10
De zondagmiddagfeestjes van Saskia van Daalen kenmerkten zich door een prettige voorspelbaarheid. Een stuk of dertig sportieve good looking volwassenen met hun verhalen over tweede huizen en zeilreizen in de Caraïben, hun kindertjes in designkleertjes, de knisperende Menetou-Salon en om een uur of zeven de mededeling dat iedereen ‘een klein hapje’ kon blijven eten, waarna de au pair de verzilverde schalen vol lekkernijen de tuin in zou dragen.
Saskia was haar hartsvriendin, al vanaf de eerste dag dat ze elkaar hadden ontmoet, in een regenachtige rij in de Leidse Breestraat, waar ze zich kwamen inschrijven voor de kennismakingstijd die geen groentijd meer mocht heten. Zij was getuige geweest op het huwelijk van Saskia. En ze had Saskia ervan overtuigd dat ze beter bij haar man kon blijven dan in zee gaan met die aannemer.
Dat het leven van Saskia aan elkaar hing van clichés had hun vriendschap nooit in de weg gestaan. Zelden had ze een verjaardag van Saskia overgeslagen. Doorslaggevend argument om naar het Gooi te rijden was dit keer de grote kans dat ze Marius Beerkens tegen het lijf zou lopen. Beerkens was volstrekt atypisch in het gezelschap dat verder zou bestaan uit snelle boys uit de private equity, bankiers, vastgoedjongens, advocaten en medisch specialisten, maar hij kon zich er meer dan uitstekend handhaven.
Marius was getrouwd met een jaarclubgenoot. Hij was arabist, en werkte als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Amsterdam. Een post als hoogleraar kon hij op zijn buik schrijven, sinds hij de vloer had aangeveegd met de Nederlandse arabistiek. Hij had er niet voor teruggedeinsd om tal van collega’s tot landverraders te bombarderen die de gevaren en onaangename gebruiken van de islam wegmoffelden onder een deken van politieke correctheid. Beerkens’ artikel was dankzij haar prominent op de opiniepagina van Het Handelsblad geplaatst.
‘Islam vrede? Ga toch weg’, had er provocerend boven gestaan. Het stuk had Beerkens een enorme fanclub opgeleverd onder het snelgroeiende deel van de bevolking dat de islam zag als een totalitaire ideologie in plaats van een vredelievende religie.
Ze had Saskia uitgebreid begroet en geconstateerd dat haar vriendin er patent uitzag.
‘Een fillertje tegen de voorhoofdfrons?’
‘Je bent de eerste die het ziet, zelfs hij heeft het niet opgemerkt,’ had Saskia gezegd terwijl ze in de richting van haar man knikte.
‘En je bouwvakker?’ vroeg ze lachend.
‘Haha, nee zeg, nog steeds verleden tijd. Weer domweg gelukkig in de huwelijkse staat.’
Toen zag Fiona Marius over het gras komen aanlopen, op weg naar de tafel met drank. Zijn sportieve lijf in een donkerblauwe polo op een strakke spijkerbroek. In deze man zou je niet snel een wetenschapper vermoeden, eerder een zeilinstructeur of een bosbouwer. In Leiden waren er opvallend veel studentes die Arabisch als bijvak kozen, alleen omdat Marius de werkgroepen leidde.
‘Hé Marius, je ziet er goed en afgetraind uit, zeg.’
‘Hééé, Fiona, laat me je omhelzen. Wat een heerlijk brokje blijf je toch.’ Hij trok haar bewust zo naar zich toe, dat zijn bovenlichaam tegen haar borsten kwam, en zoende haar, net niet op de mond.
Hij wilde alles weten over de scheiding van Ferdinand, maar vooral over haar vertrek bij de krant. Zij was daar immers zijn ingang geweest. Na het geruchtmakende artikel had hij nog talloze malen provocerende stukken gepubliceerd. Altijd met als leidraad de achterlijkheid van de Arabische wereld en het dreigende gevaar van een groeiende islam als paard van Troje in Europa.
De geblondeerde Oost-Europese au pair kwam langs met flessen wijn om de glazen bij te vullen. Eén glas wit kon wel, vond Fiona.
Ze had besloten om één iemand deels in vertrouwen te nemen. Marius dus. Als de nood aan de man kwam, zou hij kunnen helpen.
‘Ik ga officieel voor Het Handelsblad naar Tunesië om een stuk te schrijven over de gevolgen van de Arabische Lente.’
‘Heel interessant...’
‘Maar...’
‘Vertel.’
‘Mijn geheime agenda is dat ik op zoek ga naar de moordenaar van Jan Willem Bouman.’
‘Eh, laat me even denken, Jan Willem Bouman. Was dat niet die diplomaat die werd doodgeknald toen jij als twintiger op de ambassade werkte?’
‘Right. Februari 1991. Ik heb een tip gekregen. De naam van iemand die me meer kan vertellen over de toedracht. Ik heb redenen om aan te nemen dat deze tip deugt.’
‘Mmm. Stel, je komt erachter. Wat dan? Een proces? Een stuk in de krant? Wat denk je te bereiken met het achterhalen van die oude waarheid?’
‘Goede vraag. Maar de moord op Jan Willem betekende voor mij dus het einde van mijn carrière bij de buitenlandse dienst. Ik heb de ambtelijke top toen grenzeloos beledigd.’
Ze had geen zin om uit te leggen dat de man tegen wie ze het hardst tekeer was gegaan, nu premier van Nederland was.
Ze vertelde kort over haar ontmoeting met Ben Yaya, maar deed alsof ze hem een paar maanden eerder had gesproken.
‘Mmm. Sinds wanneer vertrouw jij martelende ellendelingen die het schaapskleed van een godsdienstwaanzinnige aandoen?’
‘Ik ga gewoon. Als het niks oplevert, heb ik in elk geval een stuk voor de krant en een reis terug in de tijd die misschien louterend kan werken. Heb jij nog betrouwbare contacten voor mij in Tunis?’
‘Betrouwbaar en Tunesië zijn incompatibele humeuren. Er is geen achterdochtiger en achterbakser volk in de toch al argwanende Arabische wereld dan de Tunesiërs. Ik kan je één naam geven. Wat is je mailadres?’
‘Fiona151, Gmail.’
Marius viste zijn htc-smartphone uit zijn achterzak en stuurde vliegensvlug een adresbestandje. Even later gaf haar iPhone een seintje. Ze las:
Hédia Khadhar, Éditions Alif
44 Avenue de Paris 1002 Tunis – Belvédère
Tél: 71 241 845 – Fax: 71 291 561
‘Hédia heeft een beroemde uitgeverij annex galerie maar is tegelijkertijd een van de best geïnformeerde en gepositioneerde Tunesiërs die ik ken, met het hart op de goede plaats. Als je haar ziet, doe haar mijn beste groeten.’
‘Zal ik doen. Nog één ding, Marius. Als er iets is, kun je me bereiken. Maar niet op het nummer dat je nu van me hebt. Ik reis straks met een oude prepaid. Dit is het nummer: 0617834623. Gebruik als ik straks weg ben ook liever niet mijn Gmail.’
Terwijl zij het nummer langzaam herhaalde en de arabist het in zijn contacten zette, voegde Saskia zich bij Fiona en Marius. Ze had een gekoelde fles witte wijn van de met wit damast gedekte tuintafel meegenomen. Ze liet zich nog maar een glas Menetou-Salon inschenken door haar jaarclubgenoot. Een laatste glas, en dan aan de Pellegrino. Ze was blij om iedereen weer te zien.