‘Zou het hem helemaal niet verwonderen? ’

Hij lachte zachtjes. ‘Hij zal u zelfs de naam van de maatschappij kunnen noemen, nog voor hij onze formele mededeling ontvangen heeft. U hebt hier te doen met intelligente mensen, dokter, mensen die weten waar Abraham de mosterd haalt. ’

‘Zeker een lid van het Coraza-consortium? ’

‘Wat anders? Ik wed dat u zelfs al geraden hebt welk. Nu, dat laat zich denken. Ze zullen de enige zoon van Clemente Castillo wel niet in onwetendheid gelaten hebben, vooral wanneer hij ook nog, door een merkwaardig toeval, de lijfarts van de nieuwe bevrijder is. Dit alles moet toch hartverwarmend voor u zijn, dokter. ’

Ik deed of ik mijn mond vol had en daardoor niets kon zeggen. Opgetrokken wenkbrauwen waren al genoeg om hem te laten doorpraten.

‘Na zoveel jaren Florida-mensen, ik bedoel de Miami-dromers. Deze nieuwe technieken zijn werkelijk je van het. ’

‘Wat voor technieken, senor Rosier? ’

‘Staatsgreeptechnieken natuurlijk. ’ Hij lachte vrolijk tegen me. ‘Nee dokter, we hoeven niet voorzichtig te zijn. We kennen allemaal het Plan-Polymeer. De coup nieuwe stijl, de gerationaliseer

de afrekening heeft iemand het, geloof ik, eens genoemd. De zaak is al van tevoren in kannen en kruiken - symbolisch machtsvertoon, een minimum aan geweld, een maximum aan hoffelijkheid, geen slachtoffers en het speciale vliegtuig naar een plaats van bestemming naar keuze - geen onverwachte ontwikkelingen in welke sector ook, want onverwachte ontwikkelingen betekenen blunders. Akkoord? Let wel, volgens mij is Polymeer er niet de beste naam voor, maar ja ik ben nu eenmaal geen geleerde bol. Die jongens vallen voor wetenschappelijke analogieën, ook al gaan ze eigenlijk niet op. ’

Daar ik er maar in de verte enig idee van had waar hij het over had, vroeg ik omzichtig: ‘Hoe zou u het dan willen noemen? ’

‘Operatie Fait Accompli. ’ Hij grinnikte. ‘Bot, maar waar. Overigens is het niet echt iets nieuws. Trouwens er is niets nieuws onder de zon. U hebt natuurlijk ook alles over coups gelezen. Herinnert u zich dat telegram dat de generaals aan Mussolini zonden vóór de befaamde opmars naar Rome? “Kom. Het eten is klaar. De tafel is gedekt. U hoeft maar aan te schuiven. ” Dat is de manier om een staatsgreep op touw te zetten. Kom het maar halen! Al die straatgevechten van de zwarthemden later, dat had niets te betekenen. ’

‘Behalve voor de doden en gewoijden, denk ik. ’

‘Precies. Hoe meer bloed er vloeit, hoe meer wrok. Een paar paleiswachten die niet tevoren zijn ingelicht, akkoord. De adjudant van het hoofd van politie, aan wie iedereen toch al een hekel had, ook akkoord. Maar daar houdt het mee op. Als het even kan zonder bloedvergieten. Bijna zonder bloedvergieten kan er ook nog mee door. Dat willen de media nog wel pikken. Altijd vooropgesteld natuurlijk, dat de timing juist is. ’

‘Ja ja. De timing. ’

‘Uw vrienden, de Fransen, ’ begon hij en hield toen zijn mond. Blijkbaar had hij zich bedacht of deed hij alsof hij zich had bedacht.

Maar ik had de toon van de zin opgemerkt; het begint me vertrouwd in de oren te klinken. ‘Mijn oom Paco’ en ‘mijn vrienden, de Fransen’ zijn twee posten op mijn lijstje van kennissen die door anderen nu ongewenst geacht worden. Wie met pek omgaat wordt ermee besmet.

‘Ik zal volkomen openhartig tegen u zijn, dokter, ’ hernam Ro-sier na een lange stilte.

Ik wachtte geduldig op de leugens die zo vaak op een dergelijke uitspraak volgen. Ze kwamen er aarzelend uit met een veelvuldig

trekken aan de kin en strijken over de wangen, een gekwelde ziel die tegen wil en dank moet zwichten.

‘U moet goed beseffen, ’ zei hij, ‘dat onze cliënten bijzondere problemen hebben met deze transactie. Dat Coraza-olieveld dus. Goed... het is al een hele tijd bekend dat het er was, maar niemand had er veel belangstelling voor. Te duur om de olie naar boven te halen. Dan slaat de opec op hol en de Coraza-olie wordt economisch haalbaar. Er is echter wel een enorme kapitaalinvestering voor nodig, dus er wordt een consortium gevormd om het risico te spreiden. Probleem een. De regering waarmee het consortium zaken doet is, zacht gezegd, wankel. Goed, je zorgt dus dat er een andere regering komt vóór je een Chili-situatie krijgt of de Cuba-jongens binnenkomen. Zo’n operatie als in Guatemala is vanzelfsprekend uitgesloten. ’

‘Waarom vanzelfsprekend? ’

‘Jezus, dokter! ’ Hij was een ogenblik verontwaardigd. ‘Wat is dat nu voor een vraag? Wou u soms een Middenamerikaans Wa-tergate? ’

'Ik vroeg het alleen maar. ’

‘Vergeet het dan maar. We gaan terug naar werkelijke zelfbeschikking. Geen woorden maar daden. De noodzaak van een regeringswisseling inziende, gaan we onderhandelen met de mensen die het kunnen waarmaken. En als dat betekent dat we moeten onderhandelen met iets dat wat meer links van het midden is dan ons lief is, het zij zo. We likken onze wonden, glimlachen en halen eens diep adem. Maar, dan komt probleem nummer twee. ’ Hij schonk de rest van de wijn in zijn glas. ‘Het proces van een omwenteling is éen ding, maar het verlies van een bom duiten door mijn cliënten bij dat proces is een tweede. Daar voelen ze niets voor. ’

‘Dat geloof ik graag. ’

‘Dus we hebben hier te doen met twee risico’s. Beide beslaan een periode van negentig dagen. Het eerste kan ieder ogenblik ingaan, zoals u weet. ’

‘Nee, dat weet ik niet, senor Rosier. ’

‘Toe, kom nu, dokter. Omstreeks de eerste juni stapt uw patiënt en goede vriend Villegas in een vliegtuig en stijgt op. Ik twijfel er niet aan of u zit dan naast hem om zijn pols te voelen en zijn bloeddruk te meten. Ja of nee? ’

‘Nee. ’

‘Zoals u wilt. Waar het om gaat is dat zodra hij zijn reis begint, ook ons risico begint. Van dat ogenblik af escaleert het. Aangenomen dat de coup zorgvuldig en bekwaam is voorbereid, aangenomen dat de bekende haarden van potentieel verzet onschadelijk zijn gemaakt, aangenomen dat zijn bondgenoten en voorhoede ter plaatse hun taak loyaal en grondig hebben verricht... dat allemaal aangenomen, dan escaleert het risico nog steeds. Onder de mensen die de bevrijder bloemen toewerpen, staat éen krankzinnige met een handgranaat. Waar coups zijn, kun je tegencoups verwachten. Er hapert iets in de consolidatiefase, er worden een paar foute zetten gedaan, en we zitten met een volslagen fiasco. Dat is risico nummer éen. Maar laten we zeggen dat we voldoende weten om dat te taxeren en in de hand te houden. Akkoord? ’

‘Als u het zegt. ’

‘Maar hoe zit het met risico nummer twee? Ook negentig dagen, denken we, maar het begint later, tijdens fase drie. En wel onmiddellijk na de diplomatieke erkenning van het Democratisch Socialistische regime en de aankondiging van de formatie van het nieuwe Nationaal Bureau voor Bodemschatten. Herroeping van de bestaande Coraza-concessie volgt en de vriendschappelijke on-derhandelingen met het consortium nemen een aanvang. Met als doel natuurlijk een nieuwe transactie af te sluiten, een betere, prettiger, lucratiever relatie tot stand te brengen tussen de volksregering en de buitenlandse ontginners. En op dat punt loop je de kans dat mijn cliënten verneukt worden. ’

‘Kun je je verzekeren tegen verneukt worden? ’

‘Natuurlijk, dokter. Je kunt je tegen alles verzekeren. Voor deze gevallen bestaat er een bepaalde techniek die “spreiding van de premies” heet. ’

‘U bedoelt: op verschillende paarden wedden? ’

‘Nee, dat bedoel ik niet. ’

Hij had plotseling een luchtige toon aangeslagen, verveeld bijna, en er was een afwezige blik in zijn ogen gekomen. Maar omdat tot dusver niemand me ooit had proberen om te kopen en ook niemand me ooit gevraagd had als tussenpersoon op te treden om iemand anders om te kopen, herkende ik niet onmiddellijk de karakteristieke symptomen, dat ik hier te doen had met een van deze mogelijkheden.

‘Dan zult u het nader moeten verklaren, ’ antwoordde ik.

Hij liet de luchtige toon even snel varen als hij die had aangeslagen. Hij gaf zo’n harde klap op de tafel dat het bestek rinkelde. ‘Ja hoor eens, dokter, ’ barstte hij kwaad uit, waarna hij zweeg en eens diep ademhaalde als iemand die probeert zijn oplaaiende vertwijfeling over zoveel stommiteit meester te worden.

Ook alweer een karakteristiek symptoom, denk ik. Voorsteller laat tanden zien en gromt. Een vijandige reactie van de tegenpartij wordt al bij voorbaat de kop ingedrukt door hem het gevoel te geven dat hij ongelijk heeft. Anticiperende woede zou je het kunnen noemen misschien.

Hij dwong zichzelf zichtbaar tot redelijkheid. ‘Laten we het stapsgewijs doen, ’ zei hij en tikte met zijn nagel tegen zijn wijnglas. ‘Kent u El Lobo? ’

‘Natuurlijk ken ik hem. ’

El Lobo is de schuilnaam, tenminste voor externe propagandadoeleinden, van Edgardo Canales, de leider van de stadsguerrilla, wiens organisatie er de laatste tijd zoveel toe heeft bijgedragen om de Oligarchie en haar trawanten in een zowel incompetent als corrupt daglicht te stellen. Zes ontvoeringen tegen losgeld in even zoveel weken, waarbij twee van de slachtoffers, voor wie de bedrijven of de familie geweigerd hadden te betalen, waren vermoord en minachtend voor de poorten van de militiebarak-ken neergegooid, zijn misdaden die zelfs de gecensureerde pers en radio niet konden verdonkeremanen. De officiële beweringen dat ze gepleegd zouden zijn namens de Democratisch Socialisten en dat El Lobo’s ondergrondse groep - volgens hun eigen zeggen marxistisch-leninistisch - onder het bevel van de partij zou staan, is nooit uitdrukkelijk ontkend door Villegas. De partij, heeft hij plechtig verzekerd, streeft naar vrede en als er jonge leden zijn die tot wanhoopsdaden gedreven worden, dan ligt de verantwoordelijkheid bij degenen die de oorzaak zijn van die wanhoop.

‘Misschien dat deze El Lobo u beroepshalve interesseert, dokter. ’ Rosier knipte gebiedend met zijn vingers naar de sommelier die er, zeer terecht, geen notitie van nam. ‘Dat wil zeggen als u zich interesseert voor psychopaten, ’ voegde hij eraan toe.

‘Nee. ’

‘Misschien móet u zich voor dit exemplaar wel gaan interesseren. Uw patiënt Villegas in ieder geval wel, vooral wanneer hij El Presidente Villegas wordt. ’

‘Als hij president wordt. ’

‘O dat wordt hij zeker. ’ Hij knipte weer met zijn vingers. Ditmaal stond de sommelier te dichtbij om hem te negeren en nam een bestelling voor twee cognacjes op.

Rosier stak weer een sigaret op en hoestte. ‘Als de omstandigheden gunstig zijn, ’ vervolgde hij toen de hoestbui over was, ‘onder de juiste omstandigheden... een economisch achtergebleven

bevolking met de politieke macht in handen van enkele landeigenaars, geen gevaar voor interventie van grootmachten, een apathische bureaucratie en een paar goed in de hand gehouden oproerkraaiers om de burgerij op te jutten... gegeven die omstandigheden is een staatsgreep vrij gemakkelijk. ’

‘Dat zal wel. ’

‘Ja. Maar wat gebeurt er als de nieuwe machthebbers, zij die de lakens komen uitdelen, jarenlang buiten het land als ballingen in den vreemde hebben geleefd? Ik zal u vertellen wat er dan gebéurt. Als de eerste heerlijke golf van enthousiasme voor de bevrijders is geluwd, slaan de mensen die niet in ballingschap hebben geleefd aan het prakkizeren en gaan zich dingen afvragen. En degenen die het meest prakkizeren en zich het meeste afvragen, zijn de militanten, de subversieven, die de hele coup mogelijk gemaakt hebben, of denken dat ze die mogelijk gemaakt hebben. In dit geval zullen dat El Lobo en al die pientere jongens zijn, de werkelijk intelligente, harde jongens die hij van de universiteit heeft gerekruteerd. Wat zal hun reactie zijn als ze gaan prakkizeren over bevrijders als Paco Segura? Oké, u hoeft niet te antwoorden. ’

‘Dat was ik ook niet van plan. ’

‘Goed, we kennen allebei het antwoord. Oproerigheid en subversie worden een tweede natuur. Evenals ontvoeringen en politieke moorden. Het eerste probleem waar El Presidente mee te kampen krijgt is de houding van zijn bondgenoten in het land zelf. Neem El Lobo. Hoe kan hij hem belonen? Door hem aan het hoofd van de politie of de inlichtingendienst te plaatsen? Dat zal niet gaan. Hij moet ook rekening houden met het leger en de luchtmacht die werkeloos op hun krent zijn blijven zitten toen hij de regering omver kwam werpen. Bovendien is een werkelijk bekwame chef van de inlichtingendienst te gevaarlijk. Wie weet hoe gauw hij een tegencoup zou beginnen. Dus wat blijft er over? Een ander soort begunstiging. Hij krijgt een baantje waarmee hij zich kan verrijken. ’

‘Als hij dat aanneemt. ’

‘Zo’n idealist is El Lobo nu ook weer niet, wat hij die studenten die hem zo bewonderen ook mag wijsmaken. Snelle auto’s, jachten, chique vriendjes en vriendinnetjes, noem maar op. Daar houdt hij van. ’

Ik was nieuwsgierig. ‘En de marxistisch-leninistische volgelingen die het werkelijk menen dan? U zei dat ze intelligent waren. Ze kunnen niet allemaal omkoopbaar zijn. ’

‘Niet allemaal op dezelfde manier, nee. Sommigen zouden hun wapens willen geven voor een zetel aan het hoofd van een com-missietafel die macht zou betekenen, of in ieder geval de illusie van macht. ’

‘Intelligente jongemannen? ’

‘En vrouwen ook tegenwoordig. Geloof me, op ieder potje past een dekseltje waar door een kruiwagen aan te komen is. De moeilijkheid is dat dit allemaal geld kost en dat zal een probleem van de eerste orde voor uw patiënt worden. ’

‘Ik zou zo denken dat dat nog zijn kleinste probleem was. ’

‘Ik heb het over geld waarover hij kan beschikken, hij persoonlijk. Ik denk niet dat die jongens in Parijs erg behulpzaam zullen zijn, hè? Ze zullen de hand op de portemonnee en de teugels strak houden. Wat hij straks nodig heeft zijn mensen die begrip hebben juist voor dit soort problemen en die bereid zijn hem te helpen bij het oplossen ervan. En als ik zeg helpen, dan bedoel ik niet met sympathie. Dan bedoel ik klinkende munt. ’

‘Ik ben zijn arts, senor, niet zijn financieel adviseur. ’

‘U bent de zoon van zijn oude vriend en leider, nietwaar? Zelfs een vriend? Wat is er verkeerd aan als een vriend hem vertelt dat mijn cliënten al vijf miljoen dollar hebben klaarliggen ten bate van het Villegas-fonds, een particulier fonds tot ondersteuning van de president? Ik zou zo zeggen dat dit verheugend nieuws voor hem moet zijn. ’

‘En dat wordt bedoeld met het “spreiden van de premies”? ’ ‘Precies. ’

Ik had eigenlijk verontwaardigd moeten opstuiven, veronderstel ik, maar dat deed ik niet. Zoals ik al zei, ik heb nooit eerder iets met omkoperij te maken gehad. Een van mijn collega’s in het ziekenhuis werd vorig jaar benaderd door Venezolaanse drughandelaars die aan narcotica probeerden te komen. De politie zette valstrikken, er werden arrestaties verricht, de nieuwsbladen van het eiland maakten de bijbehorende tamtam, maar dat was alles. De collega in kwestie scheen de hele geschiedenis wel grappig gevonden te hebben. Als ik in zijn schoenen had gestaan, zou ik dat misschien ook gevonden hebben. Maar nu ik hier bij Chez Lafcadio zat te luisteren naar Rosier die terloops aanbood om via mij Villegas te kopen voor vijf miljoen dollar, nu voelde ik me in de eerste plaats in verlegenheid gebracht. Daarbij kwam een plotselinge, en duidelijk psychogene, behoefte om mijn blaas te ledigen. Ik hield het zo goed mogelijk op en wenkte om mijn rekening.

