zijn de röntgenfoto’s nu niet meer nodig? ’
Gillon keek me nijdig aan. ‘Hoe wéét u dat ze niet nodig zijn? ’ snauwde hij. ‘Komt u op uw diagnose terug, dokter? U hebt hier niets gehoord dat u daartoe aanleiding zou kunnen geven. U weet van niets, behalve dat uw patiënt het nodig vond de afspraak te annuleren. Goed, u doet u plicht als arts. U maakt een andere afspraak met hem. Hebt u dat begrepen? ’
‘Jawel commissaire. ’
Delvert keek op zijn horloge en nam zijn aktentas op. ‘Om ons van een onverwijld antwoord te verzekeren, ’ zei hij, ‘zou het misschien raadzaam zijn een beetje extra druk op Segura uit te oefenen. Als het u schikt, commissaire, kunnen we dat misschien morgen even samen bespreken. ’
‘Natuurlijk. ’
Delvert stond op. ‘Ik vrees dat de dokter en ik toch al te veel van uw tijd in beslag genomen hebben. ’
‘Het was, als altijd, een genoegen om samen te werken, commandant. Ik verheug me op onze verdere ontmoetingen. De hotel-telefoniste weet waar ze me kan bereiken op ieder tijdstip dat u schikt. Intussen zjilt u wel aan wat rust toe zijn na uw reis, denk ik. ’
Hij kon zijn opluchting dat we opstapten, nauwelijks verbergen.
Delvert en ik liepen zwijgend over de brug-der-zuchten. Toen we echter de trap af liepen naar het plein maakte ik aanstalten om afscheid te nemen.
‘Ik heb helaas geen auto, ’ zei ik, ‘anders had ik u met genoegen bij uw hotel afgezet. Maar om deze tijd staat er meestal wel een taxi bij het café op de hoek. ’
Hij knikte. ‘Gaat u zelf te voet naar huis, dokter? ’
‘Ja. ’
‘De mensen klagen tegenwoordig altijd over wat de Engelsen de “jet-lacune” noemen. Heeft iets te maken met het metabolisme van het lichaam, geloof ik. Ik ben toevallig een van de gelukkigen die absoluut geen last hebben van lange vliegreizen. Ik mag wat te veel eten, maar ik slaap daarentegen uitstekend. Hebt u er bezwaar tegen dat ik met u oploop? ’
‘Natuurlijk niet. ’ Wat kon ik anders zeggen?
Hij trok zijn jasje uit en hing het over zijn aktentas en we liepen naar het oude stadsdeel.
‘Aardige huizen, keurig gerestaureerd, ’ merkte hij op. ‘Zijn ze erg ongeriefelijk? ’
‘Het sanitair is nog antiek. ’
‘Ik voel met u mee. ’
Toen we bij de Rue Racine kwamen, sloeg hij die in alsof hij de weg al wist. ‘Uw flat is op nummer elf meen ik, dokter? ’
‘Ja. ’
‘Het mineraalwater van de commissaire was weliswaar verfrissend, maar zou u misschien iets pittigere hebben? Rum bijvoorbeeld? ’
‘Zeker. ’
Mijn gebrek aan enthousiasme bij het idee als zijn gastheer te moeten optreden, moet duidelijk genoeg geweest zijn, maar daar hij het verkoos te negéren, schikte ik me in het onvermijdelijke. In de flat gekomen, nam ik zijn jasje aan en hing het op een kleerhanger. De aktentas scheen hij bij zich te willen houden, dus ik vroeg of hij citroensap in zijn rum gebruikte.
Eerst gaf hij geen antwoord. Hij stond ongelovig naar Elizabeths klinkerschilderij te kijken. Het domineert wel in de huiskamer.
‘Wat stelt dat in godsnaam voor? ’ vroeg hij.
‘De Defenestratie van Praag. ’
‘O. Ja graag, een beetje citroensap. ’
Toen ik terugkwam, stond hij nog naar het schilderij te kijken. Hij nam verstrooid zijn glas aan.
‘aeioxj Alles Erdreich Ist österreich Untertan. Heb ik het goed, dokter? De hele wereld is onderworpen aan Oostenrijk. ’ ‘Volgens de schilder is het Austriae Est Imperare Orbi Univer-so. Het Oostenrijkse vorstenhuis is voorbestemd om de wereld te regeren. ’
‘Tja, het hangt er maar van af welk geschiedenisboek je bij voorkeur leest. Overigens een belachelijke manier om een hele oorlog te ontketenen! ’
‘Belachelijk? Als je keizerlijke katholieke afgezanten uit een raam gooit? Dat was nu niet bepaald een verzoenend gebaar. ’
‘Nu ja, geen enkele afgezant werd immers gewond, nietwaar? Vernederd misschien, maar niet gewond. Ik bedoel, al die stromen bloed zou je wel verwacht hebben - tenslotte werden ze door de protestanten twintig meter hoog uit een kasteelraam geworpen in- een stenen slotgracht - maar zo is het immers niet echt gebeurd! ’
‘O nee? ’
‘Welnee, natuurlijk niet. De slotgracht lag vol mesthopen. Onwelriekend ja, maar heel zacht. De stakkers maakten een zachte landing. De enige die zich een beetje bezeerde was baron Mar-tinits, maar dat kwam omdat zijn secretaris boven op hem terechtkwam. Een jongeman die Fabricius heette. Hij bood de baron zijn verontschuldigingen aan en de verontschuldigingen werden aanvaard, maar de arme kerel is zijn schaamte erover nooit te boven gekomen. Inbreuk op de etiquette, begrijpt u. Maar al dat bloed’ - hij grinnikte - ‘dat was er helemaal niet bij. ’
‘Het incident luidde de Dertigjarige Oorlog in, dus het bloed zal wel symbolisch bedoeld zijn. Bovendien zijn het alleen maar letters die bloeden. ’
‘U zult wel gelijk hebben. Dat zal in ieder geval wel madame Duplessis’ opvattingen zijn. ’
‘De schilder is E. Martens. ’
‘Ja, zo signeert ze haar werk, zie ik, maar ik ken haar als Eliza-beth Duplessis. Haar echtgenoot, Raoul, werkt voor me. ’
Hij sprak op vriendelijke toon, maar zijn ogen sloegen mij nauwlettend gade. Ik zei ‘O, ’ met zo weinig mogelijk uitdrukking in mijn stem. Daarna draaide ik me, om mijn verwarring te verbergen, om en ging een borrel voor mezelf inschenken die ik pas had willen nemen nadat hij vertrokken was.
