m.

‘Het was fantastisch. Die ArenA ontplofte toen Gerard en ik opkwamen. De rest van de avond was geen reet aan, met alle respect voor René, maar toen wij opkwamen... We zongen eikaars liedjes, ik die van Froger en Joling en andersom. Het was echt een hele happening toentertijd.

Froger zag dat ook gebeuren, die zag dat stadion tekeergaan. Dus na die show zei hij: “Dit moeten we volgend jaar met z’n drieën gaan doen. De Toppers.”

Ik heb er nooit over nagedacht om dat rechtentechnisch vast te leggen. We hadden al ja gezegd, maar we waren natuurlijk een essentieel onderdeel van die formatie. Toch heeft Froger alle rechten van De Toppers. Gerard en ik kregen gewoon een heel erg goed salaris. Ik heb me altijd afgevraagd waarom hij zich dat idee zonder overleg heeft toegeëigend. Oké, hij heeft ons wel bij elkaar gebracht, maar het had toch niet meer dan billijk geweest als het geld gelijkelijk zou worden verdeeld? René Froger heeft er goud mee verdiend. Na twee jaar Toppers voelden we ons dan ook wel wat in de maling genomen, maar de sfeer onderling was echt fantastisch. Het werkte gewoon heel erg goed, dat zingen van elkaars liedjes. Het was ook weer heel leuk tussen Geer en mij, die eerste jaren Toppers waren geweldig.

Ik ontwierp de kleding. Dat was echt glamour. Ik had mooie Italiaanse maatpakken laten maken. Het had zoveel klasse. Als je ziet hoe ze er nu bij lopen; het lijkt wel of het circus in de stad is, ik vind dat er echt niet uitzien. De ene outfit is nog hysterischer dan de andere.

Maar die eerste vijf jaar: geweldig. Het kon niet op. Op een gegeven moment traden we zes avonden achter elkaar op, verkochten we meer dan een miljoen platen. Je kunt het je bijna niet meer voorstellen.’

Toch ging het mis. De eerste barsten kwamen nadat Gordon naar eigen zeggen ontdekte dat René Froger een drankprobleem had, hetgeen hij uitgebreid besprak tij dens een interview met Jeroen Pauw in een uitzending van 5 Jaar Later. Froger heeft dat altijd ontkend, maar John van Katwijk, Frogers manager destijds, zei in een reactie op het interview dat de zanger ‘inderdaad een kwade dronk’ had.

‘Mensen hebben het er altijd over dat ik zoveel coke gebruik. Nou, ieder zijn voorkeur, maar ik gebruik liever een snuif coke dan al die drank die Froger zoop. In het begin hadden we het niet door, je houdt je daar ook niet mee bezig. Het was ook zo geweldig die eerste jaren. We hadden drie kleedkamers naast elkaar, alles was goed verzorgd, we verdienden flink geld en we hadden zoveel lol, het was hysterisch. Het was echt te gek. Maar op een gegeven moment konden we het niet meer ontkennen. Al mijn angsten van vroeger, de dronken woede van mijn vader, dat kwam weer terug.’

‘Het werd minder leuk, daardoor, maar er was sprake van dat wij het Songfestival zouden gaan doen. Een unieke kans. We werden benaderd door de nos en ik vond het een heel grote eer. Ik heb dat altij d willen doen, het was een droom van mij.

Maar Joling had er geen zin in. Hij voelde zich er te oud voor en wilde die droom van mij willens en wetens om zeep helpen, juist omdat ik het zo leuk vond. René had daar op een gegeven moment ook genoeg van en die zei: “Wij gaan het tóch doen.”

Dus stapte Joling uit De Toppers. Een megaprobleem, want wie moest hem vervangen? De Toppers, dat waren Joling, Froger en ik.

We regelden een spoedvergadering bij René thuis. Ik had maar één naam die bij me naar boven kwam. Een man van wie ik wist dat hij zo blij als een kind zou zijn als we hem zouden bellen: Jeroen van der Boom. Dat heb ik voorgesteld.

Froger zei: “Dat vind ik een heel goed idee.”

Ik vond het ook echt een leuke man, ik moest altij d om hem lachen, dus ik belde hem direct op.

Hij was helemaal ondersteboven. Hij verafgoodde ons, hij had volgens mij zelfs een crush op René, die vond ie helemaal geweldig.

We waren ontzettend opgelucht en het leek allemaal superleuk: we konden verder met De Toppers én we konden meedoen aan het Songfestival. Natuurlijk was het wel spannend of het allemaal zou lukken, want Van der Boom was geen Joling.’

‘De maanden vorderden en er moesten liedjes worden geschreven voor het Songfestival. Iedereen kon meedoen, alle auteurs van Nederland. Dat wilden we graag: een grote, nationale finale. Groot orkest erbij, prachtig.

Ik had zelf een heel gaaf liedje geschreven: “Shine”. Maar ik wilde het niet als mezelf insturen, want ik wist dat die gasten dat nooit zouden trekken. Dus stuurde ik het in onder een pseudoniem: Ger van de Westerlaken.

Op een gegeven moment zaten we bij René in de tuin al die liedjes te beluisteren. Er waren meer dan tweehonderd inzendingen en er bleven er uiteindelijk twintig over, waaronder “Shine”.

Wie is die gozer, vroegen we ons af, want ja, wat een topnummer.

“Ja, nee, natuurlijk,” zei ik, “ik vind het ook wel heel goed. Mooi hè?”

Uiteindelijk zat het nummer bij de laatste zes. Het lag op het puntje van mijn tong om het te zeggen, want ik was natuurlijk zo trots als een pauw. Maar ik deed het niet.

Dus die Ger van de Westerlaken moest gebeld worden. Ik heb het nummer van een vriend gegeven en hem gezegd: “Mocht je gebeld worden dan ben jij Ger van de Westerlaken. En dan zeg je dat je liever niet in de publiciteit komt.”

Dat geloofden ze ook allemaal. Wat een giller.

Hij was heel vereerd, natuurlijk, die Ger.’

‘In de finale van het Nationale Songfestival won “Shine” met overweldigende meerderheid. Ik was totaal overdonderd. Tweeënzeventig procent van het publiek had gekozen voor “Shine”, de rest was voor een ander nummer: “Angel Of The Night”. Ik was in alle staten. Ik heb die microfoon gepakt en ik zei: “Jongens, ik moet jullie toch even wat vertellen, ik heb dit liedje geschreven.”

Ik zal die koppen van Froger en Van der Boom nooit vergeten. Je had ze moeten zien. Ze begonnen heel erg te lachen, maar ik wist gewoon dat ze dat heel kut vonden.

Dat andere nummer, “Angel Of The Night”, zouden we als tweede nummer uitbrengen, maar dat werd ineens gedaan door Joling. Die ging er onverwachts met dat liedje vandoor. “Engel van mijn hart”, werd dat, het is een heel grote hit van hem geweest. Achter onze rug om. Geschreven door Edwin van Hoevelaak, die het achter onze rug om aan Joling verkocht, terwijl ze allebei wisten dat wij het als tweede single wilden opnemen.

Welkom in de slangenkuil. Weer genaaid.’