Hij keek me verbaasd aan.

‘Het wordt mijn tijd, ’ zei ik.

‘Maar ik heb net cognac besteld! ’

‘Die zult u dan tot mijn spijt zelf moeten opdrinken. ’

Hij keek me misnoegd aan. ‘Dokter, we hebben dingen te bespreken, zaken. Ik heb u een serieus voorstel gedaan, weet u wel? ’ ‘Medisch adviseur in St. Paul voor ATP-Globe? ’

‘Ook dat natuurlijk, als officiële eerste stap. ’

‘Niet voor mij, senor Rosier. Maar ik kan u dokter Massot warm aanbevelen. Hij heeft hier een particuliere praktijk. ’

‘Dokter, als ik iets gezegd heb waardoor u beledigd zou kunnen zijn... ’ protesteerde hij.

‘Dat valt wel mee. En dokter Massot heeft, van uw standpunt gezien, nog een pluspunt ook: hij mag senor Villegas niet. Voor taxatiedoeleinden kan dat van belang zijn, dunkt me. U zou een strikt objectief oordeel van hem krijgen. ’

Mijn rekening kwam. Ik had het geld al klaar, legde het neer en stond op.

‘Hij zou ook uw andere aanbod aan de patiënt kunnen doorgeven. Waarschijnlijk zou hij dat met meer tact doen dan ik. ’

Ik had nog meer protesten van hem verwacht, maar tot mijn verbijstering zat hij te lachen.

‘Daar hebben we dokter Frigo weer, ’ zei hij in het Engels. ‘Pardon? ’

‘Tot ziens, doe. ’ Hij zat nog steeds te grinniken.

Ik vertrok.

Thuisgekomen besloot ik Gillon op te bellen.

Had hij me niet bevolen hem alle benaderingen door vreemden te rapporteren? Nu dan! Het was weliswaar laat en hij zou waarschijnlijk thuis zitten bij zijn gezin, maar daar was niets aan te doen. Hij had me vanmorgen zelf uit een heerlijke, diepe slaap gewekt. Totaal overbodig. Als ik nu hém uit een diepe slaap wekte, dan had hij pech gehad.

Hij was allesbehalve in slaap.

Hij had tegen Delvert gezegd dat de telefoniste van het Ajou-pa-hotel zijn privé-nummer wist, dus ik vroeg het aan haar. De telefoon bleef een volle minuut overgaan voor er werd opgenomen. Door iemand, zijn vrouw waarschijnlijk, die een Française zou kunnen zijn, hoewel het moeilijk te zeggen was omdat ze moest uitschreeuwen boven het lawaai van een hi-fi, die op volle sterkte een oude Piaf-plaat draaide. Ik hoorde Gillon brullen dat het ding zachter gezet moest worden voor hij eindelijk zelf aan de

telefoon kwam. Ze hadden het iets zachter gezet, maar niet veel. Hij moest boven de muziek uit blijven schreeuwen.

‘Wat is er, dokter? ’

Ik vertelde hem van Rosier. Toen ik over de verzekeringspremie sprak, begon hij te giechelen en toen ik aan de vijfduizend dollar honorarium als medisch adviseur was gekomen, lachte hij hartelijk.

‘Prachtig! Ik hoop dat u het geaccepteerd hebt, dokter. ’

‘Wat? ’

‘Ik zei dat ik hoopte dat u het geaccepteerd hebt. ’

Ik wilde zeggen dat ik dat natuurlijk niet had gedaan, maar hij begon opnieuw te lachen. Piaf kreunde op de achtergrond.

‘Wat wilde hij nog meer? ’

Ik vertelde hem van de vijf miljoen dollar aan steekpenningen die ik Villegas had moeten aanbieden.

Opnieuw een lachbui.

‘Wat een machtig amusante avond moet u gehad hebben, dokter, ’ zei hij toen hij weer op adem gekomen was.

‘Het doet me genoegen dat u er zo over denkt, commissaire. ’ ‘Nog iets? ’

‘Is het niet genoeg? Wie is die Rosier eigenlijk? ’

‘Maar dat heeft hij u immers verteld? Verzekeringen. ’

‘Dat wil nog niet zeggen dat ik hem ook geloof! ’

Hij begon weer te hinniken. ‘Dat moet u toch heus doen, dokter! ’

‘Wat moet ik doen? ’

‘Hem geloven. Verzekering is de meest exacte beschrijving van het soort werk dat hij doet. ’

Nog steeds lachend hing hij op.

Ik verdacht hem ervan een glaasje te veel op te hebben.

Als hij na deze idiote vertoning een geschreven rapport van me verwachtte, dan vergiste hij zich lelijk.

Zaterdag 17 mei, ’s morgens

Heb tenminste een paar uur kunnen slapen.

In het ziekenhuis maakte ik een nieuwe serie afspraken voor Villegas en liet de brief waarin hij hiervan op de hoogte gesteld werd typen op papier van de röntgenafdeling.

In de lunchpauze ging ik zelf naar Les Muettes - de nieuwe

bougie doet het nog steeds prima - en gaf de brief aan monsieur Albert bij de poort. Hij beloofde te zullen zorgen dat Antoine hem persoonlijk aan Villegas ter hand zou stellen.

Hij zat in zijn deux-cheveaux uit een mandje zijn lunch te eten en vroeg me of ik ook iets wilde hebben. Ik bedankte, maar omdat zijn baantje hem kennelijk de keel uithing, bleef ik nog een paar minuten met hem praten.

‘Hebt u gehoord dat we volgende week bezoek krijgen, dokter? ’

‘Bezoek? Hier? ’

Hij knikte. ‘Ik verwacht dat de commissaire u nog wel zal waarschuwen. Landgenoten van u, geloof ik. Drie personen. Belangrijk. ’

Meer kon ik niet uit hem krijgen over dit onderwerp. Hij had me gewaarschuwd omdat van aanstaande maandag af de bewaking van de villa verdubbeld zal worden. Er worden extra mensen uit Martinique ingezet. Dat betekent veranderingen in het dienstrooster en nieuwe gezichten.

’s Middags

Tot mijn verbazing werd ik opgebeld door dona Julia. Maandag zou haar echtgenoot het best schikken voor het maken van de röntgenfoto’s. Ze informeerde of ik ook aanwezig zou zijn. Ik zei dat ik erbij zou blijven en ervoor zou zorgen dat het ongemak voor hem tot een minimum beperkt zou blijven. Ze bedankte me beleefd.

Ik was verbaasd omdat, Gillons overtuiging en Delverts duister gepraat over druk uitoefenen op oom Paco ten spijt, ik niet had verwacht zo prompt een antwoord op mijn brief te zullen ontvangen. Ik belde Gillon op om hem van dona Julia’s telefoontje op de hoogte te brengen. De assistent zei dat hij in vergadering was en niet gestoord kon worden. Ik liet dus een boodschap achter en ging verder met mijn werk.

Ik had mijn dagtaak er juist opzitten, toen Delvert telefoneerde. Ja, hij had gehoord van de afspraak voor de röntgenfoto’s op maandag. Hij wilde me spreken over een andere kwestie. Kon ik op weg naar huis even bij hem aankomen in het Ajoupa-hotel, kamer 406?

Dat betekende een omweg van twintig minuten voor me en ik

had afgesproken, om zeven uur bij Elizabeth te zijn; maar hij gaf me geen kans dat te vertellen. Toen ik iets wilde zeggen, viel hij me in de rede met de mededeling dat hij mij aanstonds verwachtte, en hing op.

Kamer 406 bleek de zitkamer van een suite te zijn. Duur. Of zouden voor de S-dec speciale tarieven gelden?

Toen Delvert me binnenliet, zat er al een Iegerluitenant in uniform, maar hij nam niet de moeite ons aan elkaar voor te stellen. Hij wees alleen naar een tafeltje tegen de muur waarop een fles whisky, glazen en een ijsemmertje stonden.

‘Gaat uw gang, dokter. Ik ben zo klaar. ’

Het was een gekke situatie. Ik ken de luitenant namelijk heel goed. Hij heet Billoux en is een technisch officier die aan het hoofd staat van de verbindingsdienst in het Fort. Hij is ook een medelid van de tennisclub Savane, die twee goede tennisbanen heeft en waar we af en toe samen hebben gespeeld als partners in het herendubbel.

Deze avond scheen hij echter mijn blik niet te willen ontmoeten, laat staan een blijk van herkenning te geven. Hij stopte met zorg een bundel papieren in een officieel uitziend tasje dat met een ketting aan zijn pols vastzat. Hij transpireerde lichtelijk alsof hij bezig was een lont aan te brengen in een bijzonder ontplofbare bom. Mischien deed hij dat in zekere zin ook. Blijkbaar geven commandant Delvert en de S-dec de voorkeur aan het leger als communicatiemiddel boven de Préfecture of het postkantoor.

Toen de militaire groeten waren uitgewisseld en Billoux was vertrokken, met zijn tasje onder zijn arm maar nog steeds zonder me met een blik te verwaardigen, scheen Delvert zich opgelucht te voelen.

‘Mijn excuses voor het oponthoud, dokter. ’ Hij keek naar mijn glas, deed er nog wat whisky bij en schonk daarna zichzelf een glas in.

‘Me dunkt dat u en die jongeman elkaar toch moeten kennen, ’ merkte hij op.

‘We tennissen wel eens samen, ja. ’

‘O is het dat. Ik zag dat u probeerde zijn blik te vangen. Waarom zei u niet gewoon “dag” tegen hem? ’

‘Omdat hij dat kennelijk niet wilde. ’

Hij zuchtte. ‘Dat dacht ik ook al. Ik vrees, dokter, dat u nu op uw tennisclub besmet bent met het pek van de S-dec. Ik had u aan elkaar moeten voorstellen en moeten zeggen dat u me tegen tyfus kwam inenten of iets dergelijks. Het spijt me. Nu ziet u eens

hoe het met ons gesteld is. We worden gewantrouwd en gemeden. ’

‘Er is heel wat voor nodig om me in tranen te doen uitbarsten, commandant. ’

Hij glimlachte en nam éen klein slokje van zijn whisky, waarna hij een la ontsloot en er zijn aktentas uithaalde.

‘Ik weet dat u een afspraak met madame Duplessis hebt, ’ zei hij, ‘dus ik zal u niet lang ophouden. ’

Hij haalde enige paperassen uit de tas. ‘Gisteren vroeg u om proeven van Villegas’ handschrift, ’ vervolgde hij. ‘Ik heb ze, al is het niet veel. Gewoonlijk dicteert hij in de dictafoon en tikt zijn vrouw of een secretaresse het uit. Maar we hebben ons best gedaan. Hier zijn twee kladjes. Op het ene staan een paar punten voor een lezing en het andere is voor een artikel voor zijn partij-nieuwsblad. Op allebei vindt u tamelijk uitvoerige, met de hand geschreven correcties. ’ Hij reikte ze me toe. ‘De datums erboven hebben wij erop gezet. De notities voor de lezing zijn, zoals u ziet, ruim een jaar oud. Het artikel is drie maanden geleden geschreven. Hebt u er iets aan? ’

Ik ging met de papieren op een stoel bij het raam zitten en vergeleek ze met elkaar.

Het waren fotokopieën, maar heel duidelijke. ‘Bent u er zeker van dat het zijn eigen handschrift is en niet dat van zijn vrouw of zijn secretaresse? ’ vroeg ik.

‘Absoluut zeker. ’ Hij was naast me komen staan.

Ik gaf ze hem terug.

‘Wat is er, dokter? U lijkt me niet tevreden. ’

‘Ik had een ogenblik gedacht dat Villegas’ spraakmoeilijkheden mogelijk een eerste symptoom van de ziekte van Parkinson waren. Weet u wat dat is, commandant? ’

‘Jawel. ’

‘De enigszins starre gelaatsuitdrukking die hij heeft zou ook in die richting kunnen wijzen. Maar het is moeilijk vast te stellen in het beginstadium. Soms wil het handschrift nog wel eens een aanwijzing zijn. Het wordt dan kleiner en de regels hebben de neiging omlaag te buigen. Dat gebeurt soms al nog vóór er iets van beven te bespeuren valt. Als je de ziekte van Parkinson in een vroeg stadium onderkent, kan een behandeling de patiënt tegenwoordig veel goed doen. ’

Hij vergeleek de twee voorbeelden zelf. ‘Kan men uit het feit dat het handschrift niet kleiner is geworden ook nog enigerlei gevolgtrekking maken? ’

‘Alleen dat je geen conclusies moet trekken op grond van onvoldoende gegevens. Het spijt me dat ik de tijd van de S-dec heb verknoeid. ’

‘De goede tijding dat deze bijzondere patiënt niet aan de ziekte van Parkinson lijdt, is al voldoende compensatie. ’

‘Ik heb niet gezegd dat hij er niet aan lijdt. Ik zei dat het niet blijkt uit zijn handschrift. Tenslotte heb ik de man nog maar eenmaal gezien. ’

‘Nu, in ieder geval ziet u hem nu eerstdaags weer. ’

‘Ja. ’ Omdat ik geen zin had nog verder met hem over mijn patiënt te praten, ging ik op een ander onderwerp over. ‘Commis-saire Gillon scheen zich erg te amuseren over mijn gesprek met die Rosier. Vindt u het ook zo leuk, commandant? ’

‘Een beetje wel. ’ Hij schonk me zijn misleidende glimlach.

‘Zou ik de grap ervan mogen weten? ’

‘O, het is geen grap. Het is alleen dat het contact, hoewel we het verwacht hadden, een beetje erg snel gelegd is. ’

‘Had u verwacht dat hij mij zou willen omkopen om Villegas om te kopen? ’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Die multinationals zijn er altijd op uit om politieke invloed te kopen als ze denken dat die te koop is. Je kunt het ze niet kwalijk nemen. Meestal is die ook te koop. ’ ‘En in dit geval? ’

‘Daar kunt u gemakkelijk achter komen. Waarom geeft u het aanbod niet aan Villegas door om te zien hoe hij het opneemt? Hij weet gerust wel van wie het komt, dat verzeker ik u. ’

‘Hoezo? ’

‘Door het inzetten van Rosier als agent en het bedrag van het bod. De vorige keer was het twee miljoen, ziet u, en het werd op zo’n tactloze manier gedaan dat het wel geweigerd móest worden. ’

‘Maar een bod waarvoor? ’

‘Begunstiging natuurlijk. Als alles volgens plan verloopt, komt er binnenkort een herziening van contracten. Er zullen nieuwe onderhandelingen gevoerd moeten worden over de voor de nieuwe leden van de regering aanvaardbare percentages die aan de verschillende leden van het consortium zullen worden toegewezen. Het wordt loven en bieden. En Villegas kan desgewenst gebruik maken van zijn vetorecht. ’

‘Maar deze Rosier... wie vertegenwoordigt hij? ’

‘Diverse eigen verzekeringsmaatschappijen van de multinationals. Als u er werkelijk nieuwsgierig naar bent, kunt u uitzoeken

wie ATP-Globe bezit. Dat kunt u vinden in de registers van de Kamer van Koophandel. Daar is niets geheimzinnigs bij. ’

‘Wilt u me vertellen dat Rosier werkelijk een verzekeringstaxa-teur is? ’

‘Goeie hemel, nee. Hij is een beroepsspion, een man met een grote ervaring. Wij zouden natuurlijk geen gebruik van zijn diensten willen maken - hij speelt te vaak dubbel spel, ik bedoel hij werkt voor beide kanten - maar hij is zeer bekwaam. Dat hij aannam dat u eindelijk een volledig geïntegreerd deel van het pakket was geworden, mag wat voorbarig zijn geweest, maar u ziet hoe snel hij u benaderd heeft. ’

‘Pakket? ’ hij had het Engelse woord gebruikt.

