‘Dus wat denk je? ’ vraagt Harry.

‘De kans lijkt me groter dat Tannery in opdracht van Tate probeert de rechter over te halen tot vrijspraak op technische gronden, iets waar de kiezers begrip voor zullen hebben. En daarna geven ze de schuld aan de rechter. Ik wed dat ze op dit moment met zijn tweeën over de papieren gebogen zitten, op zoek naar een manier om van deze ellendige zaak af te komen, al betekent het dat ze zelf ook een paar keer moeten slikken. Dat is gemakkelijker dan een proces verliezen dat anderhalve maand de voorpagina’s heeft gehaald. ’

‘Het zou kunnen, ’ zegt Harry. ‘Vrijspraak op technische gronden. Onze man komt vrij. De hoofdofficier van justitie kan zeggen dat de rechter het gedaan heeft. Iedereen steekt een

beschuldigende vinger naar de ander uit en de belastingbetalers krijgen de rekening gepresenteerd voor een proces dat niet is afgewerkt. Het strafrecht in de praktijk. ’

Harry praat met zijn mond vol pastrami op roggebrood. De mosterd loopt uit zijn mondhoek en over zijn kin. Hij veegt er met een servet over. Zijn ellebogen rusten op de tafel en de knoop van zijn das hangt ergens op zijn borst. Het is Harry ten voeten uit.

‘Ik heb met een stel kerels in de perskamer van de rechtbank gepraat. Ze denken dat Tate zich volgend jaar wil laten herver-kiezen. Als ik het goed heb begrepen, heeft hij niets anders te doen. Als ze hem zijn baan afpakken, kan hij alleen nog maar wat rondhangen op de bejaardenclub. Klaverjassen en zo. ’

‘Laten we hopen dat hij het op een akkoordje wil gooien, ’ zeg ik.

Het restaurant begint leeg te lopen. Ik kijk op mijn horloge. Het is kort na tweeën. Harry en ik eten de laatste restjes op en proberen elkaar voor de rekening te laten opdraaien. Ik blijf ermee zitten als Harry naar de wc gaat. Ik ga naar de kassa, neem een twintigje om de rekening te betalen en leg daarna een vijfje als fooi op de tafel.

Ik kijk door de voorruit van het lege restaurant; er lopen mensen over het trottoir voorbij, een bus neemt passagiers op bij de halte en braakt dan opeens bruine rook uit en rijdt als een tornado het verkeer weer in.

Plotseling kan ik over vier rijbanen met verkeer naar het gerechtsgebouw aan de overkant kijken. Ik sta op Harry te wachten en kijk naar de hoek aan de westkant van het gerechtsgebouw. Dan herken ik iemand aan zijn lichaamsbouw. Hij staat bij het voetgangerslicht met iemand anders te praten. Het is Aaron Tash, een meter negentig lang en broodmager. Je kunt hem niet missen. Hij is een wandelende straatlantaarn, het menselijk equivalent van de bidsprinkhaan.

Ik vraag me af wat hij in de binnenstad doet. Hij weet dat het proces al dagen stil ligt. En ook als dat niet zo was, zou hij niet naar binnen mogen. Hij staat op de getuigenlijst.

Dan dringt het tot me door. Hij is waarschijnlijk op weg naar Crone. De woede begint langzaam in me op te borrelen. Ik vraag me af hoe lang dit al aan de gang is. Ik blijf naar die twee mannen kijken. Tash luistert meer dan dat hij praat. De andere man haalt een vel papier uit zijn zak en geeft dat aan Tash. Tash neemt het aan, maar kijkt er niet naar. In plaats daarvan stopt hij het vel papier in de aktetas die hij onder zijn arm heeft, dezelfde dunne leren tas die hij altijd bij zich heeft als hij samen met ons naar Crone gaat.

Harry is terug van de wc en staat opeens achter me.

‘Je hebt al betaald? ’

‘Ja.