Genaaid of niet, de pers smulde ervan. Net als van de klap die daarop volgde: De Toppers kwamen niet verder dan een zeventiende plaats in de halve finale, in Moskou. Roemloos ten onder. Toch zit Gordon daar niet mee: ‘Als je meedoet, weet je dat zoiets kan gebeuren, dat hoort erbij. ’

Wat hem destijds meer dwarszat, was zijn toenmalige manager, Xenia Kasper - die onder anderen ook Linda de Mol vertegenwoordigt. Over haar heeft hij een duidelijke mening. ‘Het probleem met Xenia is dat ze geen leuk mens is. Ze is niet aardig. Daarom ging het mis, want ik wil niet dat mijn visitekaartje naar de media een negatief beeld schept. Of dat iemand onvriendelijk doet als het niet hoeft. Mirjam, mijn huidige manager, is een schat van een vrouw. Ze is lief, soms iets te lief, maar dat vind ik prettiger. Veel mensen in mijn omgeving hadden een hekel aan Xenia en dat vond ik niet goed voor mijn carrière.

In Moskou barstte de bom. Ik had het daar ontzettend naar mijn zin, wilde een leuke tijd hebben, maar zij snauwde iedereen af die bij mij in de buurt kwam. Zeg, hou op, ik ben Michael Jackson niet, doe even normaal. Ik vond dat heel vervelend. Ze zou die dag mijn kleren voor me klaarhangen, maar op het moment dat ik ze wilde pakken waren ze er niet. Ik vroeg haar wat er mis was gegaan. Ze zei: “Dat heb je niet aan me gevraagd.” Ik ontplofte. Het ging natuurlijk nergens over, een ruzie over een futiel onderwerp als dit, maar het was gewoon de druppel die de emmer deed overlopen. Ook omdat ze daarna ontzettend tekeerging tegen andere mensen; het was iedereens schuld, behalve die van haar. Daar kan ik dus echt niet tegen. Ik heb haar gezegd dat ze op kon rotten, dat ze weg moest wezen uit Moskou. Ik heb haar aan de kant gezet, dus, en niet andersom - zoals ze zelf later in de media beweerd heeft. Ik heb haar daarna bijna nooit meer gesproken. Als we elkaar zien, zijn we beleefd en vriendelijk, ook omdat we verder in principe best een leuke tijd hebben gehad.’

Exit Xenia, enter Gerard Joling. Want hoewel De Toppers het ronduit slecht deden op het Songfestival, bleef het concept onverminderd populair. Zozeer dat Joling besloot terug te keren. ‘Gerard kwam terug, ja, want hij miste natuurlijk de pecunia. En heel eerlijk: wij verkochten met Jeroen maar twee concerten uit, waar we er normaal twee keer zoveel deden. Dus waren we ineens met z’n vieren en ik kreeg steeds meer een onbehagelijk gevoel bij Jeroen van der Boom. Niet onterecht, bleek later. Ik bleek zelf het paard van Troj e binnen te hebben gehaald. ’

‘We repeteerden altijd in Almere. Daar werkte een meisje bij de catering dat ik heel goed kende van de Wisseloord Studio’s in Hilversum.

Op een avond belde ze mij. “Schat, ik moet je wat vragen. Hoe kun jij nog met die mensen werken?”

Ik had werkelijk geen idee waar ze het over had. Ze legde me uit dat de jongens elke keer als ik weg was ontzettend lelijke dingen over me zeiden. Ik vroeg haar wat er dan precies gezegd werd en dat was echt heel erg naar; ik was een klootzak, een nareist, dat soort dingen.

Ik was ziedend, dit was zo intens gemeen. Ik heb direct een berichtje gestuurd naar mijn “collega’s”: “Waarde heren, ik hoor net dat jullie altij d zo leuk over me spreken als ik weg ben. Moeten jullie me niet iets vertellen?”

Ik kreeg gelijk een berichtje terug van René: “Wat bedoel je?”

“Jij weet donders goed wat ik bedoel.”

“Ja, nee, maar we zeggen allemaal weleens wat.”

“Die vlieger gaat niet op vriend. Ik weet het goed gemaakt: dit is mijn laatste keer. Ik hoef jullie nooit meer te zien.”

‘Gerard belde direct na mijn sms’je op. Dat meisje had gezegd dat het gemene gelul van René en Jeroen kwam, dat Gerard daar niet aan meedeed, maar het was klaar voor mij. Hoe kon ik nog op het podium staan met mensen die zo over mij praten en denken?

Jeroen had dankbaar moeten zijn, me op zijn blote knieën moeten bedanken. Ik was het nota bene die hem bij De Toppers had betrokken. Maar hij deed lief en aardig in mijn gezicht en stak vervolgens een mes in mijn rug. Net als Froger. Net als Joling, eerder. Zo voelde het voor mij in ieder geval. Hij had ook geen weerwoord, voor zover ik me herinner.

Natuurlijk heb ik de afweging gemaakt: laat ik dat geld liggen? Maar dat was het voor mij niet meer waard.

De volgende dag heb ik tijdens de repetitie gewoon mijn liedjes gezongen. Ik ben erboven gaan staan. Zij dachten dat ik blufte. Zij dachten: die gaat niet weg.

Maar ik zei: “Zorgen jullie nou maar dat je bloemen klaar hebt staan, want ik maak straks een ererondje en ik kom nooit meer terug.”

En zo is het gegaan. Ze hebben daarna onmiddellijk mijn gage verdeeld. Dat was het eerste waar Gerard het over had, de geldwolf. Ze kregen er ieder dus een flinke smak geld bij, per avond. Ik hoop dat ze er heel gelukkig van zijn geworden.’

‘Het is wel zo dat het gevoel dat ik bij De Toppers kreeg... dat heb ik nooit meer kunnen evenaren. Zoveel warmte, zoveel waardering van het publiek. Dat maakte het des te pijnlijker dat ik ermee moest stoppen. Ook vanwege het geld, die poen mis ik nog steeds. Het is een van de redenen geweest dat ik twee jaar geleden bijna failliet was. Maar ik ben er heilig van overtuigd dat ik de beste beslissing heb genomen, want ik trok het niet meer. Ik moest voor mezelf kiezen.

Ik heb nog wel een tijdje met de gedachte gespeeld om een nieuw soort Toppers op te richten, samen met een paar leuke mensen. Maar ik kreeg al jeuk bij de gedachte aan al het gezeik dat ik dan weer over me heen zou krijgen. Ik kan het niet meer aan. Het is afgesloten, dat hoofdstuk, De Toppers.

Niet alleen voor mij, want het is sowieso niks meer, ze deden het afgelopen jaar maar twee concerten. Het is voorbij, ik vind dat De Toppers over the hill zijn. Het is nooit meer zo leuk geweest als toen Gerard, René en ik het deden. Het is nu verworden tot een ordinair meezingfestijn met hoempapa en polonaise. Dat ben ik niet. Gerard trouwens ook niet, die stond volgens mij ook tegen heug en meug te zingen. En Jeroen van der Boom was nooit een Topper en zal dat ook nooit zijn. Het was een noodgreep van René en mij om de groep te redden en om het Songfestival te kunnen doen, maar door het grote publiek is hij volgens mij nooit als Topper gezien. Al denkt hij vast van wel.’

‘Ik zie Blushing als mijn grote overwinning op De Toppers. Daarmee heb ik ze voor hun bek geslagen. Ik heb heel hard moeten werken om dat financiële gat op te vullen. De eerste twee jaar lukte dat wel, ik had een buffer. Maar daarna. Ik heb het echt moeilijk gehad, heel moeilijk. Maar ik ben er weer en ik weet inmiddels wat ik waard ben, wie ik ben, wat ik kan en wat ik wil. Ik heb mijn eigen bedrijf, ben niet meer afhankelijk van Hilversum, van De Toppers, van niemand, ik ben financieel onafhankelijk. Ik heb met niemand meer rekening te houden, ik hoef tegen niemand dankjewel te zeggen.’