‘Het spijt me dat ik die Anglo-Amerikanismen moet gebruiken, maar er bestaat eigenlijk geen exact Frans equivalent voor. ’ ‘Het pakket is het Plan-Polymeer? ’

‘O, heeft hij dat ook genoemd? ’ Hij lachte. ‘Het geheime codewoord. ’

‘Hij scheen het niet zo erg geheim te vinden. Hij sprak erover alsof het algemeen bekend was. ’

‘Ik twijfel er niet aan of dat is het ook in bepaalde kringen. Samenzweringen zijn een broedplaats van codewoorden. Ze vermenigvuldigen zich als vliegen op een mesthoop. ’

‘Hij was van mening dat deze naam niet toepasselijk was. Hij vond Fait Accompli beter. ’

Hij nam een teugje. ‘Dat ben ik met hem eens. Weet u wat een polymeer is? ’

‘Ja, ik heb het opgezocht. Polymerisatie is een soort chemische gebeurtenis, geen reactie maar een verandering van staat, een hergroepering van moleculen. Bijvoorbeeld: ruwe rubber wordt gevulcaniseerde rubber, dezelfde substantie maar met andere eigenschappen. De tweede is een polymeer van de eerste. ’

‘Het punt is, geloof ik, dat deze verandering van staat - let op deze veelbetekenende zin - gewoonlijk teweeggebracht wordt door de werking van een katalysator. Ziet u het? Een kinderlijk spel met woorden. Verandering van staat, inderdaad! Maar ach, als ze er plezier in hebben..

‘Ze? ’

‘Rosiers werkgevers en hun zakenvrienden. ’

‘Die ik bij de Kamer van Koophandel kan vinden? ’

‘Als u het erg graag wilt weten, denk ik wel dat ik u ook die moeite kan besparen. ’

‘En de S-dec is de katalysator. ’

De glimlach weer. ‘Als ze ons in dat licht willen bezien, hebben we er geen bezwaar tegen. Wat ons interesseert is dat de Po-lymeer-plannenmakers nog steeds uw rol in het plan niet kennen. ’

‘Ik heb geen rol. ’

‘Dat weten wij wel, maar dat zullen zij, met de mensenkennis die ze hebben, natuurlijk moeilijk kunnen geloven. ’

‘Ze zullen mettertijd wel aan het idee gaan wennen. ’

‘Of u zult, als u uw patiënt beter leert kennen, misschien aan het andere idee gaan wennen. ’

Ik zette mijn glas neer. ‘Is dat het oogmerk van de manoeuvre, commandant? Dat ik er, door een professionele verantwoordelijkheid, niet aan zal kunnen ontkomen me ook politiek te binden? ’

‘Dat is waarschijnlijk Villegas’ oogmerk. ’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Niemand zal u dwingen u te binden. Niemand kan u dwingen. Vanzelfsprekend zouden we graag zien dat Villegas alle mogelijke hulp kreeg. Uw steun, uw naam, kan waardevol zijn voor het doel waarnaar hij, waarnaar uw vaders partij streeft. U gelooft het wel niet, dat zegt u tenminste, maar het is desondanks een feit. Ik zal openhartig tegen u zijn, dokter. Wij zijn van mening dat u al veel eerder en meer op de man af benaderd had moeten worden. Dat hebben we ook geadviseerd. Ons advies is niet opgevolgd. We weten nu waarom. Paco Segura heeft een tegengesteld advies gegeven en heeft de zaak op de lange baan weten te schuiven. Hij heeft het nu natuurlijk al te bont gemaakt, maar hij heeft met zijn vertragingstactiek toch zijn doel bereikt. Dacht u ook niet? ’

Hij zat volkomen ontspannen te praten. Hij had het over een film kunnen hebben die hij nogal vervelend had gevonden. Ik snakte er plotseling naar om uit die kamer weg te komen. Iets over mijn afspraak met Elizabeth mompelend, stond ik op.

Hij deed geen poging het gesprek voort te zetten of me tegen te houden. Mijn verwarring moet duidelijk zijn geweest. Wat hem betrof waren de laatste vijf minuten welbesteed geweest.

Hij zei dat we elkaar ongetwijfeld nog vaak zouden zien in de komende week.

’s Avonds

Het was een verademing om bij Elizabeth te zijn. Tenminste een

poosje was het een verademing.

Haar femme de ménage had een lichte maaltijd klaargemaakt en we brachten een rustig uurtje samen door met het bekijken van de nieuwe serie contactafdrukken en het uitzoeken van de exemplaren waarvan we kleurenvergrotingen zouden bestellen. Ze zei eerst niets over haar ontmoeting met Delvert en ik vroeg er ook niet naar. Ze heeft me in het verleden overduidelijk te verstaan gegeven dat haar huwelijk geen onderwerp was waarover ze met mij wenste te discussiëren.

Dus toen we met de foto’s klaar waren, vertelde ik haar van Rosiers voorstellen. Tenslotte was zij het die me voor hem had gewaarschuwd. Maar het scheen haar niet erg te interesseren. Haar reactie verschilde eigenlijk niet veel van die van Gillon.

‘Je had het geld moeten aanpakken, ’ zei ze. ‘Ik weet zeker dat die verzekering tenminste het consulthonorarium betaald zou hebben. Dat zou zeker met ze geregeld zijn. ’

‘Ik nam natuurlijk aan dat die verzekering maar een dekmantel was. ’

‘Zijn schijnbare dekmantel wel, ja. Natuurlijk werd er van je verwacht dat je er doorheen zou zien en dat je, omdat je niet achterlijk bent, zou denken dat zijn eigenlijke werkgever een Amerikaans lid van het consortium is. ’

‘Nou, dat kan toch? ’

Ze keek me medelijdend aan. ‘Niet als hij het er zo dik op gelegd heeft. Ernesto, jongen, deze mensen, de beroepsmensen bedoel ik, laten je nooit weten voor wie ze werken. Of voor wie jij zult werken als je hun geld aanpakt. Ze hebben lagen en lagen dekmantels, altijd. Hij kan in principe voor iedereen werken - de Russen, de Engelsen, de Venezolanen, de Arabieren, de Israëli’s, de Chinezen - iedereen. Je hoeft heus niet te lachen. Hij zou zelfs kunnen werken voor de mensen die geacht worden de verliezende partij te zijn bij deze fraaie coup waar hij over praatte. Of hij speelt dubbel spel en werkt tegelijkertijd voor beide kanten. ’

‘Commandant Delvert zegt dat dit met name bij deze man heel waarschijnlijk zou zijn. ’

Dit prikkelde haar.

‘Delvert! Die man is zelf ongelooflijk corrupt. ’

Toen ik niets zei, stond ze op en ging door de studio ijsberen.

‘Ik heb tegen je gezegd dat hij als handlanger van mijn echtgenoot kwam. ’

‘Ja. ’

‘Dat bleek maar ten dele waar te zijn. ’

‘Dan moet de avond tenslotte toch nog meegevallen zijn. ’

‘De meeste tijd heeft hij over jou zitten praten. ’

‘Jammer. ’

‘Wil je niet weten wat hij gezegd heeft? ’

‘Alleen als jij het me wilt vertellen. Wat het handlangersdeel betreft was er zeker geen nieuws? ’

‘Alleen dat de maitresse van mijn echtgenoot het leven heeft geschonken aan een tweeling, jongetjes. ’ Ze wees beschuldigend naar me. ‘Noem je dat geen nieuws? ’

Het was het beste nieuws dat ik sinds lang had gehoord, maar ik antwoordde behoedzaam. ‘Het is inderdaad wel een nieuwtje,

ja-’

‘Nieuwtje! Het is een belediging! ’

‘Nou... ’

‘Een opzettelijke belediging! ’

‘Kom nu, Elizabeth. Hoe kan dat nu opzettelijk zijn geweest. ’ ‘Opzettelijk! Die vrouw heeft een vruchtbaarheidspil geslikt. ’

Ik slaagde erin medisch geïnteresseerd te lijken. ‘Weet je dat zeker? ’

‘Ik kon het eruit opmaken. ’

‘Dan heeft je echtgenoot nog geboft. Ze had wel een drieling kunnen krijgen. ’

Elizabeth keek me streng aan. ‘Lach je me uit, Emesto? ’ ‘Helemaal niet. Hoewel ik niet inzie waarom je je beledigd moet voelen. De maitresse van je echtgenoot wilde een kind van hem. Ze heeft er nu twee. Deze dingen gebeuren. ’

‘En jij bent met dit gebeuren in je schik. Jij denkt, net als Delvert, dat het bestaan van die twee bastaards een hersenverweking bij me teweeg zal brengen, hè? ’

‘Een hersenverweking? Waarachtig niet! ’

‘Maar misschien wel dat mijn hart week zal worden. Is het niet zo? ’

Het was zo en ze wist het. Ik kon alleen maar mijn schouders ophalen.

‘Laten we dan maar eens kijken waarvoor Delvert jóuw hart week wil maken. ’ Ze kan nooit de verleiding weerstaan, onmiddellijk met gelijke munt te betalen, ook als ze het zich alleen maar inbeeldt dat iemand haar gekwetst heeft.

‘Ik weet wat hij met me van plan is. ’

‘Ik betwijfel het, Emesto. Ik betwijfel het ten zeerste. ’

‘Dan zal ik het je vertellen. ’

Ik gaf haar mijn versies van de twee gesprekken die ik met Del-vert had gevoerd.

Ze viel me geen enkele keer in de reden en na een poosje hield ze op met ijsberen.

‘Dus dat waren de verlokkingen, ’ besloot ik. ‘En hij heeft jou zeker gevraagd hem te helpen om me tot het juiste inzicht te brengen? ’

Ze zuchtte. ‘Ik zei dat hij corrupt was. Ik heb niet gezegd dat hij een idioot was. Hij vroeg me, omdat ik je goed kende, om advies. ’

‘Advies? Wat voor advies? ’

‘Het is blijkbaar belangrijk voor ze om spoedig te weten of ze je bij deze affaire kunnen gebruiken of dat ze je maar meteen moeten afdanken. ’

Nu was het mijn beurt om geprikkeld te zijn. Ik geloof dat ik in mijn verontwaardiging zelfs lichtelijk speeksel sproeide toen ik riep: ‘Afdanken! En in welke hoedanigheid hadden ze gedacht me af te danken, als ik vragen mag? Als arts, als makke spion of als erfelijk cultusidool? ’

Ze glimlachte zelfingenomen. ‘Hij wist natuurlijk drommels goed dat ik de zaak met jou zou bespreken. Hij bezigde het woord “afdanken” meermalen. Hij verwachtte kennelijk dat ik het jou zou oververtellen en dat het precies èe uitwerking zou hebben die het ook heeft gehad... dat je kwaad zou worden. ’

‘Ja natuurlijk... ’

‘Nee, helemaal niet natuurlijk, Ernesto. Of je het jezelf wilt bekennen of niet, je bént in tweestrijd of je met ze mee zult doen of niet. Hij vroeg mijn advies, op welke manier ze je naar mijn mening het beste een duwtje in de goede richting konden geven. ’

‘En mag ik weten wat je hem verteld hebt? Of is dat een staatsgeheim? ’

‘Geen banaal sarcasme alsjeblieft, jongenlief. Ik heb hem gezegd dat je je niet liet duwen en dat ze je beter meteen konden afdanken als hij geen andere manier dan de reeds gebruikte - goedkoop beroep op de nagedachtenis van je vader en povere pogingen om andere overleefde loyaliteiten uit te spelen - wist te vinden om je sympathie te winnen voor die bombastische, door de c i a goedgekeurde, S-dec-samenzwering. ’

‘Zo, dus dat was je advies. ’ Een onnozel commentaar, maar ik voelde me ook plotseling onnozel.

‘Ja. ’

‘En wat was zijn reactie? ’

‘Hij wilde er geen woord van geloven. Hij scheen integendeel hogelijk geamuseerd. Hij zei... Wil je weten wat hij zei? ’

‘Ja graag. ’

‘Je zult het niet leuk vinden. Hij zei dat de man met wie hij had gesproken dokter Frigo was en niet dokter Castillo, en dat Frigo niet meer was dan een afgedragen camouflagejasje dat langzamerhand zo vol gaten zat dat het aandoénlijk was. ’

‘Alleraardigst. En vind jij dat hij gelijk heeft? ’

Ze keek me onderzoekend aan. ‘Ik hoop van niet. ’

‘Nog iets? ’

‘Over jou, nee. Hij weet nu dat hij van mij geen hulp te verwachten heeft. Ik vroeg hem waarom ze zo’n kleurloze stroman als Villegas hadden uitgekozen. ’

‘Je zult ongetwijfeld een overtuigend antwoord hebben gekregen. Villegas is de enige leider van de Democratische Partij in of buiten het land die nog volgelingen en een zekere reputatie heeft. Hij zal voor de meerderheid in de Organisatie van Amerikaanse Staten politiek aanvaardbaar zijn: links van het midden, maar weer niet té ver links. Hij heeft de juiste leeftijd voor een modern staatshoofd, niet zo jong meer, maar nog flink en een krachtige persoonlijkheid. Hij is professor aan een universiteit geweest in een technisch vak waarvoor hij in de Verenigde Staten heeft gestudeerd. Hij is een schrander, politiek geschoold technocraat, een man zoals iedere regering in dit deel van de wereld in haar midden behoorde te hebben. Ik wou dat er meer waren zoals hij. En wat bedoel je eigenlijk met kleurloos? Dat hij de olieroyalty’s niet zal gebruiken om er rose marmeren paleizen van te bouwen? Goed. Dat is precies wat het land nodig heeft: minder kleur en een effectiever verdeling van het grondbezit. ’

‘Je vergeet nog water- en rioleringsprojecten en plattelands-landbouwscholen. ’

‘Waar heb je het over? ’

‘Dat noemde Delvert er, behalve verdeling van het grondbezit, ook nog bij. Maar hij deed niet of hij niet begreep wat ik met kleurloos bedoelde. Ken ik je eigen landgenoten dan beter dan jij, Ernesto? Villegas mag alles zijn wat jij van hem zegt, hoewel ik het betwijfel, maar stel dat het zo is. Wat maalt jouw volk om technocratie en redelijkheid? Technocratie betekent machines, waardoor de mensen zonder werk komen, en redelijkheid is een ander woord voor lafheid. Wat zij van een revolutie verwachten zijn bloedspatten op de muren en in de straten, bloed van generaals, bloed van politiemannen, met het lijk van een enkele grootgrondbezitter om de zaak af te ronden. ’

‘Onzin! ’ Ik werd nu echt kwaad op haar.

‘Als het onzin is, waarom noemt El Lobo, de wolf, zich dan niet El Moderador, de goede, en als het onzin is, waarom schijnt de zoon van Castillo de Martelaar dan zo’n begerenswaardige aanwinst te zijn voor deze technocratische beweging? Omdat de mensen van jouw land bijgelovige primitieven zijn. Daarom. ’

‘Hoe eerder er dan met heropvoeding begonnen wordt hoe beter. ’

‘Op de manier van Castro? Schaam je, Emesto. ’

‘Ik heb het niet over de manier van Castro. En ik zeg ook niet dat we terug moeten naar de Batista’s, de Somoza’s, de Trujillo’s en de generaalscoalities. Maar jij verkiest zeker de status-quo, die kliek patsers van grootgrondbezitters met hun koffie-finca’s’, hun veeboerderijen, hun suikercentrales en hun vriendjes, de communistenvreters in het Congres van de Verenigde Staten. ’

‘Don Emesto is welbespraakt. ’

‘Merde!' Ik was nu helemaal razend.

Ze lachte. ‘Dus Delvert had tóch gelijk. Het camouflagejasje zit inderdaad vol gaten. Frigo-Castillo staat in tweestrijd. ’

‘O in godsnaam, Elizabeth! ’

‘Waarom roepen agnostici toch zo vaak het Opperwezen aan? Ik hoor nog liever merde. '

‘Goed dan. Merde. ’

Ze streek met haar hand door mijn haar. Het is een gebaar dat ik goed ken. Het betekent dat ze het Habsburger orakel raadpleegt en naar precedenten zoekt.