‘Laten we dan gaan, ’ zegt hij.

‘Wacht even. ’

“Waar kijk je naar? ’

‘Daar, op de hoek. ’

Harry kijkt en ziet al snel wat er gebeurt. Inmiddels is Tash klaar met het gesprek. Hij loopt door de straat, naar het gerechtsgebouw toe.

“Wat doet hij daar? ’

‘Dat vroeg ik me nou ook af. ’ Ik verwacht dat hij het gerechtsgebouw voorbij zal lopen, naar de hoek en naar de ingang van het huis van bewaring, maar dat doet hij niet. In plaats daarvan draait hij zich om, beklimt de trap en verdwijnt in de schaduw achter de deur van het gerechtsgebouw.

Harry kijkt me aan en denkt hetzelfde. Tash is op weg naar het parket.

‘Denk je dat Tate hem onder druk zet? ’ vraagt Harry.

‘Ik weet het niet. ’ Plotseling hangt er gevaar in de lucht. ‘Je hebt de andere helft gemist. ’

“Wat dan? ’

‘Hij praatte op de hoek met een man. Groot, stevig gebouwd, lange blonde paardenstaart, zijn armen onder de tatoeages. De laatste keer dat ik die kerel zag, stond hij in de recreatiezaal van het huis van bewaring met Crone te praten. ’

‘Weet je dat zeker? ’

Ik knik. Het was de medegedetineerde die op die ochtend met Crone aan het dollen was, de eerste keer dat we met Tash naar het huis van bewaring gingen - de blonde viking.

Tates heiligdom is een monument voor een langdurige staat van dienst. De wanden zijn bedekt met banale plaquettes: koperen platen en ingelijste perkamentvellen die zijn hoogstaande ethiek verheerlijken, allemaal aan hem gepresenteerd door mensen die bij hem in de gunst wilden komen.

Er zijn ingelijste foto’s van Tate die de hand schudt van honkballers, filmsterren en andere politici: de bevestiging dat hij zich in kringen van beroemdheden beweegt, voor het geval iemand dat zou vergeten. Sommige van die foto’s maken pijnlijk duidelijk hoe oud hij is, want daar komen personen op voor die al bijna twintig jaar een horizontale verblijfplaats in Forest Lawn hebben. De tijd gaat door; de tijd achterhaalt je.

Harry kijkt geïnteresseerd over mijn schouder naar een foto van Marilyn Monroe. Ze zit, terwijl haar rok hoog opgeschoven is over haar dij, op de rand van een bureau met Tates naamplaatje erop. Tate zit achter dat bureau en ziet er veel jonger uit, een enthousiaste, ambitieuze jonge officier van justitie.

‘Als hij met pensioen gaat, moeten ze zijn verhalen optekenen, anders verliezen ze het contact met de antieke wereld, ’ zegt Harry.

Wie zegt dat hij met pensioen gaat? ’

We zijn omringd door zoveel souvenirs dat het net een vlooienmarkt is. Een bal die pretendeert de eerste Padre-honkbal te zijn die in een van de league play-offs is geworpen, ligt op de tweede-honkzak uit diezelfde wedstrijd.

Een blok graniet van honderdvijftig kilo, een grafsteen, met

het opschrift afschaffing doodstraf - rust in vrede staat in een hoek van het kantoor en geeft blijk van Tates betrokkenheid bij de wereld van politie en justitie. Het schijnt dat hij er een zakdoek van zwart kant overheen legt als hij met zijn mensen overlegt over zaken waarin ze de doodstraf kunnen eisen. Het schijnt ook dat hij altijd een inkeping in de rand van de steen maakt als een van hun verdachten is geëxecuteerd. Als het op vergelding aankomt, is hij geen weekhartige progressieveling, en zijn politieke tactieken zijn dienovereenkomstig.

Voordat ik dichterbij kan komen om de randen van de grafsteen te bekijken, gaat de deur achter me open.

