Tegen die tijd was ik er al aan gewend geraakt, handen te drukken zonder voorgesteld te zijn en had ik het al opgegeven, mijn eigen naam te noemen. Er stonden zoveel mensen door elkaar heen te praten, dat je op de achtergrond, waar ik stond, wel had moeten brullen om je verstaanbaar te maken. Ik schrok er dan ook van op toen ik, terwijl ik me over de hand van de nuntius boog, hem heel duidelijk in mijn oor hoorde zeggen: ‘Het is me een groot genoegen u te ontmoeten, dokter Castillo. Mag ik u aan monseigneur Montanaro voorstellen? ’
Montanaro, de ‘koorknaap’, die nu naar voren trad om me de hand te drukken, was een heel kleine oude man met een bril zonder montuur, lachende ogen en een zeer gedistingeerd voorkomen.
‘Een genoegen, dokter Castillo. ’ Hij hield mijn hand vast in een verrassend stevige greep. ‘Ik had me er zo op verheugd u te ontmoeten, dat ik zijne eminentie heb overreed me toe te staan hem te vergezellen. Uw eerste bezoek sinds vele jaren. Een gedenkwaardige gebeurtenis. Ik mag u niet ophouden, maar ik zou heel graag willen weten wanneer u van plan was het graf van uw vader te bezoeken. ’
Ik had bijna gezegd dat het niet eens bij me opgekomen was het te bezoeken, maar ik zei het niet. Mijn aarzeling was voor de nuntius aanleiding me te hulp te komen.
‘Het is ons natuurlijk bekend dat u hier bent als de lijfarts van don Manuel, maar hij zal u waarschijnlijk niet vóór vanavond nodig hebben. Ik weet dat monseigneur zeer verlangend is, met u samen te bidden bij een gedenkteken dat u nog nooit hebt mogen aanschouwen. ’
‘Zou vanmiddag u schikken, dokter, ’ vroeg Montanaro gretig. ‘Om vier uur bijvoorbeeld? ’
‘Tja... ’
‘U wordt met een auto van het Nuevo Mundo afgehaald. U kunt tegen vijf uur terug zijn. ’
Voor ik een geschikte weigering had kunnen bedenken, hadden ze me al op uiterst hoffelijke wijze verder geloodst naar de Nederlandse consul-generaal.
Enkele ogenblikken later stond ik Delvert de hand te drukken alsof ik hem nog nooit van mijn leven had gezien en hoorde ik Rosier beschrijven als de vertegenwoordiger in Midden-Amerika van de Latijns-Amerikaanse Kamer van Koophandel.
De zon was juist opgegaan. Toen ik weer naar Rosier keek, had hij al een zonnebril opgezet.
Het vliegveld ligt twaalf kilometer van de hoofdstad af. Het leek verder. Ik had honger en dorst: de limonade had een ijzerachtige smaak nagelaten. Tussen St. Paul en hier is er een tijdsverschil van een uur. Het was bij niemand opgekomen om op het vliegveld ook maar voor een kopje koffie te zorgen omdat het pas half zeven was. In het Nuevo Mundo wachtte ons een ontbijt.
Don Manuel kon er in geen geval onderuit om daar eerst de tocht te onderbreken. De procureur-generaal was een belangrijke ambtenaar die de leiding had van de dagelijkse gang van zaken in de gerechtshoven. Hij kon niet zonder vorm van proces uit zijn huis gezet worden, al was het maar tijdelijk. Hij zou er zijn toestemming voor dienen te geven. De taak om die toestemming te verkrijgen was op oom Paco’s schouders gelegd.
Het was geen gemakkelijke taak. Ik zat in dezelfde auto met hen en met de officier van de veiligheidsdienst toen de stoet zich in beweging zette, dus ik kan het weten. De oude man was advocaat, en een gewiekste. Een beroep op zijn plicht tegenover het vaderland deed hij af met het korte antwoord dat hij een plicht tegenover het handhaven van gerechtigheid had. Moest hij geloven dat onder het nieuwe regime de rechtspleging, zoals die op het moment door hem vanuit zijn appartement werd geleid, niet langer nodig was?
‘Ik weet, ’ vervolgde hij boosaardig, ‘dat de meest doeltreffende manier om een regering door een staatsgreep omver te werpen, van binnenuit is, maar ik heb altijd gemeend dat verstandige agitators zich er wel voor hoedden om die nuttige onderdelen ervan die voor het algemeen welzijn werken, te vernietigen. Tenzij men natuurlijk anarchie beoogt. Dat mag pater Bartolomé misschien beogen, maar ik had het niet van don Manuel verwacht. Misschien vergis ik me. ’
Paco redde zich hieruit door het voorstel, met een kelig lachje, af te doen als een grapje en daarna een bedekt dreigement te uiten. Energie en een soepele kijk op de dingen zouden de criteria zijn waarnaar ambtenaren in de toekomst beoordeeld zouden worden. Daarna probeerde hij het weer met vleierij. De vrouw van de procureur zou er toch stellig geen bezwaar tegen hebben om een paar dagen van de gastvrijheid van het Nuevo Mundo te genieten? Het zou een kleine vakantie voor haar zijn. En dan was er ook nog het veiligheidsprobleem.
De veiligheidsofficier ving zijn trefwoord keurig op. Niets was minder waar! Alle getroffen maatregelen zouden ten tweede male herzien moeten worden. Omdat alle regeringsinstellingen en het Nuevo Mundo nu onder zware bewaking stonden, zouden er nu extra dienstauto’s nodig zijn voor de pendeldienst.
Mijn gemompelde, als hulpvaardig bedoelde, opmerking dat de afstand van het paleis van justitie naar het hotel gemakkelijk te belopen was, werd onmiddellijk van tafel geveegd. Niemand, ook niet als hij een officieel pasje bij zich had zoals die onmiddellijk zouden worden uitgegeven, zou het presidentiële verblijf te voet mogen binnengaan... nee, zelfs de arts van de nieuwe president niet.
Daarna hield ik verder mijn mond en keek uit het raampje.
De weg naar het vliegveld is er niet beter op geworden sinds ik hem de laatste keer zag; suikerrietvelden aan de ene kant, oerwoud aan de andere, diepe kuilen bij de vleet, en bij iedere plek waar een noodlottig ongeval had plaatsgevonden, dat wil zeggen bij iedere bocht, een blok beton in de berm met het roestige wrak van een over de kop geslagen auto erop, als waarschuwing. Ik was die autowrakken vergeten. Ze moeten in de loop der jaren heel wat keertjes vervangen zijn. In dit klimaat roesten de dingen snel weg en bovendien kunnen de deuren van een vernielde auto dienst doen om het lekkende dak van een huis te repareren.
Er waren nog meer dingen die ik was vergeten: de stank van de barrios aan de rand van de stad, de smerige hutten van de bewoners ervan, met hier en daar een varken dat in de modder eromheen wroette. Ik was de vrouwen vergeten met de zuigelingen aan de borst die maar vijftig procent kans hadden om lang genoeg te leven om gespeend te worden; en de kinderen die het wel overleefd hadden en nu met grote ogen in het vuil naar me zaten te kijken met hun vingers in hun mond. Ik was de open riolen vergeten. Mannen waren er niet veel te zien. Degenen die werk hadden, waren daar al heen toen we voorbij kwamen.
En daarna de stad zelf, vreemd schilderachtig op sommige plekjes met de kleurig bloeiende bomen en allamandastruiken, maar over het geheel genomen lelijk en haveloos. Zelfs de enkele moderne gebouwen zoals het Alianza-hotel (genoemd naar de Alliantie voor Vooruitgang) zien er vervallen uit, met roeststrepen over het beton van de raamkozijnen en balkons. Onkruid schiet op door het asfalt en overwoekert de rommel die na het bouwen op het braakland ernaast is achtergebleven. Alleen de veel oudere, stenen gebouwen blijken nog een zekere waardigheid behouden te hebben, al lijken ze nu minder indrukwekkend dan ik ze als jongen vond. Maar dat was te verwachten: ze zijn me niet meer zo vertrouwd. De palmbomen echter zien er nog wel hetzelfde uit... als vermoeide, slonzige vrouwen.
Weinig mensen op straat, maar bij iedere wegkruising soldaten. Dichter naar het centrum toe - wat ziet het er armoedig uit! -met tanks en militaire auto’s in de zijstraten. Twee hele blokken in het winkelcentrum bijna helemaal uitgebrand, met de ouderwetse brandweerauto er nog naast, waarvan de bemanning in de ruïnes loopt te porren.
De procureur liet een spottend gesnuif horen toen hij het zag. ‘Veel zullen ze daar niet meer vinden, ’ merkte hij op. ‘Daar zal pater Bartolomés leger gelovigen wel voor gezorgd hebben. Maar, don Manuel mag niet klagen. Hij zal er heel wat publiek bij gekregen hebben. ’
Ik keek hem aan. Hij glimlachte sluw.
‘U dacht toch niet, dokter, dat ze de winkels in brand gestoken hadden vóór ze ze geplunderd hadden? Ze kwamen zelfs met vrachtwagens. Televisietoestellen gingen het eerst weg natuurlijk, nog eerder dan koelkasten en airconditioners. Maar ook meubels en kleding, en zelfs kleinigheden als radio’s en juwelen werden niet versmaad. ’ Hij wierp een blik op Paco. ‘Het Democratisch Socialisme in actie, nietwaar mijn vriend? ’
Paco kneep zijn lippen samen. De bitterheid van de procureur-generaal is begrijpelijk, maar hij mag wel oppassen: als hij er op die manier uiting aan blijft geven, zou hij zijn appartement wel eens voorgoed kunnen kwijtraken, en zijn baantje erbij.
Toen we bij het Nuevo Mundo aankwamen, troffen we daar een chaotische toestand aan, misschien ten gevolge van het in de war gooien van de plannen door don Manuel, hoewel ik het betwijfel. Het zou er evengoed een chaos zijn geweest met leger- en politietrucks die de ingang versperden, zodat zelfs ons escorte er niet in kon. Geschreeuw, wilde gebaren, heen-en-weergedraaf volgde, waarin ook onze veiligheidsofficier onmiddellijk zijn partijtje meeblies.
Terwijl we zaten te wachten zei ik tegen de procureur dat ik graag contact zou opnemen met de geneesheer-directeur die de leiding had van het ziekenhuis. Wist hij misschien hoe de man heette?
‘Dokter Torres, ’ zei hij, ‘een zeer bekwaam arts naar ik gehoord heb. Hij is afgestudeerd in de Verenigde Staten. Maar u zult hem op het ogenblik waarschijnlijk moeilijk kunnen bereiken. ’
‘Zijn er veel doden en gewonden? ’
‘Officieel ruim honderd, hoewel deze schatting waarschijnlijk aan de lage kant is. Er zullen er nog heel wat zijn die particulier behandeld zijn en niet zullen worden gemeld. Hoewel ik... ’ — opnieuw die sluwe blik - ‘niet zozeer aan de uitzonderlijke hoeveelheid werk dacht toen ik zei dat u Torres misschien moeilijk zou kunnen bereiken. ’
‘Waaraan dan? ’
‘Zijn familie is zeer welgesteld moet u weten. Zijn ouders waren bij degenen die gisteren met het eerste vliegtuig het land hebben verlaten. Torres senior was een zogenaamde oligarch. Het kan zijn dat Torres junior het misschien later verstandig geacht heeft het voorbeeld van zijn ouders te volgen. ’
‘Wie zou in dat geval de leiding overgenomen hebben? ’
‘Er zijn nog meer dokters daar. Ik neem aan dat de oudste wel de leiding genomen zal hebben. ’
‘Waarom wil je dat weten? ’ vroeg Paco.
‘Ik wil een psychotherapeut voor don Manuel lenen. ’
‘Kun je geen particuliere nemen? ’
‘Als ik een goede, gediplomeerde wist, ja. Maar we zitten ook met het veiligheidsprobleem met iedereen die rechtstreeks toegang tot het paleis moet hebben. ’
De veiligheidsofficier stapte weer in en de stoet zette zich weer in beweging.
‘Welk veiligheidsprobleem bedoelt u, dokter? ’
Ik legde het uit.
‘Tja, dan kunt u beter eerst met deze persoon uit het ziekenhuis meegaan om voor hem in te staan. Het ziet ernaar uit dat ik nu vanuit het paleis van justitie zal moeten werken. Dus komt u daar bij me, om-’ Hij viel zichzelf in de rede. ‘Moet je die idioten nu eens zien. Je zou denken dat ze geen instructies gekregen hadden. ’
We waren er.
Het Nuevo Mundo is een oud, in de deftige stijl gebouwd hotel. Men zegt dat oorspronkelijk het Ritz in Madrid er model voor gestaan heeft. Maar de noodzaak in deze stad om bij het bouwen rekening te houden met zowel de termieten als het regenwater dat uit de ontoereikende rioleringen stroomt, heeft wijzigingen onvermijdelijk gemaakt. Een ervan was de fundamenten te verhogen, wat weer geleid heeft tot de bouw van een brede stenen trap naar de ingang... de trap waarop mijn vader stierf.
Ik slaagde erin, langs de plek te lopen die ik zo vaak op de foto’s had gezien, schijnbaar zonder er enige aandacht aan te schenken.
Nadat we ons allemaal in onze kamers hadden geïnstalleerd en de politie, die nog steeds in de kasten naar spionnen en saboteurs had lopen speuren, zich had teruggetrokken, werd het ontbijt opgediend in een privé-salon.
Het was een uitstekend ontbijt en het deed ons allen goed. Zelfs het humeur van de procureur verbeterde erdoor... hij had vernomen dat hij uit zijn appartement naar de presidentiële suite zou moeten verhuizen. Don Manuel zag er vermoeid, maar opgewekt uit. Hij had nu ook even het presidentiële ‘wij’ laten varen.
‘Daar was ik wél aan toe, ’ zei hij toen hij zijn tweede kop koffie op had. ‘En wat ga jij doen vandaag, Emesto? ’
‘Dat hangt van u af, don Manuel. Slapen misschien. Ik kan u er zeker niet toe bewegen dat ook te doen? ’
‘Er valt nog zoveel te doen. De proclamatie vindt vanavond om
acht uur plaats in het paleis van justitie. Ik zou graag hebben dat jij daar ook bij was. ’
‘Dan moest ik maar om zes uur komen, don Manuel. Ik hoop een masseur mee te brengen. Het wordt dan ook tijd voor uw injecties. ’
Santos keek verschrikt op. ‘Injecties? ’
‘Vitaminen, don Tomas. ’
‘O. ’
Ik dacht er nog een ogenblik over om van mijn afspraak met monseigneur Montanaro te vertellen, maar ik had er geen gelegenheid voor. Ze waren al bezig het protocol te bespreken en de regelingen voor de film- en televisieverslagen van de proclamatie.
Zodra ze naar het paleis van justitie waren vertrokken, ging ik naar mijn kamer hier, kleedde me uit, nam een douche en belde het Algemeen Ziekenhuis op.
Het vermoeden van de procureur dat dokter Torres met zijn ouders het land uit gevlucht was, bleek ongegrond, maar desondanks kostte het me moeite hem te bereiken. Iedereen hier is vei-ligheidsgek. De gewone telefoniste is vervangen door een man van het leger met instructie aantekening te houden van alle binnenkomende en uitgaande gesprekken. Hij kan ook niet goed overweg met het schakelbord. Toen ik te lange leste het ziekenhuis aan de lijn kreeg, was de telefoniste daar ook al onwillig. Dokter Torres had het te druk om telefoongesprekken aan te nemen. Ik kon een boodschap achterlaten. Iedereen was erg prikkelbaar. Ik werd het nu ook en commandeerde de telefoniste in naam van president Villegas om me door te verbinden. Belachelijk, maar ze deed wat ik verlangde.
Dokter Torres ook prikkelbaar.
‘Met Torres. Wat wenst u? ’
Ik wilde hem gaan uitleggen wie ik was, maar hij viel me in de rede. ‘Dat weten we allemaal al, anders zou ik u niet te woord staan. Wat wenst u? ’
Ik vertelde het hem.