‘Toen ze aartshertog Max een keizerskroon in Mexico aanboden, ’ zei ze, ‘vertelden ze hem een heleboel dingen die niet waar waren en veel dat dwaas was. Gutierrez d’Estrada, de Mexicaan die zich het meest uitsloofde om hem ervan te overtuigen dat zijn landgenoten om een Habsburgse prins riepen om hen te komen regeren, was al in meer dan twintig jaar niet in de buurt van Mexico, laat staan in Mexico zelf geweest. ’

‘Ik denk niet dat ze mij een keizerskroon zullen aanbieden, Elizabeth. ’

‘Ze bieden je achting en genegenheid aan. Tenminste, ze laten deze zaken als lokaas voor je neus bungelen, zoals ze dat ook deden voor Maximiliaan en Charlotte. Die geloofden alle verhalen die hun verteld werden. Resultaat... hij ging zijn dood tegemoet, neergeschoten door boeren in haveloze uniformen, en zij werd krankzinnig, ze wierp zich aan de voeten van de paus en werd

tenslotte weggesleept door als priesters vermomde dokters. ’

‘Ik heb altijd gedacht dat ze de verhalen die hun werden verteld geloofden omdat ze ze graag wilden geloven. ’ Ik werd opnieuw boos op haar. ‘Lieve kind, ik ben geen romantische Habs-burgse aartshertog, geen tweede zoon met ambities voor het keizerschap. En ik ben geen idioot die tegen beter weten in gelooft wat émigré-politici beweren. ’

Ze wuifde het protest weg. ‘Napoleon de Derde en zijn bespottelijke Eugénie wilden een Franse kolonie in Centraal-Amerika hebben met een marionettenkeizer. Het was een financieel avontuur, waarvan zij en andere soortgelijke parvenu’s - zoals die ordinaire Duc de Morny - beter hoopten te worden. Zodra Napoleon merkte dat er noch winst noch glorie te behalen viel, trok hij het Franse leger uit Mexico terug - tot zijn diep leedwezen en met vele krokodilletranen - en liet keizer Max aan zijn lot over. Wat is hier het verschil? De S-dec en een olieconsortium hebben die opgezet om wat ze hopen eruit te halen... glorie voor de S-dec, olie voor de vrije wereld, winst voor het consortium. Ja, ik weet wel wat je zult zeggen! ’

‘Goed, wat zal ik dan zeggen? Dat zou ik wel eens willen weten. ’

‘Ditmaal, zal je zeggen, zijn er alleen maar subsidies in het geding. Ditmaal zijn er geen Franse troepen, geen generaal Bazai-ne, geen president Juarez met een leger in de provincie. Ditmaal beroepen de Amerikanen zich niet op de Monroe-leer, maar geven het project stiekem hun zegen omdat ook zij om meer Caribische olie zitten te springen en er geen bezwaar tegen hebben om voor de verandering een ander eens de politieke kastanjes uit het vuur te laten halen. Maar’ - ze hakte met de zijkant van haar hand door de lucht - ‘het is toch een financieel avontuur en er moeten toch marionetten geïnstalleerd worden. Marionetten, Emesto! ’

‘Ik verstond je de eerste keer ook wel, Elizabeth. Maar ik was helemaal niet van plan om iets van dien aard te zeggen. Ik wilde juist zeggen dat Delvert Napoleon de Derde niet is, evenmin als ik keizer Max of die arme, krankzinnige, aan de voeten van de paus kronkelende Charlotte. ’

Ze deed alsof ze me niet gehoord had, maar ze werd nu zelf boos. ‘Maar als je erachter wilt komen, ’ zei ze luid, ‘wie je vader heeft vermoord, dan zou dit wel een manier zijn natuurlijk. ’

‘Waar heb je het in vredesnaam over? ’

‘Je kunt net doen of je een janklaassen, een marionet bent geworden; je kunt net doen alsof dat nobele, politieke vuur in je brandt. ’ Ze snelde de kamer door naar de cognacfles en draaide de kurk eraf alsof ze bezig was een Bonaparte de nek om te draaien.

‘Doe alsof je met hart en ziel bij ze hoort, Ernesto. Win hun vertrouwen. Leer hun geheimen kennen en verraad ze dan. ’ Ze kwakte een flinke sloot cognac in een bierglas. ‘De geest van je moeder zou vast opgetogen zijn. ’

‘Mogelijk. Maar commandant Delvert niet. ’

‘Delvert! Hij heeft indruk op je gemaakt, hè? ’

‘Wel een beetje, ja. ’

‘Laat ik je dan eens iets vertellen. ’ Ze gooide de helft van de cognac in éen teug naar binnen. ‘Laat ik je dan vertellen dat Delvert alles wat jij hem wenst te vertellen zal geloven, als het iets is dat hij graag wil horen. ’

‘Ik betwijfel of hij zou geloven in een plotseling geestdriftig geworden dokter Frigo. ’

‘Waarom probeert hij je dan geestdriftig te maken? Dat verwaande stuk vreten gelooft alles wat zijn ijdelheid streelt. Hij geloofde mij notabene ook toen ik hem iets vertelde dat hij hoopte te horen. ’

‘Wat was dat? ’

‘Dat ik er nog eens over zou denken om van Raoul te scheiden natuurlijk. Ik weet heel zeker dat hij me geloofde. Hij was duidelijk ingenomen met zichzelf en zijn fijne tact. ’

‘Waarom moest je erom liegen? ’

‘Het maakte de avond wat gezelliger. Waarom anders? ’

Ze pakte de cognacfles weer.

Ik ging vroeger naar huis dan anders.

Zondag 18 mei

Dagdienst in het ziekenhuis.

Kreeg een boodschap dat Rosier had getelefoneerd of ik hem zodra het me schikte wilde opbellen... dringend. Heb er niet op gereageerd.

’s Avonds deed Elizabeth terloops verontschuldigend over de vorige avond. Schoof alle schuld op Delvert en de S-dec maar zette tot mijn opluchting de vendetta niet voort.

Geen enkele politieke discussie. Bed in alle opzichten verrukkelijk. Heb ik alles gefantaseerd van gisteravond?

Nee. Nog steeds mentaal een beetje gewond. Ik ben gewend geraakt aan ‘Dokter Frigo’. De gedachte dat hij zou moeten plaats maken voor ‘Dokter Janklaassen’ lokt me niet aan.

Maandag 79 mei, ’s morgens

Villegas kwam maar een kwartier te laat voor zijn afspraak in het ziekenhuis. Gelukkig was dona Julia niet met hem mee gekomen.

Dokter Brissac was aanwezig om hem te begroeten, wat mijn patiënt beleefd, maar zonder merkbaar enthousiasme beantwoordde.

Ik bleef bij hem terwijl ze de röntgenfoto’s maakten. Toen dat klaar was, nam ik hem mee naar beneden en maakte een elektrocardiogram. Hij werkte wel mee, maar duidelijk verveeld. Tegen de tijd dat ik met hem had gesproken over de noodzaak zijn bloeddruk omlaag te brengen en de resultaten van de proeven met hem had doorgenomen - geen enkele ervan had veel te betekenen -waren de röntgenfoto’s klaar.

De diverticulata waren duidelijk zichtbaar, wat de radioloog me dan ook onmiddellijk aanwees. Nu, moest ik dus de komedie gaan opvoeren, hem vertellen wat het was en hoe het behandeld moest worden, en hij moest doen alsof hij het allemaal voor het eerst hoorde.

Het enige waar ik benieuwd naar was, was hoe goed hij kon acteren. Heel goed, concludeerde ik tenslotte. De aanvankelijke verbazing en ongerustheid waren niet overdreven, hij stelde de gebruikelijke vragen en was naar behoren gerustgesteld door de antwoorden. Hij maakte de radioloog een compliment over zijn bekwaamheid. Ik noemde de drie merknamen waaronder het geneesmiddel ampicillin gewoonlijk bekend is en vroeg hem of hij ergens allergisch voor was. Hij zei dat hij het niet wist. Een uitstekende opvoering.

Ik had hem nu andere, meer zinvolle vragen te stellen. Een knikje en een woord van dank waren genoeg voor de radioloog om zich terug te trekken.

Villegas en ik bleven elkaar enkele ogenblikken over het bureau heen aankijken, waarna hij me wat overdreven hartelijk bedankte voor mijn hulp. Ik moest denken aan een opmerking van Delvert over charades van dankbaarheid die tot wederzijds vertrouwen zouden leiden. De S-dec had mijn denken op het persoonlijke vlak al lichtelijk misvormd; ik was niet van zins ook mijn oordeel als arts erdoor te laten beïnvloeden.

Ik zei: ‘Een patiënt te vragen hoe hij zich voelt, als hij niet heeft ontbeten en bovendien een bariumklysma heeft gehad, dat moet wel een dwaze vraag lijken, don Manuel. ’

Hij glimlachte, een beetje argwanend leek me. ‘Dus dat vraagt u me niet? ’

‘Ik zou graag willen weten hoe u zich over het algemeen voelt, don Manuel, afgezien van deze buikklachten die we nu kennen. ’ ‘Jij bent de dokter, Emesto. ’ Weer die onderzoekende blik. ‘Je hebt er geen bezwaar tegen dat ik je, me beroepend op mijn leeftijd, tutoyeer? ’

‘Helemaal niet, don Manuel. Ik vat het op als een compliment. ’ ‘Goed dan, Emesto, jij hebt me onderzocht. Wat kan ik je verder nog over mezelf vertellen? ’

Hij zat me nu zichtbaar gespannen aan te kijken. Het was een blik die ik goed had leren kennen: de blik van de man die heimelijk ongerust is over zichzelf en hoopt dat hij zal worden gerustgesteld. Het was een soort schok voor me, die blik in zijn ogen te zien.

‘Ik heb opgemerkt, don Manuel, ’ zei ik luchtig, ‘dat u soms een beetje moeite met spreken hebt. Hebt u daar vaak last van? ’

‘Zo, je hebt het dus toch gemerkt. Wanneer? ’

‘Toen ik u vorige week onderzocht was het duidelijk merkbaar. Vanochtend minder. ’

‘Dat komt waarschijnlijk omdat vanochtend jij en de anderen het meest aan het woord geweest zijn. ’

Ik glimlachte. ‘Ja, dat is zo. Maar zou u er iets meer over willen vertellen? Bij mijn bezoek aan de villa kreeg ik de indruk dat u moeite had met sommige woorden, dat u dat ook wist en dat u het, als u er uw best voor deed, vrij gemakkelijk kon beheersen. ’

‘Soms wel, ja. ’

‘Juist. Maar na een poosje meende ik dat u er niet langer uw best voor deed. Zie ik dat goed? ’

‘Nee, zo is het niet. ’

‘Hoe dan wel, don Manuel? ’

Hij dacht een ogenblik na. ‘Deed je veel aan sport toen je nog op school was? ’ vroeg hij tenslotte.

‘De gewone dingen, ja. ’

‘Deed je ook aan hardlopen? ’

‘Soms. ’

‘Kun je je nog herinneren hoe het voelde wanneer je bijna aan de eindstreep was na een inspannende race en bijna gewonnen had, en er dan een andere hardloper naast je verscheen die ook dacht dat hij zou winnen? ’

‘Ik was niet zo’n erg goede hardloper, maar ik geloof wel dat ik begrijp wat u bedoelt. ’

‘Dan moest je doen waartoe je gemeend had niet in staat te zijn... jezelf opzwepen tot nog een laatste krachtsinspanning. ’

‘En dan winnen. ’

‘Of verliezen, omdat die andere hardloper ook een laatste krachtsinspanning had gedaan met meer succes. Het was niet alleen een krachtmeting van aangeboren fysieke geschiktheid en training, maar ook van wilskracht. ’

‘Ik begrijp het. ’

‘Maar zoveel was zeker: je had weliswaar het gevoel dat je longen zouden barsten en dat je benen zo slap als een vaatdoek waren, maar óf je won óf je werd tweede. ’ Hij zweeg even om zijn woorden te kiezen. ‘Je klapte niet in elkaar vóór de finish, je hield niet plotseling op met rennen. ’

‘En dat gebeurt wel met de laatste krachtsinspanning waar we het nu over hebben? ’

‘Ja. Ik verlies de macht om verder te gaan. Ik weet precies wat ik wil gaan zeggen en ik wil het ook gaan zeggen, maar er gebeurt iets hier’-hij tikte tegen zijn gezicht-‘dat het me belet. Een onaangename tic die op de tong werkt. ’

‘Juist. ’ Om tijd te winnen om na te denken, maakte ik een aantekening op de bloknoot die voor me lag. Daaronder lag het dossier met mijn onbekookte foutieve interpretatie van de aanwijzingen en symptomen die ik in de villa had opgemerkt. Gewichtig had ik tegen Delvert georeerd, dat je geen conclusies mocht trekken die gebaseerd waren op onvoldoende gegevens. En dat was nu juist wat ik zelf gedaan had. Ik moest nu zien mijn fout te herstellen. De patiënt zou er niet mee gediend zijn als ik hem vertelde dat ik verbijsterd was over mijn eigen falen.

‘Wanneer begonnen deze moeilijkheden, don Manuel? ’

‘Drie of vier maanden geleden toen we nog in Mexico City waren. Ik schreef het destijds toe aan oververmoeidheid. Er waren lange en uiterst belangrijke besprekingen geweest met mensen die soms het bloed onder je nagels vandaan haalden. Naar wat je van onze zaken af weet, kun je je dat misschien wel voorstellen. ’

‘Zeker. Maar u bent nu niet oververmoeid meer en toch blijven

deze aanvallen aanhouden. ’

‘Ik zie ze niet meer als aanvallen. Ik heb deze aandoening nog steeds, ja. Ze is zelfs nog enigszins in intensiteit toegenomen. Ik mag wel zeggen dat ik er heel handig in geworden ben het te verbergen. ’

‘Hoe, don Manuel? ’

‘Door op het juiste moment op te houden met praten. Ik zou het bijvoorbeeld nu voor jou kunnen verbergen als ik er verder het zwijgen toe deed. ’

Hij sprak op dat moment nog aardig goed. Er was een lichte verdoezeling van de lipmedeklinkers merkbaar, maar hij had snel gesproken.

‘Ik hoop dat u dat niet zult doen, don Manuel. ’

‘Nee. Dat zou dom van me zijn omdat ik immers hoop dat jij er iets aan zult kunnen doen? ’

‘Hoe vaak heeft u het? ’

‘Altijd, als ik maar lang genoeg blijf doorpraten. ’ Hij keek op zijn horloge. ‘Laten we zeggen dat ik vanmorgen ruim achthonderd meter moet lopen. Ik ben nu bij de vijfhonderd-meterpaal. Bij zevenhonderd meter zal ik, zoals de Yankees zeggen, “zonder stoom” komen te staan. Kun je me volgen? ’

‘Gaat u verder, don Manuel. ’ f

‘In het laatst van de week krijgen we gasten op de villa. Misschien had je dat al gehoord? ’

‘Ja. ’

‘Dona Julia zal je dezer dagen een invitatie sturen. Ik hoop dat je die zult willen aannemen, Emesto. ’

‘Met genoegen, don Manuel. ’ Ik aarzelde. ‘Mag ik aannemen dat don Paco mij mijn arrogantie heeft vergeven en me nu accepteert? ’

Hij maakte een ongeduldig gebaar. ‘Paco gedraagt zich als een idioot en dat is hem te verstaan gegeven ook. Hij was het die mijn afspraak hier de vorige week heeft afgezegd. Ik ben er niet eens in gekend. ’

‘Dat wist ik, don Manuel. ’

‘Er ontgaat die Fransen niet veel, hè? En het was natuurlijk dat aspect van de situatie dat hem dwars zat. Vanaf het ogenblik dat we hier gekomen zijn, is hij bang geweest. Hij eiste bescherming. ’

‘Maar waar was hij bang voor? ’

‘Voor jouw connecties met de Franse inlichtingendienst natuurlijk. Hij was bang dat er daar te veel zou uitlekken en dat jij daaruit verkeerde conclusies zou trekken. Hij is altijd, ondanks alle

aanwijzingen van het tegendeel en in tegenspraak met alles wat we over je wisten, blijven volhouden dat je besmet was met wat hij het Florida-virus noemt. ’

‘Die ziekte is mij onbekend. ’

‘Ik denk het niet, Ernesto. Die onzinnige samenzweringstheorie over de dood van je vader. ’

‘O dat. ’

‘Ja dat. ’

‘Maar als het onzinnig is, don Manuel, wat had hij dan te vrezen? Wat viel er dan uit te lekken? Nog heel kort geleden heeft iemand me erop gewezen dat don Paco zelf wel betrokken kan zijn geweest bij het komplot tegen mijn vader. Gezien zijn gedrag van de laatste dagen zou mij dat ook nauwelijks verwonderen. Als hij zichzelf wilde beschermen tegen deze idiote aantijgingen, dan heeft hij wel een heel vreemde manier gekozen om dat te doen. ’ Hij keek me bijna meewarig aan. ‘Ernesto, hij probeerde niet zichzelf te beschermen. Hij probeerde mij te beschermen. ’

Gedurende de laatste paar minuten was er een duidelijke verslechtering in de uitspraak van de lipletters gekomen en een grotere speekselvloed.