‘Sorry dat ik jullie liet wachten. ’ Tate komt als een herfstwind de kamer binnen, en Tannery wordt als het ware meegezogen in het vacuüm dat Tate achterlaat. ‘Heeft Charlotte jullie al koffie aangeboden? ’

Ik maak een gebaar dat het niet hoeft, maar hij negeert me, ploft in de stoel achter het bureau neer, pakt de telefoon en drukt op de knop van de intercomlijn.

‘Charlotte, wil je wat koffie komen brengen? Vier koppen. Jullie gebruiken melk en suiker? ’

Voordat we antwoord kunnen geven, zegt hij: ‘Ja, breng het allemaal mee op een dienblad. En kijk of er nog wat van die kleine koekjes zijn. Die met pepermunt. ’

Hij hangt op en is al weer uit de stoel voordat Harry en ik een woord kunnen zeggen. Hij hangt zijn jas aan een hanger die aan de kapstok in de hoek bungelt.

‘U moet Madriani zijn. ’ Op de terugweg naar het bureau schudt hij mijn hand, bijna alsof hij er met zijn gedachten niet bij is.

‘Harry Hinds, mijn collega, ’ stel ik voor.

Hij moet een stap terug doen om Harry’s hand te pakken. ‘Aangenaam kennis met u te maken. Ga zitten. Neem plaats. ’ Hij wijst ons de twee stoelen voor cliënten aan. Tannery haalt een

hoge stoel van de kleine vergadertafel aan de andere kant van de kamer en komt bij ons zitten.

‘Ik heb veel goeds over jullie beiden gehoord, ’ zegt Tate. Dit is helemaal zijn bespreking. Hij heeft de leiding. ‘Het schijnt dat we wederzijdse vrienden in Capital City hebben. ’ Hij noemt wat namen, oude getrouwen van de balie en de magistratuur. ‘U hebt Armando Acosta verdedigd. ’

Ik knik.

‘Dat was een grote zaak. Vette krantenkoppen. Het gebeurt niet elke dag dat een rechter beschuldigd wordt van moord. En als klap op de vuurpijl kwam er ook nog een lekker stuk bij kijken. ’ Hij trekt aan zijn rechter oorlel en grijnst alsof hij me misschien kan overhalen wat sappige details van de zaak aan hem te vertellen. De rechter was verstrikt geraakt in een zedenzaak doordat de politie een mooie lokvogel op hem af had gestuurd die later dood werd gevonden. Acosta werd beschuldigd van de moord op haar.

‘Die beschuldigingen zijn nooit bewezen, ’ zeg ik tegen hem.

‘Natuurlijk niet, ’ zegt hij. ‘U hebt die zaak gewonnen. Rechter Acosta staat voor eeuwig bij u in het krijt, als ik het goed heb gehoord. Uw grootste fan. Dat was niet altijd zo. ’

‘Sinds zijn eigen proces heb ik geen enkel proces meer bij hem kunnen voeren. Wat dat betreft is rechter Acosta erg gewetensvol. Zodra ik bij een zaak betrokken ben, diskwalificeert hij zichzelf. ’

‘Grappig is dat. Je bewijst iemand een dienst en het slaat in je eigen gezicht terug. ’

‘Het recht is geen politiek, ’ merk ik op. Tenminste, dat hoort het niet te zijn. ’

Hij glimlacht. ‘Natuurlijk niet. En dat brengt ons op de reden voor deze bijeenkomst. Een aantal onvoorziene gebeurtenissen - de dood van een getuige op de dag voordat hij zijn verklaring zou afleggen. Dat is u vast nog nooit eerder overkomen? ’

‘Niet dat ik me kan herinneren. ’

‘Natuurlijk is het een tegenslag voor ons. ’

‘Dat is ons opgevallen, ’ zegt Harry. Harry krijgt er genoeg van om naar al die onzin te luisteren. Hij wil ter zake komen. ‘Waarom hebt u ons hier laten komen? ’

‘We denken nog steeds dat onze positie sterk is. Begrijp me niet verkeerd, ’ zegt Tate.