Toen Elizabeth had gezegd dat ze op de hoogte was van de S-dec, had ik gedacht dat ze ervan op de hoogte was - zoals ze van de meeste andere dingen behalve het Heilige Roomse Rijk op de hoogte was - door het vlijtig lezen van de boeken en tijdschriften die ze wekelijks uit Parijs gestuurd krijgt. De ontdekking dat noch haar beoordeling van de situatie waarin ik me bevond, noch de dingen die ze had gezegd over de dood van mijn vader nu zonder meer konden worden ter zijde geschoven als vermoedens van iemand die er niets van af weet, was al verontrustend genoeg. Maar een nog onplezieriger schok was het besef dat deze lacune in mijn kennis van haar verleden meer te wijten was aan mijn eigen stommiteit dan aan haar onwil om een punt achter dat verleden te zetten. Ik herinnerde me dat ze me op een keer iets over het werk van haar echtgenoot wilde gaan vertellen en dat ik weigerde ernaar te luisteren. In mijn jaloezie wilde ik niets over de man horen. Het enige dat ik van haar over kapitein Duplessis wilde horen was dat ze een eis tot echtscheiding tegen hem had ingediend.
En nu moest ik het tegen de chef van de man opnemen. Ik deed nog wat ijs in mijn glas en draaide me om.
‘Dan moet u de handlanger zijn, ’ zei ik.
Hij trok zijn wenkbrauwen op.
‘Elizabeth vertelde me dat ze vanavond moest dineren met een handlanger van haar echtgenoot. ’
‘Kapitein Duplessis is zowel een vriend van me als een collega-officier. Het is vanzelfsprekend, dacht ik, dat ik nu ik hier ben mijn opwachting ga maken bij zijn vrouw. Hebt u er bezwaar tegen, dokter? ’
‘Ik ben duidelijk niet in een positie om bezwaar te kunnen maken, ook al zou ik dat wensen. ’
‘En dat wenst u niet. ’
‘Niet in het minst. Ik weet, evenals u natuurlijk, dat kapitein
Duplessis van zijn vrouw wil scheiden. Ook ik zou graag zien dat ze van hem scheidde. Maar... ’ Ik haalde mijn schouders op.
‘Maar u gelooft niet dat een handlanger, en zeker niet een uit de dienst waarvoor haar echtgenoot werkt, veel zal kunnen doen om haar tot andere gedachten te brengen. ’
‘Ik wist niet dat kapitein Duplessis voor de S-dec werkte. Dat is toch de dienst die u bedoelt, nietwaar? ’
‘Onze perscritici gebruiken die term, dus dat zal madame Duplessis ongetwijfeld ook wel doen. Maar dan wel met een verschil. De affaire-Ben Barka is de stok waarmee wij gewoonlijk op onze magere achtersten geslagen worden, maar madame Duplessis verkiest ons waarschijnlijk te vergelijken met de Carbonari, en spreekt duister over een tweede Slag van Novara. Heb ik geen gelijk? ’
‘Novara? ’
‘Daar heeft in 1821 een keizerlijk Oostenrijks leger een door de Carbonari aangestichte Piedmontese opstand onderdrukt. Heeft ze het nooit genoemd? ’
‘Nee. ’
‘Ook niet het verraad van Napoleon de Derde, die zelf een Carbonaro was? ’
‘Niet in dat verband. ’
‘Dan is er nog hoop. ’ Hij bevochtigde zijn lippen met rum en citroensap; hij was een zuinige glaasjesnipper.
‘Zouden we nog even over Villegas kunnen praten? ’
‘Ik dacht dat we al over hem gepraat hadden. ’
‘Alleen in algemene zin. ’ Hij zette zijn glas neer en pakte zijn aktentas. ‘Ik dacht dat u misschien wel graag de medische rapporten uit Mexico over uw patiënt zou willen lezen. ’
‘Inderdaad. ’
Hij haalde ze uit zijn tas en gaf ze me. Ik sloeg het dossier open en keek hem aan.
‘Ze zijn in het Engels. ’
‘Van het Amerikaans-Britse ziekenhuis, wat had u dan verwacht? U kunt toch wel medisch Engels lezen? ’
‘Niet gemakkelijk. Mag ik dit tot morgen houden? ’
‘Helaas niet. We hebben deze rapporten langs onofficiële weg verkregen en ze mogen daarom niet uit handen gegeven worden. ’ Ik gaf hem het dossier terug.
‘Jammer. ’ Hij dacht een ogenblik na. ‘Maar ik heb ze zelf nogal grondig bestudeerd. Misschien kan ik uw medische nieuwsgierigheid bevredigen? ’
‘Ik betwijfel het. ’
‘Ik moet ernaar raden, maar laat ik een gooi doen. U wilt graag weten of in de rapporten melding gemaakt wordt van spraakmoeilijkheden, van ongearticuleerd spreken. ’
Ik slaagde erin mijn kalmte te bewaren. ‘Goed geraden, commandant. Ik neem aan dat mensen als u het heel gewoon vinden om onofficiële fotokopieën te maken van vertrouwelijke medische rapporten. ’
Hij deed alsof hij gekwetst was. ‘We zijn hier immers op het terrein van dst, dokter, dus als er kopieën zijn gemaakt van plaatselijke ziekenhuisrapporten, dan komt dat voor rekening van het bureau van commissaire Gillon. Maar ik kan me voorstellen dat u ontstemd bent. Als u eens wist hoe ver sommige buitenlandse collega’s van ons in de medische sector gaan, dan zou u dat werkelijk tegen de borst stuiten. Er is éen dienst - ik zal geen namen noemen - die permanent een team van dertig mensen in dienst heeft voor dit soort werk. ’
‘Is het waar? ’
‘Maar het is aan de andere kant ook wel begrijpelijk. Denk eens aan. Twee grote machten staan, laten we zeggen, op het punt uiterst belangrijke onderhandelingcn aan te knopen op een uitermate gevoelig terrein... trapsgewijze vermindering van conventionele wapens of iets dergelijks. Zowel de betrokken leiders als hun invloedrijkste raadslieden zijn meestal van middelbare leeftijd of bejaarde mannen, in wie de normale processen van fysieke aftakeling al zijn begonnen. En waar een vermindering van fysieke kracht is, daar vinden ook psychologische veranderingen plaats. De mate waarin, hangt af van het individu, maar dat er veranderingen plaatsvinden is een feit. We kennen allemaal de rol van de pest in de geschiedenis van de Middeleeuwen, maar hebt u er ooit over nagedacht welke rol de aderverkalking in de geschiedenis van de laatste vijftig jaar heeft gespeeld? ’
‘Wie niet? ’
‘Nu, dan zult u ook inzien dat wij verplicht zijn geweest om aan de oude waarschuwing “ken uw vijand” een nieuwe toe te voegen: “ken uw vriend”. Ook beperken we ons niet tot de toestand van zijn aderen. We moeten de hele man in ogenschouw nemen. ’ Toen hij ditmaal zijn glas ophief, nam hij ook werkelijk een slok... minstens twee kubieke centimeter. ‘Dus dokter, wat dat onduidelijke spreken van Villegas betreft: welke vermoedens deed dat rijzen? Dat hij een kleine attaque zou hebben gehad? ’
‘Ik heb niets gevonden dat daarop kon wijzen. U hebt mijn rapport gelezen, dus dan weet u ook dat er een hypertensie is die kan en moet worden behandeld. Wanneer, als, hij voor zijn röntgenfoto’s komt, ben ik van plan nog enkele andere routinecontroles te doen, een elektrocardiogram bijvoorbeeld. Maar ik verwacht niet dat ik afwijkingen zal vinden. Zijn cardiovasculair systeem lijkt me voor een man van zijn leeftijd goed te zijn.