‘Don Manuel, ’ zei ik, ‘wie heeft het komplot tegen mijn vader georganiseerd? ’

Hij antwoordde zonder een ogenblik te aarzelen. ‘Een groep van de bijzondere veiligheidstroepen onder leiding van een zekere majoor Pastore, die zijn orders rechtstreeks ontving van een zogenaamd “actiecomité” van de junta. Dat was alles wat we destijds met zekerheid wisten. Later hadden we reden te geloven dat een lid van het comité, een zekere kolonel Escalon, de directe leiding van de operatie had genomen, niet om Pastore te vervangen, maar als zijn meerdere. ’

‘U zegt “we wisten”, don Manuel. Wie waren “we”? ’

Hij zuchtte. ‘Ach, dat is het begin van alle ellende, Ernesto. De partij had toen een inlichtingensectie, klein maar heel effectief, en zeer geheim. Ze waren er zelfs in geslaagd de bijzondere veiligheidstroepen op tamelijk hoog niveau te infiltreren. Een maand voor de dood van je vader was het al bekend dat er een aanslag op hem gepleegd zou worden. ’

‘Was het ook u bekend, don Manuel? ’

‘Mij en nog enkele anderen. Aan heel weinigen maar, omdat wij onze bron bij de veiligheidstroepen tot elke prijs moesten dekken, en omdat we hoopten meer aan de weet te komen over de plannen, in het bijzonder over het tijdschema. En daarin zijn we

helaas niet geslaagd. ’

‘Maar u wist wel dat er een plan was. ’

‘Enkelen van ons wisten het, ja. ’

‘En toch heeft niemand hem gewaarschuwd. ’

‘Waar hadden we hem voor moeten waarschuwen, Ernesto? Om de plechtigheid in het Nuevo Mundo niet bij te wonen en niet via het bordes aan de voorkant in het licht van de schijnwerpers te vertrekken? Daarvoor wisten we niet genoeg. ’

‘En daarom heeft hij geen enkele waarschuwing gekregen. ’

Hij zuchtte opnieuw. ‘Begrijp het toch, Ernesto! Geheimhouding was een dringende noodzaak. Ja, zelfs tegenover don Clemente. We zijn nooit een monolietpartij geweest. Bovendien waren er stromingen, en éen van de sterkste was de anti-klerikale vleugel. ’

‘En die leden van deze vleugel die op de hoogte waren van de aanslag vonden dat die maar moest doorgaan. ’

‘Doorgaan, maar niet goed gaan. ’ Hij boog zich naar voren, zijn gezicht vertrok, zijn tong begon te trillen. ‘Dat was de afspraak, Ernesto. Een poging die zou falen, maar daarmee extra steun zou opleveren... sympathie voor don Clemente, waardoor er geen compromis, geen coalitie met kerkelijke reactionairen nodig zóu zijn in het parlement. ’ Hij spande zijn laatste krachten in. ‘Alles hing af van meer informatie over plannen van junta... zodat ze getorpedeerd konden worden. Daar heb ik steeds op gewezen... steeds weer. Moest voor zaken naar New York. Driemaal reis uitgesteld... omdat inside-informatie van de veiligheidstroepen nog niet ontvangen. Toen langer uitstel niet meer mogelijk en... ’ Op dat moment hield hij op met spreken. Zijn onderkaak bewoog nog tweemaal, daarna sloot hij zijn mond en keek op zijn horloge. Hij hield zijn lippen stijf op elkaar geperst.

Ook ik nam de tijd op. Hij had ongeveer zeventien minuten achter elkaar gesproken.

‘Gaat het meestal zo, don Manuel? ’ vroeg ik. ‘Voelt u nu dat trillen van de tong? ’

Hij knikte.

‘Weet dona Julia van deze moeilijkheden van u? ’

Hij stak over het bureau heen zijn hand uit naar de bloknoot en ik gaf hem een pen.

Ik geloof het niet, schreef hij. Ik ben soms nogal gesloten en heb ook zuinig met mijn spreekmogelijkheden leren omgaan. Hij wachtte even en schreef toen: Kan er iets aan gedaan worden? Bestaat er een geneesmiddel voor?

‘Natuurlijk kan er iets aan gedaan worden, ’ zei ik.

Ik hoopte maar dat ik de waarheid sprak.

Ik begeleidde hem naar beneden naar zijn auto. De butler, An-toine, zat achter het stuur. Daarachter stond de deux-cheveaux van monsieur Albert geparkeerd. Hij stak zijn hand op als groet en ik wuifde terug.

Door het open raampje van zijn auto zei ik tegen Villegas: ‘We zijn u heel dankbaar voor uw hulp en medewerking, don Ma-nuel. Ik zal zeer binnenkort contact met u opnemen. ’

Hij knikte en ik geloof dat hij probeerde te glimlachen, maar zijn gezicht leek nu bijna een masker.

‘Terug naar de villa graag, ’ zei ik tegen Antoine.

’s Middags

Ik bracht mijn lunchpauze in de ziekenhuisbibliotheek door. Daarna belde ik Gillon op.

‘Er heeft zich een zeer belangrijke kwestie voorgedaan, ’ zei ik. ‘Ik moet u noodzakelijk en onmiddellijk spreken. ’

‘Waar bent u nu, dokter? ’

‘In het ziekenhuis. ’

‘Bent u alleen? ’

‘Ja. ’

‘Dit is een veilige lijn. Kunt u mij de aard van deze kwestie vertellen? ’

‘Nee, commissaire, dat kan ik niet. Dit vereist uitleg en beslissingen. Het is dringend. Ik moet u absoluut spreken. En het is ook beter dat commandant Delvert erbij aanwezig is. ’

‘Dat zal ik wel beoordelen, dokter, wanneer ik weet waar het om gaat. ’

‘Ik zei u toch dat het ernstig en dringend is, ’ zei ik bits. ‘Als het u niet mogelijk is deze formalistische fraaiigheden te laten schieten, dan zal ik commandant Delvert wel rechtstreeks benaderen. ’

Er viel een onheilspellende stilte. Daarna zei hij rustig: ‘Om drie uur in mijn kantoor, tenzij ik u binnen een kwartier terugbel. ’

‘Uitstekend. ’

‘En ik waarschuw u, dokter... ’

Ik hing op. Hij had me natuurlijk willen waarschuwen dat het me geraden was een goede reden te hebben voor mijn impertinen-tic. Het liet me koud. Ik had te veel aan mijn hoofd en het was te plotseling gekomen dan dat ik me om commissaire Gillons officiële waardigheid kon bekommeren.

Delvert ging juist Gillons kantoor binnen toen ik arriveerde. Ze begroetten me beiden koeltjes. De commissaire had de commandant blijkbaar verteld van mijn optreden aan de telefoon. Ze waren geen van beiden gewend om op autoritaire manier opgeroepen te worden door eigengereide burgers. Als een paar rechters zaten ze naast elkaar tegenover me.

‘Dokter Castillo, ’ zei Gillon tegen niemand in het bijzonder, ‘schijnt ons een dringende en belangrijke mededeling te doen te hebben. ’

Toen zag ik dat hij een kleine bandrecorder op zijn bureau had staan en dat die ingeschakeld was. De niemand-in-het-bijzonder was een microfoon. Het was natuurlijk de bedoeling me te intimideren. Dat ik zonder meer de telefoon had neergelegd, had Gillon nijdiger gemaakt dan ik had kunnen bevroeden. Ik negeerde zowel de microfoon als Gillon en keek Delvert aan.

‘Vanmorgen heb ik in het ziekenhuis de patiënt Manuel Ville-gas Lopez voor de tweede maal, en nu grondiger, onderzocht. In het bijzonder heb ik me beziggehouden met de spreekmoeilijkhe-den waarvan ik al melding maakte in mijn eerste vertrouwelijke ziekenhuisrapport over deze patiënt. Ik heb begrepen dat zowel commissaire Gillon als commandant Delvert zich toegang tot dit vertrouwelijke medische rapport hebben weten te verschaffen en het gelezen hebben. ’

Delvert glimlachte fijntjes.

Gillon zei: ‘Gaat u verder, dokter. ’

‘Nadat ik de moeilijkheden tamelijk uitvoerig met de patiënt heb besproken, ben ik tot bepaalde conclusies gekomen. De eerste is dat het misschien, ik zeg misschien, een eerste symptoom zou kunnen zijn van een ernstige en tot invaliditeit leidende ziekte. De tweede is dat er tamelijk ingewikkelde proeven moeten worden genomen alvorens er sprake kan zijn van een definitieve diagnose. En de derde is dat ik niet competent ben om deze proeven uit te voeren, noch om de diagnose te stellen. Het is dientengevolge noodzakelijk dat het consult van een uiterst bekwame neuroloog wordt gevraagd die de patiënt zonder verwijl dient te onderzoeken. ’

Ik zweeg en wachtte.

‘U zei dringend, dokter. ’ Dat was Gillon natuurlijk weer.

‘En ik bedoelde ook dringend, commissaire. In het belang van

de patiënt is het natuurlijk nogal dringend. Maar van uw standpunt bezien is het misschien kritiek. ’

‘Waarom? ’

‘Twee redenen. Ten eerste omdat de specialist hier zou moeten komen. Dat wil zeggen als u tenminste niet bereid bent de patiënt per vliegtuig naar de neuroloog te sturen, wat ongemak en waarschijnlijk angst voor hem zou betekenen. ’

‘U had naar Fort de France kunnen telefoneren. De man had al onderweg kunnen zijn. ’

‘Ja, er is inderdaad een neuroloog in Fort de France. Hij is een bekwaam man, maar in dit geval zou hij hoogstwaarschijnlijk het oordeel van een andere neuroloog willen horen. ’

Delvert kwam tussenbeide. ‘U zei, dokter, dat de situatie van ons standpunt bezien om twee redenen kritiek zou kunnen zijn. Wat is de tweede reden? ’

Ik koos mijn woorden met zorg. ‘Als wat ik vermoed, let wel, alleen vermoed, waar mocht blijken te zijn, dan zou u wel eens tot de conclusie kunnen komen dat zeer ingrijpende veranderingen in uw plannen noodzakelijk zouden worden. ’

Delvert liet zich plotseling in zijn stoel achterover vallen en keek naar Gillon en de bandrecorder.

‘Commissaire, als u ermee akkoord gaat, lijkt het me beter om dat ding af te zetten en wat er al op staat uit te wissen. ’

Gillon aarzelde, haalde toen zijn schouders op en deed wat hem gevraagd was. Delvert wendde zich weer tot mij.

‘Nu dan, dokter, u sprak van een ernstige, tot invaliditeit leidende ziekte... ’

‘Ik sprak van de mogelijkheid daarvan. ’

Hij sloot zijn ogen.

‘Goed dokter, dat voorop gesteld. U wilt u tot niets verplichten omdat u dat niet kunt, maar u heeft wel gegronde redenen tot bezorgdheid. ’ Hij deed zijn ogen weer open. ‘En van welke aard is die bezorgdheid dan wel? Aan welke ziekte denkt u? ’

‘Vóór ik meer weet dan ik nu weet, aan geen enkele ziekte in het bijzonder. ’

‘Dan moeten we er iemand bij halen die het wél weet en die wél kan praten, ’ snauwde Gillon.

‘Dat is nu precies wat ik van u verlang, ’ snauwde ik terug. ‘En zoals ik al zei, het moet een eersteklas neuroloog zijn. ’

Delvert hief zijn handen in een schertsend smeekgebaar op. ‘Een klein beetje meer informatie alstublieft, dokter. U wilt er een neuroloog bij halen. Wil dat zeggen dat uw bezorgdheid er-

gens op het terrein ligt dat we gisteravond bespraken? ’

Gillon wierp hem een scherpe blik toe. Dat Delvert en ik buiten zijn kantoor over Villegas hadden zitten praten, was blijkbaar een nieuwtje voor hem. Het beviel hem helemaal niet.

‘De ziekte van Parkinson bedoelt u? ’

‘Wat anders? ’

‘Nu, om de ziekte van Parkinson vast te stellen heb ik heus geen neuroloog nodig, maar ja, men zou inderdaad kunnen zeggen dat mijn bezorgdheid ergens op dat terrein ligt. Maar daar het een uitgestrekt en in sommige sectoren zeer mistig terrein is, zou ik niet graag verklaringen afleggen die misschien achteraf loos alarm zouden blijken te zijn. ’

‘Maar u gedraagt zich wél als iemand die alarm slaat. ’

‘Vanuit mijn beperkte ervaring met ziekten van het zenuwstelsel zeg ik dat dit een geval is dat door een meer dan competente neuroloog onderzocht en gediagnostiseerd moet worden. Ik zeg ook dat het, met het oog op de bijzondere belangrijkheid, nu en in de toekomst, van deze patiënt, een zaak van buitengewone urgentie is. ’

‘Het zenuwstelsel, zegt u. ’ Daar had je Gillon weer. ‘U bedoelt dat hij misschien gek zal worden? ’

‘Nee, dat bedoel ik niet. ’ Ik hoorde zelf dat ik driftig werd en zweeg daarom verder.

‘Goed dan, ’ zei Delvert, ‘het consult van een zenuwspecialist. Hebt u een bepaalde neuroloog op het oog? ’

‘Verscheidene. ’ Ik haalde het lijstje dat ik had meegebracht uit mijn zak. ‘Met het oog op de tijdfactor heb ik degene die het dichtstbij is bovenaan gezet. Er zit een prima man in New Orle-ans. ’

‘Nee, ’ zei Delvert onmiddellijk. ‘Niet uit New Orleans. ’ ‘Philadelphia dan of Boston? Daarmee zijn via Antigua goede vliegverbindingen. ’

‘Niet iemand uit de Verenigde Staten. Wie is er in Parijs? Mag ik dat lijstje eens zien? ’ Hij nam het me al uit de hand en bekeek het. ‘Die dokter Grandval. U hebt hem bovenaan gezet. Een bepaalde reden? ’

‘Het is professor Grandval. Hij doceerde aan mijn eigen medische faculteit. Hij is nu directeur van het instituut voor nascholing van neurologen. ’

‘Kent u hem? ’

‘Ik heb tien jaar geleden een serie colleges van hem gevolgd, samen met nog zo’n veertig andere studenten. Als u bedoelt of ik hem persoonlijk ken, dan is het antwoord nee. Trouwens, de enige manier om contact met hem op te nemen zou toch via dokter Brissac moeten zijn als geneesheer-directeur hier. ’

‘Wat zou hij doen? ’

‘Een formeel verzoek indienen voor een buitengewoon consult. Als professor Grandvals agenda het toelaat, zou de patiënt naar Parijs moeten worden overgevlogen. Het zou heus eenvoudiger zijn om de vliegreis van de New Orleans-man te betalen. Er zouden dan ook geen taalmoeilijkheden zijn, want Villegas spreekt Engels. Oom Paco kan het best bekostigen. ’

‘Nee. ’ Delvert keek Gillon aan. ‘Ik denk wel dat u het met me eens bent, commissaire, dat het voorstel van de dokter absoluut onaanvaardbaar is. ’

Gillon knikte. Waar ze bang voor waren, begreep ik, was dat de cia de lucht zou kunnen krijgen van het dringende verzoek. Er zouden vragen rijzen: Wat voerden de Fransen in hun schild? Wat was er aan de hand met de sleutelfiguur in het Plan-Poly-meer? En er zouden nog meer alarmschellen gaan rinkelen.

‘U zou als naam van de patiënt senor Garcia kunnen opgeven, ’ opperde ik.