‘Belde u daarom? Om ons te vertellen dat u nog steeds sterk staat in deze zaak? ’ vraag ik.

Hij kijkt Tannery even aan en glimlacht. ‘Nee. Ik heb u hier laten komen om over een mogelijke oplossing te praten. Zoals het nu is, kan uw cliënt er niet zeker van zijn dat hij met de schrik vrijkomt. Begrijp me niet verkeerd; Eppersons dood heeft flink wat stof laten opwaaien. Misschien is de bewijsvoering niet meer zo eenduidig als tevoren, maar we hebben altijd nog de kabelbanden in zijn zak, het spanwerktuig in zijn garage, het feit dat hij en het slachtoffer onenigheid hadden. De medische gegevens wijzen erop dat de ledematen vakbekwaam van het lichaam zijn verwijderd. Al met al hebben we de jury heel wat te bieden. ’

‘We hebben dus een hele berg te beklimmen. Wat biedt u ons aan? ’

‘Een oplossing die uw cliënt een zekerder resultaat oplevert, ’ antwoordt hij.

“Wat? U gaat het gif direct in zijn hart spuiten, in plaats van in zijn arm? ’

‘En als we de doodstraf nu eens uitsluiten? ’ zegt Tate. ‘Bijvoorbeeld levenslang zonder mogelijkheid van vervroegde vrijlating. ’

‘Geen denken aan, ’ zeg ik.

Tate kijkt Tannery nog eens aan. De blikken die ze uitwisselen, wekken bij mij de indruk dat dit niet Tannery’s idee was. Hij weet dat hun positie niet sterk genoeg is om hierover te onder-

handelen, maar je kunt het Tate niet kwalijk nemen dat hij het probeert.

‘Goed. Tweedegraads moord, ’ zegt hij. ‘We laten alle bijzondere omstandigheden vallen, en hij krijgt vijftien jaar tot levenslang. Met goed gedrag kan hij over tien jaar vrij zijn. Beter kan hij het niet krijgen. ’

Ik kijk hem zwijgend aan, met een Mona Lisa-glimlach op mijn gezicht.

‘Goed, dan maken we het nog aantrekkelijker. ’ Tate weet niet wanneer hij moet ophouden met praten. ‘Als jullie cliënt zich schuldig verklaart en met ons meewerkt, zijn wij bereid hem niets in de zaak-Epperson ten laste te leggen. ’

‘Hoe kan hij met u meewerken? ’ vraag ik.

‘Hij kan ons vertellen wat er is gebeurd. ’

‘Geen probleem. Epperson heeft zelfmoord gepleegd, ’ zeg ik.

‘En u gelooft dat? ’

“Voor zover ik weet, hebben veronderstellingen op grond van wat ik geloof geen bewijskracht. Maar als u naar de feiten kijkt, zult u zien dat het zelfmoord was. Zijn er aanwijzingen dat Epperson geen zelfmoord heeft gepleegd? ’

Tate heeft geen goede advocatenogen. Misschien heeft hij daarom de rechtszaal de rug toegekeerd om politicus te worden. Zijn grote bruine ogen zeggen nee.

Hij slikt, schraapt zijn keel en kijkt Tannery aan. ‘Evan, misschien moet jij hier iets over zeggen. ’

Tannery schuift wat dichter naar ons toe. ‘Het is een gunstige regeling, ’ zegt hij tegen mij. De duivel tegenover me, de duivel bij mijn oor.

‘Ik ga hiermee naar mijn cliënt, ’ zeg ik.

‘Zul je het aanbevelen? ’ vraagt Tannery.

‘Nee. ’

“Waarom niet? ’

‘Omdat jullie bewijsvoering in het slop is geraakt. Ik zou geen goede advocaat zijn als ik zo’n regeling zou aanbevelen. ’

Tannery kijkt me met grote ogen aan.