DE ONDERNEMER

Het ziet er niet naar uit dat hier over een week een derde vestiging van Blushing opengaat. Gordon lijkt hetzelfde te denken. Hij is stiller dan normaal, zorgelijker, lijkt het. We staan in een enorm pand aan de Rotterdamse Coolsingel. Overal lopen bouwvakkers, overal stof, bouwmateriaal, troep en op de radio - o toeval - galmt een oud Re-Play-nummer.

‘Gaat dit wel lukken?’ vraagt Gordon zich hardop af.

‘Ja, joh, natuurlijk,’ zegt de aannemer, ‘alles komt goed. Maak je geen zorgen.’

Gordon blijft er ondanks de positieve houding van de mannen die de leiding hebben een hard hoofd in hebben. ‘Weet je wat het is,’ legt hij uit tijdens de lunch in het Hilton, schuin tegenover de locatie waar een week later inderdaad zonder problemen de deuren van een nieuwe loot aan Gordons succesvolle kofïie-imperium opent, ‘het is allemaal eigen geld.’

Hij fluistert bijna, alsof hij zich ervoor schaamt: ‘Er is geen investeerder. Blushing is van mij, ik betaal alles zelf. Dus als ik zie dat er nog zoveel moet gebeuren terwijl er volgende week een openingsfeest staat gepland, ja, dan word ik een beetje nerveus.’

Fast forward naar een paar maanden later. We zitten in de auto, Gordons gloednieuwe Mercedes. Hij is even helemaal klaar met de Amerikaanse wagens die hij de afgelopen jaren heeft gereden. Te veel plastic, altijd gedoe en laatst was hij twee keer bijna te laat op een afspraak omdat de accu op onverklaarbare wijze ’s nachts leegliep. No more. Het moet goed zijn, de spullen die hij heeft. Hij gaat voor het beste. Niets minder. Vandaar ook, zegt hij, dat er nu toch een investeerder is.

‘Mijn Operational Manager ging ervandoor, vanuit het niets. Ik was te goed van vertrouwen, geloofde het wel. Ik heb nu twee jongens, Chris en Patrick, die sturen de winkels aan. Dat doen ze samen met de andere Patrick, mijn ex, en het loopt als een trein nu. Zonder Patrick was het bedrijf sowieso al omgevallen. Nu wordt het alleen maar groter. Ik ben in onderhandeling voor mijn eerste drive-throughrestaurant, langs de a4, ik heb een financier gevonden die wellicht wil investeren. We hebben al een locatie in Groningen te pakken, in Den Haag ook, en het idee is om binnen nu en vijf jaar twintig Blushings en zes wegrestaurants in Nederland op te zetten.

Ik heb het niet meer in eigen hand, nu, maar dat soort miljoenen heb ik gewoon niet. Die investeerder wel en met dat geld ga ik hopelijk weer geld maken. Fantastisch, heel spannend. Heel eng ook, want het is wel mijn toekomst, hè, mijn pensioen. Ik heb altijd heel veel geld verdiend met zingen, maar dat is in de laatste jaren geminimaliseerd. En met De Toppers verdiende ik helemaal lekker, maar ja, dat hield ook op. Dus Blushing nemen ze me niet meer af. En dat heb ik met mijn eigen handen gedaan. Ik ben er de laatste tijd echt dag en nacht mee bezig. Het wordt echt groot. Dit is geen kattenpis.’

Gordon zingt een paar regels van een oud nummer. De stem mag wat klappen hebben gekregen in de afgelopen decennia, net als Gordons ego, het geluid is nog altijd overdonderend. Een paar kilometer asfalt verder zegt hij: ‘Ik wil het uiteindelijk wel verkopen. Over een jaar of vijf. Ik zal altijd wel het gezicht willen blijven, mee willen denken over het neerzetten van het product, maar ik wil niet meer zo hard werken. Schat, je leeft maar een keer. Ik blijf geen vijftig. Ik wil in de bloei van mijn leven nog even genieten.’

Het ondernemerschap heeft Gordon van zijn vader. ‘Die man heeft zoveel dingen gedaan... Hij vond, net als ik, heel veel dingen leuk. Dat heb ik van huis uit meegekregen. Ik was bovendien altijd bang dat mijn carrière ineens afgelopen zou zijn. Dit is niet voor altijd, dat gevoel zat diepgeworteld. Zeker in het begin had ik het idee dat het zomaar op zou kunnen houden, dat de mensen me beu zouden worden, me zouden vergeten.

Daarnaast haalde ik te weinig voldoening uit het zingen. Zingen was mijn grootste talent, dat is het nog steeds, maar het ging ook het gemakkelijkst. Ik deed mijn mond open en dan kwam er dat geluid uit; daar hoefde ik verder niks voor te doen. Dat geeft dus geen voldoening. Ik wilde iets doen, iets opbouwen. Natuurlijk heb ik het merk Gordon wel opgebouwd, dat is ook een heel bedrijf geworden inmiddels, maar ik wilde iets erbij.

Het eerste wat ik verzon, buiten het zingen om, was een eigen wijn. Dat was in 2004. Er kwam een man naar me toe die vertelde dat hij fantastische wijnen uit Zuid-Afrika had. Het leek hem een goed idee om de Cape Gordon uit te brengen. Leuk! Wijnen proeven, het etiket ontwerpen, kijken bij het wijnhuis dat mijn wijn produceerde, geweldig toch?

We hadden gelijk een deal met supermarktketen C1000, die wilden mijn wijn verkopen. Ik had een introductie geregeld in het Blakes Hotel in Amsterdam met de Zuid-Afrikaanse ambassadeur, Priscilla Jana. Zij was inmiddels een goede vriendin van me geworden, omdat ik door de j aren heen zoveel had gedaan ter promotie van het land. ’

De blik gaat op weemoedig. Zoals elke keer als Gordon over Zuid-Afrika praat. Hij was er voor het eerst in 1992. ‘Ik had daar ineens twee hits: “Kon ik maar even bij je zijn” en “Ik hou van jou”. Dus mijn platenmaatschappij daar, Transistor Music, haalde mij naar Johannesburg. Ik was drieëntwintig en ik ging erheen met Willem Dubois, mijn toenmalige manager. We vertrokken de ochtend na de Bijlmerramp. Ik heb dat vliegtuig neer zien gaan vanuit het appartement waar ik toen woonde. Ik stond te strijken. Ik zag: dat gaat niet goed, dat vliegtuig staat in brand. Ik hoorde een klap, niet normaal. Alles trilde. Heel heftig. En de volgende ochtend moest ik met precies zo’n Boeing 747 naar Johannesburg. Maar goed, we gingen en ik wist niet wat me overkwam. Ik werd er ontvangen als een superster. Met limousines, rode lopers, alles, ik zat in tv-programma’s, fantastisch vond ik het.

Een jaar later ging ik weer, ditmaal niet naar Johannesburg, maar naar Kaapstad. Ik landde daar, midden op de dag, stapte uit en het voelde alsof ik daar eerder was geweest. Reïncarnatie, dat gevoel. Ik zal natuurlijk wel slavendrijver zijn geweest, dat bange vermoeden heb ik, maar het was hoe dan ook liefde op het eerste gezicht.

Op dat moment besloot ik: ik wil hier niet bekend worden. Ik heb alle promotie gestaakt. Direct. Het was in Nederland al zo’n gekkenhuis, dat wilde ik daar niet. Ik wist dat het mijn tweede thuis zou worden.