‘Voor welke aandoening moet hij behandeld worden? ’
‘Fibromyositis in hals en schouders. Dagelijkse massage en rust hebben verlichting gegeven. Maar ik moet een goede kracht hebben, en bij voorkeur een discreet iemand. Ik wens niet dat er domme praatjes over de patiënt de ronde gaan doen. ’
‘Van hier uit worden geen praatjes in omloop gebracht, dokter. Ik zal u de beste therapeut sturen die we hebben. Dagelijks zei u? ’
‘Ja. Ik kan nog geen vaste tijd afspreken zoals u zult begrijpen, dokter. ’
‘Dat begrijp ik. Tussen haakjes, deze man is zwart. Zou de patiënt daar bezwaar tegen hebben? ’
‘Niet in het minst. ’
‘De man heet Paz Pineda. Waar moet hij komen? ’
‘Vanavond in het paleis van justitie. Maar omdat de veiligheidsmaatregelen streng zijn, kan ik hem er beter zelf heen brengen. Voor volgende bezoeken kan hij dan een pas krijgen. Als u het goedvindt, kom ik hem met de auto van het ziekenhuis afhalen. ’
‘Hoe laat? ’
‘Half zes als dat schikt, dokter. ’
‘Hij zal bij de hoofdingang op u wachten. ’
Einde van het gesprek. Ik stapte in bed en sliep drie uur.
23. 00 uur, tegenslag. Het notitieboekje van twee franc is nu vol. Geen hotelpostpapier op de kamer. Heb geprobeerd de nachttelefonist te bellen. Kreeg toiletpapier. Overal in kamer gezocht en overwoog juist het kastpapier van de planken te scheuren, toen ik in een overhemdenla een leren map vol postpapier vond. Blijkbaar eigendom van vorige bewoner die het in zijn overhaaste vlucht vergeten heeft. Het papier is van uitstekende kwaliteit, zoals ook te verwachten was... het behoort aan de vertegenwoordigers in Honduras van de Chase Manhattan Bank. Vertrouw dat ze me vergeven dat ik het ingepikt heb. Coups en inpikken schijnen samen te gaan.
Na de lunch poging gedaan om bloemen te kopen voor bezoek aan begraafplaats, maar niet geslaagd. Geen bloem te krijgen, aangezien het aan kwekers van alles, inclusief groenten, verboden is om goederen naar de markt te brengen tijdens de ‘noodtoestand’. Weer gaan slapen tot ik wakker schrok van telefoon. Monseigneur Montanaro wachtte beneden.
Had nog half verwacht dat hij niet door het bewakingskordon heen zou komen. Oorzaak van zijn succes bleek spoedig. Hij had de persoonlijke auto van de pauselijke nuntius geleend die een CD-bordje heeft. Chauffeur was een jonge priester.
Toen we wegreden legde ik uit waarom ik geen bloemen had. Hij glimlachte beminnelijk. Hij had deze moeilijkheid voorzien en
een krans voor me laten maken door de zusters van het Heilig Hart. Die lag voor me klaar op de begraafplaats.
De groep van ongeveer honderd mensen bestond hoofdzakelijk uit vrouwen in het zwart, en een horde persfotografen.
De grafsteen van mijn vader is niet de protserigste van de begraafplaats; waar het grafzerken betreft neigt de smaak van mijn landgenoten naar het extravagante. Maar hij is toch verre van bescheiden. Ik kan me nog herinneren dat het ontwerp ervoor in Florida werd besproken en hoe woedend mijn moeder was toen de junta de inscriptie die ze had bedacht verbood. ‘Gestorven als martelaar voor zijn volk door de hand van slechte mensen’ was een van de zinnen die niet toegestaan werden. Tenslotte had ze zich tevreden moeten stellen met alleen zijn naam, plus de hare, en de data van zijn geboorte en overlijden.
Zodra ik de mensenmenigte zag, had ik spijt dat ik was gekomen, maar het was te laat om terug te gaan. De krans bleek een enorm geval van rode en witte bloemen te zijn. Ook de grafzerk was versierd, met veel foto’s van mijn vader, allemaal in rijk versierde lijsten en met fragmenten uit zijn toespraken erop geschreven. Waarschijnlijk waren dit de produkten van de huisindustrie voor de Castillo-cultus waarover Delvert me in St. Paul verteld had.
De kleine monseigneur wist de zaak met een opmerkelijke waardigheid en enige buiksprekersvaardigheid te leiden. De hele plechtigheid door kreeg ik van hem sotto voce regieaanwijzingen. Zijn even geopende lippen bewogen nauwelijks.
Toen de menigte eerbiedig uiteenweek om plaats voor ons te maken, werd er hier en daar geknield. Hij nam er geen notitie van. ‘We naderen en blijven met gebogen hoofd staan, dokter, ’ murmelde hij, ‘u naast me aan mijn linkerzijde. Als de krans u wordt overhandigt, dankt u ernstig, maar zwijgend. Dan draait u zich langzaam om, stapt naar voren en legt hem zo neer dat de inscriptie zichtbaar blijft. Pauze, buig opnieuw en stap terug tot u weer naast me staat. We knielen samen in een zwijgend gebed. Als ik opsta voor de zegening, blijft u geknield. Ik zeg wel wanneer u moet opstaan. We wenden ons samen af en lopen langzaam naar de auto terug. Er zullen mensen zijn die zullen proberen u aan te raken. Let er niet op. Dit is een privé-contact van u met de overledene. ’
Ik deed wat me gezegd was. Er zat niets anders op. Het was zowat even privé als een voetbalwedstrijd. Overal scharrelden ijverig neerknielende en weer opspringende fotografen rond. Het
was klaarlichte dag, maar de hemel was bewolkt en daarom gebruikten ze bijna allemaal een flitser. De jonge priester die ons gereden had, scheen de enige te zijn die geneigd was er een stokje voor te steken. Een van de fotografen, die boven op de grafzerk geklommen was om een mooie hoge opname te maken, kreeg een scherpe terechtwijzing en uit de menigte steeg een afkeurend gesis op, maar monseigneur nam totaal geen notitie van dit alles. Een licht tikje op mijn schouder waarschuwde me dat hij klaar was met de zegening. Ik stond op en we begonnen aan onze plechtige terugtocht naar de auto.
Het was maar goed dat hij me had voorbereid op het aanraken. Ik vond het afschuwelijk en het viel me zwaar, het te negéren. Een oude vrouw wierp zich aan mijn voeten op de grond, zodat ik over haar heen moest stappen. Tegen de tijd dat we bij de auto terug waren, had ik monseigneur Montanaro wel kunnen vermoorden.
Blijkbaar voelde hij dat. Toen we wegreden zei hij: ‘Ik dank u voor uw geduld, dokter. Ik vermoed dat u zich in de val gelokt en vernederd voelt. Ik verzoek u uw oordeel nog even op te schorten. U beseft nog niet, mijn zoon, hoeveel goed u vandaag hebt gedaan. ’
‘Goed aan wie, monseigneur? ’,
Hij glimlachte droevig alsof het een dwaze vraag was geweest, maar het viel me op dat hij geen poging deed de vraag te beantwoorden.
‘Hebt u don Manuels radiotoespraak gehoord? ’ vroeg hij na een poosje.
‘Nee. ’
‘Die is met tussenpozen de hele dag door uitgezonden. Na al die krijgshaftige muziek verfrissend verstandig. Vanavond zouden zowel de toespraak als de officiële proclamatie op de televisie komen. Het wordt een directe uitzending. Er zal niet veel tijd overblijven voor reclame. Wat jammer dat de bisschop nu juist buitenlands is. ’
Ik draaide me om en keek hem aan. Hij glimlachte fijntjes alsof hij me uitnodigde met hem mee te monkelen over een grapje. Het kostte me niet de minste moeite die uitnodiging af te slaan.
Bij het hotel scheen hij met me mee naar binnen te willen gaan. Ik was blij hem te kunnen zeggen dat ik in het paleis van justitie werd verwacht. Ik kreeg nog een glimlach en hij vertrok.
De pendelauto die me eerst naar het ziekenhuis en daarna naar het paleis zou brengen, was blijkbaar in een twistgesprek gewikkeld met de veiligheidsdienst, maar ik raak er al (te snel? ) aan gewend om ultimata te stellen in naam van president Villegas om onwilligen te intimideren. Desalniettemin was ik tien minuten te laat bij het ziekenhuis.
Paz Pineda nam mijn verontschuldigingen met enige verbazing in ontvangst. Hij had verwacht dat ik een uur te laat zou zijn. Dat waren artsen altijd, zei hij.
Hij is een jongeman van omstreeks dertig jaar, met een rustige glimlach en een dikke bos haar, meer bruin dan zwart, een haviksneus en uitstekende jukbeenderen. Flink wat Arawakbloed, lijkt me.
Hij had twee tassen bij zich, waarvan éen vrij grote. Ik vroeg hem ernaar.
‘Fibromyositis is me gezegd, dokter, ’ zei hij. ‘Er is me niets gezegd over warmte, maar ik heb voor alle zekerheid maar een draagbare meegebracht. ’
‘Dat is heel attent van u, senor Pineda, maar deze patiënt heeft alleen maar zachte massage nodig. ’
‘O juist. Apropos, dokter, de meeste mensen noemen me Paz. Dat is korter. ’
Het paleis van justitie is een indrukwekkend geval, niet overladen zoals het presidentiële paleis - een barok monster met chur-riguerreske versierselen - maar negentiende-eeuws Grieks-Ro-meins met een grote zuilengang. Het balkon erboven was nog gedrapeerd met vlaggen toen we aankwamen en twee televisiebus-jes met een generatortruck ernaast stonden in het voorportaal geparkeerd. Op de hoge daken en borstweringen van de kantoorgebouwen aan de overkant waren batterijen schijnwerpers opgesteld. Overal hepen elektrische kabels.
Gelukkig stond de veiligheidsofficier met een ondergeschikte te praten over het in bedwang houden van de volksmenigte, dus ik hoefde niet naar hem te zoeken. Paz liet zijn identiteitspapieren zien. Toen ik had uitgelegd wat zijn medische plichten meebrachten, werd er een pasje voor hem uitgeschreven. Dit kostte echter allemaal tijd, zodat het bijna zes uur was voor we bij don Manuel kwamen.
Het appartement van de procureur-generaal is ruim en gerieflijk ingericht, met hoge ramen die op het balkon uitkomen. Geen wonder dat hij met tegenzin was verhuisd. Nu was het stampvol mensen, merendeels mannen, maar velen hadden voor de heuglijke gelegenheid hun vrouw meegebracht, al waren de dames, volgens dona Julia, niet uitgenodigd. De sfeer was die van een druk bezochte cocktailparty. Santos, Paco en de plattelandsburgemees-ters waren er natuurlijk, maar ook El Lobo, in een paramilitair verkennershemd, en pater Bartolomc. El Lobo grijnsde tegen me - hij laat zijn baard weer staan, zag ik - maar het verbaasde me niet dat pater B., schoon en nuchter ditmaal, me niet herkende. Ik zag onmiddellijk dat don Manuel zowel opgewonden als zeer vermoeid was. Ik nam dona Julia apart, stelde Paz aan haar voor en drong erop aan dat we haar man onmiddellijk onder handen zouden nemen.
Eerst protesteerde ze. ‘Al deze mensen zijn hier om hem te begroeten, Ernesto, en zijn televisie-interview wordt om zeven uur uitgezonden. Daarna komt de proclamatieplechtigheid. Je kunt niet verwachten... ’
‘Ja, dat kan ik wél, dona Julia. Hij hoeft pas over een uur zijn eigen gezicht op de televisie te zien, als hij daar zin in heeft, en het duurt nog eens een half uur voor hij voor de camera’s buiten moet verschijnen. Als u niet wilt dat hij in het nieuws komt omdat hij tijdens de plechtigheid in elkaar is gezakt, moet hij onmiddel-lijk op bed gaan liggen en rusten. Ik zal hem iets geven om hem op de been te houden en de massage zal de spanningen verminderen. U hebt beloofd me te helpen. Ik sta erop dat u doet wat ik vraag, en wel onmiddellijk. ’
Ze aarzelde, maar bracht ons toen naar een slaapkamer. Na een paar minuten kwam don Manuel binnen met een knorrig gezicht. Ik stelde Paz voor, die zich daarna tactvol terugtrok. Toen de deur achter hem dichtviel, draaide mijn patiënt zich naar me om.
‘Je gedraagt je absurd autoritair. ’
‘Niet absurd. Trek uw bovenkleren uit, ga op het bed liggen en praat niet. Als u niet zonder stoom wilt komen te staan tijdens de plechtigheid, kunt u beter doen wat ik zeg. ’
We bleven elkaar enkele ogenblikken aankijken en toen begon hij zich te ontkleden.
‘U gedraagt zich op een onverantwoordelijke manier, ’ ging ik voort. ‘Nee, u hoeft niet te antwoorden. U weet dat het waar is. Deze proclamatie is niet meer dan een formaliteit. Dat had evengoed morgen kunnen gebeuren. Blijft u nu stil liggen alstublieft. ’
Ik gaf hem de injecties en daarna, oraal, een flinke dosis gecombineerde dextroamfetamine en amobarbital.
‘De masseur zal twintig minuten met u bezig zijn, maar u mag niet opstaan wanneer hij vertrekt. Ik kom het u wel vertellen wanneer het bijna zeven uur is. Dan mag u opstaan. U zult zich dan waarschijnlijk beter voelen, maar dat is maar schijn. Houd u zo rustig mogelijk en drink alleen water. ’
Ik liet hem alleen en zei tegen Paz dat hij zijn gang kon gaan.
In de salon probeerde Santos me in een gesprek te betrekken met Rosier en een groepje dat om hem heen stond. Maar ik verontschuldigde me en ging een borrel pakken. In alle hoeken van het vertrek stonden televisietoestellen, die allemaal onze aankomst van vanmorgen vertoonden. Daar niemand ernaar keek, nam ik aan dat het een herhaling was van wat al eerder was uitgezonden. Ik zag mezelf begroet worden door de nuntius. Mijn glimlach was gedwongen. In mijn donkere pak en met mijn dokterskoffertje zag ik eruit, vond ik, als een handelsreiziger... een handelsreiziger die een artikel moet verkopen waarvan hij uit bittere ervaring weet dat geen mens het hebben wil.
Ik hield de tijd en de deur in het oog. Toen ik Paz weer zag verschijnen, ging ik met hem naar beneden. Hij had die twee tassen te dragen en ik wilde ervoor zorgen dat hij een pendelauto kreeg.
Hij was eigenaardig zwijgzaam. Maar toen we op de auto stonden te wachten deed hij plotseling zijn mond open.
‘Wat zei u ook weer dat de diagnose was, dokter? ’
‘Fibromyositis. Hoezo? ’
‘Ik wilde alleen maar zeker weten, dat ik het goed verstaan had. ’
‘Ik zal u in het ziekenhuis opbellen, Paz, om een afspraak te maken voor morgen. ’
‘Uitstekend dokter. Goedenavond. ’
Het was tien voor zeven toen ik weer naar boven ging om don Manuel te zeggen dat hij kon opstaan.
‘Hoe was de massage? ’ vroeg ik.
‘Uitstekend. Een interessante man, die masseur! ’
Ik liet hem alleen om zich aan te kleden. Niet lang daarna was hij weer terug in de salon. Om zeven uur werd er ‘Ssst! ’ geroepen en werd zijn verschijnen op de televisie aangekondigd.
Het ging redelijk goed. Het team in Les Muettes had zijn werk goed gedaan. Het feit dat hij geacht werd vanuit het presidentiële paleis te spreken, bleef onopgemerkt. Hij had óf het woord ‘presidentieel’ niet werkelijk genoemd, óf een technicus had het eruit weten te knippen. Toen hij uitgesproken was, klonk er applaus. Intussen waren de schijnwerpers buiten ook ingeschakeld en op de televisieschermen verschenen beelden van de buitenkant van het paleis en de toestromende mensenmassa die, zoals El Lobo me met een veelbetekenend grijnsje vertelde, bijna uitsluitend uit studenten en middelbare scholieren bestond, die met bussen van een bepaald verzamelpunt waren afgehaald. ‘Santos’ macht, ziet u wel dokter? Het is precies zoals hij u voorspelde. Don To-mas hoeft maar te fluiten, en de jeugd komt aangesneld. ’ Hij boog zich naar me toe en fluisterde in mijn oor: ‘Tenminste een deel ervan. Ik zal u binnenkort voorstellen aan een paar vrienden van mij. Heel wat interessanter, dat beloof ik u. ’
Hij slenterde weg voor ik had kunnen antwoorden. Ik ging op zoek naar dona Julia om haar te zeggen dat ik wegging, maar Paco onderschepte me. Toen pas hoorde ik dat er van me verwacht werd dat ik zou blijven tot de plechtigheid achter de rug was en op het balkon moest staan, waar ik door de camera’s gezien kon worden.