‘Alle getuigenverklaringen over het zogenaamde motief van mijn cliënt om Kalista Jordan te doden, en het zogenaamde raciale genetische onderzoek dat de jury tegen hem in zou nemen - dat is allemaal weg. Zonder Epperson is alles wat Tanya Jordan heeft verklaard informatie uit de tweede hand. Zo houden jullie alleen wat nylon kabelbanden en een spanwerktuig over, de dingen die jullie in de garage van de verdachte hebben gevonden, en het feit dat Crone en Jordan niet goed met elkaar konden opschieten. In het ergste geval kan dat voor een ernstig geval van professionele naijver doorgaan. Sterker nog, wisten jullie dat Epperson haar heeft gevraagd met hem te trouwen? Dat ze hem een paar dagen voor haar verdwijning heeft afgewezen? ’

Ik kan aan hun gezichten zien dat dit nieuw voor hen is.

‘Wie heeft je dat verteld? ’ vraagt Tannery.

‘Als je dat wilt weten, vertellen we het je wel in de rechtszaal, ’ antwoord ik. Aan de andere kant hebben jullie een zelfmoord-brief die op Eppersons computer is getypt en waarin hij toegeeft dat hij haar heeft vermoord. ’

“Niet ondertekend, ’ zegt Tate.

‘Zijn op Eppersons toetsenbord de vingerafdrukken van iemand anders gevonden? ’

Doodse stilte.

‘Ik dacht al van niet. Verder zijn er nog de fysieke sporen op de plaats van het delict, die consistent zijn met zelfmoord. En er zijn de kabelbanden en het spanwerktuig die bij Epperson gevonden zijn. ’

‘Dat komt allemaal wel heel mooi uit, ’ zegt Tate.

‘Of het nu mooi uitkomt of niet, de jury ziet er waarschijnlijk wel een grond tot gerede twijfel in. ’

Ik wacht even of ze dat willen tegenspreken. Ze doen het niet.

‘Ik vat die stilte op als instemming, ’ zeg ik. ‘En de rechter heeft u opdracht gegeven alle andere gegevens die u omtrent Eppersons dood in uw bezit hebt uiterlijk morgenvroeg aan ons over te dragen. Ik zou zeggen dat wij er vrij goed voorstaan. Ik denk dat we zullen wachten. ’

Tate kijkt ons met venijnige kraaloogjes aan. ‘We laten de moord op Epperson niet zomaar schieten, ’ zegt hij.

‘Dat wordt dan een probleem voor u. ’

‘Waarom? ’

‘Omdat u zult moeten bewijzen dat het moord was en dan een getuige zult moeten vinden die bereid is meineed te plegen. ’

“Waar hebt u het over? ’

‘Ik heb het over een getuige die bereid is mijn cliënt met de moord op Epperson in verband te brengen. Professor Crone zat ten tijde van het delict opgesloten. ’ Ik kijk naar Tates ogen. Als hij iets achter de hand heeft, laat hij dat niet blijken. Misschien hebben ze Aaron Tash ergens zitten, in de bibliotheek of een andere kamer, terwijl Harry en ik wachten. Maar misschien konden ze hem niet bang genoeg maken om zijn medewerking af te dwingen, of hij weet niets, al heb ik, nu ik hem op straat heb gezien, mijn twijfels wat dat laatste betreft.

Het kan ook zijn dat ze hem ergens veilig hebben opgeborgen, in de hoop dat wij hen aan iets zullen helpen dat ze kunnen gebruiken om hem onder druk te zetten, bijvoorbeeld als ze tegen hem kunnen zeggen dat Crone een deal heeft gesloten en dat hij, Tash, misschien in zijn eentje voor de moord op Epperson moet opdraaien.

‘Dus u bent niet bereid een akkoord te sluiten? ’ vraagt Tate.