Delvert gunde me de glimlach. ‘Er staat helaas een uitstekende foto van senor Garcia bij een artikel in Time van vorige week en de tekst geeft als naam Villegas. Nee. Professor Grandval zal overtuigd moeten worden van de noodzaak, zijn werk een beetje anders in te delen, en hierheen moeten komen. ’

‘Met alle verschuldigde eerbied, commandant, maar ik zie niet hoe u dat voor elkaar kunt krijgen. ’

‘Met evenveel verschuldigde eerbied, dokter, dat hoeft u ook niet te zien. En dokter Brissac evenmin. Hebt u deze laatste ontwikkelingen al met hem besproken? ’

‘Daar heb ik nog geen tijd voor gehad. Ik heb zelfs nog niet eens mijn notities voor het dossier van deze patiënt opgeschreven. ’

‘Houdt u uw notities dan voor uzelf, dat wil zeggen de notities die op dit speciale probleem betrekking hebben. ’

‘Hij zal zeker naar deze patiënt vragen. Hij is mijn chef. Hoewel ik begrijp dat dit strikt geheim moet blijven — anders zat ik nu niet hier - ben ik toch niet bereid leugens tegen dokter Brissac te vertellen. ’

Delvert keek naar Gillon. ‘U kent Brissac. ’

‘Ja, laat u dat maar aan mij over. Hij zal er zijn neus niet in steken. ’

Delvert knikte. ‘Goed. Dat is dan alles voor het moment. ’

Nee, ’ zei ik, ‘dat is niet alles. Wat moet ik tegen mijn patiënt

zeggen? ’

‘Wat hebt u hem al gezegd? ’

‘Dat ik er iets aan zou doen. Hij verwacht waarschijnlijk dat ik een soort wondermiddel voor hem heb, of in ieder geval iets dat de symptomen zal verlichten. Toen hij wegging vandaag was hij niet in staat veel vragen te stellen. Later zal hij dat stellig wel doen. ’

‘Als hij een gewone patiënt was, wat zou u dan doen? ’

‘Hem binnen twee dagen opnieuw bezoeken en hem dan op rustige, zakelijke toon vertellen dat het ongemak waarover hij klaagt, enigszins ongewoon is en dat het beter is een specialist te raadplegen. De proeven door de specialist gedaan zullen ons dan precies vertellen wat er aan de hand is en wat er het beste aan gedaan kan worden. Daarna zou ik een afspraak voor hem maken met de neuroloog in Fort de France. ’

‘Die dan een consult met een andere neuroloog zou wensen. ’

‘Die dat, als het een ongewoon geval was, waarschijnlijk zou wensen, ja. Maar met wat u een gewone patiënt noemt zouden we de normale weg bewandelen. Dan zouden er geen politieke redenen zijn om binnenweggetjes en bliksenbeslissingen te nemen, en ook niet om wat we doen geheim te houden. Maar wat vertel ik déze patiënt? ’

‘Wat u een gewone patiënt zou vertellen, met dit verschil dat de specialist naar hém toe komt. ’

‘Wanneer? ’

‘Heel gauw. Waarschijnlijk deze week nog. ’

‘Goed. Dat gedeelte moet ik aan u overlaten. Wilt u me zo spoedig mogelijk laten weten wat u afgesproken hebt? Mocht professor Grandval erin toestemmen toch te komen, dan dient hij wel te weten dat het een geval van onvermogen tot spreken betreft. ’

Ik stond op.

Gillon probeerde het nog eens. ‘Dokter, dit onvermogen waarmee uw patiënt te kampen heeft. Kunt u daar in algemene termen iets over zeggen? ’

‘In algemene termen, commissaire? Laat ik het dan zo zeggen: hij klaagt erover dat hij, wanneer hij begint aan een achthonderd-meterloop, merkt dat hij niet verder kan komen dan zevenhonderd. ’

Deze verklaring werd in een ijzige stilte aangehoord; ze dachten vanzelfsprekend dat ik grappig wilde zijn.

Ze zwegen nog steeds toen ik de deur uit ging.

’s Avonds

Ik had graag aan Elizabeth verteld wat er vandaag gebeurd was, maar eigenlijk was er bijna niets dat ik haar vertellen kon, behalve dat ze zich vergist had wat oom Paco betrof, en ook daarbij had ik haar niet kunnen vertellen waarom. Net zomin als ik haar kon verklaren waarom ik nu zelfs een beetje medelijden voor de zielige, dwaze, oude man voelde.

Zijn maniakale pogingen om Villegas te beschermen tegen mijn vermeende infectie met het ‘Florida-virus’, waren ongelooflijk stuntelig geweest.

Wie had de dood van Jezus van Galilea op zijn geweten? De Romeinen of de Joden? Pilatus of Herodes of Judas? De ouderlingen, de hogepriesters, de schriftgeleerden, de voorgangers in de tempel of nog andere, nog subtieler manipulators van de massa? Allemaal of éen enkele? Wie kon het met zekerheid zeggen?

Ook Paco had geen risico’s genomen. Zoals hij het zag, gingen noch Simon de Cyrener, noch Jozef van Arimathea vrijuit. Maar éen ding stond voor hem vast. Iemand die er niet bij was geweest toen de laatste beslissing werd genomen, kon niet schuldig zijn geweest; iemand die op dat moment afwezig was geweest, ver van Jeruzalem vandaan, kon niet schuldig zijn geweest.

Villegas’ zelfportret als een Arimathese Jozef, die te laat van een zakenreis terugkeerde om nog een stokje te steken voor wat zijn mederaadsleden in zijn afwezigheid hadden bekokstoofd, maar wel het lijk kwam opeisen om het in windselen te wikkelen, overtuigt meer... een ietsje.

Elizabeth heeft weer ruzie met de Franco-Zwitserse hotelmaat-schappij over huurverhogingen.

We speelden een uurtje piquet met haar achttiende-eeuwse kaartspel. Ik vind dat de noodzaak om zo voorzichtig met die kostbare antieke kaarten om te gaan, belemmerend werkt op het denkvermogen. Volgens mij weet ze dat best. Heb negen franc verloren.

Met Les Muettes getelefoneerd en Antoine gesproken. Gevraagd of ik Villegas morgen in de villa kon komen bezoeken. Hij beloofde terug te bellen.

Rosier voor mij aan de telefoon in het ziekenhuis. Heb de telefoniste gezegd dat ik niet gestoord kon worden.

Antoine belde terug. Villegas kan me om elf uur morgenochtend ontvangen.

Heb de aantekeningen voor het ziekenhuisdossier opgeschreven met, zoals door Delvert voorgesteld - nee, bevolen - weglating van bepaalde feiten. Schuldgevoel sterker dan ik verwacht had. Dit is ontoelaatbaar gedrag voor een arts.

Om niet de kans te lopen dokter Brissac te ontmoeten en behalve in geschrift ook in woord te moeten huichelen, naar huis gegaan om te lunchen.

Brief van dona Julia in mijn brievenbus. Was door een bode gebracht.

Beste dokter Castillo,

Ik weet hoe druk u het hebt in het ziekenhuis en hoe moeilijk uw werktijden liggen, maar ik hoop toch dat ik erop mag rekenen dat u zich ditmaal eens kunt vrijmaken voor een gezellig samenzijn.

Tegen het eind van de week verwachten we drie landgenoten van ons die enkele dagen bij ons komen doorbrengen. Ongetwijfeld zal met don Manuel over de huidige toestand in ons ongelukkig vaderland worden gesproken, wat naar ik vertrouw ook plezieriger onderwerpen niet hoeft uit te sluiten. En onze bezoekers zullen u stellig graag willen ontmoeten! Als u maandagavond bij ons kunt komen dineren, zouden we dat zeer op prijs stellen. We houden ons hier aan de traditionele tijden, maar zouden graag zien dat u vroeger kwam als dat mogelijk is, liefst niet later dan negen uur.

Gisteravond heeft don Manuel de loftrompet over u gestoken. We zijn nu allemaal vol vertrouwen dat met uw vakkundige hulp de vermoeidheid en andere ongemakken waaronder hij de laatste tijd gebukt gaat, spoedig tot het verleden zullen behoren.

Ze ondertekende met, hoogachtend, Julia Heras de Villegas.

Om de eerste alinea moest ik glimlachen. Wie niet beter wist zou denken dat ik al wekenlang haar uitnodigingen voor gezellige bijeenkomsten heb moeten afslaan.

Om de laatste alinea moest ik allerminst glimlachen.

’s Middags

Dokter Brissac tegengekomen in de gang van Zaal C. Ongewoon vriendelijk, maar repte helemaal niet over Villegas. Vriendelijkheid had een element van onbehagen. Gillon heeft hem zeker al gezegd dat hij er ‘zijn neus niet in moest steken’.

Dokter Brissac mag dan beter overweg kunnen met de dode dan met de levende patiënten, hij is een aardige man die me altijd goed heeft behandeld. Hij is ook een goede directeur. Het stuit me tegen de borst dat hij op deze manier vernederd moet worden.

Omstreeks vijf uur belde Delvert op om te vragen hoe laat ik thuiskwam, omdat hij van plan was even bij me aan te lopen. Heb gezegd om zes uur.

’s Avonds

Hij kwam om half zeven en wilde niets drinken. Zeer kwiek en zakelijk.

Professor Grandval zal donderdag omstreeks lunchtijd arriveren en nog dezelfde avond per vliegtuig van Cayenne naar Parijs terugkeren. Rekening houdend met mogelijke vertragingen van vliegtuigen, zou hij van 16. 00 uur af voor ons beschikbaar zijn. Mijn tennispartner in het militaire communicatiecentrum is druk in de weer geweest.

Mijn ongelovige verbazing was Delvert niet onwelgevallig, geloof ik, maar hij wist zijn voldoening te verbergen achter een vertoon van bedrijvigheid.

‘U wilde Grandval hebben en u krijgt hem een volle vier uur. Is dat voldoende? ’

‘Ruim voldoende. ’

‘Wat gaat hij doen, denkt u? ’

‘De patiënt onderzoeken, vragen stellen, weefselmonsters ne-

men, denk ik. Maar dat zullen we aan hem moeten overlaten. ’ ‘Heeft hij nog iets nodig? ’

‘Een onderzoekkamer in het ziekenhuis. ’

‘Ook nog ziekenhuispersoneel? ’

‘Nee. Ikzelf kan assisteren en vertalen. Maar dokter Brissac moet wel op de hoogte gebracht worden. Je kunt niet iemand als Grandval in het ziekenhuis hebben zonder hem in te lichten. ’ ‘Waarom niet? ’

‘Dat zou tegenover geen van beiden erg hoffelijk zijn. ’

‘Professor Grandval zal niet in een stemming zijn voor hoffelijkheden, dat zult u wel merken. Dokter Brissac heeft zijn medewerking reeds toegezegd. U bent gemachtigd om van alle apparatuur die u nodig mocht hebben, gebruik te maken. Wat hebt u tegen de patiënt gezegd? ’

‘Ik ga hem morgen bezoeken. Ook zijn medewerking zal natuurlijk noodzakelijk zijn. Hij kan wel zeggen dat donderdag hem niet schikt. ’

‘Dan zult u hem tot andere gedachten moeten brengen. ’

‘Hij verwacht gasten. ’

‘Niet voor vrijdag of zaterdag. ’

‘Wie zijn het? ’

‘Nieuwsgierig, dokter? ’ Hij keek weer vergenoegd.

Ik liet hem de brief van dona Julia zien. Hij wierp er een blik op.

‘Zal ik hem vertalen, commandant? ’

‘Ik kan het lezen. Een advocaat, een gangster en een priester. ’ ‘Een gangster zegt u? ’

‘Hij zal zichzelf wel een revolutionair noemen, maar het komt erop neer dat hij een gangster is. Evenals de priester in zekere zin. Zoals ik zeg, u zult het stellig interessant vinden. Het moet al geruime tijd geleden zijn dat u een landgenoot hebt gesproken die daar ook werkelijk woont. ’ Hij keek de brief nog eens in. ‘Maandag. Ze verwacht zeker dat haar gasten een tikje vermoeid zullen zijn na hun afmattende reis uit de hoofdstad. Daar kon ze wel eens gelijk in hebben. ’

‘U raadt me aan erheen te gaan. ’

‘Als u dit aan commissaire Gillon laat zien, zal hij u stellig bevelen erheen te gaan. Bovendien zullen de gasten, zoals dona Julia zegt, u stellig graag ontmoeten. U mag ze niet teleurstellen. ’ Hij gaf me de brief terug. ‘Intussen moet u uw voorbereidingen treffen voor donderdag. Het leger zal voor het verbindingswerk met betrekking tot professor Grandval zorgen. Ze zullen hem gebaad en gevoed in het ziekenhuis bij u afleveren en hem naar het vliegtuig terugbrengen als u met hem klaar bent. ’

‘Of als hij klaar is met mij. ’

De glimlach. ‘Maakt u zich geen zorgen, dokter. Hij zal in de watten gelegd worden alsof hij de minister in eigen persoon was en met misschien nog meer egards worden behandeld. ’

Hij vertrok.

Elizabeth meegenomen naar Chez Lafcadio. Verwachtte nog half Rosier daar te vinden en had me al schrap gezet om hem flink af te katten. Hij was er niet.

Woensdag 21 mei, ’s morgens

Naar Les Muettes gegaan voor de afspraak van elf uur met Ville-gas. Oom Paco en dona Julia in geen velden of wegen te zien. Werd door Antoine onmiddellijk naar de kamer van de patiënt gebracht.

Hij begroette me opgewekt, zette zijn bril af en legde die neer op een dik getypt manuscript dat opengeslagen voor hem op zijn bureau lag. Hij wees ernaar met een gebaar van afkeer.

‘Moet je dat zien, Emesto! Weet je hoeveel grondwetten we al in onze Zuidamerikaanse staten hebben gehad sedert de Spanjaarden ons aan ons lot hebben overgelaten? ’

‘Sedert 1821? Ik heb er geen idee van, don Manuel. ’

‘Ik tel er tot op heden zesenveertig. Ik kan een paar eendagsvliegen hebben overgeslagen, maar zesenveertig zijn het er zeker wel. Dit hier is nummer zevenenveertig. ’

‘Ik hoop dat deze het het langst zal uithouden. ’

‘Als het door iemand, behalve door advocaten die mazen in het net zoeken, ooit wordt gelezen, is dat altijd mogelijk. ’

‘Hoe voelt u zich vandaag, don Manuel? ’

‘Beter, duidelijk beter. ’

Wat hij eigenlijk bedoelde was natuurlijk dat hij, nu hij de verantwoordelijkheid voor zijn fysiek welzijn aan iemand anders had overgedragen, er minder over liep te piekeren. Hij had zijn spreek-moeilijkheid aardig onder controle.

‘Goed zo. Ik zou graag even uw bloeddruk opnemen als het mag. ’

Hij stroopte onmiddellijk zijn rechter mouw op. ‘Ik geloof vast dat die veel lager is. ’

Zijn bloeddruk was niet lager: 17, 5 ruim 9, 9.

‘Nog steeds iets hoger dan ik graag zou zien, don Manuel. Maar daar kunnen we wel iets aan doen. ’

‘Een behandeling? ’

‘Niet iets drastisch en er is ook geen onmiddellijke haast bij. Waar ik wel wat dieper op zou willen ingaan, zijn die spreek-moeilijkheden. ’

‘Vandaag is er weer niets aan de hand. ’

‘Jawel, maar dat zonder stoom komen te staan waarover u me vertelde, daarvan zou ik nauwkeurig de oorzaak willen weten alvorens te besluiten wat we eraan zullen doen. ’

‘Tja, ik heb je alles al verteld. Je hebt er een demonstratie van gezien. Ik hoop niet dat ik dat moet herhalen. ’

‘O nee. Maar er zijn mensen, neurologen, die zich gespecialiseerd hebben in dit soort moeilijkheden, en het probleem dat eraan ten grondslag ligt sneller en met groter zekerheid kunnen opsporen dan ik dat kan. Ze hebben hun eigen speciale technieken om weefselmonsters te nemen en te analyseren, zoals wij hier eenvoudig niet kunnen doen op de gewone manier. ’

Dat beviel hem niet. ‘Je wilt me naar een specialist sturen? Waar? ’

‘U zou niet verder dan het ziekenhuis hier hoeven te gaan. Ik zei dat we niet over de outillage beschikken om de proeven op de gewone manier uit te voeren. Let wel, op de gewone manier. Maar gelukkig is er een befaamde Franse neuroloog, een van de allerbekendste neurologen zelfs, die ons toevallig op het ogenblik zou kunnen helpen. Hij heeft erin toegestemd morgenochtend zijn reis naar Parijs een paar uur te onderbreken om u te onderzoeken. ’

Hij liet zich niet om de tuin leiden. ‘Daar heb jij de hand in gehad, Emesto. ’

‘Ja, don Manuel. ’ Ik keek hem recht aan. ‘Ik heb er weliswaar enige hulp van officiële zijde bij gehad, maar het was helemaal mijn advies dat u het consult van een specialist diende in te roepen. ’

‘Een specialist uit Parijs? ’ Hij bleef me strak aankijken.