Ik heb daar zulke intens gelukkige jaren meegemaakt met mijn ex, Patrick. We kochten er een huisje, in Sea Point, en later nog op twee andere plekken. Ik heb die huizen ook weer verkocht, allemaal, omdat het uitging met Patrick en de herinneringen te pijnlijk waren. Had ik nooit moeten doen, maar tegelijkertijd hebben mensen er geen idee van hoeveel dat kost, zo’n huis in het buitenland. Zeker als je er maar heel weinig bent. Als je met pensioen bent, ja, dan is het leuk, maar nu is het nog te vroeg. Maar ik ben daar nog steeds zo intens gelukkig, elke keer weer. Ik weet zeker dat ik daar oud word. Ik ga daar sterven. ’

Alleszins een logische keus, dus, Zuid-Afrikaanse wijn, zou je denken. ‘De media-aandacht was enorm. De mensen renden bij wijze van spreken naar de winkel om die flessen te halen. De eerst paar weken ging het fantastisch goed, maar daarna had de C1000 zoiets van: je krijgt onze schapruimte, maar die kunnen we ook invullen met onze eigen wijn. Dus na een paar weken gooiden ze ons eruit. Einde verhaal. Weg investering.

René Froger was trouwens zo dol op die wijn, die heeft iets van driehonderd dozen besteld; rosé, wit en rood. \blgens mij staat zijn schuur er nog vol mee. Hij was mijn grootste klant. Het zou zomaar kunnen dat ik hem heb gevoed in zijn voorliefde voor drank... Maar serieus; het was een heel goede wijn en het was een deceptie van hier tot Tokio. Ik was diep teleurgesteld.’

\blgende project: sieraden. ‘Er kwam een vent op m’n pad die sieraden ontwierp. Je had die Buddha to Buddha-armbanden, die waren toen helemaal in. Dat leek mij ook wat, dus ik ben met die man gaan zitten en heb uiteindelijk mijn eigen sieraden ontworpen. Armbanden voor mannen, kettingen, ringen, direct een webshop opgestart. Hartstikke leuk, maar ook dat kostte weer een vermogen. Ook omdat het geen afzetwaarde heeft. What was I thinking, toch? Hoe kon ik zo dom zijn?’

Hij antwoordt zelf: ‘Het is toch die nieuwsgierigheid, dat creatieve proces van het ontwerpen, bezig zijn met iets en met trots laten zien aan mensen: “Kijk, dit kan ik ook.” Dat heb ik altijd in me gehad. Mensen hebben toch dat vooroordeel: Gordon is die domme jongen van de markt, die sukkel uit Amsterdam-Noord. Ik wil bewijzen dat dat niet zo is. Dat gevoel heb ik altijd heel sterk gehad.

Dat ik kon zingen, dat wist iedereen wel, maar zelfs daar wordt lacherig over gedaan. Het doet mij oprecht pijn als mensen voor de gein vragen: “Je gaat toch niet zingen?” Dat is er een beetje in geslopen, mede doordat Gerard Joling dat altijd zegt.

Daar sta je machteloos tegenover, want je gaat niet zeggen: “Hoezo niet, ik kan heel goed zingen!”’

De duurste misser kwam daarna: een eigen kledinglijn. ‘By Gordon heette die. Ook daar ging ik weer met zoveel overtuiging in. Ik wilde het compleet hebben, alles. Ik zou in eerste instantie alleen spijkerbroeken maken, maar daar kwamen al snel T-shirts, riemen en schoenen bij. Ik had zulke gave ideeën voor die T-shirts en schoenen. Ik liet ze bijvoorbeeld maken met van die steentjes erop. Dat zie je nu aan de lopende band, maar toen had iedereen zoiets van: “Hoe durf je, hoe kun je, dat is toch geen gezicht.” Ik liet heel gave T-shirts maken met Nelson Mandela erop, met Bill Clinton. Pilotenshirts met epauletten. Het zag er allemaal zo gaaf en stoer uit.

\bor de presentatie regelde ik een modeshow. Alleen dat kostte me al een ton, maar het leek wel alsof we in Parijs waren, zo goed was het. Ruud Gullit liep mee in de show, Winston Post, Winston Gerschtanowitz. Prachtig.

Ik had zelfs een kantoor geopend in Laren, met een prachtige showroom, en er waren zeventig verkooppunten in Nederland. Maar ook dat ging mis. Als je een kledinglijn ontwikkelt, moet je namelijk zodra die op de markt is de volgende collectie al zo’n beetje klaar hebben. Dat gebeurde niet. Ik verkocht alles van de eerste collectie en toen was het op. Er was geen vervolgvoorraad. Ik ben gek op fashion, maar in die wereld werken is wel een heel andere materie dan ik gewend ben.

Dat hele gebeuren heeft me acht ton gekost. Ik heb nog een van die broeken ergens in een kast liggen, die heb ik bewaard. Ik zeg altijd voor de gein dat het een broek van acht ton is. Wat een geld. Ook omdat ik mijn broer John directeur had gemaakt. De grootste fout die ik ooit heb kunnen maken. Je moet je familie nooit betrekken bij je zaken. John heeft me destijds echt een streek geleverd. Hij liep alleen maar met de creditcard te zwaaien, had een auto van de zaak, het kon allemaal niet op. Wat een geld heeft me dat gekost. Ook omdat ik alles had geïnvesteerd en hij niks. Maar op papier stond: fiftyfifty. Later zei ik dat ik dat toch niet helemaal eerlijk vond omdat hij geen geld had ingelegd en dat ik er daarom vijfentwintig procent van wilde maken. Dat begreep John helemaal, hij vond het geen enkel probleem, even goede vrienden. Ik ben alleen zo stom geweest om die wijziging niet te laten regelen bij de notaris en toen de boel failliet ging, heeft John me mooi gehouden aan die vijftig procent. Ik kon hem dus nog anderhalve ton betalen. Dat is wat hij claimde, hij hield me aan die oude vijftig procent. Dat geld heeft hij gehad, ja, hij heeft een advocaat genomen en me voor de rechter gesleept. Zijn eigen broertje... ’

‘Het was heel leuk allemaal, die projecten, maar wat een gezeik heeft het opgeleverd. En wat een weggegooid geld. Ik heb echt miljoenen verloren door verkeerde investeringen. Zo dom van me. Ik heb het nu heel goed, hoor, maak je over mij geen zorgen, maar voor mensen die denken dat ik twintig milj oen op de bank heb staan: dat is niet zo.

Sterker: twee jaar geleden stond ik op de rand van een faillissement. Ik heb alle zeilen bij moeten zetten. Ik had een enorme tegenvaller, belastingtechnisch. Ik ben daardoor bijna al mijn spaargeld kwijtgeraakt, zoveel moest ik betalen.

Hoe dat kan? Ja, hoe kan zoiets. Die dingen gebeuren.

Verkeerde investeringen, verkeerd beleid. En, oké, natuurlijk ook veel te veel geld uitgegeven. Het kon niet op. Zo ben ik nog steeds, maar ik denk wel veel meer na over het feit dat ik ouder word. Dat deed ik eerder niet. Ik vloog rustig in een privéjet naar Cannes. Ik wilde zo kunnen reizen en ik wist dat ik dat kon betalen, dus deed ik het. Nu denk ik daar wel tien keer over na. Achttien ruggen voor een retourtje Cannes? Je vliegt er met Transavia heen voor negenenzestig euro.