Ik sputterde tegen, maar hij wilde niet luisteren.
‘Je aangeboren bescheidenheid moet dit offer dan maar brengen voor de goede zaak, ’ zei hij met een uitgestreken gezicht. ‘Public relations, Ernesto. We moeten er vanavond allemaal achtenswaardig uitzien en daarbij is jouw ernstig gelaat onmisbaar. Tussen pater Bartolomé en de vertegenwoordiger van de havenautoriteiten lijkt me een goede plaats voor je. ’
Ik was het er niet mee eens, maar het hielp toch niet of ik bezwaar maakte. Voor een ongezond man van zijn leeftijd had Paco zich kranig gehouden. Hij was na alle spanningen van de laatste tijd toch maar vierentwintig uur op de been gebleven. Hij had waarschijnlijk vanmiddag wel gerust, maar nu moest hij toch wel de cognacfles aanspreken om het te kunnen volhouden. Toen de uittocht naar het balkon begon, zorgde ik ervoor een eind bij hem en pater Bartolomé uit de buurt te blijven. Door mijn pogingen om de steenklompen van Molinet voor Elizabeth te fotograferen, weet ik het een en ander af van de uitwerking van felle lichtbundels. Als ik me tussen de plattelandsburgemeesters kon blijven ophouden, dacht ik, bestond er een goede kans dat de camera’s me helemaal niet zagen, behalve als een wazige, grijze vlek tussen andere.
Het was El Lobo die me doorzag. Hij greep mijn elleboog stevig vast en ik hoorde zijn stem zeggen: ‘Geen bescheidenheid alstublieft, dokter. Uw plaats is hier. ’ Een ogenblik later stond ik al naast hem, vlak tegen de balustrade.
Daarbuiten kon ik niets zien vanwege het verblindende licht, maar er steeg plotseling een gejuich op van een bepaalde plaats beneden. Kennelijk wist hij dat het hem gold, want hij bedankte door zijn linkerhand met gebalde vuist op te heffen. Hij hield mijn arm nog steeds vast, maar de druk was iets verminderd.
‘Ziet u wel, dokter? ’ fluisterde hij. ‘Geen meerderheid natuurlijk, zelfs niet eens een aanzienlijke minderheid, maar wel een minderheid die telt. Santos heeft de schapen, ik heb de kemphanen. Wat hebt u onze geëerde nieuwe president gegeven? Een peppil? ’
Ik probeerde me los te rukken, maar de greep om mijn arm werd weer vaster. ‘Nee, u moet u nu hier blijven staan. Ze staan allemaal te kijken. Het gaat niet aan dat u de indruk wekt dat u bang bent dat de mensen u zullen zien. ’
Ik had toen waarschijnlijk toch al niet meer kunnen wegkomen. De mensen die achteraan stonden, drongen op en sommigen vochten bijna om in het licht van de schijnwerpers te komen.
Santos verzocht nu met luider stem om stilte en kondigde don Manuel aan. Er ging een luid gejuich op toen hij naar de microfoons schreed. Sommigen op het balkon juichten, anderen klapten in de handen en weer anderen - waaronder El Lobo - deden allebei.
De presidentiële eed, meen ik me te herinneren, placht vroeger te worden afgenomen door de zittende minister van Justitie. Daar deze zich ook onder degenen had bevonden die er vandoor waren gegaan - afgetreden is misschien het woord - moest de procureur-generaal deze taak op zich nemen. Hij leek allesbehalve ingenomen met de eer en de bejaarde vrouw die vlak achter hem stond - zijn vrouw waarschijnlijk - keek uitgesproken sip. Ze had waarschijnlijk de pee in over de troep van gemorste drank en smeulende sigarestompjes achter zich in hun appartement.
Don Manuel - of moet ik hem nu El Presidente noemen? -legde de eed af met luide, duidelijke stem. Onwillekeurig vroeg ik me echter af, wélke grondwet hij nu eigenlijk zwoer te handhaven, de bestaande grondwet of nummer zevenenveertig, die hij in Les Muettes had zitten doorlezen? Misschien doet het er ook niet toe.
Hij hield een korte inaugurale rede. Dit was nog maar het begin van een nieuw tijdperk in de lange geschiedenis van het land. Er moest nog veel werk verzet worden, maar voor een waarlijk vereend land zou het een tijdperk worden van ongekende vrede en voorspoed. Geen vrede voor enkelen, geen voorspoed voor enkelen, maar - door een standvastig politiek beleid van sociale rechtvaardigheid - vrede en voorspoed voor iedereen. Hij vroeg
hun vertrouwen, hij hoopte hun genegenheid te winnen.
Bescheiden.
Nadat we ons allemaal van het balkon hadden teruggetrokken, verscheen hij er nog driemaal met alleen Santos naast zich, en eenmaal met dona Julia.
Heb met Paco afgesproken dat masseur morgen om zes uur zal komen, tenzij hij andere instructies ontvangt. Heb dona Julia ook nog een ogenblik gesproken. Ze zal de patiënt zo gauw ze kan naar bed zien te krijgen. Ze ontkende niet zelf ook uitgeput te zijn. Ik kon verder niets meer doen. De veiligheidsdienst had het zo geregeld dat er een paar pendelauto’s van de achterkant van het paleis naar het Nuevo Mundo zouden rijden door straten die afgesloten waren voor het publiek.
Even na negenen terug. Veiligheidsmensen zaten in de foyer naar de televisie te kijken. De mensenmenigte blijft nog voor het paleis staan. Nog steeds grote opwinding. Ze verwachten dat El Presidente nog een keer op het balkon zal verschijnen. Een gerucht, afkomstig uit Bogota, wil dat de Verenigde Staten al beloofd zouden hebben het nieuwe regime te erkennen. Hoogst onwaarschijnlijk. Mogelijk verdraaiing van semi-officiële verklaring van de Amerikaanse ambassadeur in de OAS-vergadering.
Maar Delvert zal, als hij zit te kijken - en dat is welhaast zeker - in zijn nopjes zijn.
Donderdag 10 juni
Ik ben politiek in ongenade gevallen.
Ik had gehoopt lang te kunnen uitslapen vanochtend - ik ben er waarachtig moe genoeg voor - maar die twee dutjes van gisteren plus het uur tijdverschil deden me de das om. Om zeven uur was ik klaar wakker, dus bestelde ik mijn ontbijt maar.
Ik had het fruit op en schonk juist een kopje koffie in toen er op mijn deur geklopt werd. Dat verbaasde me niet, want behalve om mijn ontbijt had ik ook om de kranten gevraagd. De kelner had gezegd dat hij ze boven zou laten brengen. Ik dacht dus niet anders of degeen die op de deur stond te bonzen was een loopjongen mét de kranten, maar zónder sleutel. Ik riep dat hij ze maar onder de deur door moest schuiven. Het bonzen hield aan en toen hoorde ik Paco’s stem om de etagekelner schreeuwen.
Een ogenblik later werd er een sleutel in het slot omgedraaid,
de deur vloog open en Paco stoof als een woedende stier naar binnen, gevolgd door Rosier. Ze waren beiden in pyjama en ze hielden beide een krant in hun hand geklemd.
Paco boog zich over me heen en zwaaide met de krant voor mijn gezicht. ‘Wat heb je verdomme uitgevoerd? ’ brulde hij en begon toen onsamenhangend te sputteren.
Achter zijn rug ving ik, voor Rosier de deur voor zijn neus dichtgooide, een glimp op van de dodelijk verschrikte kelner met de sleutel nog in zijn hand.
Ik zette de koffiepot neer en zei goedemorgen, het enige dat ik kon doen, meende ik, tot Paco bedaard was. Hij stond te trillen van woede en zag vuurrood.
Rosier drukte zich begrijpelijker uit. ‘U hebt ze nog niet gezien? ’ vroeg hij.
‘Wat gezien? ’
‘De kranten. ’
‘Ik laat ze juist halen. ’
‘Neem die van mij dan maar en bereid u voor op een schok. ’ Hij gooide ze op mijn dienblad. ‘Ik hoop tenminste dat het een schok zal zijn. ’
Er worden in de hoofdstad maar drie dagbladen uitgegeven... El Dia en La Hora, die de populaire pers vormen, en El Nacio-nal, die hoofdzakelijk gelezen wordt voor het zakennieuws en juridische bekendmakingen. El Nacional drukt zelden persfoto’s op de voorpagina af.
Deze morgen stonden er vier in. Twee van don Manuel: éen van hem op de trap van het zojuist aangekomen vliegtuig, de andere terwijl hij de presidentiële eed aflegde. Een derde foto toonde het gezelschap achter de balustrade van het balkon met ikzelf houterig naast El Lobo terwijl hij de groet met de gebalde vuist bracht. De vierde foto toonde mij, geknield bij het graf van mijn vader met monseigneur Montanaro rechtop naast me.
De foto’s van El Nacional waren betrekkelijk klein. Die van de beide andere bladen besloegen de hele breedte. La Hora, altijd gematigd anti-kerkelijk, was voor don Manuel geporteerd. El Dia wijddf een hele pagina alleen aan de monseigneur en mij, onder éen enkel woord... herenigd! Daar zat ik, als een boetvaardige zondaar die gezegend wordt door een verschrompelde cherubijn. Daar stond ik, in werkelijkheid een van de handtastelijke oude vrouwen afwerend, terwijl het door het delicate vermanende gebaar van de monseigneur de schijn kreeg dat ik een beroep deed op haar hulp en troost. Ze hadden ook een deelvergroting ge
maakt van El Lobo en mij, zodat het leek of wij de enigen op het balkon waren geweest... de kop erboven was kameraden in de toekomst? Het nieuws dat de nieuw benoemde president de taak om een coalitieregering te vormen had opgedragen aan don Tomas Santos stond in een klein kadertje.
Ik frommelde alle kranten in elkaar, smeet ze op de grond en drukte op de bel.
‘Wat gaat u doen? ’ vroeg Rosier.
‘Mijn koffie is koud geworden. Ik wil een verse pot. ’
Oom Paco kwam weer bij zijn positieven. ‘Je moet wel stapelkrankzinnig zijn, ’ grauwde hij.
‘Dat denk ik ook. Ik had in St. Paul moeten blijven. ’
‘Zullen we de grapjes maar tot later bewaren, dokter? ’ Rosier begon rood aan te lopen. ‘Blijkbaar hebt u deze vertoning niet zelf op touw gezet. Wie dan wel? ’
‘Zijne eminentie de pauselijke nuntius. ’
‘Ik zei: geen grapjes, dokter. ’
Nu begon ik zelf kwaad te worden. ‘En wat heeft u er zich verdomme mee te bemoeien, meneer Rosier? ’
‘Senor Rosier heeft diplomatieke status, ’ bitste Paco.
‘En u bent de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, ’ antwoordde ik nijdig. ‘Dus als u iemand een standje wilt geven, moet u de pauselijke nuntius op het matje roepen. ’
De kelner kwam vragen waarom ik gebeld had. ‘Verse koffie graag. ’
‘Voor drie personen, senor? ’
‘Voor éen persoon. ’
Zodra de deur dichtviel, barstte Paco opnieuw uit.
‘Je liegt. ’
‘Zeg dat niet, oom Paco, want dan zal ik u eruit moeten gooien in plaats van u te verzoeken weg te gaan, en u bent te oud voor gewelddaden. Op het vliegveld stelde de pauselijke nuntius me gistermorgen voor om in gezelschap van monseigneur Montanaro het graf van mijn vader te bezoeken. ’
‘Je had moeten weigeren! ’
‘Om bloemen op het graf van mijn vader te leggen? Die plicht zou ik evengoed vervuld hebben, hoop ik. ’
‘Met Montanaro? Weet je wel wie hij is? ’
‘Een hoogwaardigheidsbekleder van de kerk hier, dacht ik. Wie anders zou de nuntius vergezeld hebben? ’
‘Hij is de man die de excommunicatie van pater Bartolomé heeft geëist. ’
‘Dat spijt me. Dat wist ik niet. ’
‘Ha, nu begint het je te dagen. ’
‘Het begint me te spijten dat ik niet wat beleefder ben geweest tegen de monseigneur. Excommunicatie van pater Bartolomé is een uitstekend idee. Ik hoop dat het Vaticaan erin toestemt. ’
‘Hij is stapelkrankzinnig, ’ zei Rosier en voegde er nog iets aan toe dat als het Engelse equivalent van merde klonk.
Ik keek hem woedend aan. ‘Dan hebt u nu iets te rapporteren op de eerstvolgende vergadering van de Latijns-Amerikaanse Kamer van Koophandel. ’
‘Maar waarom heb je ons niet geraadpleegd? ’ wenste Paco te weten. ‘Don Manuel heeft het je aan het ontbijt nog gevraagd. Ik heb het zelf gehoord. Waarom moest je zo stiekem doen? ’
‘Ik heb niet stiekem gedaan. Was het zoiets onnatuurlijks dat ik een bezoek wilde brengen aan het graf van mijn vader? Als u soms denkt dat ik die vertoning die ze ervan gemaakt hebben leuk vind... of dat ik het leuk vind dat mijn gezicht me uit al die stomme kranten aankijkt, dan hebt u het lelijk mis. ’
Hij zuchtte diep. ‘Nu ja, bewaar je verklaringen en verontschuldigingen maar voor don Manuel. Hij verwacht je om elf uur vanmorgen. ’
‘Scheelt hem iets? ’
‘Hij is buitengewoon kwaad. ’
‘Dat kan zijn, maar ik vroeg of hem iets scheelde. Heeft hij gebraakt, heeft hij temperatuurverhoging? Want als er geen medische reden is waarom ik, als zijn dokter, hem vanochtend moet bezoeken, ben ik niet van plan naar hem toe te gaan. ’
‘Je vergeet je, Emesto. Hij is nu je president. ’
‘En ik ben zijn arts. Mijn eerstvolgende afspraak met hem is morgenochtend om zes uur. Als hij me in enige andere hoedanigheid in het paleis wenst te zien, zal hij me moeten laten arresteren en me er met geweld heen moeten laten brengen. ’
De kelner kwam me mijn verse koffie brengen, zodat hij me niet onmiddellijk kon antwoorden.
‘Is dat het antwoord dat ik hem moet overbrengen? ’ vroeg hij tenslotte.
‘Niet als u denkt dat het hem nog bozer zal maken. Dat zou slecht zijn voor zijn bloeddruk. Antwoord hem maar wat u goeddunkt. Gisteravond had u het over het belang van public relations en mijn ernstig gezicht. Misschien kunt u iets in die geest zeggen. Als de manier waarop deze public relations zijn behandeld hem niet bevalt en hij verontschuldigingen verlangt, laat hij die dan van de nuntius of van monseigneur Montanaro eisen. Van mij zal hij ze niet horen. ’
‘Een daad van schandelijke insubordinatie! ’
‘Met verschuldigde eerbied, u bent een stomme, ouwe idioot. ’
‘Daar zul je spijt van krijgen, Emesto! ’
‘Ik heb er al vreselijke spijt van, maar om persoonlijke redenen, niet omdat pater Bartolomé of don Manuel verstoord zijn. ’
We hoorden een beleefd tikje op de deur. Het was de bediende van beneden die de kranten kwam brengen.
Paco en Rosier liepen zonder een woord te zeggen de deur uit. Ik dronk mijn koffie op. Afschuwelijke koffie. In landen waar ze het spul verbouwen is dat meestal zo.
Om iets te doen te hebben ging ik brieven zitten schrijven aan mijn zusters, waarin ik me al bij voorbaat verontschuldigde voor de krantefoto’s die ze ongetwijfeld binnen afzienbare tijd onder ogen zullen krijgen. Ik vertelde ze ook dat ik de arts van de nieuwe president was. Ik wist dat hun dat plezier zou doen.