‘Wat vermoedt u dan? ’
‘Ik weet het nog niet helemaal zeker. ’
‘Geen geheimzinnigheden alstublieft. ’
‘Ik doe niet geheimzinnig. Ik heb deze man nog maar eenmaal gezien, als patiënt dan. Ik merkte lichte spreekmoeilijkheden, een verdoezeling van de medeklinkers, op. U vertelt me dat ze dat in het ziekenhuis in Mexico City niet opgemerkt hebben. Is het onderzoek daar grondig geweest, dacht u? ’
‘Minstens even grondig als het uwe, waarschijnlijk grondiger. ’ ‘Wanneer is het laatste geweest? ’
‘Tien maanden geleden. ’
‘Dan is het een betrekkelijk recente ontwikkeling. Er kan een groot aantal aannemelijke verklaringen voor zijn. ’
‘Hebt u hem ernaar gevraagd? ’
‘Nee. Er zijn zoveel mensen die spraakmoeilijkheden hebben, ook politici. Ik heb er nota van genomen, meer niet. Dat heeft dokter Massot trouwens ook gedaan blijkbaar. Hij dacht dat Vil-legas misschien een stille drinker was. ’
‘Maar dat dacht u niet. ’
‘Nee. Ofschoon ik het wel aan Segura heb gevraagd van die alcohol. ’
‘En wat zei hij? ’
‘Dat Villegas heel weinig dronk. Hij vertelde me natuurlijk ook dat de oorzaak van die spraakmoeilijkheden was dat zijn gedachten sneller gingen dan hij ze onder woorden kon brengen. Ik vermoedde toen dat dat een leugen was. Segura denkt waarschijnlijk, evenals u, dat het een lichte attaque is geweest en wil dat stilhouden. Slecht voor de image. ’
‘Maar u geloofde hem wel wat het drinken betreft. ’
‘Hij bevestigde een mening die ik zelf al gevormd had. Villegas is geen dronkaard. Maar ik geloof wel dat hij zich zorgen maakte over zichzelf en graag gerustgesteld zou worden. ’
‘Maar niet op een hypochondrische manier? ’
‘Zoals ik al in mijn rapport schreef, hij scheen zich zijn spraakgebrek bewust te zijn en probeerde het te verbergen. Dat wil zeggen: aanvankelijk. Later leek hij er bijna mijn aandacht op te willen vestigen. ’
‘Hoezo? ’
‘Villegas is een praatgrage patiënt. Zoals ik u zei, hij stelt vragen... stelt je op de proef. Beroerte interesseert hem. ’
‘Hij denkt dat hij er misschien een gehad heeft, zoals Segura denkt en zoals ik dacht. Maar u zegt dat we het mis hebben, dus wat is het dan? ’
‘Wanneer ik de uitkomst van alle proeven heb, weet ik meer. Dat is Villegas bekend. U begrijpt dus waarom het besluit mij te ontslaan als een verrassing kwam voor me. ’
‘We weten nu in ieder geval dat het besluit het werk van oom Paco was en niet van uw patiënt. Die ontdekking moet u aan het denken gezet hebben, dokter. ’
‘Ja. ’
Hij zette zijn glas neer. ‘Dan heb ik nog éen vraag, die ik maar meteen moest stellen, dunkt me. ’ Hij zag dat ik iets wilde gaan zeggen en hief bezwerend een hand op. ‘Nee nee, geen medische beunhazerij meer. Alleen maar dit: Gelooft u, of gelooft u half, of verdenkt u Villegas ervan, dat hij, ondanks of juist door al deze nadrukkelijke verklaringen dat hij in New York was, een rol gespeeld heeft in het komplot tegen uw vader? ’
‘Dat zijn een heleboel vragen, ’ zei ik ontwijkend.
‘Toch niet. ’
‘Dat hij in New York was toen mijn vader vermoord werd kan, zoals iemand opperde, misschien een omslachtig rookgordijn zijn geweest. ’
‘Wie opperde dat? ’
‘Elizabeth. ’
‘U hebt er met madame Duplessis over gesproken? ’ Hij was ontstemd.