Mijn hele familie heeft er een beetje last van, dat makkelijk geld uitgeven. Ook dat zal uit onze opvoeding zijn voortgekomen. Mijn pa was precies zo. Dat heeft zijn weerslag gehad. Weet je nog die winkel in Las Vegas waar Michael Jackson zoveel spullen kocht? Dat zat in Living with Michael Jackson, die documentaire van Martin Bashir. Ik ben ook in die winkel geweest. Ik zag die documentaire en ik dacht: dat lijkt me ook leuk om te doen. Dus vloog ik naar Las Vegas, kocht daar in die winkel voor vijftigduizend euro aan meubels en die liet ik verschepen naar Nederland. Vijftigduizend euro aan meubels. In Amerika. Dan ben je toch niet goed? Alleen het verschepen kostte al vijf ruggen. Maar ik heb er geen spijt van. Ik vond het geweldig.’

‘Ik heb het goed kunnen regelen, uiteindelijk, maar op papier was ik failliet. Ik was de bietenbrug op. Dat was wel even stress, kan ik je vertellen, dat was niet niks. Ik heb er een hoop slapeloze nachten van gehad. Ik ben heel blij dat ik ongeschonden uit die strijd ben gekomen, en dat ik met Blushing eindelijk een investering heb gedaan die wel gelukt is.

Ik had ook de mazzel gehad dat ik een vermogen verdiende bij rtl. Dat was mijn redding, twee jaar geleden. En ik heb geld geleend bij heel goede vrienden. Dat is inmiddels allemaal keurig netjes terugbetaald en nu ben ik weer helemaal boven Jan. Dat heb ik zelf gedaan.

Ik ben gezonder dan ooit, nu, financieel, mede dankzij Blushing. Ik heb vijfenzeventig man personeel, Patrick doet het financiële gedeelte, ik heb iemand voor de dagelijkse leiding en ik ben zelf ceo. Blushing is qua werk momenteel het leukste in mijn leven, het beste wat er is. Ik hoef met niemand rekening te houden, ik doe mijn eigen ding, ik kan alle kanten op. Een Blushing-hotel, een beachclub, misschien zelfs in Zuid-Afrika; alles is mogelijk. Door die zaken heb ik straks een pensioen. Maar twintig miljoen op mijn bankrekening, nee. Was dat maar waar, dan had ik hier niet meer gewoond.’

In de Weegbreestraat in Amsterdam-Noord, 1974

Met nichtje Daniëlle op Gran Canaria, 1980

Met vader Joop op Gran Canaria, 1980

Examendiner van de LTS Meeuwen laan, met vader Joop en de moeder van Marijn, 1986

Met Marijn, 1985

ï % *£8S

Op de dag van de diploma-uitreiking op de LTS, 1986

CORDON HEUCKEROTH

Songfestival Star(t) " 86 Dinsdag 17 Juni 20:30 NED 1

.    * r

■ - O    X: l'

De kandidaten van Start 86 met vlnr Ankie van der Pas, Jennifer King, Gordon Williams, Caroline Schouten, Lizzy Haslinghuis

en Eddy Becker, 1986

Met Jody Pijper, 1988 © Johan W. Koopmans

Op de bruiloft van zusje Ljrda, eind jaren tachtig. Vlor: Gorden, Monique. Lyda, vader Joop, Tineke, Martin, moeder Marie, Maria, John, Joke.

Met vriendin en oud-manager Belinda, 1991

Eerste vakantie met Patrick naar Amerika (Orlando), 1992

Met Patrick, eerste keer in een limousine, midden jaren negentig

Uitreiking rente gouden plaat voor 'Kon ik maar even bt| je zijn’, met vader, moeder en Gerord Joling

In Kiev met Tineke de Nooij, 1994

Als jurylid in Henny Huismans Soundmixshoiv met Jacques d Ancona en Barry Stevens

Eerste keer in Kaapstad, 1994

Eerste single ooit, 1990 © CNR Records

DE MINNAAR

We zijn een minuut of drie onderweg van Gordons huis naar zijn koffiezaak in Blaricum als hij het zegt.

‘Ik heb toch zo lekker geneukt, vannacht.’

Bijna tussen neus en lippen door, zoals je ’s ochtends aan een collega vertelt dat je verkouden bent, te lang in de file stond of een leuke serie op Netflix hebt gezien.

‘Godver, echt jongen, niet normaal.’

Hij kijkt me even serieus aan, peilt mijn reactie, ziet mijn ik-ben-net-wakker-man-blik.

De gierende lach volgt.

Het liefdesleven van Gordon. Je zou er een boek over kunnen schrijven. Wat hij in 2010 zelf ook deed: Over de Liefde, Gids voor het Gebroken Hart. Het is een verzameling van songteksten, gedichten en - o ironie - tips om met liefdesverdriet om te gaan. Het is de rode draad in zijn leven, de liefde, het is zijn grote verdriet. De keren dat hij verzucht zijn leven te willen delen met een partner zijn talloos, iemand die echt van hem houdt wil hij, iemand die het huisje, het boompje en het beestje met hem wil. Het is niet voor niks dat hij zich zo vol overgave stortte op Gordon gaat trouwen... Maar met wie? Een tv-programma, ja, dat weet hij ook wel en hij doet veel, zo niet alles voor de kijkcijfers, maar diep in zijn hart hoopte hij dat de show hem De Ware zou opleveren, de prins op het witte paard, het sprookj escliché.

Tegelijkertijd zou het hem moeite kosten zijn rocksterlifestyle op te geven, mocht die ware zich aandienen. ‘Ik ben daar heel dubbel in. Ik wil heel graag dat burgerlijke leven met een lieve man - of vrouw, dat kan ook - maar ik geloof niet in monogamie... En ik houd erg van seks, dat ook.’

Dat is een understatement. Gordon heeft veel seks. Wie ervoor doorgeleerd heeft zou kunnen zeggen dat hij seksverslaafd is.

‘Ik denk ook dat ik dat ben,’ zegt hij oprecht. ‘Ik ben daarvoor ook naar zo’n mental coach geweest, wist je dat? Maar die heb ik uiteindelij k ook geneukt. ’

Weer die lach.

Nog harder.

Een geintje, natuurlijk, maar met een bitterzoete ondertoon. Gordons liefdesleven is een issue. In de eerste plaats voor hemzelf, maar ook voor de media en - uiteraard - voor zij n indrukwekkende hoeveelheid exen, van wie er tot nu toe niet eentj e die ware bleek te zijn.

‘Mijn eerste seksuele ervaring was met een meisje. Ik was zestien. Simone heette ze. Het gebeurde bij Marijn thuis. Marijn, je weet wel, mijn stiekeme, geheime liefde.

Simone was niet het allerknapste meisje van de klas, want daar lag Marijn mee te vozen, de teringlijer. Hij lag met dat mooie meisj e, ik wilde met hem, dus dan maar met Simone, want ik moest wat.

Ik vond het wel lekker, dat gevoel, maar het gedoe met condooms, man man, ik vond het helemaal niks. Seksuele voorlichting had ik natuurlijk nooit gehad. Daar werd niet over gepraat bij ons thuis, net zoals er niet gepraat werd over het misbruik.

Na Simone heeft het nog anderhalf jaar geduurd voordat ik echt seks met een man had. Het was iemand uit de ploeg waar ik mee zwom. We hadden een groepje jongens met wie we zwommen, in het Floraparkbad in Noord. Een van die jongens vond ik heel leuk. Hij had een vriendin, maar ik merkte aan hem dat ie mij ook leuk vond.

Ik woonde net op mezelf, op de Motorwal, mijn eerste appartementje. Op een gegeven moment stond hij voor m’n deur. Het zwemmen was afgeblazen en wij zouden samen een filmpje gaan kijken, hadden we afgesproken. Hij had een leuke film bij zich, zei hij. Zo’n heel grote videoband, weet je wel, Betamax of zo. Dat was dus een pornofilm.