‘Er is een goede neuroloog in Fort de France die u ook had kunnen raadplegen. Maar waarom zouden we een goede nemen als we de beste kunnen krijgen? ’

Hij tikte tegen zijn wang. ‘Kun je deze aandoening niet zelf behandelen? ’

‘Ik zou het kunnen proberen, don Manuel. Maar waarom zou-

den we u aan een proces van zoeken en mistasten onderwerpen als we gemakkelijk kunnen verkrijgen wat u nodig hebt, namelijk het advies van een deskundige? ’

‘Goed dan. Jij weet wat het beste is. ’

Hij stribbelde niet verder tegen. Hij stemde er zelfs zonder morren in toe, niet later dan vier uur in het ziekenhuis te zijn. Professor Grandval, legde ik uit, moest daarna een bepaald vliegtuig halen.

‘Jaja, ’ zei hij een tikje insinuerend, ‘dat mogen we hem niet laten missen. Het moet wel een bijzonder inschikkelijke en welwillende man zijn, deze professor. ’

Ik hoop het van harte, maar ik betwijfel of zijn welwillendheid zich tot St. Paul-les-Alizés uitstrekt.

In het ziekenhuis gekomen trof ik met de secretaresse van dokter Brissac de nodige schikkingen voor morgen.

Daarna schreef ik een brief aan dona Julia waarin ik haar uitnodiging voor maandagavond aannam. Vreemd genoeg gaf het schrijven van de brief mij het bijgelovige gevoel van iemand, die zijn vingers kruist om het boze oog af te weren. Wie weet, deed ik dat ook wel.

’s Avonds

Bij Elizabeth geweest, maar niets van dit alles tegen haar gezegd. Het meeste ervan had ik haar toch niet mogen vertellen. Had dona Julia’s invitatie kunnen laten zien, maar had geen lust weer over keizer Maximiliaan doorgezaagd te worden.

Donderdag 22 mei, ’s middags

Om 15. 30 uur kwam er een telefoontje van een officieel persoon van de luchthaven dat professor Grandval in aantocht was. Naar beneden gegaan en hem opgewacht bij de ingang van de staf. Hij arriveerde in de auto van de garnizoenscommandant met een militaire chauffeur aan het stuur.

Het is een slanke, indrukwekkende, oude man, zeer goed geconserveerd. Hij lijkt nauwelijks ouder dan toen ik hem de laatste maal zag. Maar hij zag er vermoeid uit en keek grimmig. Heel

begrijpelijk. Hij bleek ook bijzonder ontstemd te zijn.

Ik stelde mezelf voor, vertelde hem wat mijn officiële positie in het ziekenhuis was en bood aan de instrumententas te dragen

die hij bij zich had.

Hij negeerde het aanbod. ‘Wie heeft hier de leiding? ’ vroeg hij kortaf.

‘De geneesheer-directeur, dokter Brissac, heeft de leiding, professor. Ik had gehoord dat u hem niet wenste te spreken. ’

‘Gehoord van wie? ’ Zonder mijn antwoord af te wachten ging hij verder: ‘Als hij degene is die verantwoordelijk is voor deze gangstermethoden, agenten van de geheime politie op me af te sturen om me te intimideren, nauwelijks verholen bedreigingen te uiten met betrekking tot researchgelden, een idioot beroep te doen op mijn vaderlandsliefde en met geheimzinnige flauwekul aan te komen over het nationale belang, dan wens ik hem wel degelijk te spreken. ’

‘Niemand in dit ziekenhuis is voor deze dingen verantwoordelijk, professor, dat kan ik u verzekeren. ’

‘O ja, kunt u dat? Schitterend! Laat ik u vertellen, jongeman, dat ik weggehaald ben, praktisch ontvoerd ben, van hoogst belangrijk werk voor wat, naar ik op grond van het ontbreken van inlichtingen moet opmaken, niet meer. is dan een routineconsult. Laat ik u ook vertellen dat wanneer dé Generaal nog had geleefd, dit niet gebeurd zou zijn. Ik zou me rechtstreeks bij hem beklaagd hebben en hij zou hier een stokje voor gestoken hebben. ’

De man achter de balie van de stafingang zat geboeid te luisteren. Ik moest in de eerste plaats zorgen dat we hier wegkwamen.

‘Dit is geenszins een routinegeval, professor. Als u mee naar boven wilt gaan, zal ik proberen uit te leggen waarom. ’

Hij keek me aan. ‘Gaat het om een patiënt van u, dokter? ’

‘Ja professor. ’

‘Goed, ’ zei hij dreigend. ‘We zullen zien. ’

Het Laatste Oordeel zou geruststellender geklonken hebben. Terwijl we met de lift naar boven gingen, probeerde ik mijn zenuwachtigheid weg te slikken en op te houden, voortdurend mijn lippen te bevochtigen. Ik zag dat hij beide pogingen met sombere voldoening gadesloeg.

In de onderzoekkamer ging hij zitten, liet zijn blik over de apparatuur daar gaan en zei: ‘En? ’

Ik vertelde hem in het kort wie Villegas was en dat ons voorstel om de patiënt naar Parijs te laten gaan door hogere autoriteiten was afgewezen. Ik deed geen poging uit te leggen welke autoriteiten en waarom.

‘En wat zou er volgens u met de man aan de hand zijn? ’

Ik vertelde hem de voorlopige diagnose die ik had gesteld.

Hij snoof. ‘Wat weet u daarvan af? Ooit eerder een dergelijk geval gezien? ’

‘Nee professor. Wat ik ervan weet heb ik geleerd op de colleges die u over het onderwerp hebt gegeven. ’

‘Waar? Wanneer? ’

Ik vertelde het hem. ‘U noemde het geval van een protestants predikant, ’ voegde ik eraan toe. ‘Ik herinner me dat u zei dat het hem het preken onmogelijk maakte. ’

‘En deze politicus heeft ook moeite met preken? ’

‘Hij heeft dezelfde soort moeilijkheid, geloof ik, ja. ’

‘Hoe is uw naam ook weer, dokter? Ik ben slecht in namen. ’ ‘Castillo. ’

Hij dacht een ogenblik na. ‘O ja, nu weet ik het weer. De La-tijns-Amerikaanse student. Uw naam heeft nog in de kranten gestaan. Waar is die patiënt van u? ’

Ik keek op mijn horloge. ‘Hij kan elk ogenblik hier zijn, professor. Ik heb zijn dossier hier en nog enkele andere door mij gemaakte notities, als u ze misschien wilt zien. ’

Dat wilde hij. Hij las alles aandachtig. Terwijl hij de notities nog eens overlas belde de receptionist aan de hoofdingang dat Vil-legas gearriveerd was. Ik zei het tegen de professor.

Hij knikte. ‘Goed. Laat hem maar boven komen. Nog éen vraag. Toen hij ophield met spreken, wat gebeurde er toen precies? Ging hij eerst stotteren of ging hij gewoon langzamer spreken en hield daarna op? ’

‘Hij ging eerst hakkelend spreken en hield toen op. Hij beschreef het als zonder stoom komen te staan. Er scheen ook een duidelijke trilling van de tong te zijn. Hij noemt het een onaangename tic. ’

‘Nog andere spieren aangedaan? ’

‘Hij scheen moeite te hebben met de onderkaak. ’

‘Goed. ’

‘Geeft u er de voorkeur aan alleen met hem te zijn, professor? ’ ‘Spreekt hij goed Frans? ’

‘Niet zo goed, nee. ’

‘Dan kunt u er beter bij blijven om te vertalen. U kunt ook assisteren als dat nodig mocht zijn. ’

Het merkwaardige was dat professor Grandval zodra Villegas

de kamer binnenkwam een totaal ander mens werd... glimlachend, sprekend met een vriendelijke, zachte stem en allerhoffelijkst. En Villegas reageerde in dezelfde geest. Het was dat ze geen van beiden eikaars taal goed spraken, maar verder gedroegen ze zich binnen enkele ogenblikken als twee oude vrienden. Om zo’n relatie met een patiënt tot stand te brengen, peinsde ik, zou dokter Frigo uren nodig gehad hebben, of dagen... of een eeuwigheid. Ze namen totaal geen notitie van me, behalve als ze me nodig hadden om te vertalen.

Het ondervragen begon bijna ongemerkt, een soepel vervolg, zo leek het, van de eerste beleefdheidsuitwisselingen; maar het was een zeer grondig verhoor. Hoe vaak had hij er last van? Wanneer vooral? Op welk tijdstip van de dag? Hoe lang duurde het tot het over was? Hoe lang kon hij het uitstellen door zuinig met zijn energie om te springen? Met welke andere gevoelens ging het gepaard? Was er gevoelloosheid? Verkramping? Nog andere ongewone gewaarwordingen? Hoe was het gesteld met de armen en benen? De handen? Nog last op andere plaatsen?

Na een half uurtje kon ik merken dat Villegas vermoeid raakte. Hij had natuurlijk niet aan éen stuk door gepraat omdat mijn vertalingen hem af en toe respijt hadden gegeven, maar hij ging de medeklinkers al verdoezelen. Ik dacht nog een ogenblik dat Grandval misschien van plan was tot het uiterste te gaan met hem, maar hij hield plotseling op met vragen stellen en ging over tot het fysieke onderzoek.

Ook weer zeer grondig. Tenslotte zei professor Grandval tegen de patiënt: ‘Ik wil een paar zeer kleine stukjes van de spieren van uw gezicht, schouders, armen en benen nemen om te onderzoeken. Minuscuul kleine stukjes. Het doet geen pijn want ik zal u novocaïne-injecties geven, zoals uw tandarts ook doet. Maar er hoeft niet geboord te worden. U voelt er niets van. Misschien dat het morgen een beetje gaat schrijnen omdat ik deze kleine insnijdingen elektrisch zal dichten. ’

Veertig minuten later was alles afgelopen. Ik had niets anders hoeven doen dan de daartoe bestemde buisjes vast te houden en, nadat deze waren afgesloten, op het etiket te schrijven wat me voorgezegd werd.

‘Dat was het dan, ’ zei professor Grandval tenslotte.

Villegas kwam overeind. ‘Wat denkt u ervan, professor? ’ De injecties in zijn gezicht hadden het hem nog moeilijker gemaakt om duidelijk te articuleren, maar Grandval begreep hem.

‘Er zijn diverse mogelijkheden, monsieur, ’ zei hij ontwijkend.

‘Zodra ik in staat ben me een oordeel te vormen, zal ik het dokter Castillo laten weten. Daar kunnen wel een paar dagen overheen gaan. ’

‘Ik voel me net een speldenkussen. Kunt u uw proeven niet hier doen? ’

‘Ik doe mijn eigen laboratoriumwerk in Parijs. Dat is ook beter. Het was me een genoegen kennis met u te maken, monsieur Villegas. ’

Ik begeleidde de patiënt naar beneden naar zijn auto en zag dat er in de escorterende DST-auto twee mannen zaten. Zoals monsieur Albert had voorspeld, was de bewaking van Villegas en zijn huisgenoten verdubbeld.

Toen ik terugkwam sloot professor Grandval juist zijn instrumententas.

Ik vroeg hem niet tot welke voorlopige conclusie hij gekomen was. Als hij me iets wilde vertellen, zou hij dat wel doen zonder dat ik erom vroeg.

‘Ik heb tegen hem gezegd dat het wel een paar dagen kon duren, ’ merkte hij op, ‘dan zal hij u niet te gauw om nieuws lastig vallen. ’ Hij zweeg en staarde voor zich uit, waarna hij vervolgde: ‘Een interessant geval. In de regel begint het in de handen en onderarmen. De predikant over wie ik in mijn college sprak was wat dat betreft ook een uitzondering. Moeilijk vast te stellen in het beginstadium. Goed werk van u. ’

Toen we in de lift naar beneden gingen, zei hij: ‘Nee, het was niet uw naam in de kranten, hè dokter? Het was de naam van uw vader. Hij had een ongeluk gehad of zoiets. ’

‘Hij was vermoord. ’

‘Tja, bij politici is dat ook een soort ongeluk, veronderstel ik. Ik hoop u vóór zaterdag nader te berichten. ’

De auto van de garnizoenscommandant stond bij de ingang van de staf te wachten. Toen hij wegreed, glimlachte professor Grandval tegen me.

Hij had gezegd dat het goed werk van me was. Het was geen troost. Hij heeft daarmee duidelijk te kennen gegeven wat hij denkt. Was het maar slecht werk geweest van me.

Nog steeds geen bericht van Grandval. Delvert belde me op om te vragen wanneer we het konden verwachten. Geantwoord dat ik het niet wist, maar het hem zou laten weten wanneer het binnenkwam. Dat was niet nodig, zei hij, want alle mededelingen van professor Grandval aan mij zouden over het militaire communi-catiecentrum lopen.

Waarschijnlijk weet de professor dat. Hij moet nóg een ontmoeting met de ‘geheime politie’ hebben gehad, op het vliegveld, voor hij gisteravond vertrok. Ik hoop maar dat het zijn maaltijd niet vergald heeft.

Zaterdag 24 mei, 's avonds

Was net thuis toen er een militaire jeep kwam aanrijden. Een korporaal vroeg of hij mijn identiteitsbewijs mocht zien en overhandigde me toen een verzegelde envelop, waarvoor ik moest tekenen.

Er zat een bericht van professor Grandval in dat uit zeven woorden bestond:

AMYOTROFISCHE LATERALE SCLEROSE SCHRIFTELIJK RAPPORT VOLGT GRANDVAL

Ik schonk mezelf een straffe borrel in. Ik had de fles nog in mijn hand toen de telefoon ging.

‘U hebt het bericht? ’ vroeg Delvert.

‘Ja. ’

‘Wat betekent het? ’

‘Dat vertel ik u niet door de telefoon, commandant. Maar ik heb een borrel genomen. ’

Zwijgen. ‘Ik kom naar u toe. ’

Hij was er binnen vijf minuten. Ik had een borrel voor hem klaarstaan. Die zou hij wel nodig hebben, dacht ik. ‘En, wat betekent dat abracadabra, dokter? Ernstig of niet ernstig? ’

‘Voor mijn patiënt zeer ernstig. Voor u, dat zult u zelf moeten beoordelen. Maar ik kan u wel vertellen dat noch u noch iemand anders binnen afzienbare tijd veel aan Villegas zal hebben. ’

Hij ging zitten en nam het glas dat ik hem aanreikte.

‘Het hele verhaal graag, dokter, ’ zei hij.

‘De ziekte is ook bekend als musculaire atrofie, en daarmee is het aardig goed beschreven. Het is een ziekte van het centrale zenuwstelsel. De oorzaak is onbekend. Er zijn wel diverse theorieën gelanceerd, waaronder syfilis en loodvergiftiging, maar dat zijn niet meer dan theorieën, onder deze omstandigheden van geen praktische waarde. ’

‘Maar het is te genezen. ’ Het was een vaststelling.