‘Waarom niet? Het is toch zeker geen geheim? Ze wees erop dat het feit, dat de Apis niet in Serajewo was toen aartshertog Frans Ferdinand werd vermoord, hem niet vrijpleitte van medeplichtigheid aan de misdaad. ’
‘Ik vroeg u wat ü dacht, dokter. ’
‘Aannemende - een gewaagde en onwaarschijnlijke veronderstelling overigens - dat de plannenmakers leden van mijn vaders eigen partij waren? ’
‘Ja dokter. Laten we een ogenblik aannemen dat we weten dat dat het geval is geweest. ’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Nu goed, als ik het dan zeggen moet, dan geloof ik niet dat Manuel Villegas zelf een van die dubieuze samenzweerders kan zijn geweest. Het kan zijn - ik speel nu nog steeds uw spelletje van laten-we-aannemen-dat - dat hij van tevoren van het bestaan van het komplot op de hoogte is geweest. Misschien is hem zelfs gevraagd om mee te doen. ’
‘En dat zou hij geweigerd hebben? ’
‘En hij besloot dat een dringende zakenreis naar New York hem zou kunnen ontslaan van de noodzaak zich aan een van beide zijden te scharen. Misschien heeft hij gedacht dat het komplot toch wel zou mislukken, omdat het plan slecht georganiseerd zou zijn, of omdat iemand zijn mond voorbij zou praten. In mijn land zijn een van deze of beide mogelijkheden geenszins uitgesloten. Toen het toch slaagde, was hij uit zijn evenwicht gebracht. Hij zat te ver weg. Toen hij me vertelde dat, als hij toentertijd in het land was geweest en zijn stem had kunnen laten horen, de partij misschien in staat zou zijn geweest het heft in handen te nemen, toen geloofde ik hem wel degelijk. Daar was geen laten-we-aannemen-dat bij. ’
‘U onderschrijft de rookgordijntheorie dus niet. ’
‘Integendeel, ik geloof dat, als je dat hele partijkomplotgedoe accepteert, het heel goed klopt. De theorie is namelijk dat het rookgordijn niet is bedoeld om een schuldige te verbergen, maar om de aandacht van een schuldige af te leiden. ’
Hij keek me een ogenblik strak aan. 'Oom Paco? ’
‘Volgens u en de commissaire is hij degeen die schijnt te vinden dat het rookgordijn niet werkt. ’
Hij nam zijn glas weer op. ‘We weten wel hoe we Paco moeten aanpakken. In ieder geval is hij geen patiënt van u. Villegas wel. Hoe staat u tegenover hem? ’
‘Als een arts tegenover een patiënt. Hoe zou ik anders tegenover hem staan? ’
Hij keek me korzelig aan. ‘Ik weet dat u een reputatie in deze stad hebt op te houden, maar hangt u tegenover mij alstublieft niet dokter Frigo uit. ’
Toen ik hem alleen maar bleef aankijken, ging hij nors verder: ‘U zou reden kunnen hebben om te geloven dat Villegas, hoewel hij niet daadwerkelijk betrokken was bij het komplot tegen uw vader, toch van het bestaan ervan op de hoogte was geweest. Dat zou hem toch min of meer schuldig maken. Ik vraag u welke invloed dat vermoeden zou hebben op uw houding jegens hem als leider van een voorlopige regering in ballingschap die - en ik ben in een positie om dat te weten - zeer binnenkort de werkelijke regering van uw land zou kunnen worden, de facto en de jure. Zou u achter hem staan en hem steunen of zou u hem bij de eerste de beste gelegenheid die u kreeg uit de weg ruimen? ’
Ik stond op. ‘O in godsnaam, commandant. Dit is allemaal te gek om los te lopen. ’
‘Wat is er zo gek aan? Ik ken een heleboel landgenoten van u die, alleen maar op basis van de vage verdenking die u nu hebt, ernstig zouden overwegen hoe ze oom Paco het best een kogel door zijn hoofd konden jagen. Stel dat zich nog meer, overtuigender bewijzen zouden aandienen en dat die in hachelijker richting zouden wijzen, wat dan? ’
Ik was hem meer dan zat. ‘Verdenkingen, commandant? Psy-chopatische fantasieën zult u bedoelen. Voor deze mensen, leden van mijn vaders eigen partij, zo nadrukkelijk gingen verklaren waarom ze part noch deel aan de moord konden hebben gehad, waren het alleen maar een stuk of wat halvegaren die met dat idee rondliepen. Ik heb altijd aangenomen, evenals ieder ander met een greintje gezond verstand, dat het de mensen van de junta waren die het op hun geweten hadden. Volgens mij is die verklaring nog altijd de meest aannemelijke. ’
‘Kom nu, dokter Castillo, ’ zei hij met een God-sta-me-bij-ge-zicht. ‘Uw vermogen om uw ogen voor iets te sluiten mag groot zijn, maar toch niet zó formidabel. ’
Zo beleefd als ik kon zei ik: ‘Ik weet dat u een afspraak hebt om te gaan dineren. Wilt u nog wat rum voor u vertrekt? ’
Hij keek naar me op. ‘Ik vertrek wanneer ik klaar ben. Intussen heb ik u een vraag gesteld. ’
‘Twee antwoorden dan. Ten eerste. Als u ook maar even twijfelt aan mijn houding als arts ten opzichte van uw patiënt, zoekt u dan een andere dokter voor hem. Ten tweede. Villegas zou, zoals u suggereerde, geholpen en gesteund door uw trawanten, de regering kunnen overnemen. God weet dat de huidige regering wankel genoeg is, en als de cia volhardt in hun sinds kort gevoerde, of in ieder geval verkondigde, politiek van handen-af-van-Latijns-Amerika, dan zal dat zonder al te veel moeilijkheden mogelijk zijn. Wat bloedvergieten hier en daar misschien, een stuk of wat terechtstellingen en martelingen in de barakken van de militie, niets bijzonders. Maar mocht u menen dat mijn hulp en bijstand ook maar enig gewicht in de schaal zou leggen wat het resultaat betreft, dan vergist u zich deerlijk. En dezelfde waarde kunt u toekennen aan mijn vermogen om iets te beletten of te dwarsbomen... namelijk nihil. ’
Hij zat me nieuwsgierig aan te kijken. ‘Ik geloof waarachtig
dat u het werkelijk meent. ’
‘Vindt u dat zo vreemd? Natuurlijk meen ik het. Als u ook zo’n opvoeding in politieke idioterie en ongerijmdheid had genoten als ik, zou u het ook menen. ’