“Oké, leuk, zet maar op.”

Lang verhaal, kort: dat werd mijn eerste seksuele ervaring met een man. Prachtige vent was het. Op een gegeven moment lagen we in bed, ging hij met z’n vingers zo tegen mijn ballen aan tikken. Pats. Pats.

“Doe eens even normaal joh, wat doe jij nou?”

Hij vond sm leuk.

Godverdomme. Mijn eerste keer. krijg je dat. Sodemieter op man, daar ben ik niet van. Het heeft uiteindelijk een paar maanden geduurd. Zonder sm, overigens.’

‘Toen kwam er een heel mooie meid. Heerlijke seks had ik met haar. Blond, zulke borsten. Maar dat meisje was zo beschadigd door seksueel misbruik en ik kon daarover meepraten, dus we kregen vooral een heel intense band. Te intens. Uiteindelijk heb ik tegen haar gezegd: “Ik vind het heel kut, maar ik val op jongens.” Zij was daar heel verdrietig over, maar ik wilde het haar niet aandoen dat ik later uiteindelij k toch haar hart zou breken. ’

Tot zover, voorlopig, het gescharrel. Patrick kwam namelijk in Gordons leven. Zijn grote liefde. Nog altijd. Ze werken samen, wonen samen, ze delen alles, behalve het bed.

Gordon leerde Patrick kennen toen hij naar een sekslijn voor homo’s belde. ‘Harry’s Gay Box heette dat. Vroeger had je geen internet, je had sekslijnen. Menno Buch is daar rijk mee geworden. Ik belde die lijn vroeger altijd al met mijn broers, om homo’s in de zeik te nemen. Zij wisten natuurlijk niet dat ik zelf ook gay was. Kregen we zo’n gast aan de lijn en vroegen we hem heel geil of ie ook van leer hield. Ja, hield hij wel van. “Nou, schat, ik heb nog een driezitsbank staan.” Zo ging het maar door. Eigenlijk een soort voorloper van de telefoongrappen die ik later bij Noordzee fm ging doen.

Op een gegeven moment ging ik stiekem zelf bellen en zo kwam ik Patrick tegen. Heel leuke stem, vond ik. Eerst hadden we het over Ajax, over voetbal, om lekker stoer te klinken. Je zat altijd met z’n tienen in zo’n groep, maar als je dan een drie intikte kon je met z’n tweeën apart. Zo leerde ik Patrick beter kennen.’

‘We spraken af, uiteindelijk. Je weet natuurlijk helemaal niet hoe de ander eruitziet, dus je gaat jezelf omschrijven. Maar toch, het blijft afwachten. Ik woonde in Amsterdam-Noord boven de Dirk van de Broek. We hadden ’ s avonds om acht uur afgesproken.

Hij kon het eerst niet vinden. We hadden natuurlijk geen mobiele telefoons. Moest hij naar een telefooncel om uitleg te vragen. Veel gedoe allemaal. Wat een armoe eigenlijk.

Op een gegeven moment stond hij dan toch voor de deur. Ik doe open, ik zie hem staan en ik was helemaal van mijn tenen tot mijn kruin verliefd. Hij is een jaar ouder dan ik, maar iedereen denkt dat ie tien jaar jonger is. De klerelijer. Hij ziet er belachelijk goed uit, nog steeds, en toen helemaal. Het was echt liefde op het eerste gezicht. Zo mooi. Bij hem ook, denk ik.

Ik was een straatschoffie, lang haar, praatte plat Amsterdams. Hij vond dat prachtig, want hij kwam uit Uithoorn. Hij sprak Algemeen Beschaafd Nederlands. Hij heeft me opgevoed, wat dat betreft. Patrick heeft me netjes leren praten; kennen en kunnen, liggen en leggen.’

‘Het was een heel intens eerste jaar. Patrick woonde nog bij zijn ouders en een jaar voordat hij mij leerde kennen, is Patricks broer overleden bij een ernstig auto-ongeluk. Hij was met twee collega-militairen op weg naar de basis op de laatste gladde dag in april van dat jaar. Ze klapten tegen een boom. Een jaar ouder dan Patrick, was hij, en echt een kopie van hem.

Die ouders waren gebroken en Patrick zat met dat dilemma; mijn broer overleden en dan moet ik ook nog vertellen dat ik homo ben. Dat was vreselijk voor die jongen.

Hij kon dat niet. Uiteindelijk is hij teruggegaan naar zijn eerste vriendin. \bor zijn ouders, eigenlijk. Die konden het niet aan dat hij homo was.

Dat was zo’n klap. Ik was zo verliefd op hem, het was desastreus. Ik heb zo’n ontzettend liefdesverdriet gehad. Dat is het ergste wat er is. Mijn hemel.

Ik was echt de weg kwijt. Ik heb voor zijn deur gewacht, ik heb posters langs de kant van de weg geplakt met mijn foto erop in de hoop dat ie terug zou komen. Midden in de nacht met een vriendin en een emmer behangplaksel op pad, foto’s ophangen bij het busstation waar ie langs zou komen. Ik heb onze namen op de rand van de brug geschreven omdat ik wist dat hij daar elke dag langs zou komen.

Als ik het vertel word ik er weer zo verdrietig van. Ik voel het nog, dat verdriet. Maar als je dat nooit hebt gehad, liefdesverdriet, dan leef je niet. Ik deed er bizarre dingen door. Ik heb hem echt gestalkt, uit radeloosheid. Maar het hielp niet. Hij was onbereikbaar. En dat begreep ik ook wel.

Ik heb daar echt spijt van gehad, maar ik hield zoveel van die jongen.’

‘Uiteindelijk leerde ik Ingrid Simons kennen, de moeder van zangeres Eva Simons. Ingrid was achtergrondzangeres bij de Jody’s Singers. Ik was negentien en vond haar meteen heel leuk. Een prachtig mooie donkere vrouw - ik val op donker, op brunettes. Ze had al een kind, dus, maar dat kon me niks schelen.

Ik stond destijds op de markt, was daar een gevierde jongen. Ik had lang haar, een mooi lijf, ik zag er goed uit en ik dacht: waarom niet, misschien vinden mijn ouders dat dan ook leuk. Zij vonden het verschrikkelijk dat ik homo was, dus die waren zielsgelukkig, ze vonden het helemaal geweldig. Die dachten: o god, gelukkig, hij is eroverheen.’

‘Ik heb een heel leuke tijd gehad met Ingrid. Om mijn ouders tevreden te houden, maar ook omdat we het zo goed hadden samen. Het was een bijzonder leuk jaar. Ze schepte ook altijd op dat ik zo’n grote lul had, dus ik was de koning. Ze heeft het er nog over, kun je nagaan.

Maar op een gegeven moment kon ik het toch niet langer voor me houden. We lagen met z’n tweeën in bed en ik zei: “Ik denk dat ik homo ben.”

“O,” zei ze, “dat geeft toch helemaal niet. Ik vind het heel moedig dat je het zegt.”

Zij was zo lief. Wat een leuk mens. We zijn nog steeds de allerbeste vrienden. Het is nooit een issue geweest. Ik miste haar dochtertje, Eva, natuurlijk wel, die had ik een jaar heel close meegemaakt. Ze is stiekem nog steeds een beetje mijn stiefdochter.’