‘Niet op die voorwaarden, ’ zeg ik.

Hij leunt in zijn stoel achterover, zuigt wat lucht in zijn longen en krabt met de achterkant van zijn nagels over zijn wang, a la

Marlon Brando in The Godfather. Al zijn bewegingen zijn goed ingestudeerd.

“Weet u, ’ zegt hij, ‘ook als uw cliënt onder Jordan uitkomt, kan hij nog voor Epperson worden berecht. ’

Wat we doen lijkt op het spelletje van het elkaar recht in de ogen kijken om te zien wie dat het langst volhoudt, en hij heeft zojuist geknipperd door toe te geven dat ze de zaak-Jordan niet kunnen winnen.

‘Dat zal hij dan met zijn volgende advocaat moeten bespreken, ’ zeg ik tegen hem.

Tate glimlacht en schudt zijn hoofd. ‘De pers heeft veel belangstelling voor deze zaak gehad. ’

Ik kan bijna horen hoe de vonken tussen de synapsen in zijn hoofd heen en weer springen, met sliertjes rook als ze doorbranden.

‘Die publiciteit kan alleen maar erger worden als hij wordt vrijgesproken, ’ zeg ik. ‘Als u naar een jury gaat en het bewijsmateriaal presenteert, zal de pers zich afvragen waarom u dat doet, en mijn cliënt ook. Die verliest waarschijnlijk zijn baan op de universiteit. Een levenslange betrekking. ’

“We hebben het over een vrouw die haar leven heeft verloren, ’ zegt Tate.

‘Nee, we hebben het over bewijzen die u niet hebt. ’

Tate heeft zich lang genoeg in dit vak gehandhaafd om te weten wanneer hij zijn verlies moet accepteren. Als hij in het licht van de nieuwe bewijzen blijft aandringen, en hij verliest, dan krijgt het openbaar ministerie misschien een eis tot schadevergoeding van acht cijfers voor de komma wegens ongeoorloofde vervolging en misbruik van rechtsgang aan de broek.

Op dit moment is Tate het toonbeeld van een aanklager die in de puree zit, en dat weet hij zelf ook. Daarom heeft hij ons bij zich laten komen. Als hij akkoord gaat met een verzoek om de aanklacht in te trekken, krijgt hij daar misschien moeilijkheden

mee als later blijkt dat Crone wel degelijk betrokken was bij Eppersons dood. Een goede verdediger zou de confrontatie met Tates officier van justitie niet uit de weg gaan en in zijn slotpleidooi aan de jury vragen waarom de aanklager, toen de verdachte in een eerder proces terechtstond wegens moord, bereid was geweest de aanklacht in te trekken. Het antwoord zou kunnen zijn: Dat was een andere zaak. Maar als Crone zo’n slechterik was, waarom lieten ze hem dan gaan? Veroordeling of geen veroordeling, het openbaar ministerie zou er niet goed uit naar voren komen, en Tate is de belichaming van het openbaar ministerie.

‘Ik moet erover nadenken, ’ zegt hij.

‘Ik zou er niet te lang over nadenken. Morgenvroeg krijgen we het bewijsmateriaal, alles wat u over de dood van Epperson hebt ontdekt. Daarna zal mijn cliënt zeker niet bereid zijn een akkoord te sluiten. Als u niet over rotsvast bewijs beschikt, zult u de zaak moeten intrekken of in de problemen komen als hij wordt vrijgesproken. Het districtsbestuur zal niet blij zijn wanneer blijkt dat er miljoenen belastingdollars zijn verspild aan een proces dat op niets is uitgelopen. ’

Hij probeert een beroep te doen op de discretionaire bevoegdheid die hij als aanklager heeft, de soevereine immuniteit. Harry en ik gaan aan de andere kant van de kamer op de bank zitten en doen alsof we niet horen hoe Tate van Tannery te horen krijgt dat die bescherming door recente jurisprudentie is aangetast. Aanklagers die misbruik maken van hun discretionaire bevoegdheid kunnen langdurige gevangenisstraf krijgen. Tates gezicht spreekt boekdelen. Hij leunt in zijn stoel achterover en gebaart met zijn vinger om ons te laten weten dat we weer bij hem kunnen komen. Harry en ik lopen door de kamer en gaan weer zitten.