‘Zo zo. Maar is het wel eens bij u opgekomen dat een oordeel dat gebaseerd is op het onnozele gedrag van de Florida-vrienden van uw moeder, elders wel eens niet zou kunnen opgaan? Iedere politieke beweging, iedere wijsbegeerte heeft haar dwaze randverschijnselen. Zou u uw eigen beroep als geheel willen veroordelen omdat er leden zijn die nog steeds de homeopathische geneeskunde en orgone therapie toepassen? ’
‘Politieke fantasieën zijn niet altijd zo ongevaarlijk. ’ ‘Toegegeven. Daarom moeten we trachten de realiteit onder de ogen te zien. Bijvoorbeeld, er is geen twijfel aan dat u, waarschijnlijk door onbekendheid, dokter, de huidige belangrijkheid van uw vaders naam en herinnering in uw land grotelijks onderschat. Hij is zoiets als een held des volks geworden. Er bestaat een Castillo-legende. ’
‘Dat beweerden ze in Florida ook altijd, ’ antwoordde ik scherp. Hij deed of hij me niet hoorde. ‘In bepaalde gebieden, dokter, waar de legende de proporties van een cultus heeft aangenomen, is het vervaardigen van fotografische gedachtenissen van de held een huisindustrie geworden. Heel merkwaardig. Ik spreek nu over de laatste paar jaar, weet u. Dit is helemaal een post-juntafeno-meen en het is nog steeds groeiende. ’
‘En ik kan wel raden in welke gebieden deze cultus, zoals u het noemt, wordt uitgeoefend. Afgelegen bergdorpjes waar ze niet vaak een priester zien, denk ik. ’
‘Noemt u de sloppen van de hoofdstad afgelegen bergdorpjes? Weet u wat het is, dokter? U zult moeten inzien dat er op het ogenblik in uw land een heleboel gaande is waar u geen weet van hebt. U kunt zeggen dat het u niet kan schelen, dat het u in ieder geval niet erg interesseert. Dat wil ik aannemen. Maar als u beweert dat in een revolutionaire situatie het standpunt dat de zoon van Clemente Castillo inneemt van geen enkel belang is, dan moet ik u tegenspreken. Voor een nieuw regime kan uw steun, of uw onthouding daarvan, een factor van betekenis zijn. Het hoeft niet noodzakelijk een factor van doorslaggevende betekenis te zijn, maar zeker een factor waarmee men rekening moet houden. ’ Hij stond op. “Denkt u er eens over na. ’
‘Het lijkt me beter om over mijn patiënt na te denken. ’
Het was dokter Frigo van top tot teen en ik besefte het al nog voor ik zijn geamuseerde blik had gezien. Ik probeerde snel de indruk uit te wissen. ‘Dat wil zeggen als Villegas nog steeds mijn patiënt is. Er is, tussen haakjes, wel iets dat u zou kunnen doen om te helpen, commandant. ’
‘Hoe dan? ’
‘Als het mogelijk is zou ik graag een paar proeven van zijn handschrift zien. Het hindert niet wat: korte krabbeltjes, zelfs handtekeningen als er niets langers is. ’
‘Waar heeft u die voor nodig? ’
‘Om een vage hypothese te testen. Ik zou graag zijn handschrift van een jaar geleden vergelijken met dat van nu. ’
‘Kunt u het niet wat duidelijker maken? ’
‘Zoals ik zeg, het is maar een vage hypothese. ’
‘Goed, ik zal zien wat ik kan doen. ’
‘Fotokopieën zijn ook goed. ’
‘Bedankt voor de rum, dokter. ’
Ik ging met hem naar beneden om hem uit te laten. Ik had spijt van mijn opmerking over de fotokopieën. Dat was onnodig bits geweest. Tenslotte was hij toch eigenlijk mijn gast geweest. Omdat ik me schuldig en een beetje onnozel voelde, ging ik me helemaal als een idioot gedragen.
Toen ik de buitendeur opendeed, zei ik: ‘Wat mijn vader betreft. Hij zou nooit een held des volks kunnen zijn. Het idee is belachelijk. Hij was advocaat en politicus. ’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Onder degenen die de rede van Gettysburg hoorden, waren er destijds niet veel die er iets van verwachtten. Kijk eens naar die wolk. ’
Hij scheen zijn belangstelling voor mij verloren te hebben en wees omhoog naar de hemel.
Er hing een langgerekte zwarte wolkenveeg die aan de randen rood en goud gekleurd werd door de ondergaande zon.
‘Mooi, ’ zei hij en wandelde weg.
’s Avonds
Ik ging weer naar boven. Delvert had twee derden van zijn rum laten staan. Ik spoelde het door de gootsteen, tezamen met mijn eigen rum.
Na een poosje, toen ik een beetje gekalmeerd was, besloot ik om vroeg te gaan eten bij Chez Lafcadio. Ik wist dat Elizabeth
cn Delvert daar niet heen zouden gaan.
Hoewel de negentiende-eeuwse schrijver Lafcadio Heam het meest bekend is geworden door zijn verheerlijking van het Japanse volk en zijn cultuur, is zijn meest geslaagde werk een eerder verschenen studie over de Kleine Antillen. De eerste editie van Twee jaar in Frans West-lndïé brengt een goede prijs op en het huis waarin hij tijdens zijn verblijf in St. Paul gewoond zou hebben, staat vermeld in de officiële reisgids. Er is nu een restaurant in gevestigd en hoewel de ingelijste herinneringen aan zijn kortstondig bezoek die de muren sieren waarschijnlijk nep zijn, is het eten er goed. Bernard, de patron, komt uit Périgord.
Op dat uur in de avond kostte het me geen moeite een tafeltje te vinden; er zaten maar enkele andere vroege eters. Ik bestelde de langouste Lafcadio en een fles van de witte Hermitage die ze er graag bij serveren en verheugde me al op een rustig uurtje, toen ik de man Rosier, Elizabeths spion, van de bar naar me toe zag komen.
Stralend zei hij: ‘Dokter Castillo, ik dacht al dat u het was toen ik u door de tuin zag aankomen. We hebben elkaar vanmiddag in de Galerie Martens ontmoet, weet u nog wel? ’
Hij sprak zijn merkwaardig Frans. Ik knikte, niet bijster vriendelijk. ‘Monsieur Rosier, is het niet? ’.
‘Bob Rosier, ja. Wat een buitengewoon prettige verrassing, dokter. ’ Hij zag dat er maar voor éen persoon gedekt was toen we elkaar de hand drukten. ‘U bent alleen, zie ik. Staat u mij *oe dat ik even ga zitten? ’
Hij trok al een stoel bij. De barkelner kwam hem zijn halfvolle glas Campari-soda al na brengen. Als mijn aanwezigheid hier een verrassing voor spion Rosier was geweest, dan herstelde hij zich opmerkelijk snel.