‘Nee, het is niet te genezen. We kunnen de patiënt behandelen met wat we noemen suggestietherapie om het ergste lijden te verzachten, maar dat is dan ook alles. De dood kan na een paar maanden intreden, of na twee of drie jaar, maar is onvermijdelijk. Van het standpunt van de patiënt bezien zou men moeten zeggen: hoe eerder hoe beter. ’

‘Was dit de ernstige complicatie die u vermoedde? ’

‘Nee. Waar ik aan dacht was een kleiner kwaad. ’

‘Wat dan? ’

‘Musculaire dystrofie. Bij volwassenen worden daarbij alleen de gezichts- en halsspieren aangetast. Het is ernstig, maar niet dodelijk. Het is tot op zekere hoogte te behandelen en onder controle te houden. ’

‘Hoe? ’

‘Hoofdzakelijk massage en door de patiënt actief te houden. Glycine wordt ook wel als geneesmiddel gebruikt. ’

‘Maar deze atrofie die hij heeft, die is niet te genezen en ook niet in de hand te houden? ’

‘Noch het een noch het ander. U hoeft dat natuurlijk niet op mijn woord alleen te geloven, maar ik denk niet dat u een medicus zult vinden die het niet met me eens is. ’

‘Zou professor Grandval zich in zijn diagnose kunnen vergissen? ’

‘Dat zou kunnen, maar ik geloof het niet. U kunt natuurlijk nog het oordeel van een derde vragen. Misschien is dat ook beter. Ik denk wel dat mijn patiënt dat ook zal wensen. ’

‘Dat is van later zorg. Aannemende dat professor Grandval gelijk heeft, hoe is dan het verloop van deze ziekte? Wat gebeurt er? Het spreken wordt steeds moeilijker, neem ik aan. ’

‘O ja, maar ik zou niet kunnen zeggen hoe snel het gaat. Dit geval is een beetje ongewoon omdat de diagnose juist door dit opvallende verschijnsel zo vroeg gesteld kon worden. Meestal begint het sluipender, eerst in de spieren van de handen en onderarmen, daarna in de schouders. Later worden de beenspieren zwak en spastisch. Alle spieren hebben de neiging samen te trekken en te gaan fibrilleren, dat wil zeggen ze gaan trillen en verkrampen. Wanneer de ziekte de hersenen heeft aangetast, wordt ook het kauwen, slikken en spreken erg moeilijk. Ook de tong gaat trillen. Tegen die tijd blijft de mond openstaan en gaat de patiënt kwijlen. Iedere poging om de gelaatsspieren te beheersen veroorzaakt een heftige vertrekking van het hele gezicht. ’

Hij zuchtte diep. ‘Een prettig vooruitzicht. Nog meer? ’

‘Niets plezierigs helaas. De patiënt barst vaak zonder aanwijsbare reden in lach- of huilbuien uit. Hij moet steeds meer rust houden. Tenslotte moet hij via een buisje door de neus gevoed worden. ’

Hij sprong op en nam nu geen teugje maar een slok van zijn borrel. Daarna knikte hij. ‘Dank u, dokter. U overdrijft echt niet? ’ ‘Helaas niet, commandant. Het is een afschuwelijke ziekte. ’

‘En er is niets aan te doen. ’

‘Helaas niet. ’

‘Hoe lang? ’

‘Dat zei ik u al: ik weet het niet. Het spreekprobleem zal waarschijnlijk verergeren, maar hoe snel, dat zou ik niet kunnen zeggen. Ik gebruikte gisteren het voorbeeld van een man in een hardloopwedstrijd. Die vergelijking was niet van mezelf, maar van de patiënt. Hij zal geleidelijk steeds eerder ophouden met lopen. Hóe geleidelijk moeten we afwachten. En er komen natuurlijk ook nog andere verschijnselen. ’

‘Zou hij nog een maand min of meer kunnen blijven zoals hij nu is? ’

‘Mogelijk. Mogelijk twee maanden. Maar in dit vroege stadium is het tempo van aftakeling niet te voorspellen. ’

‘O. Wat gaat u nu aan uw patiënt vertellen? ’

‘De waarheid natuurlijk, vroeg of laat. Wanneer, weet ik nog niet. Zover was ik nog niet gekomen. U hebt het bericht van professor Grandval aan mij gelezen, dus u weet dat er nog een schriftelijk rapport volgt. Dat wacht ik waarschijnlijk eerst af. Commis-saire Gillon zal het natuurlijk ook moeten weten. ’

‘Waarom? ’

‘Ik ben hem, tenminste ten dele, verantwoording verschuldigd. ’ ‘Die mededeling die u zoëven ontvangen hebt, dokter, is een officieel en hoogst vertrouwelijk document. Ik zou het graag terug hebben. ’

Ik gaf hem het bericht.

‘We zullen commissaire Gillon alles vertellen wat hij dient te weten, ’ vervolgde hij,.. dat het een ernstige ziekte is. Ikzelf zal het hem vertellen. Zei u niet dat de ziekte die u vermoedde musculaire dystrofie was? ’

‘Ja. ’

‘Dan is het dat, tenzij u andere instructies ontvangt. ’

‘Verlangt u van me dat ik ook tegen mijn patiënt zal liegen, commandant? ’

‘Dat zou in dit geval wel zo barmhartig zijn, vindt u niet? U hebt hem tenslotte niets anders te bieden dan barmhartigheid, nietwaar? Maar dat laat ik aan u over, dokter. ’

Hij vertrok.

Een poosje later ging ik naar Elizabeth.

In de loop van de avond vertelde ik haar het een en ander van wat er gebeurd was. Ik weet dat artsen eigenlijk niet over hun patiënten mogen praten - Frigo keurde het dan ook ten sterkste af - maar ik móest mijn hart een beetje uitstorten. Bovendien had ik ook al tegen Delvert gepraat.

Elizabeth was al even koel praktisch.

‘Een maand of zo zou wel voldoende zijn, denk ik, ’ zei ze peinzend. ‘Hij zal natuurlijk voor de televisie moeten verschijnen en radiotoespraken moeten houden, maar ik denk dat ze die wel op de band kunnen opnemen in tien-minutenspeeches en ze later aan elkaar kunnen lassen. ’

‘Dat zal wel, ja. ’

‘De persconferenties die hij persoonlijk moet houden, zijn natuurlijk moeilijker. Maar toch, met een beetje vindingrijkheid en een zorgvuldige voorbereiding moet het mogelijk zijn. De eerste twee weken zijn het belangrijkste. ’

‘Maar daarna? Hoe wil je hem bijvoorbeeld een officiële rede voor de Organisatie van Amerikaanse Staten laten houden, of een nieuw gekozen parlement laten toespreken? ’

Ze zat hier een poosje over te dubben en woelde toen met haar handen in haar haar. ‘Dan tref je andere maatregelen, ’ zei ze tenslotte.

‘Wat voor andere maatregelen? ’

Ze keek me somber aan. ‘Wat gebeurde er met keizer Ferdi-nand? ’ vroeg ze.

Ik wist het niet en omdat het me op dat moment niet veel kon schelen wat er met hem gebeurd was, vroeg ik er ook niet naar.

Toen ik thuiskwam, schreef ik dit op en nam een slaaptablet.

Later

Het slaaptablet heeft niet gewerkt, dus heb ik er nog een genomen.

Onder het wachten op de uitwerking ervan heb ik mijn naslagwerken over de Habsburgers geraadpleegd.

Keizer Ferdinand, zo blijkt, was een imbeciel die aan Engelse ziekte en epilepsie leed. ‘Ik ben de keizer en ik wil meelballetjes hebben’, moet hij tijdens een staatsiebanket tegen zijn kamerdienaar gebruld hebben.

Metternich zorgde ervoor dat Ferdinand na een paar weken vervangen werd - het zogenaamde ‘Vormarz-interregnum’ - door aartshertog Lodewijk.

De aartshertog was blijkbaar alleen maar een stommeling.

Deel 3

De behandeling

RUE RACINE 11

FORT LOUIS

ST. PAUL-LES-ALIZÉS

Maandag 26 mei, ’s avonds

In haar invitatie had dona Julia geschreven dat ze op Les Muet-tes de traditionele tijden aanhielden. Wist dat dit betekende: diner om 10. 30 uur of zelfs nog later, dus ik bakte voor ik wegging hier eerst nog een omelet voor mezelf. Omdat ik mijn donkere pak met een das had aangetrokken, besloot ik niet met de brommer te gaan. Nam dus een taxi, erop vertrouwend dat Antoine wel weer een andere voor me zou bellen als ik wilde vertrekken.

Een misrekening. Ik had er beter aan gedaan, toch maar de brommer te nemen met het risico dat ik nat zou regenen.

De twee DST-wachtposten bij het hek waren dezelfde mannen die Villegas geëscorteerd hadden toen hij naar het ziekenhuis was gekomen voor het consult met professor Grandval, dus ze kenden me van gezicht en wierpen maar een vluchtige blik op mijn identiteitsbewijs. De taxichauffeur was minder fortuinlijk. Hij werd gefouilleerd en zijn taxi doorzocht. Hij foeterde hevig, maar tegen mij en niet tegen de DST-mannen.

Op de binnenplaats stond éen auto meer dan anders geparkeerd, met een plaatje van een plaatselijk autoverhuurbedrijf op de achterruit. Ik vroeg me af of Delvert ook geïnviteerd zou zijn. Gil-lon kon het niet zijn, dacht ik, want die zou zijn eigen wagen wel hebben.

Ze waren het geen van beiden. Delvert had gezegd dat ik er een advocaat, een priester en een gangster zou vinden. De laatste persoon die ik verwacht had ook in dat huis aan te treffen, was wel Rosier.

Ik zag hem niet onmiddellijk. Iedereen scheen buiten op het terras te zitten, maar toen Antoine me daar ook heen wilde brengen, kwam dona Julia haastig binnen en zei tegen hem dat de glazen van sommige gasten opnieuw volgeschonken moesten worden.

‘Wat ben ik blij dat u hebt kunnen komen, dokter. ’ Ze leek een beetje buiten adem.

‘Het is me een genoegen, dona Julia. ’

Ze nam me bij de arm en loodste me naar de hi-fi-alkoof. ‘Maar voor ik u aan onze bezoekers voorstel wilde ik graag een gesprekje onder vier ogen met u hebben. ’

Ik wilde iets terugmompelen, maar ze was al aan haar gesprekje onder vier ogen begonnen.

‘Ik ben toch zó ongerust over don Manuel, dokter. Vreselijk ongerust. ’ Haar ogen keken me vorsend aan, alsof ik deze bewering had willen ontkennen.

‘Is daar een bepaalde reden voor? ’ vroeg ik. Het was geen be-leefdheidsvraag. Er waren vier dagen verlopen sinds ik hem had gezien en met een man in zijn toestand konden er onverwachte veranderingen optreden.

‘Omdat hij zich ongerust maakt over zichzelf, ’ zei ze. Ze hief theatraal haar handen op. ‘Sinds hij bij die professor is geweest, wordt hij met de dag bezorgder. Ik raadde hem aan u op te bellen, maar hij zei nee. Als u het rapport had, zou u het hem wel vertellen. ’

‘Ja, dat is ook zo, dona Julia. Professor Grandval moest nog laboratoriumwerk doen en het rapport schrijven. Gisteren was het zondag. Ik denk niet dat hij vóór vanochtend het rapport per luchtpost uit Parijs heeft kunnen verzenden. Misschien dat ik het

woensdag... ’

‘Maar heeft die professor toen helemaal niets tegen u gezegd? Helemaal geen opinie gegeven? ’

‘Deze hooggeleerde heren zijn zuinig op hun reputatie, dona Julia. Ze gaan niet over ijs van éen nacht, ze trekken geen overijlde conclusies, vooral niet wanneer ze met stafleden van provinciale ziekenhuizen te doen hebben. Ze moeten zeker van hun zaak zijn voor ze iets zeggen. En daarvoor worden ze tenslotte ook betaald. ’

‘Ja, daar zegt u zoiets. Wie betaalt deze hooggeleerde heer eigenlijk? ’

Ik had naar waarheid kunnen antwoorden dat ik het niet wist en er niet aan gedacht had het aan Del vort te vragen. Ik zei: ‘Het ziekenhuis heeft zijn hulp ingeroepen, dona Julia. Deze zaak zal wel onder het ministerie van Volksgezondheid vallen. ’

‘Het is allemaal buitengewoon verontrustend. ’

‘Dat is onzekerheid altijd. Zodra ik het schriftelijk rapport van professor Grandval ontvangen heb, zal ik het don Manuel laten weten. ’

‘U ziet toch zelf, dokter, dat hij niets mankeert, dat hij alleen moe en overwerkt is en zich zorgen maakt over de toekomst van ons land. Ik wou dat dit consult, dat hem zo van streek gemaakt heeft, nooit had plaatsgevonden. ’

Dat wou ik ook. Gelukkig vond ze het nu tijd worden haar

plichten als gastvrouw weer op te nemen.

‘Maar zoals u zegt, dokter, we kunnen niet anders doen dan afwachten en aan prettiger dingen denken. Ik zal u en onze gasten aan elkaar voorstellen. ’

Ze ging me voor naar buiten, naar het terras.

Op het eerste gezicht zag het er daar in het kaarslicht wat officieel uit door de plaatsing van de stoelen, alsof het een krijgsraad was - wat het in zekere zin misschien ook was - met Villegas als voorzitter. Maar toen ik met dona Julia dichterbij kwam, bleek die eerste indruk van formaliteit niet juist te zijn. De drie tafels, die voor de gelegenheid tegen elkaar geschoven waren, hadden een zeshoekig blad met pop-arttegeltjes en de raadslieden zaten op decoratieve, witgelakte, smeedijzeren stoelen met helrode kussens. Schalen met half opgegeten hartige hapjes, volle asbakken en een paar ijsemmers met geopende champagneflessen erin gaven aan het geheel iets feestelijks. De enige man in het groepje die geen sporthemd droeg was de priester, die een witte soutane met zweetvlekken aan had, waarvan hij de rok tot boven zijn knieën had opgesjord. Het had meer weg van een gezellig onderonsje van het bestuur van de plaatselijke tennisclub, waarvan de penningmeester juist de verheugende stand van de clubfinanciën heeft medegedeeld, dan van een plechtige krijgsraad.

Zowel Villegas als oom Paco stonden op om me te begroeten. Eerst keek don Manuel, nadat hij zijn arm om mijn schouders geslagen had, het gezelschap stralend aan en stelde me toen plechtig voor als dokter Emesto Castillo Reye. Daarna ging hij zitten en liet het aan oom Paco over om de gasten een voor een voor te stellen. Op dat ogenblik kreeg ik Rosier in het oog die aan de andere kant van de tafel fijntjes glimlachend naar me zat te kijken.

Ik stond er een ogenblik voor gek bij en toen pakte Paco mijn elleboog en leidde me langs Villegas naar de man die aan zijn linkerhand zat.

Het was een knappe, viriel uitziende creool met een smal, aristocratisch gezicht dat me bekend voorkwam. Een jaar of vijftig schatte ik hem. De hand die de mijne drukte was droog en stevig, de glimlach waarmee hij me begroette innemend en ongedwongen.

‘Don Tomas Santos Andino, ’ dreunde oom Paco op, ‘onze trouwe bondgenoot en adviseur in zaken de grondwet betreffende. ’

Delvert had me verteld dat er een advocaat zou zijn, maar had het niet nodig gevonden erbij te vertellen dat de advocaat tevens de huidige minister van Onderwijs in de Oligarchie was. Hij be-

kleedt die post nu vier jaar en het enige progressieve sociale project dat in die tijd tot stand gekomen is, is zijn werk geweest, namelijk de stichting van plattelandsscholen. Paco had hem een bondgenoot genoemd en geen strijdmakker, omdat Santos, vóór de Oligarchie alle partijen had afgeschaft, een Christelijk Socialist was geweest. Feitelijk is hij een man die zich, hoewel hij er een paar uitgesproken overtuigingen op na houdt, nooit helemaal thuis kan voelen in éen politieke partij, welke het ook is. In vele opzichten een apolitiek man; sommigen zouden vinden dat zijn aanwezigheid hier hem tot een verrader stempelde van de regering waarvan hij nu deel uitmaakt.

‘Don Tomas heeft ook zeer veel invloed op de studenten aan de universiteit en de oudere middelbare scholieren in de hoofdstad, ’ voegde oom Paco eraan toe.

‘Wat hij bedoelt, dokter, ’ legde don Tomas onbewogen uit, ‘is dat ik in staat zou zijn ze de straat op te krijgen als dat nuttig mocht zijn, op dezelfde manier als pater Bartolomé zijn gepeupel uit de sloppen in het geweer kan brengen. ’

‘Dat is waar, Ernesto. ’ Dit kwam van Villegas. ‘De regeringen van heel wat andere landen hebben dat al ingezien. Het zijn niet langer alleen de ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken die georganiseerde strijdkrachten tot hun beschikking hebben. Die van hen zijn weliswaar bewapend, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat ze iedere situatie baas kunnen. Vraag dat maar aan je Franse Vrienden. Vandaag de dag zijn ook de ministeries van Onderwijs machtsbases geworden. ’