Nam een douche en ging me scheren. Om tien uur kwam er een telefoontje van het bureau van Santos op het ministerie van Onderwijs. Don Tomas zou me graag spreken als het me schikte. Zo niet, zou ik hem dan terug willen bellen?
Ik zette me schrap voor een nieuwe schrobbering van hogerhand en zei dat het me schikte hem nu te spreken.
Tot mijn verwondering repte don Tomas helemaal niet over de kranten, behalve om te zeggen dat, zoals ik ongetwijfeld in de pers had gelezen, de president hem de samenstelling van een nieuw kabinet had opgedragen. Dit was natuurlijk een zware verantwoordelijkheid en het zou tijd vergen, daar er heel wat posten vacant waren. Hij zou het op prijs stellen als ik hem op bepaalde terreinen van advies zou willen dienen. Zou ik morgen op het ministerie willen komen? Bijvoorbeeld morgenochtend om half elf? Zou dat schikken? Zou mijn zorg voor don Manuel daardoor niet in het gedrang komen? Mooi. Tot morgen dan.
Ik zat hier nog over na te piekeren toen de telefoon opnieuw ging. Ditmaal was het dokter Torres, sprekend uit het Algemeen ziekenhuis. Ik kon niet aan hem merken dat hij tijd had gehad om de kranten te lezen of er zelfs maar een blik in te slaan.
‘Dokter Castillo, het spijt me dat ik u moet lastig vallen, maar er is iets, uw patiënt betreffend, waarover ik u graag vandaag nog zou willen spreken. Als u ermee akkoord gaat zou ik u ook een andere fysiotherapeut voor uw patiënt willen geven. ’
‘Dat spijt me erg. Pineda kon blijkbaar goed met de patiënt
overweg. Mag ik de reden voor deze vervanging weten? ’
‘Niet door de telefoon. Kunt u naar het ziekenhuis komen? ’
‘Wanneer? ’
‘Zoals u gehoord zult hebben, zijn we overstelpt met werk. Zou vijf uur vanmiddag u schikken? U kunt dan de nieuwe therapeut de nodige instructies en het pasje geven dat hij nodig schijnt te hebben. De naam is José Bandon Valles. ’
‘Uitstekend. Tot vijf uur, dokter. ’
Toen ik de naam van de nieuwe fysiotherapeut noteerde, wist ik al, nog vóór ik de ware reden van dokter Torres zelf had vernomen, dat ik aan dona Julia en de veiligheidsmensen een valse verklaring zou moeten geven voor de vervanging. Te oordelen naar zijn voorzichtigheid aan de telefoon zal het wel iets van politieke aard zijn. Als de veiligheidsmensen daar later achter mochten komen en me ervan kunnen beschuldigen dat ik gelogen heb, zou dat ernstige gevolgen kunnen hebben.
Daarom zal Delvert van de situatie op de hoogte gebracht moeten worden, dan is hij voorbereid. Laat hij er zijn hoofd maar over breken. Wat mij betreft, is hij de verantwoordelijke persoon. Ik belde de Franse ambassade op.
Raadsman Delvert was niet bereikbaar. Ik liet een boodschap voor hem achter om me terug te bellen en ging daarna naar de veiligheidsman van het paleis. Hij gooide voorzichtig een balletje op over de publiciteit die ik gekregen had - ‘het publiek zal uw gezicht vandaag bijna even goed kennen als dat van don Manuel, dokter’ - maar ik deed of ik de kranten nog niet gezien had. Ik vertelde hem, de woorden een beetje onduidelijk uitsprekend, dat de masseur van de president vermoedelijk een strepto-gene keelontsteking had en dat de man in het belang van de veiligheid van de president zelf zou worden vervangen. Het was mijn bedoeling om, mocht ik later ter verantwoording geroepen worden, te beweren dat hij me verkeerd verstaan moest hebben en dat wat ik werkelijk gezegd had was dat de masseur vermoedelijk politiek niet geheel integer was. Ik verzocht hem voor de vervanger een pasje uit te schrijven en dat per pendel bij me te laten afgeven. Ik zou er dan voor zorgen dat de opvolger het in het ziekenhuis kreeg. Intussen moest hij dona Julia van de vervanging op de hoogte stellen.
Hij stemde onmiddellijk toe. Was er nog iets dat hij voor me kon doen? Nee. Maar zijn bereidwilligheid om me van dienst te zijn, zette me aan het denken. Ik had ook al gemerkt dat mijn telefoontjes nu zonder gezeur doorverbonden werden. Krantepu-
bliciteit heeft ook zijn voordelen. Op het ogenblik bén ik iemand. Ik weet dat het niet van lange duur zal zijn, maar zolang het duurt...
’s Middags belde er iemand van de Franse ambassade op om me te zeggen dat raadsman Delvert nog steeds in conferentie was met zijne excellentie de ambassadeur, die nu gelukkig weer hersteld was, maar dat hij me graag vanavond om zeven uur zou ontmoeten. Zijne excellentie gaf een kleine cocktailparty waarop ik van harte welkom was. Hij zou me een formele uitnodiging laten brengen. Mocht hij erop rekenen dat ik de uitnodiging aannam? Dat mocht hij.
Geluncht en daarna bovenstaande notities opgeschreven. Als ik hier en daar maar niet al te openhartig ben geweest! Bijvoorbeeld over de poging om de veiligheidsman op een dwaalspoor te brengen. Ik zou niet graag hebben dat hij dat las! Maar ik kan niet alles gaan overschrijven en, zoals mijn vader placht te zeggen, ‘breng nooit zichtbare veranderingen aan, tenzij je er een goede en overtuigende verklaring voor kunt geven’. Dat zou ik niet kunnen. Maar toch, in deze stad vol veiligheidsmaniakken kun je niet te voorzichtig zijn. In mijn dokterskoffertje zit een dubbele bodem. Daar zal ik deze bladzijden in verstoppen. Het koffertje heeft een combinatieslot met het oog op drugdiefstal.
Dinsdag 10 juni, bijna middernacht
Zit hier nu al een uur te proberen mijn gedachten te ordenen. Zonder resultaat. De enige orde die langer dan een paar minuten standhoudt, is die van de gebeurtenissen. Ik denk dat ik in zoals psychiaters het noemen een toestand van ‘fugues’ ben. Heb nooit helemaal begrepen wat ze daaronder verstaan. Bij fugues is je geest allerminst verward. Misschien vinden ze het niet leuk, maar als ik deze toestand met een analogie zou moeten beschrijven, zou ik die van de repeterende breuk kiezen... een lange, zoals de waarde van de constante tt die pas nauwkeurig is in het oneindige-
Dus alleen de gebeurtenissen maar.
Om vijf uur vanmiddag naar het ziekenhuis gegaan voor het onderhoud met dokter Torres.
Een jaar of vijf ouder dan ik, maar zijn haar begint al een beetje te grijzen. Peninsulaire trekken met lange neus. Geen druppel
mestiezenbloed in die familie. Grijze ogen. Een zeer knappe man, en een dodelijk vermoeide man. Toen ik zijn spreekkamer binnenkwam kostte het hem duidelijk moeite, hoewel hij probeerde dit te verbergen, om uit zijn stoel overeind te komen om mij de hand te drukken. Maar al was zijn lichaam uitgeput, zijn hersens functioneerden goed genoeg.
Hij weerde mijn verontschuldigingen af. ‘Ik verdacht u er niet van, dokter Castillo, dat u van onze diensten gebruik wilde maken voor uw eigen gemak en om uzelf moeite te besparen. Toevallig vormen onze fysiotherapeuten op het ogenblik nog de minst overbelaste groep van de staf hier. Tot gisteren hebben we ze ingezet als hulpverpleegkrachten. ’
‘U had meer dan honderd slachtoffers, hoorde ik. ’
‘Hebben ze u dat verteld? We hebben er minstens dubbel zoveel en er komen er nog steeds bij... degenen die ondergedoken waren en nu te ver heen zijn om daar te blijven. Dit behoorde ik u waarschijnlijk niet te vertellen. ’ Hij streek over zijn ongeschoren kin alsof het daar jeukte.
‘Ik ben hier louter in mijn beroepsfunctie. ’
‘O ja? Nu ja, je moet waarschijnlijk niet te veel geloof hechten aan die nieuwsbladen, ook al drukken ze foto’s af. ’ Hij zag mijn gezicht verstrakken en zei met een moeilijk glimlachje: ‘Daar liggen ze’, en hij wees naar de prullenmand naast zijn bureau.
‘Ik vrees dat ik uw tijd zit te verspillen, dokter. ’
‘Ja, maar die laat ik u graag verspillen. Eerlijk gezegd heb ik al zo lang niet gezeten, dat ik, nu ik dan eindelijk zit, elk excuus aangrijp om niet uit deze stoel te hoeven opstaan. Maar ik wil úw tijd ook niet verspillen. U wilt weten wat er met Paz aan de hand is. ’
‘Ja. ’
‘Ik zal bij het begin beginnen. Paz is wat ouder dan hij er uitziet. Hij is ook een zeer bekwaam man. Na een vooropleiding in Mexico City heeft hij een jaar gestudeerd aan de medische faculteit van de Universiteit van Califomië in San Diego. Hij had daar kunnen blijven. Hij verkoos terug te komen. Hij houdt van zijn eigen mensen. Ik zei u dat hij de beste was die we hadden. Dat is hij ook. ’
‘Maar? ’
‘Er was hem gezegd dat uw patiënt aan fibromyositis leed. Nu hij de patiënt gezien en behandeld heeft, is hij het daar niet mee eens. ’
Ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen. ‘Ik vroeg om een
fysiotherapeut, dokter, niet om een diagnosticus. ’
Hij haalde een doosje kleine sigaartjes uit de la van zijn bureau. ‘Ik had met mezelf gewed dat u dat zou zeggen, dokter. Ik zou het in uw plaats ook gezegd hebben. ’ Hij hield me de sigaartjes voor. ‘U rookt deze dingen zeker niet? ’
‘Nee. ’
‘Dan mist u iets. ’ Hij haalde er een uit het doosje en stak het op. ‘U hebt uw medische opleiding in Parijs genoten, meen ik? ’
‘Ja. ’
‘Ik was graag naar Londen gegaan. Mijn vader besliste anders. Hij is zo iemand die altijd denkt dat hoe meer iets kost, hoe beter het dan ook wel zal zijn. Het helpt niet of je hem al uitlegt dat je in de Verenigde Staten evengoed een slechte medische opleiding kunt krijgen als waar ook. Als de kosten voor levensonderhoud van een student hoger zijn, dan moet ook het niveau van het onderwijs hoger liggen. Maar ik was slim. Ik liet hem op de kaart zien hoe dicht Baltimore bij Washington D. C. ligt, en dat deed het hem. Ik ging naar de Johns Hopkins. ’
‘Gefeliciteerd. ’
‘Waar ik heen wil, dokter, is dat, behoudens enkele ondergeschikte verschillen tussen ons in medische mores en het feit dat u in de eerste plaats bent wat ze in Amerika een internist noe-, men, terwijl ik in de eerste plaats eeh chirurg ben, onze kijk op ons beroep niet veel verschilt. ’
‘Dat zal wel niet, nee. ’
‘In het bijzonder, denk ik, wat betreft de primitieve geneeskunst zoals die wordt uitgeoefend door de aanhangers van voe-doe, vodoen, santeria, orisja, obea en soortgelijke geloven. ’ ‘Toverkracht bedoelt u. ’
‘Of oude godsdiensten. De naam doet er niet toe. Ik weet, evenals u natuurlijk, dat vele collega’s van ons, vooral degenen die zich op psychosomatisch terrein bewegen, zich ernstig en misschien met vrucht in deze materie hebben verdiept. Maar wij, als praktische mensen die met patiënten te doen hebben van wie de meesten eerder van hun bijgeloof moeten worden afgeholpen dan ertoe aangemoedigd, wij moeten nuchterder zijn. ’
‘Ja. ’
‘Dat vooropgesteld hebbende moet ik u vertellen dat de vader, grootvader en overgrootvader van Paz allen tijdens hun leven hier bekend stonden als tovenaars. ’
‘O. Arawaks? ’
‘Arawaks of hun afstammelingen van gemengd bloed, en ik ben
blij dat u niet in lachen uitbarst. De Kerk noemde wat zij uitoefenen brujeria. Ik weet niet wat het Indiaanse woord was. Paz heeft er niets mee op, zoals je kunt verwachten van een vakman, en hij praat er liever niet over. Maar toch schijnt hij krachten geërfd of op andere manier verkregen te hebben die ik alleen maar kan beschrijven als een soort tweede gezicht. Nu mag u lachen als u wilt. ’
‘Ik lach niet, dokter. Ik heb over soortgelijke gevallen gehoord bij de Cariben. Beweert hij geneeskracht te bezitten? ’
‘Hij beweert niets. Dat is het hem juist. Ik gebruikte het woord “tweede gezicht”, en dat is precies wat ik bedoelde. Ik heb negen zorgvuldig gedocumenteerde voorbeelden hiervan. Hij heeft honderden patiënten behandeld sinds hij bij ons is gekomen, altijd even gewetensvol, zorgvuldig en strikt volgens het boekje. Maar een heel enkele keer heeft hij de arts van een bepaalde patiënt vragen gesteld. Niets uitdagends, geen lippenbijterij. U hebt hem ontmoet. Hij is een vriendelijk, hoffelijk man. En in de gevallen waar ik het over had, heeft hij beleefd vragen gesteld. Niet noodzakelijk of de behandeling die ze hem lieten geven wel verstandig was, maar over de ware aard van de ziekte waaraan de patiënt leed. ’
‘Stelt hij ook de diagnose? ’
‘Alleen op een vage manier. Het heeft iets te maken met zijn fysiek contact met de patiënt. Hij zegt namelijk, en dat heel verontschuldigend: “Ik zal doen wat mij is opgedragen, maar ik geloof niet dat de patiënt er baat bij zal hebben. ” Bij sommige leden van mijn staf is hij, zoals u zich kunt voorstellen, niet zo erg populair. Hij heeft té vaak gelijk gekregen. ’
‘Ik kan het me voorstellen. Ik neem aan dat hij niet gelooft dat Don Manuel baat zal hebben bij zijn behandeling. ’
‘Nee, dokter, hij denkt van niet. ’ Hij drukte zijn sigaartje uit. ‘En ik evenmin. ’
‘Het tweede gezicht van Paz? ’
‘Paz denkt dat hij spoedig zal sterven en dat bedroeft hem. En als hij bedroefd is, kan hij soms spoken zien. Maar hij is ook een bekwaam vakman. Hij zei dat toen hij uw patiënt behandelde, beide deltaspieren trilden. Er is geen tweede gezicht en er zijn geen spoken voor nodig om dat op te merken. Daarom leek het me, gezien de omstandigheden, beter, u een andere therapeut te geven. ’
‘Ik begrijp het. ’
‘Dat hoop ik, dokter. Dit is ook üw land, ik weet het, maar uw
vormingsjaren als volwassene hebt u in ballingschap doorgebracht. ’ Hij dwong zich op te staan, maar liet zich meteen weer terugvallen. Hij trok zijn schoenen uit en begon zijn voeten te masseren.