Tijdens Gordons relatie met Ingrid Simons brak hij door als zanger met ‘Kon ik maar even bij je zijn’. Een goed moment, vond hij, om zijn grote liefde Patrick weer eens te bellen. ‘Het klinkt misschien gek, maar toen ik op nummer één stond, dacht ik: misschien vindt hij me nu weer leuk. Ik heb hem gewoon opgebeld. Ik had hem een jaar niet gesproken, maar ik was nog steeds straalverliefd op hem. Ik dacht ook dat zijn leven na dat jaar misschien wel anders zou zijn. Het was bij mij veranderd, misschien bij hem ook wel. Ik belde hem op en hij zei, heel enthousiast: “Wat leuk dat je belt.” Hij vond het zo goed dat het gelukt was, dat ik was doorgebroken. En: het was uit met zijn vriendin. Net zoals het bij mij ook uit was met Ingrid. We spraken weer af, zagen elkaar en we zijn jaren bij elkaar gebleven.’

‘De mooiste jaren van mijn leven waren met Patrick. We hebben samen elkaar ontdekt, het leven ontdekt. We wisten niks, we waren zo bleu. Ik had het nog nooit all the way gedaan, qua seks. Dat gebeurde toen; ik met hem, hij bij mij. Vbor het eerst hand in hand lopen, op vakantie naar Amerika, allebei in van die afgrijselijke joggingbroeken. We kochten ons eerste huis, we deden echt alles samen. Het was de gelukkigste tijd van mijn leven.

Patrick had een baan bij een bank, ik had mijn carrière. We kochten een appartement aan de Jisperveldstraat. Dat was zo’n mooie flat, jongen. Honderdvijftigduizend gulden kostte het, een godsvermogen in die tijd. Vier kamers, tweehonderd vierkante meter, tiende etage, waanzinnig uitzicht.

Ik spaarde toen Swarovski-kristal. Zo lelijk, het was verschrikkelijk. We hadden een hond. We waren gewoon een gezin.

Kinderen hebben we nooit overwogen, al hebben we wel een aanbod gekregen van een vriendin. Zij wilde wel draagmoeder worden. Maar we hebben er nooit behoefte aan gehad. Als ik in mijn tv-programma’s zie hoe kinderen met hun ouders omgaan als ze oud zijn... Nou, schat, wapen je maar vast, ze laten je rotten als oud vuil in het bejaardentehuis. Daar ben je dan je hele leven goed voor geweest. Ik kom het alleen maar tegen, dat soort verhalen. Vier kinderen en niemand die er over de vloer komt. Ga j e schamen. ’

‘Ik heb in die eerste periode met Patrick alleen maar gewerkt. Ik dronk niet, in die tijd. Tot mijn zesentwintigste heb ik nooit gedronken. We waren vooral aan het genieten. We werden overal uitgenodigd, ik was ineens de bekendste zanger van Nederland. Ik vond het waanzinnig, ook omdat ik het kon delen. Dat kan niet meer. Pat is nog steeds in mijn leven, maar het is anders, nu.

We zijn samen volwassen geworden, hebben alle essentiële dingen meegemaakt die mensen met elkaar kunnen meemaken. Daarom was het zo ontzettend pijnlijk toen het overging. Zoals bij de meeste relaties kwam er na een jaar of zes, zeven een sleur in. Ik was daar in eerste instantie vrij gemakkelij k in. We gingen op seksueel gebied experimenteren. Triootj es en zo. Dan weet je eigenlijk wel dat het het begin van het eind is. Dat hoeft niet hoor, er zijn mensen die dat kunnen, maar bij ons werkte het niet.

Mijn leven nam bovendien zo’n ongelooflijke vlucht dat ik de intercity leek en Patrick de stoptrein. En die halen elkaar nooit meer in, die intercity raast maar door. Dat is heftig, om dat te ontdekken. Ik word altijd heel emotioneel als ik over Patrick praat. Die man heeft zoveel liefde in zijn lijf. Vbor mij, voor ons. Om dat los te moeten laten, dat was verschrikkelijk. Maar we deden het.

Dat was de tweede keer dat we uit elkaar gingen.’

‘Daarna kreeg ik een relatie met een Amerikaanse acteur. Jeff Trachta. Oftewel Thorne Forrester uit The Bold and the Beautiful.

Ik moest een gouden plaat uitreiken aan Bobbie Eakes, die ook in The Bold and the Beautiful speelde en daar ontmoette ik Jeff. Ik zag die gozer staan, hij mij en dat was direct: “Neuken, nu.”

Dat ken je wel, toch? Ik had het gisteren ook met iemand. En eergisteren ook. En de dag ervoor ook. Nee, geintje. Luister. Hij zei: “Waarom kom je niet naar mij n hotel, vanavond, ik slaap in het Marriott, vlak bij het Leidseplein.”

Ik was een week van Pat af, we waren net uit elkaar, maar ik dacht: wat kan mij het schelen?

Ik kwam bij het Marriott aan, rond half twaalf ’s avonds. De Backstreet Boys bleken ook in dat hotel te slapen. Wist ik veel. Dus er stonden allemaal bakvissen voor de deur. Ik was inmiddels natuurlijk ook hartstikke bekend, alleen in dit soort gevallen vergeet je dat even. Al die meisjes: “Wat doe jij nou hier?” Nou, ik kwam in ieder geval niet voor de Backstreet Boys.

Uiteindelijk kwam ik binnen. Ik met Jeff aan de slag. Het was echt fantastisch, maar ik moest ook weer terug, want ik wilde niet blijven slapen. Het was inmiddels vier uur ’s nachts, dus ik dacht: nu kan het wel. Haar in de war, kleren verfrommeld. Die meisjes stonden er nog. Wat een ellende.’

‘Ik kreeg een relatie met Jeff. Hij was maar eventjes in Nederland, maar we waren zo verliefd op elkaar en het was zo leuk.

Hij was zo’n krankzinnig fucking mooie kerel, ook, we wilden meer. Maar er was wel iets met hem. Ik kon niet precies zeggen, wat, maar er was iets.

Hij nodigde me uit in New York, met Pasen. Het zou mijn allereerste keer New York worden. In het vliegtuig kwam ik Unico Glorie tegen, destijds directeur van Endemol, en Roland Snoeijer, nu programmadirecteur bij 100%nl. Zij kunnen dus ook getuigen dat dit echt gebeurd is.

Ik vertelde ze enthousiast over mijn nieuwe vriend, de knappe Amerikaanse acteur. Die jongens waren natuurlijk heel erg onder de indruk, want The Bold was toen een megasucces. Niet alleen in Amerika, maar over de hele wereld.

We landden op vliegveld jfk en die mannen lopen met me mee, want ze wilden hem nu ook wel even zien. Dus ik zei: “Prima, stel ik jullie voor, geen probleem.”

Wachten, wachten, halfuur, uur. En ik kreeg hem ook niet te pakken, telefonisch.

Godverdomme.

Ik dacht: ik heb een blauwtje gelopen. Ik stond daar met tranen in mijn ogen. Unico en Roland vonden het zo erg voor me, maar ik voelde me vooral zo verschrikkelijk stom. Ik had enorm hard opgeschept over hoe lief en fantastisch Jeff voor me was. En nu dit, nu kwam hij niet opdagen.

Ik wilde direct naar huis. Mijn hart was gebroken.

De j ongens wilden nog van alles voor me regelen. “Kom bij ons slapen, het maakt niet uit, blij f in New York.”

Maar ik wilde niet meer, ik wilde terug.

Nét op het moment dat ik afscheid wilde nemen van de jongens, komt er toeterend een grote zwarte limousine aan. Jeff hing uit het dak. Hij schreeuwde: ‘Baby, I’m so sorry! I hate fucking New York traffic! My mobile phone was dead, no battery! I’m so sorry!