‘Nou, wat gaan jullie voor ons doen als we akkoord gaan met een soort regeling? ’

‘U dient een verzoek in om de aanklacht in te trekken? ’

'We sluiten ons niet bij zo’n verzoek aan, ’ zegt Tate. ‘Maar we verzetten ons er ook niet tegen. Daarbij baseren we ons op de gegevens die momenteel bij ons bekend zijn, en op het belang van het recht. ’

‘Uiteraard. ’ Ik denk over mijn verschillende mogelijkheden na. We moeten ze een of ander bot toewerpen. ‘Met het voorbehoud dat ik mijn cliënt om instemming zal moeten vragen -hij zal afstand doen van zijn recht om civiele actie tegen het openbaar ministerie te ondernemen omdat hij gearresteerd is en aan dit proces is onderworpen. ’

Ik kijk aandachtig naar Tates ogen. Hij knippert niet eens. ‘Goed. ’ Hij komt uit zijn stoel, schudt mijn hand en grijnst van oor tot oor.

Ik besef op dat moment dat het allemaal een show was, een rookgordijn. Dit was het waar het Tate om begonnen was, al vanaf het moment dat hij deze kamer binnenkwam: dat Crone geen schadevergoeding zal eisen. Wat is er toch in vredesnaam aan de hand?

De volgende morgen stellen we de regeling tot in details op. Harry en ik zitten bij Crone in het huis van bewaring. Hij is blij met het geluk dat hem ten deel is gevallen, maar wil dat ik met de universiteit ga praten over zijn terugkeer. Ik waarschuw hem dat hij het paard niet achter de wagen moet spannen. Hij is volkomen bereid om afstand te doen van zijn recht om schadevergoeding te eisen, maar we wijzen hem toch op de verschillende kanten van de zaak. Cliënten in zo’n situatie staan altijd te springen om alles op te geven, mits ze maar weer meteen hun vroegere leven kunnen oppakken. En dat kan bijna nooit.

‘En als ze je niet terug willen nemen? ’ vraag ik.

‘Wat bedoel je? ’

‘De universiteit. ’

‘Waarom zouden ze dat niet willen? ’

‘Er is nog steeds de klacht wegens seksuele intimidatie die door Jordan is ingediend. ’

‘Maar je zei dat die klacht tegelijk met haar was gestorven. ’

‘Ja, maar ze zijn nu gewaarschuwd. ’

Wat bedoel je? ’

‘Je kunt het vergelijken met een hond die een keer iemand bijt, ’ zegt Harry. ‘Daarna ben je er nooit meer zeker van dat het beest het niet nog een keer zal doen. Stel dat je een huisdier hebt, een klein hondje. Dat hondje heeft nog nooit iemand aangevallen of gebeten. Op een dag komt er een buurjongen in je tuin. De hond valt hem aan en bijt hem. Niemand weet waarom; misschien pestte die jongen hem. De ouders stappen naar de rechter. Die ene beet kost je misschien niet zoveel. Maar nu heb je een probleem. Je weet dat je hond een keer heeft gebeten. Je weet nu dat hij gevaarlijke neigingen heeft. De volgende keer dat hij iemand bijt en die persoon tegen je procedeert, verlies je misschien je huis. ’

‘Je bedoelt dat ik zoals die hond ben? ’

We bedoelen dat de universiteit het misschien zo ziet. Misschien denken ze dat ze het risico beter niet kunnen nemen. Als ze je terugnemen en een ander personeelslid dient later een klacht tegen je in wegens seksuele intimidatie of discriminatie, kan dat je werkgever op een grote financiële aderlating komen te staan. Bij de universiteit is veel te halen. ’