‘Maar ik hoor hier, ’ zei hij na een poosje. ‘En ik behoor tot een familie die zwaar in de schuld staat bij ons volk. Ik zag uw patiënt gisteravond en hoorde hem spreken. Platitudes, maar er gloort licht aan de horizon. De toekomst wenkt. We hebben een prijs in een internationale loterij gewonnen, we hebben olie. Niets is te goed voor ons. De Verenigde Staten, of zij die daarvoor optreden, zullen ons misschien zelfs een regering toestaan met liberale beginselen, zolang we ons maar netjes blijven gedragen. Ik weet het allemaal. Maar we zijn in het verleden te veel gebukt gegaan onder ziekten, dokter, waarvan de meeste mentaal. ’
Hij stond op en bewoog zijn tenen heen en weer. ‘Ik verontschuldig me er niet voor dat ik op deze wijze tegen u spreek. Als ik me niet vergis hebt u uw vader niet echt gemogen - ik zeg niet van hem gehouden, dat is voor kinderen - maar hem gemogen als mens, evenmin als ik mijn vader mag. Misschien heb ik het mis, maar ik wil het toch zeggen. Dit land heeft misschien nog een kans, een hoop, de laatste misschien. Maar we kunnen ons niet langer onvolwaardige leiders veroorloven, seniele reactionairen of anachronismen zoals mijn vader. Evenmin als we ons de meeste alternatieven kunnen veroorloven... opportunisten van het type van uw vader of de totalitaire terroristen van uiterst links. Maar het minst van al kunnen we ons zieke staatshoofden veroorloven, ziek naar lichaam of ziek naar geest. We moeten, koste wat het kost, stabiliteit hebben en daarmee continuïteit. ’ Hij liet zich op het puntje van zijn bureau zakken. ‘Het is helemaal geen fibromyositis, nietwaar? ’
‘Nee. ’
‘Hebt u er een specialist bij gehad? ’
‘Professor Grandval uit Parijs. ’
Hij hinkte naar de boekenkast en vond het naslagwerk dat hij zocht. Na een minuut sloeg hij het met een klap dicht. Hij wist wat hij weten wilde... een neuroloog.
‘Musculaire distrofie? ’
‘Dat was een mogelijkheid, ja. ’
‘Dat komt in dit deel van de wereld niet veel voor. Paz zou het niet herkennen. ’ Toen pas drong het tot hem door wat ik gezegd had. ‘Was een mogelijkheid? Dus door de specialist verworpen? ’ ‘Ja. ’ Ik zou niet graag door dokter Torres aan een kruisverhoor worden onderworpen wanneer hij niet vermoeid was.
Na een ogenblik liet hij zich weer in zijn stoel terugzakken. ‘Ik neem aan dat u weet wat voor soort spel u speelt, dokter? ’
‘Ik moet u tot mijn spijt zeggen dat ik het weet. ’
‘U zult de nieuwe therapeut beneden aantreffen. ’
Ik werd weggestuurd, maar ik hield nog even voet bij stuk.
‘Zou Paz niet gaan kletsen? Is hij indiscreet? ’
‘Nee. Maar hij is wel door en door eerlijk en ook bijzonder hardnekkig wanneer hij voor een raadsel staat en de waarheid wil vinden. Het onbreekt hem natuurlijk aan bepaalde handigheden die wij bezitten. Hij kan onze patiënten niet met leugens geruststellen. Dat kan in sommige gevallen hoogst gevaarlijk zijn. Dat zult u stellig met me eens zijn. ’
‘Ik vroeg het omdat de reden die ik voor het vervangen van Paz in het paleis van justitie heb opgegeven, was dat Paz een strep-keel had. Als ik had geweten wat u me nu vertelt, had ik natuurlijk... ’
‘Een ander excuus bedacht. Maak u niet ongerust, dokter. Ik zal het niet vergeten als ik ernaar gevraagd word. Ik zal niets vergeten. ’
Zijn minachting voor mij was nu grenzeloos.
Ik vond de nieuwe therapeut en de pendelauto die ik voor hem besteld had, gaf hem het pasje dat hem toegang tot de patiënt zou verschaffen en vertelde hem wat hij moest doen. Toen hij vertrokken was, ging ik mijn eigen auto en chauffeur zoeken.
Het Algemeen ziekenhuis is een rommelig gebouw, voor een deel al erg oud, het meeste stammend uit de jaren twintig. Wat er later aangebouwd is, is ten koste van de oorspronkelijke binnenplaats gegaan. Het gevolg is dat er niet éen duidelijke parkeerplaats is, maar dat er vier of vijf zijn die je geen van alle kunt zien voor je er bent.
Bij de tweede hielden ze me aan.
Het was nog licht, maar de zon stond al laag en het was schemerig op de binnenplaats. Er klonken snelle voetstappen en toen waren ze al naast me, zo dat ik tussen hen in liep,
‘Rustig aan, dokter, haast u niet. ’ Dat was degene die aan mijn linkerkant liep. ‘Onze auto staat hier vlak om de hoek. ’
Degene die aan mijn rechterkant liep liet me het pistool zien dat ze tegen haar maag gedrukt hield. ‘We hebben uw chauffeur weggestuurd, ’ zei ze.
Ze waren allebei jong, de man had een korte, keurig geknipte baard, het meisje had lang, steil haar. De verkennershemden die
ze droegen kwamen me bekend voor.
‘El Lobo? ’ vroeg ik.
‘Natuurlijk. ’ De man weer.
‘Waarom ontvoeren jullie me? ’
‘Sint Frigo ontvoeren? Nu maakt u een grapje. Hij wil alleen maar een kameraadschappelijke bespreking in een prettige sfeer van solidariteit. ’
‘Ik word straks op de Franse ambassade verwacht. ’
‘Dat weten we. We hebben tegen uw chauffeur gezegd dat hij u daar moet komen afhalen. Het is toch alleen maar een cocktailparty, nietwaar? Het is niet zo erg als u een beetje later komt. ’
Hun auto was oud, maar de motor liep alsof hij nieuw was. Ik moest achterin zitten met het meisje. Toen we wegreden, glimlachte ze tegen me.
‘Als dit een ontvoering was, kameraad dokter, zou u nu op de vloer liggen met een zak over uw hoofd en een injectie om u rustig te houden. Dus geniet u maar van de rit. ’
‘Wat voor injectie? ’
‘Ik weet niet wat voor spul we gebruiken. Hoezo? ’ Ik zag dat ze het pistool tegen haar maag gedrukt bleef houden. Een gewoonte misschien.
‘Alleen maar medische nieuwsgierigheid. ’
Aanvankelijk leek het of we naar de haven gingen, maar daarna sloegen we linksaf naar het bijna verlaten deltagebied. De meeste geulen daar zijn niet ver bevaarbaar. De vroege zomerregens die in de bergen vallen voeren zoveel slib mee, dat de meeste niet uitgebaggerd worden, uitgezonderd de hoofdgeul die in de haven uitmondt. De andere worden prijsgegeven aan de mangroven en de mosselvissers. Maar dichter naar zee toe liggen een paar kleine scheepswerven en een botensteiger. In de dagen dat er nog geld was onder de mensen in de stad was er zelfs een jachtclub en werden er een paar dure weekendhuizen in de nabijheid gebouwd. Ze brachten me naar een van deze huizen.
Het was gebouwd op betonnen pijlers met een aanlegsteiger beneden en een uitspringend terras op pilaren, kennelijk ontworpen in een tijd toen men nog meende dat de tot dusver onbewoonbare percelen in dit gebied bewoonbaar konden worden door het wondermiddel dot. Het was sinds lang door de bewoners verlaten en omdat het te afgelegen was voor krakers, was het onbewoond gebleven. Iemand had nog niet lang geleden met een machete de oude toegangsweg vrijgemaakt, maar een auto kon er nog maar nauwelijks door komen.
De zon was nu ondergegaan en het huis was in duisternis gehuld, maar toen we naderden werd er op het terras een zaklantaarn aangeknipt en daarna naar beneden gericht op een stenen trapje.
‘Dat is een sein van El Lobo voor u, ’ zei de chauffeur. ‘Gaat u maar naar boven. We brengen u straks wel naar de Franse ambassade. ’
Al voor ik boven aan het trapje was, hadden de muggen me te pakken. El Lobo lachte zachtjes. Hij droeg een gazen geval over zijn hoofd, zoiets als de kap van een imker. ‘Maak u niet ongerust, dokter, binnen is alles afgeschermd. ’
Zé hadden niet alleen alles afgeschermd, maar bovendien totaal verduisterd. Het was bloedheet in de barak. Ik noem het een barak omdat het daarop leek: een lange, kale ruimte met acht katnpeerbedden erin, vier aan iedere kant, een schraag in het midden met acht stoelen. Op de schraag stonden twee petroleumlampen. Hij nodigde me met een gebaar uit te gaan zitten en deed de gazen kap af.
‘Als u had willen praten, ’ zei ik, ‘was er dan niet een eenvoudiger weg geweest dan deze struikroversnonsens? ’
‘O jawel. Als het alleen maar om te praten was geweest, had ik wel naar het hotel kunnen komen, maar ik wilde u ook iets laten zien. ’ Hij keek me een ogenblik nadenkend aan. ‘Was het werkelijk uw bedoeling om pater Bartolomé te pesten, of ging het eigenlijk vanzelf? ’
‘Wat mij betreft ging het vanzelf. ’
‘Dat dacht ik al. Die Montanaro is een pienter vuilakje. Maar het is nu wel uitkijken geblazen voor u, hè? De messen zijn getrokken. Morgenochtend hebt u een onderhoud met Santos heb ik gehoord. ’
‘U hoort heel wat. ’
‘Dat zei ik u toch al in St. Paul? Er is niet veel dat we niet weten. Maar op het ogenblik missen we een belangrijk onderdeeltje, en u weet hoe het er uitziet. ’ Toen ik niets zei, vervolgde hij: ‘Ro-sier weet ook iets, niet veel maar wel iets, en hij maakt zich ongerust. Delvert weet waarschijnlijk meer, maar zegt het niet en er is geen manier om het uit hem te krijgen. Maar u moet er alles van af weten. Wat is er werkelijk aan de hand, medisch bedoel ik, met onze zelfgekozen president? ’
‘Fibromyositis. Spierpijn in nek en schouders. ’
‘Ja, dat zegt u op het ogenblik, dat weet ik, en ik weet ook dat u nog maar een paar dagen geleden iets anders zei. Een soort dys-
trofie. Nu kan ik u wel aan het praten krijgen, maar ik zou onze verhouding liever niet op die manier willen vertroebelen. Ik geef er de voorkeur aan een transactie met u af te sluiten. ’ Hij wachtte opnieuw. ‘Geen commentaar? ’
‘Geen enkel. ’
‘Ook goed, dan zal ik verder gaan. Aangenomen dat we een overeenkomst aangaan. Wat zou u ervan zeggen als ik u vertelde dat ik mijn aandeel ervan hier en nu kon leveren? ’
‘Ik zou vragen waar u het in godsnaam over hebt. ’
‘Over generaal, vroeger kolonel, Escalón, daar heb ik het over. De man die uw vader vermoord heeft. Weet u het niet meer? Toen we in St. Paul waren vroeg ik u of u hem geen vragen zou willen stellen. U kon niet besluiten, of wilde niet besluiten. Misschien dacht u dat het maar praatjes voor de vaak waren. Ik weet het niet. Maar het was geen loze praat. Hij is hier in een kamer boven, en we hebben alles wat hij gezegd heeft op een band opgenomen. We hebben het zelfs uitgetikt. Alles wat u maar zou willen weten... op een presenteerblaadje. ’
De hitte in het vertrek was plotseling onverdraaglijk. Ik trok mijn jasje uit en deed mijn das af. Hij zat het kalmpjes aan te zien.
‘Ik had natuurlijk, ’ ging hij verder, ‘gewoon de band voor u kunnen afdraaien en u het afschrift kunnen tonen. Maar als ik in uw plaats was, zou dat me achterdochtig gemaakt hebben. Iedereen kan iets op een band opnemen en uittikken. Dat betekent nog niet dat het authentiek is. Het is beter, dacht ik, dat u de generaal in eigen persoon ziet, in levende lijve, en bereid om mededelingen te doen. Dan hebt u zekerheid. Daarom hebben we hem een beetje opgeknapt, hem een maatje cognac gegeven en hem gezegd dat hij bezoek krijgt. Nu? ’
‘Als u een band kunt vervalsen, kunt u ook een generaal vervalsen. Hoe kan ik weten dat hij het is? ’
‘Ik was benieuwd of u dat zou vragen. ’ Hij tastte in zijn zak, viste er een dun pakje papieren uit en reikte ze me een voor een over de tafel heen aan. ‘Dit is een oud knipsel uit La Hora. Kolonel Escalón feliciteert een winnend poloteam. Hij staat in het midden op de foto. Vijftien jaar geleden genomen. Hij ziet er nog bijna net zo uit. Heeft zich goed gehouden. Hier is nog een foto. Van tien jaar geleden. Generaal Escalón woont een receptie bij ter ere van de vice-president van de Verenigde Staten. Dat is hem, de derde van links. En hier hebt u zijn huidige burger-identiteitskaart, hoewel hij nog steeds zijn militaire titel blijft voeren, zoals te verwachten was. Zesenzestig nu, maar hij leidt
een gezond leven. Een beetje kwabbig in de hals en onder de ogen, maar niet veel veranderd. ’
Ik bekeek de foto’s aandachtig. Lobo had volkomen gelijk. Van elke foto keek me hetzelfde gezicht aan... dezelfde gisse ogen, dezelfde rechte neus, dezelfde karakteristieke, even opwippende, sterke, militaire kin, dezelfde vooruitstekende adamsappel.
Ik knikte. ‘Oké. Dit zijn foto’s van generaal Escalón. ’
‘Dan zal ik u nu aan de man zelf voorstellen. ’
Ik volgde hem naar boven. Er kwamen vier deuren op de gang daar uit. Voor een ervan stond een jongeman in een verkenners-hemd. Op een knikje van El Lobo ontsloot hij de deur.
Deze gaf toegang tot wat vroeger een tweepersoons slaapkamer moest zijn geweest. Nu stond er niet meer meubilair in dan een speeltafeltje met een draagbare bandrecorder en een fles cognac erop, en vier rotan stoelen. Aan een haak in de zoldering hing een olielamp. Toen we binnenkwamen, stond er weer zo’n paramilitair meisje van El Lobo op van een stoel bij de tafel en ging eerbiedig in de houding staan. De oude man die aan de andere kant van de kamer zat verroerde zich niet.
Zoals Lobo had gezegd, hadden ze hem opgeknapt. Hij had een schoon overhemd, een keurig geperste katoenen broek en sandalen aan. Maar aan de muggebeten hadden ze niet veel kunnen doen. Hij had er verscheidene van stukgekrabd op zijn armen en zijn kaal hoofd en ze bloedden. Het gezicht dat ik op de foto’s beneden had gezien, had grijze stoppels op de kaken en de bovenlip. De eens zo gisse ogen keken ons nu dof aan. Hij had een leeg glas in zijn hand.
‘Generaal, ’ zei El Lobo, ‘mag ik u dokter Ernesto Castillo voorstellen? ’
De generaal nam me van het hoofd tot de voeten op en hief toen zijn glas op als een soort spottende groet.
El Lobo keek het meisje streng aan. ‘Ik zei niet meer dan éen maatje. ’
‘Meer heeft hij niet van me gekregen. ’
De generaal sprak. ‘Zo is het. Nog niet eens een glas. In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, kan men met het klimmen der jaren steeds slechter tegen alcohol. ’ Hij wees met het glas naar mij. ‘Hij is dokter. Vraag het maar aan hem. Met andere stimulerende middelen gaat het net zo. ’
‘We zijn hier niet om over geneeskunde te praten, generaal. ’
El Lobo trok een stoel bij. ‘We zijn hier om te praten over uw aandeel in de moord die twaalf jaar geleden is gepleegd op de
vader van de dokter, op Clemente Castillo. ’
‘Dat heb ik jullie allemaal al verteld. Ik heb jullie alles verteld dat ik weet, daarover en over een heleboel andere dingen. ’
‘Dan mag u het nu nog eens vertellen. In het bijzonder zouden wij graag nog eens horen in hoeverre Manuel Villegas betrokken is geweest bij het komplot. ’
De generaal geeuwde. ‘Dat heb ik jullie allemaal al verteld. ’
El Lobo stond op en liep naar de bandrecorder. ‘Gaat u zitten, dokter, en luister. U hebt nu de stem van de generaal gehoord. U zult hem herkennen als u hem op de band hoort. Het klinkt iets anders omdat hij toen onder druk stond, maar niet zo erg. ’ Hij keek naar het meisje. ‘Staat de goede band erop? Zitten er nieuwe batterijen in? ’
Ze knikte en hij zette het ding aan. Uit het apparaat kwam de stem van de generaal met een wat hysterische klank.
Maar dat heb ik al verleid. Dat heb ik al tienmaal verteld. Natuurlijk was hij een dubbelspion.
Wie was een dubbelspion? El Lobo’s stem.