‘Cocktail, dokter? ’
‘Nee dank u. Ik drink wijn. ’
Hij stuurde de barkelner weg met een polsbeweging en een vijf-francstuk.
‘Een verrassing zoals ik al zei en een samenloop van omstandigheden bovendien. ’ Hij schudde verbaasd zijn hoofd over de vreemde loop die het lot kan nemen. ‘U moet weten, dokter, dat ik eerst geprobeerd heb u thuis op te bellen. Omstreeks half zes. Er werd niet opgenomen. ’
‘Ik was er niet. Maagklachten, meneer Rosier? ’
Hij grinnikte. ‘U hebt zeker wel eens van de Mayo-kliniek gehoord? Iedereen wel, denk ik. Ze hebben me eens verteld dat ik
de maagsappen van een geit moest hebben. Nee dokter, ’ - hij trok een portefeuille uit zijn heupzak, haalde er een kaartje uit en legde het naast mijn bord - ‘alleen maar een kleine zakelijke aangelegenheid. ’
Op het kaartje stond dat hij Robert L. Rosier was, hoofdtaxateur, Actuariële afdeling, van de verzekeringsmaatschappij atp-Globe in Montreal. Adres: ATP-Globe-gebouw. Er stonden ook nog een telegramadres bij en een rits telefoon- en telexnummers.
‘Bent u Canadees, monsieur Rosier? ’
‘Mijn moeder was Canadese. ’
Vandaar zijn accent. Hij zei niet wat de nationaliteit van zijn vader was geweest en wat de zijne nu was. Wilde hij zich op de vlakte houden? Mogelijk cia was Elizabeths diagnose geweest. O goed... Laten we eens in het Spaans tegen hem beginnen.
‘Wat kan ik voor u doen? ’ vroeg ik.
‘Spreekt u liever Spaans, dokter? ’ Hij had zijn Spaans kennelijk in Mexico geleerd.
‘Mijn vader was advocaat. Hij drukte me op het hart, nooit zaken te bespreken in een andere dan je eigen taal. U zei dat u een zakelijke aangelegenheid te bespreken had. ’
‘Ja. ’
Op dat ogenblik werd mijn eten opgediend, dampend en verrukkelijk.
‘Ruikt lekker, ’ zei hij.
‘Is het ook. ’
‘Mag ik u gezelschap houden, dokter? ’
‘Goed. ’
Hij zat er al en alleen een beledigend ‘nee’ plus een beroep op Bemard had hem kunnen verjagen. Bovendien, ik was nieuwsgierig. Als hij een spion was - en hoewel Elizabeths meningen over vrienden en bekenden wel een beetje onbekookt kunnen zijn, heeft ze er wat vreemden betreft wel kijk op - dan was ik benieuwd wat hij van me wilde en hoe hij het zou aanleggen om dat te krijgen.
Hij nam in ieder geval al bij voorbaat aan dat ik geen bezwaar had. Nog bijna voor ik dat had kunnen bevestigen had hij al lan-gouste Lafcadio besteld, hoewel met die smerige Languedoc erbij in plaats van de Hermitage. Ik bedacht dat, mocht hij toch geen spion zijn maar een bonafide Frans-Canadese verzekeringsman die me een kapitaalverzekering wilde aansmeren ‘speciaal aangepast aan veelbelovende jonge artsen’ - ik had het al eens eerder bij de hand gehad - het een stomvervelend uurtje beloofde te worden.
‘Ik wil wedden, ’ zei hij, ‘dat u denkt dat ik wil proberen u een verzekering aan te praten. ’
‘Ja. ’
Hij schudde droevig zijn hoofd. ‘We hebben het aan onszelf te wijten. Te veel harde-verkoop-artiesten die boven de cijfers van vorig jaar moeten uitkomen. Op mijn kaartje staat dat ik taxateur ben. Maar dat gelooft u natuurlijk niet. Omdat u leergeld betaald hebt, denkt u dat het alleen maar tactiek is, een soort voet tussen de deur om te zorgen dat hij niet dichtslaat voor ik tot zaken heb kunnen komen. ’
‘Mogelijk. ’
‘Het is overal hetzelfde, dokter, en niet alleen in het verzekeringsbedrijf. Verkopers meten zich allerlei fraaie titels aan (dis-trictsserviceadviseur, klachteninspecteur, klanteninspectiecoördi-nator) omdat, als ze ronduit zeggen wie ze werkelijk zijn, dat het eind van de vriendschap betekent. Dan staan ze al op straat nog voor ze begonnen zijn. ’
Als hij werkelijk een spion was in de gedaante van een verzekeringsman, dacht ik, dan ontbrak het hem in ieder geval niet aan gevoel voor humor. Een ogenblik overwoog ik nog hem uit te dagen, maar niet langer dan een ogenblik. Wat hij ook werkelijk mocht zijn, ik had als antwoord toch niet anders te verwachten dan een groot vertoon van beledigde onschuld en een lawine van geloofsbrieven van ATP-Globe. Het een zowel als het ander zou mijn maaltijd bederven en ik was niet van zins hem dat te laten doen. Daarom knikte ik alleen maar en begon te eten.
‘Weet u iets van verzekeringen af, dokter? ’ vroeg hij. ‘Over de actuariële kant ervan, bedoel ik. ’
‘Alleen wat iedereen weet. Verzekeren is gokken. Iemand moet de risicofactor berekenen. Bij paardenraces doen de bookmakers het werk. In een verzekeringskantoor zijn het de actuarissen en de inzet heet daar premie. ’
‘Tja.. - hij lachte toegeeflijk - ‘zo kun je het ook bekijken. ’
Zijn wijn werd gebracht. Nadat hij ervan geproefd had, ging hij opnieuw tot de aanval over. ‘Goed, laten we er dan over spreken in termen van gokken en risico’s. Een voorbeeld... een man geeft zijn vrouw een bontmantel van tienduizend dollar. De waarde staat vast. Wat zijn de kansen dat ze de mantel verliest? Dat hangt ervan af. De voornaamste risico’s zijn diefstal, vernietiging door brand en laten we zeggen toevallige beschadiging. Maar hoe groot zijn die kansen? Hoe vaak is er ingebroken
in de flat van dit echtpaar? Reizen ze veel? Ook in het buitenland? Neemt ze dan die mantel mee? Wordt hij ’s zomers in een kluis opgeborgen? Enzovoort. Oké, we hebben actuariële gegevens over bontmantelrisico’s. Die zijn onze leidraad. Maar ze geven geen volledig antwoord op onze vraag. Deze bepaalde man met deze bepaalde vrouw en levensstijl wil zich dekken tegen het eventuele verlies van die post van duizend dollar. Hoeveel moet zijn inzet bedragen? Iemand als ik bekijkt de transactie, noemt een bedrag en hoopt dat hij goed zit. ’
Hij sprak nog steeds Spaans, maar nu doorspekt met flarden Noordamerikaans zakenjargon.