Maar toen ik hem zag, hoefde hij al niks meer te zeggen, toen was het al oké. Hij stapte die limo uit en kwam net als in Pretty Woman op me af gerend... Och man... helemaal... mijn hart... Ik heb zo hard moeten huilen.

Hij was gewoon anderhalf uur te laat. An-der-half uur. Maar hij deed de deur van die limo voor me open en die wagen stond helemaal vol met paashazen, ballonnen en in het midden een pan met chocoladefondue. Met slagroom, met aardbeien. Er was champagne. Alles. Helemaal over the top.

Jeff zei: “Ik ga je deze stad laten zien op de meest waanzinnige manier mogelijk. Ik ga het goed met je maken.”

We reden richting Manhattan. Hij deed het dak open, ging staan en zei: “Kom, kom naast me staan.”

Zo zag ik Times Square voor het eerst, met hem, terwijl hij me een aardbei met chocolade voerde en me daarna de beste zoen gaf die ik van m’n leven heb gehad. Als ik dit vertel, word ik weer gelukkig. Ik kwam uit die relatie met Patrick, na zes, zeven jaar. Dat was heel moeilijk, ik moest hem achterlaten, maar toen, op dat moment, leefde ik in een roes. Hij stelde me voor aan allemaal mensen, aan actrices uit The Golden Girls, waar ik dol op was. Bea Arthur, Betty Wright, aan vrienden van hem. Ik ben op de set van The Bold geweest, in Los Angeles, ik heb John McCook leren kennen en die gozer die Ridge speelt, Ronn Moss.

Maar ik bleef dat gevoel houden: er is iets heel vreemds met hem.’

‘Ik reisde in de periode die volgde veel heen en weer tussen Nederland en Amerika, want we zijn een tijd bij elkaar gebleven. Ik heb uiteindelijk zelfs vier maanden in Los Angeles gewoond, maar op een gegeven moment wilde ik verder met mijn eigen carrière. Ik kon die niet zomaar opgeven. We hadden het alleen zo vreselijk leuk. Het was een droom, laten we wel wezen. Dit was Hollywood, man, ik kwam op feesten en partijen, werd overal geïntroduceerd. Fantastisch, maar ik begon mijn eigen carrière steeds meer te missen. Dus ging ik terug naar Nederland. Het idee was dat we dan heen en weer zouden gaan reizen. Maar een langeafstandsrelatie, ja, je weet het wel.

Op een gegeven moment kwam Jeff weer eens naar Nederland. Ik kreeg het idee om ergens heen te gaan waar ze ons niet kenden, iets anoniems, want we werden gek van al die fotografen. Hij zei: “Dan gaan we naar Brugge, daar is het niet zo erg.”

Nou, schat, dat was nóg erger. Hij was wereldberoemd, die man. Overal waar hij kwam, dus ook in Brugge.

In het hotel ging hij ineens heel raar doen. Hij was afwezig, in zichzelf gekeerd. Ik vroeg hem wat er was. Hij zei dat hij niet wist of ie dit allemaal wel wilde, dat het hem te veel werd.

Jezus, dacht ik, wat gaan we nu weer krijgen, een Amerikaan met mental issues. Daar had ik helemaal geen zin in.

Op een bepaald moment ging hij naar de badkamer en dat duurde best lang, dus ik vroeg me af: wat doet ie daar allemaal? Dus ik ging stiekem kijken. Ik doe die deur open en ik zie dat hij iets snuift. Coke, vermoedde ik, want ik had dat nog nooit gedaan of gezien, dus ik vroeg: “Wat doe je?”

Hij schreeuwde: “ Why the fuck are you opening this door!?” Een totaal contrast met hoe ik hem kende, of dacht te kennen.

Inmiddels weet ik dat je zo kunt reageren als je bepaalde middelen gebruikt, maar ik was bleu in die tijd. Nog steeds, ja. Ik dronk inmiddels dan wel een borrel, maar ik had nog nooit drugs gedaan. Mijn eerste aanraking met drugs had ik op mijn tweeëndertigste pas, dat gebeurde eerder gewoon niet in mijn omgeving. Nou ja, het gebeurde vast wel, maar ik was daar helemaal niet mee bezig, ik was zó gefocust op mij n werk. Gelukkig maar, want ik zie ze nu gaan, die j ongens die aan het begin van hun carrière hun hele neus vol duwen. Van die types die denken dat het allemaal wel vanzelf gaat. Maar dat gaat het dus niet.

In ieder geval werd Jeff zo krankzinnig dat hij een of ander voorwerp tegen de badkamerspiegel gooide. Die viel in duizend stukken op de badkamervloer. Ik schrok daar zo erg van dat ik helemaal begon te trillen. Ik wilde zo snel mogelijk weg, ik wilde hier helemaal niets mee te maken hebben.

Ik heb een vriendin van mij gebeld en gevraagd wat ik in godsnaam moest doen. Ze zei: “Blijf rustig, hou hem te vriend, ga niet tegen hem in.”

We zijn uitgecheckt, uiteindelijk. Achtduizend gulden schade. Met mijn creditcard betaald. Ik heb alles geregeld met het hotel. Ik wilde weg, voelde me voor schut staan.

Uiteindelijk heeft hij in de auto ontzettend op me ingepraat. “Sorry, schatje, duizendmaal sorry.” Je weet hoe dat gaat. Hij wilde nog met me naar de kust, zei hij, en ik liet me ompraten, dus we reden samen naar Knokke. Daar zou het beter worden, alles zou goed komen.

Anderhalf uur later kreeg hij weer zo’n woedeaanval. Dat niet alleen: hij sloeg me. Ik zat achter het stuur en hij sloeg me gewoon! Keihard. Ik wist niet wat me overkwam. Ik heb me vermand, ik ben een grote kerel, maar hij was écht groot, nog een kop groter dan ik, een beer van een vent.

Ik zei: “Luister Jeff, we gaan nu terug naar Nederland, je bent een grens overgegaan. Ik zet je op het vliegtuig.”

Hij kwam weer tot bedaren, zei weer dat het hem zoveel speet. Een soort Dr. Jekyll en Mr. Hyde, daar deed het me aan denken. Ik moest nog twee uur terugrijden naar Nederland en hij bleef die uren alleen maar op me inpraten. Dat hij het niet zo bedoeld had, sorry, duizend keer sorry. Maar vijf minuten voordat we op Schiphol waren, sloeg zijn bui weer compleet om.

Ik heb gas gegeven, mijn auto pal voor de ingang gezet, ben eruit gesprongen, heb hem uit de auto gesleept, op straat getyft, z’n koffers naar zijn kop gegooid en ik ben weggereden.

Ik heb hem nooit meer gezien of gesproken. ’

Opvallend is dat Jeff Trachta de enige bekende ‘flirt’ is waar Gordon over wil praten. Met een reden. ‘Hij is Amerikaans,’ legt hij uit, ‘dus hij leest dit boek toch niet. Bovendien heeft hij zich verschrikkelijk gedragen, en dat weet hij maar al te goed, dus het interesseert me ook geen flikker wat hij ervan vindt.’

Over andere bekende mensen, Néderlandse bekende mensen, met wie hij volgens diverse media seks zou hebben gehad, praat hij niet. ‘Nee, dat vind ik niet chic. Zo zit ik niet in elkaar. Patricia Paay deed dat in haar boek wel, maar ik vind dat onzin. Wat heb je daar nou aan? Ik vertel het weleens en passant aan mijn vrienden, dat ik met een bekend iemand heb geneukt, het is geen staatsgeheim, maar ik ga het niet openbaar maken in dit boek of in de media. Daar breng ik mensen mee in de problemen. Dat wil ik niet.’