Villegas. We hebben het immers over hem? Villegas was ónze man alleen, ónze man alleen... in het begin. Door hem hebben we de Democratisch Socialistische Partij geïnfiltreerd. Maar hij werd bang... dat worden ze altijd. Daarom stonden we hem toe, voor te geven dat hij de bijzondere veiligheidstroepen had geïnfiltreerd en lieten we hem af en toe wat informatie aan hen geven. Wat we niet wisten, was dat hij ons werkelijk geïnfiltreerd had! Het was de schuld van die stomme Pastore. Villegas wist alles, inclusief wanneer hij moest maken dat hij wegkwam. Al die zorgvuldig beraamde plannen naar de maan, en het was de schuld van Pastore.
‘O zet af dat ding! ’ De generaal was opgesprongen en zwaaide met zijn glas. ‘Ik hoor nog liever mijn eigen stem dan dat gewauwel van dat ding. ’
El Lobo zette het af. ‘Ga zitten, generaal. En als u niet naar uw oude kamer terug wilt, houd u dan kalm. Bent u nu bereid op onze vragen te antwoorden? ’
De generaal ging onmiddcllijk zitten en keek neer in zijn glas. ‘Ja. ’
‘Dan gaan we terug naar het begin. Waarom werd er besloten
om senor Castillo te vermoorden? ’
‘Omdat hij lastig begon te worden, gevaarlijk. Hij wilde een coalitie vormen, die maar op éen ding had kunnen uitlopen: burgeroorlog. Het actiecomité was unaniem die mening toegedaan. Hij moest weg. Er werd een plan gemaakt. ’
‘En hoe past Villegas daarin? ’
De generaal zuchtte alsof het hem verveelde iets dat zo overduidelijk was te moeten uitleggen. ‘Iedere idioot kan een politieke moord beramen en uitvoeren als hij er de middelen toe heeft. De intelligente plannenmaker echter kijkt verder dan de daad zelf en de wenselijkheid ervan. Welke voordelen, vraagt hij zich af, zijn er nog meer bij te behalen? Met andere woorden: wie kunnen we het beste de schuld in de schoenen schuiven? In dit geval was het antwoord eenvoudig. De Democratisch Socialisten moesten zelf de schuld krijgen, waardoor hun partij uiteen zou vallen. Daarom besloten we Villegas te gebruiken. In plaats daarvan heeft hij, door het geklungel van Pastore, ons gebruikt of proberen te gebruiken. Hij wilde Castillo uit de weg geruimd zien om zelf zijn plaats in te nemen. Maar hij wilde niet dat de partij uiteen zou vallen en daarom saboteerde hij onze schijnbewegingen. ’
‘Wat voor schijnbewegingen? ’
‘We hadden een direct verband georganiseerd tussen de moordwapens - Tsjechische geweren, model 58 - en de aankoop ervan een maand daarvoor door een van Castillo’s eigen officieren. ’ ‘Welke? ’
‘Paco Segura. ’
‘Had hij ze werkelijk gekocht? ’
‘Natuurlijk niet. Maar we hadden er alle bewijzen voor dat hij het wel had gedaan. Tot Villegas erachter kwam, via Pastore wel te verstaan. ’
‘Dus Villegas liet toe dat jullie Castillo vermoordden, terwijl hij precies wist hoe en wanneer het gebeuren zou, maar zonder dat er iemand in zijn partij de schuld kreeg. ’
‘Die stomme Pastore had zich helemaal door die dubbelspion laten misleiden. ’
‘En Clemente Castillo ook, vindt u niet generaal? ’
‘Wat kun je anders verwachten van politici, hè? Natuurlijk bedriegen ze elkaar. Als we niet zo snel hadden ingegrepen door hun partij te verbieden, hadden we met een coalitie onder leiding van Villegas opgescheept gezeten. ’
‘En Pastore kreeg de schuld. ’
‘Hij verdiende niet anders. Een stomme idioot! Wat hadden we dan moeten doen? Hem een medaille opspelden? ’ Zijn ogen dwaalden af. ‘Ik zou nog wel wat van die cognac lusten. Als jullie tenminste willen dat ik nog meer praat. ’
‘Laten we dat aan de zoon van uw slachtoffer vragen. Wat vindt u ervan, dokter? ’
‘Geef hem de hele fles, ’ zei ik en stond op.
‘Wilt u hem zelf geen vragen stellen? ’
‘Nee, dank u. ’
Ik deed de deur open en liep de gang in. De jonge schildwacht stapte opzij om me te laten passeren.
‘Is er hier een toilet? ’ vroeg ik.
Hij wees naar een andere deur. Ik had niet eens meer de tijd om de deur achter me te sluiten. El Lobo en de schildwacht stonden in de gang te kijken hoe ik stond over te geven. Toen mijn maag leeg was, richtte ik me op en merkte toen dat de stortbak niet werkte.
‘Neem me niet kwalijk, ’ zei ik.
‘Het hindert niet. Er is hier al sinds jaren geen behoorlijke riolering meer. Ik heb gehoord dat het eten in het Nuevo Mundo er de laatste tijd niet beter op geworden is. Hun keukens zullen vernieuwd moeten worden. ’
‘Heel tactvol van u, Lobo, maar het kwam niet door het hotel-eten. ’
‘Zullen we naar beneden gaan, dokter? Een slokje whisky zal u goed doen, denk ik. ’
Ik volgde hem naar beneden. Hij haalde een fles whisky en twee glazen te voorschijn en ging tegenover me aan de tafel zitten. Ik nam een klein slokje van de whisky die hij had ingeschon-ken en sloot een ogenblik mijn ogen. Ik hoorde hem opstaan en weer naar de kast lopen. Hij kwam terug met een lange envelop in zijn hand. Hij hield hem bij een puntje vast en liet hem op de tafel voor mij neervallen.
‘Al wat opgeknapt? ’
Ik knikte. Hij ging weer zitten.
‘De generaal was helaas een beetje beneveld vanavond, ’ zei hij. ‘Op de band praat hij veel duidelijker en meer in details over de dubbelrol van Villegas en over de mislukte poging om Segu-ra te belasten... die truc met de gewerenaankoop die de mist inging, bedoel ik. Waarschijnlijk heeft hij Paco dát gedeelte ervan verteld, hoe hij zijn leven heeft gered enzovoort. Dat zou kunnen verklaren waarom de oude man hem zo trouw blijft, dacht u ook
‘Ja. ’
Hij schoof met zijn nagel de envelop naar me toe. ‘Dit zijn kopieën van de betreffende gedeelten van het afschrift, voor het geval u ze zou willen gebruiken. Geen belastende vingerafdrukken tot u de uwe op de envelop hebt gezet. ’
‘Dank u. ’ Mijn jasje hing over de stoel naast me. Ik pakte de envelop en stopte hem in een binnenzak.
‘En wat gaat u nu met Villegas doen? ’
Ik nam een slokje whisky. ‘Niets. ’
‘Niets? ’ Hij grijnsde. ‘Nu ja, ik had ook niet gedacht dat u hem een injectie zou geven waar hij niet meer van wakker zou worden. Dat zou zelfs voor u een beetje riskant zijn. Maar ik weet zeker dat uw vriend de monseigneur met genoegen voor publi-katie van deze gegevens zou zorgen als u het hem vroeg. ’
Ik dronk nog wat whisky. ‘U vroeg me wat er met hem aan de hand was. Dat wil ik u nu wel vertellen. Hij heeft een ziekte aan het centrale zenuwstelsel, waaraan hij in ieder geval sterft. Daar is niets aan te doen. ’
‘Wat voor ziekte? ’
Ik vertelde het hem tot in de bijzonderheden.
‘Hoe lang? ’
Ik zuchtte. ‘Altijd dezelfde vraag. Ik weet het niet. Maar zoveel kan ik u vertellen: over een paar maanden zal hij welhaast zeker niet meer in staat zijn om in het openbaar te verschijnen. Dan is het niet meer te verbergen. ’
‘Hoeveel maanden? ’
‘Twee, drie, ik kan het niet met zekerheid zeggen. ’
Hij zweeg een ogenblik en zei toen: ‘Wie weten het nog meer behalve die man in Parijs? ’
‘Delvert. ’
‘Die het schuitje niet wil laten kantelen voordat iedereen erin zit. Ja juist. Nu die ziekte. Tast die ook de geest aan, verandert die de persoonlijkheid, wordt het denkvermogen verzwakt? ’
‘Op het laatst worden ook de hersens aangetast. Als u me vraagt of hij nu al enigszins getroebleerd is, dan is het antwoord beslist nee. ’
‘Dan hebben we niet veel tijd. ’ Hij keek op zijn horloge. ‘En u ook niet. Het is al over zeven. U komt te laat op uw cocktailparty. En de generaal? Wat doen we met hem? U bent uw deel van de overeenkomst nagekomen, dus u mag beslissen. Maken we hem af of sturen we hem naar huis? Wat zal het zijn? ’
‘Heeft hij kinderen? ’
‘Niet bij zijn vrouw. Drie buitenechtelijke kinderen bij een vrouw die op zijn finca werkt. De oudste is acht. ’
‘Zorgt hij voor ze? ’
‘Hij is dol op ze. Bewijs van de potentie van de ouwe smeerlap, snapt u? ’
‘Wat zou u doen? ’
‘Hem naar huis sturen. Hij heeft zijn portie gehad. Maar ja, hij heeft niet mijn vader vermoord. ’
‘Stuur hem maar naar huis. ’
Ik trok mijn jasje aan en propte mijn das in mijn zak. Hij zette zijn imkerkap weer op voor hij me uitliet.
Op weg naar de auto werd ik opnieuw gebeten. De twee in de auto hadden de raampjes dicht gehouden en het was een oven binnen. Toen we bij de Franse ambassade kwamen, was ik niet toonbaar meer. Als ik mijn invitatiekaart niet bij me had gehad, geloof ik niet dat ze me binnengelaten hadden.
Ik vroeg of ik gebruik kon maken van een wasgelegenheid en werd prompt naar een toilet naast de kleedkamer gebracht. Ik was nog bezig de smaak van braaksel en whisky uit mijn mond weg te spoelen, toen Delvert binnenslenterde. Ik nam geen notitie van hem. Hij bleef een ogenblik naar me staan kijken voor hij iets zei.
‘Je zou toch mogen verwachten, ’ merkte hij op, ‘dat een intelligent man als El Lobo te verstandig zou zijn om ook maar éen van zijn onderduikadressen in een muggenmoeras te vestigen. En wat voor muggen! Ik krijg nog jeuk als ik eraan denk! ’
‘Bent u er geweest? ’
‘Niet zo onlangs als u. Zowel zijne excellentie als madame verheugen zich erop, kennis met u te maken, maar waarschijnlijk zult u liever eerst een beetje willen afkoelen in mijn kantoor. Er is airconditioning. ’
Toen hij me via een achtertrap voorging naar boven, stierf het geroezemoes van de cocktailparty achter ons weg. Het was een heel klein kantoortje, kennelijk niet het kantoor van de echte raadsman maar, zoals hij had beloofd, er was airconditioning. Ik viel meteen met de deur in huis.
‘In St. Paul, ’ zei ik, ‘beweerde u dat, als ik op goede en gedegen gronden zou geloven dat Villegas een beslissende rol had gespeeld in het komplot om mijn vader te vermoorden, u mijn ontslag als arts van deze man zou aanvaarden. ’
Hij knikte.
Ik haalde El Lobo’s envelop uit mijn zak. ‘Hier zijn afschriften van bandopnamen van een verhoor van generaal Escalón. Ze zijn absoluut authentiek. Ik heb de generaal zelf ontmoet en hij heeft het bevestigd. ’
‘Onder dwang? ’
‘Hij had een klein beetje te veel cognac op, maar hij had geen duimschroeven aan en kon vrijuit spreken. ’
Hij nam de envelop aan, las de inhoud en keek onbewogen. ‘Buitengewoon interessant. Don Manuel is heel wat gecompliceerder dan hij lijkt. Zelfs ik sta ervan te kijken. Dat wil zeggen, als generaal Escalón de waarheid spreekt. ’
‘Ik geloof van wel. ’
‘En nu wenst u dus ontslag te nemen. Begrijpelijk. Maar hebt u dat nu niet een beetje moeilijk gemaakt? ’ Hij pakte een nummer van El Dia van die ochtend en hield het voor mijn gezicht. ‘Hoe wilt u zo’n plotseling en schijnbaar onlogisch besluit uitleggen? ’
‘Ik hoef geen tekst en uitleg te geven. ’
‘U niet? Een zo belangrijk persoon? ’
‘Goed dan, ik neem geen ontslag. Ik zal doen wat uzelf laatst voorstelde. Ik zal zeggen dat ik niet tevreden ben met het verloop van de ziekte, dokter Torres van het ziekenhuis erbij roepen en hem verzoeken een consult met een neuroloog te willen arrangeren. Daarna trek ik me terug en laat alles aan dokter Torres over. Ik moet er echter wel bij vertellen dat hij een Johns Hop-kins-student was en voor een zo belangrijke patiënt dus stellig iemand uit Baltimore zal uitnodigen. ’
‘Laten we de manier waarop u zich zult terugtrekken uit het gezin van de president nog even laten rusten. U hebt, meen ik, morgen een afspraak met don Tomas? ’
‘Ja. ’
‘Hij zal u de portefeuille van minister van Onderwijs in het nieuwe kabinet aanbieden. ’
‘Absurd! ’
‘Ach... Politiek gezien maakt het een goede indruk. In de praktijk zal don Tomds, die dit hoogst succesvolle departement zelf in het leven heeft geroepen, uw schreden leiden en de fouten die het gevolg zijn van uw onervarenheid corrigeren. ’
‘Ik zal natuurlijk onmiddellijk weigeren. ’
‘Waarom? Er wordt niet van u verlangd dat u onmiddellijk zult beslissen. U krijgt vierentwintig uur de tijd om het voorstel in overweging te nemen. ’
‘Ik weiger toch. ’
‘Maar om welke reden? ’
‘Ik hoef geen reden op te geven. Ik kan gewoon in een vliegtuig stappen en vertrekken. ’
‘Dat zijn meer de woorden van dokter Frigo dan van dokter Castillo. Bovendien, ik denk niet dat dat zo gemakkelijk zou gaan. ’
‘U bedoelt dat u ervoor zult zorgen dat me een uitreisvergunning geweigerd wordt? ’
Hij sloeg met zijn vlakke hand op zijn bureau. ‘Nee, ik bedoel niets van dien aard, dokter. Ik begrijp dat u overstuur bent door de gebeurtenissen, maar ik ben generaal Escalón niet. U zou me een genoegen doen, me niet te behandelen alsof ik dat wél was. ’
‘Neem me niet kwalijk, commandant. ’
‘Toen ik zei dat dat niet zo gemakkelijk zou gaan, bedoelde ik dat er een zware morele druk op u zou worden uitgeoefend om de post te aanvaarden. In St. Paul wilde u me niet geloven toen ik het over de Castillo-cultus had. U weet nu wel beter. En dit heeft er nu niet bepaald toe bijgedragen het de kop in te drukken, hè? ’ Hij gaf met de rug van zijn hand een tikje tegen de krant.