‘U zult wel veel verstand van bontmantels hebben, ’ zei ik.
‘Ik, dokter? Geen snars. Het was maar een voorbeeld. ’ Hij nam een slokje wijn. ‘Ik ben taxateur. Ik taxeer. Maar mijn branche betreft het leven. ’
‘Dan zal u wel veel verstand van levenskansen hebben. ’
Hij keek me met een uitgestreken gezicht aan. ‘Meer van de andere kant eigenlijk. ’
Zijn langouste werd opgediend. Hij zat de schotel een ogenblik aandachtig te bekijken, te taxeren ongetwijfeld, en begon er toen zo voorzichtig van te eten alsof het een vis met kleine graatjes was die eigenlijk gefileerd had moeten zijn. Terwijl hij zat te kieskauwen en, voordat hij een hapje nam, de saus eerst achterdochtig proefde, vertelde hij me over de levenskansen.
‘Het is iets heel anders dan een bontmantel, ’ legde hij uit. ‘Daarvan kun je de exacte marktwaarde vaststellen, of liever gezegd een beëdigd taxateur kan dat doen. Maar met het leven hangt de grens in de lucht. Laten we zeggen dat een man een verzekering afsluit op zichzelf ten behoeve van zijn vrouw. Voor hoeveel, dat hangt af van zijn werkelijke of potentiële inkomsten, zijn belastingsituatie, hoeveel kinderen of andere van hem afhankelijke personen ze hebben en misschien ook hoeveel of hoe weinig hij van de dame houdt. Heel wat variabelen dus, maar mits onze medisch adviseur hem goedkeurt en hij geen amateur-para-chutespringer is, kan hij de verzekering die hij wenst, afsluiten tegen een redelijk laag tarief. Actuariële levenskanstabellen zijn tamelijk betrouwbaar. Dat soort verzekering is niet moeilijk te berekenen. ’
‘Dáarvoor hebben ze u dus niet nodig. ’
‘Precies. ’ Hij keek lichtelijk verbaasd dat hij het me zo snel duidelijk gemaakt had. ‘Mijn problemen beginnen pas als u op het terrein buiten de familierelatie komt, buiten de huiselijke sfeer.
Ze zeggen dat in het zakenleven niemand onmisbaar is. Dat mag waar zijn, maar neem nu eens een grote maatschappij in elektronica met een enorme investering in een onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor een nieuw type minicircuit. De man die hiermee belast is moet uiteraard zeer deskundig zijn. Tien tegen éen dat ze hem om te beginnen bij een concurrent hebben weggekocht. In ieder geval hebben ze heel wat aandeelhouderscenten in hem en in het project geïnvesteerd. Goed, hij wordt overreden door een dronken automobilist en sterft. De weduwe krijgt zijn levensverzekering en misschien nog een douceurtje van de verzekering van de dronkelap. Maar wat krijgt de maatschappij? Kopzorgen. Niemand is onmisbaar, maar als een sleutelfiguur plotseling wegvalt als gevolg van een stom ongeluk, dan kan dat een smak geld gaan kosten. Dus, als het enigszins de moeite waard is, zal de maatschappij het risico dekken. In sommige situaties zijn ze, of ze willen of niet, wel verplicht te verzekeren. Neem bijvoorbeeld een filmproducent. Hij leent geld van de bank om een film te maken die drie miljoen dollar kost. Daarvoor moet hij aankomen met een ster die er een kasstuk van kan maken. Wat gebeurt er, als halverwege de produktie de ster van een podium valt en zijn nek breekt? Is de bank dan zijn centen kwijt? Nee, want een van de voorwaarden van (de lening is geweest dat er een verzekering op de ster is afgesloten. Geen verzekering, geen lening. ’
‘En de actuariële tabellen dan? Gelden die niet evengoed voor de onderzoeks- en ontwikkelingsman en de filmster als voor ieder ander? ’
‘Niet helemaal. In de eerste plaats gaat het bijna altijd om zeer grote bedragen, miljoenen dollars. Ten tweede betaalt de verzekerde persoon de premie niet zelf. De derde en belangrijkste reden is, dat het niet zijn nabestaanden zijn die ervan profiteren als er een eis tot schadevergoeding wordt ingediend, maar een maatschappij. ’
‘U bedoelt dat er ruimte is voor oneerlijkheid? ’
‘Tja, die is er natuurlijk altijd wel, nietwaar? Ik bedoel dat men er soms eerder toe geneigd zal zijn. Een man die het niet in zijn hoofd zou halen bij de aanvraag een valse verklaring af te leggen, als daardoor zijn persoonlijke levensverzekering ongeldig zou kunnen worden en hij ten gevolge daarvan zijn gezin zou duperen, zou er misschien geen been in zien een maatschappij te duperen, tenminste als hij er zelf niet meer is om de consequenties te dragen. In tegenstelling tot de algemeen geldende mening, zullen verzekeringsmaatschappijen als ATP-Globe claims liever niet aanvechten. Het is geen reclame voor de zaak en bovendien ingewikkeld en kostbaar. Dus voor we tot dit soort verzekeringen overgaan, zorgen we ervoor dat we de partituur kennen. Maar dan ook de hele partituur. Oké, het resultaat van het geneeskundig onderzoek van de onderzoeks- en ontwikkelingsman is goed, maar wat als hij gewoonte heeft door rode lichten te rijden? Hij kan wel denken dat alle bekeuringen wegens verkeersovertredingen die hij in een andere staat heeft gekregen, niet meetellen als hij de vragen over zijn rijvaardigheid hier en nu moet beantwoorden. En wat de filmster betreft, hoe weten we of hij niet op peppillen leeft? Behalve natuurlijk op de dag van de medische keuring, want hij is niet gek. Maar hoe kom je dat te weten? Je gaat navraag doen. ’
‘Dat lijkt meer op speurwerk dan op taxeren. ’
Ik had verwacht dat mijn sarcastische opmerking hem zou ergeren. Dat was ook zo, maar omdat hij op het punt stond spijkers met koppen te gaan slaan, wist hij zijn ergernis te verbergen achter een nieuwe serie retorische vragen.