‘Dat ging toevallig. Een priester bood aan me naar het graf van mijn vader te brengen. Ik nam het aanbod aan. En waarom niet? Na al die jaren had ik het misschien niet eens meer alleen kunnen vinden. ’
‘Nu ja, gedane zaken nemen geen keer. Maar dat is niet alles. Don Tomas kan heel overredend zijn. U daarentegen kunt ook koppig zijn. Maar denk eens even na. U wilt u terugtrekken van uw aanstelling bij don Manuel ten gunste van deze dokter Tor-res. ’
‘Die al weet wat er met hem aan de hand is. ’
‘U hebt het hem verteld! ’
‘Natuurlijk heb ik het hem niet verteld. Maar toevallig heeft hij een bijzondere fysiotherapeut en hij is bovendien zelf een zeer bekwaam man. Hij heeft het opgemaakt uit de gegevens die hij had. Deze dingen zijn niet zo geheim te houden als u denkt. ’
‘Maar u wilt toch ontslag nemen. Hoe dacht u dat te doen? Don Manuel de bekentenis van Escalón laten zien? ’
‘De man is al ten dode opgeschreven. Ik geef toe dat ik hem als het even kan liever niet meer zou zien of aanraken. Hij is een verachtelijk mens en ik voel me niet langer verplicht iets voor hem te doen, behalve de zorg voor hem over te dragen aan een bekwaam opvolger. Het hem laten zien? Wat schiet ik daarmee op? ’
De glimlach. Die was ik bijna vergeten. ‘Dat is verstandig van u. Te oordelen naar dit afschrift zou ik zeggen dat u, tenzij hij erg is veranderd in de loop der jaren, onmiddellijk een zeer bedenkelijk veiligheidsrisico bent geworden, als u hem dit laat zien. U loopt grote kans uit de weg geruimd te worden. Pater Barto-lomé zou zich maar al te graag met die taak belasten op het ogenblik. ’ Hij schoof dit onverkwikkelijke idee opzij. ‘Aan de andere kant, als u deed alsof u een portefeuille in de voorlopige regering wilde aanvaarden, zouden uw nieuwe plichten u een volkomen aanvaardbaar excuus verschaffen om een nieuwe arts voor hem te zoeken. ’
‘Maar daarmee zit ik nog niet in het vliegtuig. ’
‘Niet op staande voet, nee. Maar wel over enkele dagen; mocht u nog steeds niet van gedachten veranderd zijn, dan zou dat geen enkele moeilijkheid opleveren. ’
‘En al die morele druk dan waar u over sprak? Is die dan ineens verdwenen? ’
‘Nee, maar die kan wel geneutraliseerd worden. U hebt blijkbaar de grondwet van uw land nog niet gelezen. ’
‘Welke? ’
‘Het doet er niet toe welke. Op éen punt zijn ze gelijkluidend. In de huidige versie is het artikel 20, lid 11: Niemand die trouw gezworen heeft aan of de nationaliteit aangenomen heeft van enig ander land kan ooit het ambt van minister bekleden. ’
‘Wat zou dat? ’
‘Hierin... ’ - hij klopte tegen zijn bureaula - ‘... heb ik een Frans paspoort dat vermeldt dat u twee jaar geleden bent genaturaliseerd tot Frans staatsburger. ’
‘Maar dat ben ik niet. ’
‘Neemt u me niet kwalijk, maar in dit paspoort staat van wel. En wanneer u zich tot uw grote, grote spijt verplicht voelt dit droeve feit aan don Tomas en uw andere collega’s bekend te maken, hebt u uw ontslag al in uw zak, kant en klaar. Dat kunnen ze u niet weigeren. Er zal een verklaring moeten worden uitgegeven. Misschien moet u zelfs wel een persconferentie houden, waarin u nogmaals uw eerbied voor de grondwet en de wijsheid ervan betuigt. ’
‘Is dat waar? ’
‘Absoluut. Wat uw aanhangers hier betreft, inclusief monseigneur Montanaro, ze mogen het jammer vinden en zelfs betreuren dat u zich in een onbewaakt ogenblik door die valse Fransen hebt
laten verleiden om uw vaderland afvallig te worden, ze zullen er niets aan kunnen doen. U was tenslotte een eenzame balling. Ze kunnen zich slechts buigen voor de wet en het aan zichzelf wijten dat ze u hebben weggestuurd. ’
Ik staarde hem aan, ongelovig vrees ik. ‘Mag ik dat paspoort zien? ’
‘Natuurlijk. ’ Hij haalde het uit de la en stak het me toe.
Het was zoals hij gezegd had.
‘Mag ik het houden? ’
‘Mag ik dit houden? ’ Hij hield het afschrift omhoog.
‘Ik heb het nog niet gelezen. ’
‘Wilt u het werkelijk nog lezen? ’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik heb de generaal gehoord. ’ ‘Houdt u dan het paspoort, dokter. Ik moet er echter nog éen ding bij zeggen. ’
‘O, het is vals. ’
‘Helemaal niet. Volkomen echt in alle opzichten, inclusief de naturalisatie. Het enige dat we van u verlangen is dat u het niet onmiddellijk gebruikt, dat u daar laten we zeggen nog een weekje mee wacht, tot u tijd hebt gehad de grondwet te lezen of... ’ ‘Tot iedereen in het schuitje zit en het niet meer kan kantelen. ’ ‘Ik zie dat u het begrijpt. Het paspoort is volkomen geldig, tenzij wij dat betwisten. Dus dokter, doe niet iets overijld als het ook rustig gedaan kan worden. En vooral geen tamtam. Akkoord? ’ ‘Goed. Akkoord. ’
‘Zullen we dan nu maar naar zijne excellentie gaan? ’
Van zijne excellentie herinner ik me niet veel meer, maar madame zijn echtgenote was zeer aantrekkelijk, een intelligente, allerliefste mooi-lelijke vrouw van het type dat me altijd weet in te palmen.
Haar expressieve ogen namen me snel op om vast te stellen hoe ze me het beste kon aanpakken, Toen stak ze haar hand uit.
‘Hoed u voor persfotografen, dokter. Poseer nooit meer voor ze. U ziet er ontspannen zoveel beter uit, minder streng. ’
‘Dat is te wijten aan muggebeten, madame. ’
‘O hemel, bent u daar gevoelig voor? ’
‘En doordat hij nog niet bekomen is van zijn verbazing, ’ zei Delvert. ‘Don Emesto heeft zojuist vernomen dat hij zal worden aangezocht om zitting te nemen in het nieuwe kabinet. ’
‘Dan zullen we u nog wel vaker zien. Mooi. U kent Elizabeth Duplessis, geloof ik. Ik hoop dat u haar kunt overhalen ons een bezoek te brengen. Ze zou hier kunnen logeren, nietwaar Ar-
mand? ’
Delvert glimlachte en leidde me verder. De audiëntie was voorbij.
De politiechauffeur, nog steeds een beetje geschrokken maar gerustgesteld door de aanwezigheid van zoveel andere dienstauto’s, bracht me naar het hotel terug.
Daar wachtte me een pijnlijk incident.
Toen ik de trap wilde opgaan, zag ik een groepje knielende gestalten met brandende kaarsen voor een groot vierkant voorwerp. Ik bleef staan en zag toen dat het voorwerp een ingelijste oleografie van mijn vader was. Ik liep door naar boven en riep de manager.
Handenwringend verzekerde hij me dat hij niets kon uitrichten. ‘Ze zeggen dat er nog steeds bloed uit de stenen komt, ’ legde hij uit, ‘het bloed van uw vader, dokter. We weten dat dit absurd is, en onmogelijk. Nu ja... ’ Hij aarzelde. ‘... Ik weet het tenminste. Ik was hier assistent-manager ten tijde van uw vaders martelaarschap. ’
‘Mijn vaders dood bedoelt u. En? ’
‘Het bloed sijpelde in de stenen van de trap en kon niet helemaal verwijderd worden door’ - hij keek akelig verontschuldigend - ‘door afwassen. ’
‘Door schrobben en boenen met schoonmaakmiddelen bedoelt u. En? ’
‘Die stenen zijn vervangen door nieuwe. Dat is op verzoek van de politie gebeurd, begrijpt u. ’
‘Weten deze mensen dat niet? ’
‘Het is hun verteld. Maar het maakt geen verschil. ’
‘Ook al is het absurd en onbestaanbaar? ’
Hij spreidde hulpeloos zijn handen uit.
‘Kan iemand het ze dan niet zeggen, ze wegsturen? ’
‘Dokter, we hebben het geprobeerd. Ze komen steeds weer terug, Misschien als ú het ze zou zeggen... ’
Het was de laatste druppel. Ik gaf er niet eens antwoord op. Ik haalde mijn sleutel, bestelde een paar sandwiches op mijn kamer en ging toen zitten met mijn repeterende breuk.
Nu ik het allemaal heb opgeschreven, voel ik me een klein beetje beter. Het gaat nu in de dubbele bodem van mijn koffertje, samen met het (misschien ongeldige) paspoort.
Drie slaaptabletten. Ik raak eraan verslaafd.
Prompt om half elf door don Tomas ontvangen. Zeer beminnelijk.
‘Laat ik beginnen met goed nieuws, ’ zei hij. ‘De herstelwerkzaamheden aan het presidentiële paleis zijn sneller gevorderd dan was verwacht, tenminste die gedeelten ervan die voor don Manuel het meest van belang zijn. ’
‘Heel goed nieuws, don Tomás. ’
‘De grote zuilengalerij staat natuurlijk nog in de steigers. Maar de eerste ramingen van de architecten wat de trap en de staatsie-vertrekken aangaat, zijn gelukkig aan de pessimistische kant gebleken. Don Manuel zal er morgenochtend om elf uur officieel zijn intrek nemen. Daar dit een plechtige gebeurtenis wordt, zullen de voornaamste leden van het kabinet en zijn persoonlijk gevolg hem daarheen van het paleis van justitie af vergezellen. U behoort daar, als lid van zijn gevolg, natuurlijk ook bij te zijn. Om half elf komen we bijeen. ’
‘Dat begrijp ik. ’
‘Persoonlijk betreur ik het, don Emesto. ’ Zijn ogen twinkelden toen hij mijn vragende blik zag. ‘Persoonlijk had ik u daar liever gezien als lid van het kabinet. ’
‘Dat is heel vriendelijk van u, don Tomas, maar iemand met mijn volslagen gebrek aan bestuurlijke ervaring kan nauwelijks een dergelijke eervolle functie ambiëren. ’
‘Iemand met een goede opleiding en een grote intelligentie kan zich deze ervaring snel eigen maken. Hoewel ik u nog niet een van de vijf belangrijkste posten kan aanbieden, zou het mij toch zeer verheugen indien u een post van de tweede rang zou willen aanvaarden. Ik bedoel het ministerie van Onderwijs. ’
Ik geloof wel dat ik mij passend verbaasd toonde. ‘Maar don Tomas, dat is dit ministerie, úw ministerie! ’
‘Waarop ik erg trots ben, don Emesto. Maar als eerste-minister zal ik het moeten afstoten. Ik heb bovendien, voorlopig althans, de verantwoordelijkheid voor Economische Zaken en Bodemschatten. Bij de onderhandelingen met het condominium zal dat een zware belasting betekenen. Het zou een troost voor me zijn, te weten dat mijn werk hier, dat zoals u weet niet zonder succes is geweest, in dezelfde geest zou worden voortgezet. ’
Delvert had gelijk. De nieuwe minister van Onderwijs zal stevig aan de leiband moeten lopen, of hij wil of niet. Ik betoonde me, zoals dat betaamt, diep onder de indruk.
‘Een grote eer, don Tomas. Ik weet werkelijk niet wat ik daarop moet zeggen. Mag ik er nog even over nadenken? ’
‘Natuurlijk. Dat is de gebruikelijke procedure. Zonder schriftelijke weigering binnen vierentwintig uur wordt het voorstel als aangenomen beschouwd. ’
‘Mijn verzoek om uitstel, don Tomás, sproot alleen voort uit de moeilijkheid dat ik andere verplichtingen heb. ’
‘Als lijfarts van don Manuel bedoelt u? Dat zult u toch wel kunnen combineren? ’
‘Als ik helemaal tevreden was over don Manuels gezondheid, zou dat geen probleem zijn. ’
‘Ik weet dat hij die vitamine-injecties van u krijgt, maar er is toch niets ernstigs met hem aan de hand? ’
‘Hij is onderhevig geweest aan grote spanningen. Hij heeft zijn krachten overschat. Het is mijn bedoeling dokter Torres om een consult te verzoeken. ’
‘Tja, daarover zal don Manuel moeten beslissen. Torres zei je? Je kent zijn achtergrond, hoop ik? ’
‘Ja don Tomas. Ik weet ook dat hij sterk geporteerd is voor uw nieuwe regering en lijnrecht tegenover de denkwijze van mannen als zijn vader staat. Het feit dat hij op zijn post is gebleven terwijl hij naar de Verenigde Staten had kunnen uitwijken, waar hij bevoegd is praktijk uit te oefenen, mag naar mijn mening niet vergeten worden. ’
‘Hij heeft indruk op u gemaakt, dokter. ’
‘Zozeer dat hij volgens mij een uitstekende minister van Gezondheid zou zijn. Een dergelijke benoeming zou ook de politieke bestuursbasis verbreden. ’
‘Dat aspect was ook mij niet ontgaan, ’ zei hij afgemeten.
‘Neem me niet kwalijk, don Tomas. ’
‘Helemaal niet, Emesto. Je had het volste recht dat te zeggen. Hoe liberaler we ons kunnen opstellen, hoe beter het is. De juiste man op de juiste plaats, ongeacht zijn achtergrond. Heb je nog meer van dit soort ideeën? ’
‘El Lobo. ’
‘Ai, dat is een moeilijker zaak, vrees ik. Een marxistisch-leninis-tische gangster? Een terrorist? Onze belangrijkste bondgenoten zullen niet veel op hebben met een dergelijke aanstelling. ’
‘En toch heeft hij even veel gedaan als uw studenten-activisten om de Oligarchie te doordringen van het feit dat hun positie onhoudbaar was geworden. Een marxistisch-leninist? Maar ook een pragmatist, lijkt me. En zouden onze bondgenoten hem liever zien
als leider, onder Cubaanse bescherming, van een regering van Nationale Bevrijding in ballingschap? Weliswaar geen directe bedreiging van onze stabiliteit, dat geef ik toe, maar toch een voortdurende ergernis. Bovendien is hij een bekwaam man. Zou het niet beter zijn om, nadat we zijn machtbasis hebben opgeheven, van zijn bekwaamheden gebruik te maken? ’
Hij dacht een ogenblik na. ‘Staatsveiligheid onder dé minister van Financiën, had je zoiets op het oog? ’
‘Of Posterijen en Telecommunicatie onder de minister van Industriële Ontwikkeling. ’
Hij glimlachte. ‘Ik merk wel dat ik met jou moet uitkijken, Er-nesto. Je bent nu al een politicus. ’
En na dit schertsende woord vertrok ik om plaats te maken voor de volgende aanstaande minister. Op weg naar buiten een exemplaar van de grondwet geleend uit de ministeriële bibliotheek. Delvert zal heus wel gelijk hebben, maar het kan geen kwaad het even na te slaan.
’s Middags
Afspraak met dokter Torres gemaakt. Was geen gemakkelijk gesprek. Mijn bewering dat wat hij gisteren zei over een gezond leiderschap indruk op me had gemaakt, werd met beleefd scepticisme behandeld. Hij mag me nog steeds niet. Kan hem geen ongelijk geven. Maar hij stemde er tenslotte toch in toe don Manuel te bezoeken, als hij daartoe ojficieel opdracht kreeg, en hij wilde ook wel het oordeel van een specialist vragen als de patiënt dat wenst.
Nu rest me alleen nog te proberen mij niet te verraden wanneer ik oog in oog met don Manuel sta. Hoop maar dat het me zal lukken.
’s Avonds
Toen ik in het paleis van justitie aankwam, was de masseur nog bij de president, maar dona Julia had al naar me staan uitkijken.
'Ik had gehoopt dat je vroeg zou komen, Emesto. ’ Ze nam me mee naar een kleine zitkamer. ‘Ik ben zo verschrikkelijk ongerust
over don Manuel. ’
Met vriendelijke aandrang wist ik de feiten uit haar te krijgen.
Gisteren was het een afschuwelijke dag geweest voor don Manuel, afschuwelijk. Om te beginnen was die beestachtige pater Bartolome er geweest, maar half dronken weliswaar, maar zo intens gemeen. Hij mocht dan misschien enige reden gehad hebben om kwaad te zijn ik kreeg een verwijtende blik-maar zijn gedrag was toch alle perken te buiten gegaan. Hij had met geweld door de wacht verwijderd moeten worden. Een enerverende toestand. En daarna vergaderingen, vergaderingen, vergaderingen... met don Paco, don Tomas, Don Zus, don Zo. Niets was hem bespaard gebleven. Hij was zelfs verplicht geweest de ambassadeur van de Verenigde Staten, die juist uit Bogota teruggekeerd was, in audiëntie te ontvangen. Daarna opnieuw vergaderingen over de verhuizing morgen naar het presidentiële paleis. Ze had geprobeerd hem over te halen wat te gaan rusten, maar het was onmogelijk geweest. De nieuwe masseur was ook niet bij hem in de smaak gevallen. Hij had zelfs over mij geklaagd. Hij was de president. Ik behoorde hem iedere dag te bezoeken, niet om de dag, wanneer het mij schikte. Hij was maar blijven dóorzagen hierover.