‘Is niet alle research speurwerk, dokter? Is het zoeken naar een mogelijk verband tussen virusinfecties en kanker ook geen speurwerk? ’ Hij legde zijn vork neer. ‘Is niet ieder oordeel dat gebaseerd is op ontvangen informaties in wezen een vorm van taxatie? ’
‘Misschien wel, senor Rosier. Doet het er veel toe hoe u het noemt? ’
Hij slikte zijn ergernis samen met het ongekauwde eten dat hij nog in zijn mond had in, en schoof zijn bord van zich af. ‘Veel te veel dragon in die saus naar mijn smaak, ’ zei hij knorrig.
‘Maar u bent niet naar St. Paul gekomen om sauzen te proeven. Waarom bent u hier, senor Rosier? ’
Hij veegde zijn mond af, nam een slokje wijn en stak een sigaret op. ‘We zijn onlangs door een multinational benaderd, dokter, om een levensverzekering voor vijftig miljoen dollar af te sluiten op een zekere Manuel Villegas of Manuel Villegas Lopez. ’ Hij keek me van ter zijde aan. ‘Kijkt u daarvan op? ’
Dat deed ik zeker. Ik weet zelf niet wat ik eigenlijk verwacht had, maar dit in ieder geval niet. Ik haalde mijn schouders op.
‘Het is inderdaad een smak geld. En wat gaat u ze berekenen voor de risicofactor? ’
‘Dat hangt ervan af hoe wij dat risico taxeren. En, zoals ik al zei, voor we dat kunnen doen moeten we inlichtingen inwinnen.
En daarbij zou u, dokter, ons kunnen helpen, dachten we. ’
‘Ik? ’
‘U bent immers zijn arts, nietwaar? ’
‘Hij is inderdaad sinds een dag of drie, vier een patiënt van me, ja. Maar ik begrijp niet hoe... ’
‘Zoiets lekt gauw uit. ’
‘Dat zeker, maar wat ik wilde zeggen is dat ik niet begrijp hoe ik u zou kunnen helpen. ’
‘Kom kom, dokter! ’
Ik nam een slok wijn voor ik antwoordde. Ik was nu zelf goed kwaad, en dokter Frigo was het liefst meteen flink van leer getrokken. Maar ik had zo’n idee dat hij niet anders verwacht had dan dat ik verontwaardigd zou zijn en dat hij daarvoor zijn woordje klaar had. Daarom nam ik mijn toevlucht tot milde ironie.
‘Als, zoals u zegt, levensverzekering uw branche is, zult u wel vaker op deze moeilijkheid stuiten. ’
Hij liet een gemaakt lachje horen. ‘Welke moeilijkheid? ’
‘Artsen praten niet over hun patiënten tegen buitenstaanders. ’
‘Het was de bedoeling dat u een insider zou worden, dokter. Nee, laat me even uitspreken. Wat ik op het oog heb is een aanstelling bij ATP-Globe als een van onze officiële medisch adviseurs. Alles wat u ons vertelt is strikt vertrouwelijk en ethisch volkomen verantwoord. Staat er iets in de Franse wet of in de ziekenhuisbepalingen dat een dergelijke benoeming verbiedt? Mocht u daar niet zeker van zijn, dan kan ik het u vertellen: niets. Het honorarium, tussen haakjes, zou vijfduizend Canadese dollars bedragen. ’
Een nieuwe camera plus de Simca.
‘Heel aardig, ’ zei ik. ‘Alleen is er nog een probleempje dat aan uw aandacht ontsnapt schijnt te zijn. Wanneer iemand voor een levensverzekering wordt gekeurd door een arts die door de verzekeringsmaatschappij is aangesteld, dan kent hij van tevoren het doel van het onderzoek en de speciale belangstelling van de onderzoeker. ’
‘Is dat een probleem? Ik heb u toch niet gevraagd uw belangstelling te verbergen, nietwaar? Natuurlijk zou hij het moeten weten. U kunt het geloven of niet, maar ook in het verzekeringswezen hebben we onze eigen ethische code. Je kunt geen levensverzekering op iemand afsluiten zonder dat de persoon in kwestie het weet. In een heleboel landen is dat zelfs onwettig. O ja, ik weet dat er eens iemand is geweest die op het vliegveld een ongevallenverzekering op. zijn vrouw afsloot en toen het toestel waar ze in zat opblies, maar heus, dat gebeurt tegenwoordig niet meer. Bovendien, wanneer bet een maatschappij is die een verzekering afsluit op een persoon die niet eens een employé is, dan bestaat het niet dat hij het niet zou weten. ’
Hij maakte me onzeker. ‘Verwacht u in alle ernst van me dat ik senor Villegas zal vertellen dat ATP-Globe me vijfduizend dollar wil betalen voor mijn mening over zijn gezondheid, opdat een niet met name genoemde maatschappij hem voor vijftig miljoen dollar kan verzekeren? ’
‘Nee natuurlijk niet. Vanzelfsprekend zouden we hem officieel op de hoogte brengen van het voorstel en zijn officiële goedkeuring vragen in de vereiste wettelijke vorm. We zijn niet gek, dokter. Senor Villegas trouwens evenmin, zover wij weten. Maar daarover kunt u natuurlijk een andere mening hebben. Een latente psychose bijvoorbeeld zou de premie aanzienlijk doen stijgen. Maar aannemende dat alles in orde is wat dat betreft, dan verwacht ik dat Villegas voor honderd procent zal meewerken. Waarom zou hij naar een vreemde dokter gaan als wij bereid zijn de opinie van zijn eigen arts te accepteren? Het zal hem heus niet verwonderen, dat kan ik u verzekeren, dat er zakenmensen zijn die er grote waarde aan hechten dat hij goed gezond blijft. ’