En toen was er iets afgrijslijks gebeurd. Ze waren goddank alleen geweest na het diner. Ze had hem juist gesmeekt om nu naar bed te gaan en hij had het haar beloofd, toen plotseling zijn hele gezicht vertrok. Hij had zijn mond opengedaan en haar aangegrijnsd als een wild beest en er was een raar geluid uit zijn keel gekomen. Dat had zo ongeveer een halve minuut geduurd en toen scheen hij in elkaar gezakt te zijn en hij was in tranen uitgebarsten.
Ze had hem zonder hulp van anderen in bed weten te krijgen en hij was gekleed en wel in slaap gevallen. Drie uur later was hij wakker geworden en toen leek hij weer in orde. Maar wat was dat voor afschuwelijks geweest?
‘Hij heeft te veel van zichzelf gevergd, dona Julia. Ik heb hem gewaarschuwd. ’
‘Dan móet je hem nu bevelen, Ernesto. ’
‘Presidenten houden er niet van bevelen te krijgen, dona Julia. Ik hoop dat dokter Torres van het Algemeen ziekenhuis kan komen helpen. U zult hem stellig aardig vinden. Hij is opgeleid in Baltimore. ’
Op dat moment hoorden we de masseur naar buiten komen, dus ik hoefde niets meer tegen haar te zeggen. Ik vraag me af of ze weet wat voor een man haar echtgenoot werkelijk is. Ik kan
het nauwelijks geloven. Nee, niet nauwelijks; onmogelijk.
Don Manuel lag nog op zijn bed. Hij begroette me nors.
‘Zo, Ernesto, je hebt dus besloten me in de steek te laten. ’
‘Toch niet, don Manuel. ’
‘O je hoeft mij niets op de mouw te spelden. Je hebt vanmorgen met don Tomas gesproken. Dacht je dat hij me geen verslag had uitgebracht? ’
‘Ik vind niet dat u, als ik u als minister ter zijde zou staan, dat in-de-steek-laten kunt noemen. ’
‘Aardig gezegd, Ernesto, maar wel kletskoek. Je zal er niets van terechtbrengen als minister. Behalve in je vak ben je een volslagen idioot, en laat niemand je iets anders wijsmaken. Kijk maar hoe je je voor Montanaro’s karretje hebt laten spannen! En kijk eens wat een last ik daarmee gekregen heb. Alleen maar om bloemen op een graf te leggen, volgens Paco. Je bent een idioot! ’
‘Dan moet u don Tomas opdracht geven het aanbod in te trekken. ’
‘En wat doe jij dan? Terug gaan naar St. Paul? ’
‘Natuurlijk. U moet u niet door een idioot laten behandelen. En houd nu uw mond maar en blijf stil liggen. Ik ga u onderzoeken. ’
Ik moest mezelf ertoe dwingen hem aan te raken, maar ik onderzocht hem, en grondig. De bloeddruk was flink hoog. Maar zelfs in de armen was er nauwelijks een verandering in de spieren merkbaar. Een lichte inkrimping misschien, maar ik had er geen eed op kunnen doen.
‘En? ’ vroeg hij toen ik klaar was.
‘Ik ben niet tevreden. Ik stel voor, dokter Torres te verzoeken het oordeel van een andere specialist te vragen. ’
‘Wat mankeert er aan professor Grandval? ’
‘Niets waarschijnlijk, maar ik wil zekerheid hebben. ’
‘Wie is deze Torres? ’
Ik vertelde het hem.
‘Die familie! Hij zal me de strot afsnijden. ’
‘Niet tenzij het nodig is erin te snijden. Stil blijven liggen alstublieft. ’
Ik gaf hem zijn injecties en pakte mijn koffertje weer in. Hij wilde uit bed komen.
‘Nee, u blijft nog een uur liggen. U hebt morgen een drukke dag voor de boeg. Ik zal met dokter Torres afspreken u na de verhuizing samen met mij in het presidentiële paleis te bezoeken. ’
Hij keek me strak aan. ‘Je treedt vandaag wel erg zelfverzekerd
op, is het niet Ernesto? ’
‘Dona Julia heeft me verzocht streng te zijn. Ik voeg me slechts naar haar wensen. ’
‘Bevel van de dokter, hè? ’ Hij zweeg even. ‘Ooit gehoord van een zekere Escalón? Generaal Escalón? ’
Ik schrok ervan. Ik slaagde erin bezig te blijven met het dichtmaken van mijn koffertje. ‘Generaal wie? ’
‘Escalón. Hij wordt vermist, hij is niet meer in zijn huis in het noorden teruggekeerd. ’
‘Ik denk dat er heel wat mensen in het noorden niet meer naar hun huis teruggekeerd zijn, don Manuel. Vliegtuigladingen vol. ’ ‘Maar interesseer je je niet voor hem? ’
‘Waarom zou ik? ’
‘Hij is de man die je vader vermoord heeft. ’
‘Ik heb bloemen op het graf van mijn vader gelegd. De mannen die mijn vader hebben doodgeschoten zijn al lang dood. ’
‘Dus wat jou aangaat is de zaak afgedaan? ’
‘Dat zei ik toch? ’
‘Denk er dan aan dat je niet van gedachten verandert. Dat is een presidentieel bevel. In zekere zin is het net zoiets als het bevel van een dokter. Degeen die het in de wind slaat, heeft het aan zichzelf te wijten als de gevolgen onplezierig blijken te zijn. Begrepen? ’
‘U praat te veel. ’
‘Ik vroeg of je het begrepen had. ’
‘Ik begrijp dat alle wettige en zinnige bevelen gehoorzaamd behoren te worden. ’
‘Goed. Dan geef ik je nu nog een bevel. Mijd El Lobo. Hij is een veiligheidsrisico geworden. ’
‘Ik begrijp het. ’
‘Dat betwijfel ik, maar dat doet er niet toe. Als je maar uit zijn buurt blijft. Ik mag dan noodgedwongen mijn dokter verliezen, ik wil niet ook nog eens mijn nieuwe minister van Onderwijs verliezen. Tot morgen, Ernesto. Denk eraan dat het een officiële gelegenheid is. Dus doe een jasje en een das aan, wil je? ’
‘Goedenacht, don Manuel. ’
Dona Julia zat te wachten op de uitslag van het onderzoek. Ik vertelde haar dat ik dokter Torres wilde verzoeken om vrijdag, dat is overmorgen, voor een consult in het presidentiële paleis te komen. Ik vroeg haar op presidentieel papier een briefje te schrijven waarin dokter Torres officieel voor een bezoek werd
uitgenodigd.
‘Gaat don Manuel ermee akkoord? ’
‘Onder protest, ja. ’
‘Goed. ’ Ze gaf me het briefje.
Toen ik hier terugkwam, merkte ik dat ik beefde. Hoe eerder ik me van deze patiënt kan ontdoen hoe beter. Het is dat mijn haat voor de man wordt getemperd door medelijden met het lichaam, anders zou ik het niet kunnen verdragen. Maar dat hij ook in staat zou zijn me vrees in te boezemen, had ik niet verwacht.
Mijn fout. Tenslotte had Delvert me gewaarschuwd. De verdwijning van generaal Escalón alleen al heeft El Lobo verdacht gemaakt. Ook ik dreig nu een ‘veiligheidsrisico’ te worden.
Vind dat ik Lobo eigenlijk moet waarschuwen. Maar hoe? Met een dienstauto naar de delta rijden? Absurd* zelfs al zou ik de weg weten. Bovendien had Delvert gezegd dat het maar éen van zijn ‘onderduikadressen’ was.
El Lobo zal zichzelf moeten redden.
Donderdag 12 juni
El Lobo heeft zichzelf gered.
Tenminste zo zou je de gebeurtenissen van deze afgrijselijke dag ook kunnen bekijken.
Zoals me was opgedragen, meldde ik me om 10. 30 uur bij het paleis van justitie. DonTomas, Paco, Financiën, Binnenlandse Zaken, Defensie en Economische Ontwikkeling waren er al, plus een contingent van de burgerwacht. Deze bestaat voor het merendeel uit politie met wat legereenheden, maar ze droegen allemaal de ‘nieuwe’ burgerwachtuniformen... die in feite oude, witte buitenmodel legeruniformen waren die ze voor de gelegenheid donkergroen geverfd hadden.
Er waren geen toespraken. Don Manuel spaarde zichzelf kennelijk voor zijn televisieoptreden op het presidentiële balkon later op de dag. Dé veiligheidsofficier deelde kopieën uit van een lijst waarop de volgorde van de optocht vermeld stond en wie in web ke van de auto’s moesten die al buiten op de binnenplaats stonden te wachten.
Het contingent burgerwacht ging het eerst naar buiten en vormde een dubbele haag langs de trap naar beneden bij wijze van erewacht. Het ging een beetje stuntelig, omdat de politie-eenheden
ervan niet gewend waren aan militaire commando’s en de officier die de leiding had een ex-militair was. Maar tenslotte speelden ze het toch klaar. Daarna vormde zich een ietwat rommelige processie op de rotonde.
De opzet was dat de mindere goden het eerst zouden gaan en alvast in hun auto's zouden stappen, zodat wanneer de president en dona Julia naar beneden kwamen en in hun auto plaats genomen hadden, de stoet zich onmiddellijk in beweging zou kunnen zetten. Ik behoorde bij de minsten der mindere goden en was dus een van de eersten die naar buiten kwamen, samen met de procureur en zijn vrouw en een andere hoge ambtenaar. Wij zouden samen in éen auto gaan.
Ongelukkigerwijze had de veiligheidsofficier die de lijst had opgemaakt, verzuimd de desbetreffende auto’s te nummeren of van een ander kenteken te voorzien. Het gevolg was dat, toen don Manuel en dona Julia de trap begonnen af te dalen, de anderen, onder wie de hogere ministers, nog steeds onder aan de trap rondliepen om bij de chauffeurs te informeren welke auto voor wie bestemd was.
Toen de schoten vielen, klonken ze helemaal niet als schoten. Het was meer een knarsend geluid alsof een van de chauffeurs, tot wanhoop gebracht na voor de tiende maal naar het nummer van zijn auto gevraagd te zijn, plotseling zijn versnellingsbak was gaan vernielen.
Maar op hetzelfde moment gaf dona Julia een gil.
De schoten troffen don Manuel in de borst en hij viel eerst achterover. Maar doordat zijn linkerarm de trap eerder raakte dan zijn rechter, kantelde hij op zijn zij. Toen ik naar boven holde, zakte hij langzaam naar beneden. Ik bleef staan en hield hem vast op zijn linkerzij.
In de algemene verwarring die volgde, was het de procureur die het hoofd koel hield. Hij wist waar de telefoons waren.
Desondanks duurde het nog zeven minuten voor er een ambulance arriveerde. Het enige dat ik in die tussentijd kon doen, was het bloed stelpen en mensen op een afstand houden die hem als een zak wilden oppakken en naar een auto dragen.
Hij stierf in de ambulance zonder een woord gesproken te hebben.
Dokter Torres was naar beneden gekomen en stond ons op te wachten toen we bij het ziekenhuis aankwamen.
‘Een sectie? ’ vroeg hij, toen hij het lijk onderzocht had.
‘Zo snel en grondig als enigszins mogelijk is graag. ’
‘Was u van plan me te assisteren? ’
‘Dat hoeft niet. Maar ik zal er wel bij moeten blijven. Ik zal verslag moeten uitbrengen aan het kabinet. ’
‘Dan kunt u me ook wel assisteren. ’
Zijn werk was niet zo briljant als dat van dokter Brissac, maar even onberispelijk. Ik had een wapendeskundige van de politie laten komen en toen de vijf kogels, waarvan enkele versplinterd, verwijderd waren, werden ze in een verzegelde doos gedaan die hij meenam. Daarna ging Torres precies hetzelfde doen wat professor Grandval in St. Paul had gedaan... spiermonsters nemen om te onderzoeken. Na een poosje hield hij even op met zijn werk.
‘Als u een voorlopige verklaring over de onmiddellijke doodsoorzaak opmaakt, ’ zei hij, ‘wil ik die wel tekenen. Een uitgebrei-der rapport kan dan volgen. ’
‘Ik betwijfel of het zal helpen om degene die de schoten gelost heeft te vinden. Maargoed... ’
Ik schreef de verklaring.
Ik moest ook iemand naar het hotel sturen om andere kleren te halen. Wat ik nu aan had, kon ik wel weggooien. Het was al laat in de middag geworden voor ik don Tom as persoonlijk verslag kon uitbrengen. Veel kon ik hem niet vertellen. Zelf wist hij meer.
‘Volgens de politie zijn de kogels waarschijnlijk afgevuurd uit een automatisch geweer, een M-16. Dat is het type dat door het Amerikaanse leger gebruikt wordt. ’
‘Waarschijnlijk? Wéét de politie dat dan niet? ’
‘Ze hebben het geweer zelf nog niet gevonden, maar er is vrijwel zeker geschoten vanaf het dak van het kantoorgebouw aan de overkant, een afstand van ongeveer honderdvijfendertig meter. De toegang tot het dak was van buitenaf mogelijk geworden doordat de ladder die naar de schijnwerperinstallatie leidde er nog stond. De televisiemensen hadden nog geen tijd gehad die gisteren te demonteren. Wat de dader van deze euveldaad betreft, heeft de politie de verklaringen van acht ooggetuigen. Ze hebben allemaal vlak voor het schieten een priester in een witte soutane op het dak gezien. Hij hield iets in zijn hand, maar niemand heeft precies kunnen zien wat het was. Een van de getuigen dacht dat het een soort filmcamera was. Hij heeft zich blijkbaar vergist. ’
‘Ja. ’
‘Pater Bartolomé is ook gevonden, dood. ’ Hij zweeg even. ‘De politie stelt ook hiernaar een onderzoek in. Werklieden hebben het lijk drie uur geleden gevonden toen ze bezig waren een elektrische kabel te leggen in de buurt van de havenuitbreiding. Er lag een pistool naast hem. Een duidelijk geval van zelfmoord. ’
‘Is er huiszoeking bij hem gedaan, don Tomas? ’
‘Ja. Ook daar geen geweer. Het onderzoek wordt voortgezet. Ik heb voor acht uur vanavond de volledige ministerraad bijeengeroepen in het presidentiële paleis, waarbij jij in een dubbele functie natuurlijk aanwezig dient te zijn. We hopen dan meer te weten. ’
‘En dona Julia? ’
‘Ze logeert op het ogenblik in het appartement van de procureur en heeft een kalmerend middel gekregen. Met het oog op jouw drukke officiële bezigheden leek het ons raadzaam de hulp van een andere arts in te roepen. ’
‘U wilt zeker dat ik met betrekking tot het lijk speciale maatregelen tref in het ziekenhuis? ’
‘Voor het opbaren? Ja. Het gezicht is zeker... eh...? ’ ‘Onbeschadigd? Ja. De borstwonden zullen, hoewel het gapende wonden zijn, niet zichtbaar zijn. In de kathedraal zeker? ’ ‘Daarover zullen we dona Julia moeten raadplegen. Ik zal haar besluit vanavond op de vergadering bekendmaken. ’
Ik ben net terug van die vergadering.
Daar ik nog nooit eerder een vergadering van een Ministerraad had meegemaakt, laat staan een vergadering volgend op de moord op een president, verwachtte ik dat het iets indrukwekkends zou worden. En in het begin was ik ook onder de indruk. Het akelige was dat ik na een poosje aanvechting kreeg om in lachen uit te barsten. Vertraagde shock natuurlijk. Er viel niet veel te lachen.
Ik had El Lobo niet direct in de gaten, anders zou ik die aanvechting misschien al eerder hebben gekregen.
De vergadering begon vanzelfsprekend met een plechtige verklaring door don Tomas dat president Villegas dood was, wat iedereen al wist. Hij zou opgebaard worden in de kathedraal.