‘Kunnen ze dat doen? Ik bedoel, ik heb een levenslange aanstelling. ’

‘Ze kunnen doen wat ze willen. De vraag is of de rechter je een schadevergoeding wegens het verlies van je baan zal toekennen, en of je je die procedure kunt veroorloven als het erg lang duurt. ’

Hij denkt daarover na. ‘Hoe lang zou het duren? ’

‘Het zou jaren kunnen duren. Hoorzittingen bij de admini-

stratieve rechter, procedures bij de rechtbank, beroepszaken. En het zou je een fortuin kunnen kosten. ’

‘Het geld is geen probleem, ’ zegt hij. ‘Maar de tijd wel. Zou ik op het centrum kunnen blijven werken, in mijn oude baan, terwijl die procedures aan de gang zijn? ’

‘Dat betwijfel ik, ’ antwoord ik. ‘Dat zou afhangen van het standpunt van de universiteit, en van wat de rechters bepalen. ’ “We weten dus niet of ze me terug zullen nemen, ’ zegt hij. ‘Nee, dat weten we niet, maar de aanklagers willen vanmiddag een reactie op hun aanbod. ’

“Wat moet ik doen? ’

‘Je kunt maar één ding doen, ’ zegt Harry, ‘en dat is akkoord gaan. We vertellen je dit alleen maar omdat je, als je je baan verliest, geen schadevergoeding van het openbaar ministerie kunt eisen omdat ze je ten onrechte van een misdrijf hebben beschuldigd. ’

‘Dat geeft niet, ’ zegt hij. ‘Het geld kan me niet schelen. ’

‘Dat is mooi. Dan heb je niets te verliezen, ’ zegt Harry. Crone zakt onderuit op zijn stoel. ‘Nee. Ik heb mijn positie te verliezen, mijn reputatie. ’

Daar hebben Harry en ik geen antwoord op.

Wat bedoel je, hij was undercover? ’ vraag ik.

‘Hij werkte in de speciale eenheid voor bendes in het huis van bewaring. ’Je kunt aan Tannery zien hoe moeilijk hij het de afgelopen dagen heeft gehad. Hij ziet er niet goed uit. Hij is net een geslagen hond, zoals hij daar met gebogen schouders voor de rechter staat. Tate heeft dit misschien niet verwacht, maar Tannery krijgt nu een pak slaag voor dingen die hij waarschijnlijk niet heeft gedaan.

Harry en ik, Tannery en De Angelo zijn in de raadkamer van rechter Coats. Coats zit achter zijn bureau en zijn ogen boren gaatjes door de officier van justitie.

Ik ga er hard tegenaan. ‘Edelachtbare, wij zijn niet ingelicht. Ze hadden in het huis van bewaring een undercover-agent die met mijn cliënt praatte. Ze verzamelden informatie die ze tegen hem wilden gebruiken zonder dat wij werden ingelicht. ’

Waar klaag je over? ’ zegt Tannery. We staan op het punt om de aanklacht tegen je cliënt in te trekken op grond van informatie die we via die agent hebben verkregen. We zijn ervan overtuigd dat je cliënt niet betrokken is bij de dood van Epperson. En wat dat andere betreft’ — hij heeft het over de moord op Jordan — ‘lijkt het erop dat we tegen een muur zijn gelopen. ’ Harry en ik hebben Tannery hier tegen zijn zin naartoe gesleept. Voordat we tijdens de zitting de puntjes op de i zetten van het akkoord, wilden we weten wat de politie over Eppersons dood achterhield. De rechter vond ook dat onze cliënt daarvan in kennis moest worden gesteld, opdat hij er gebruik van zou

kunnen maken als ze hem later op die aanklacht zouden arresteren. Toen hij met die eis werd geconfronteerd, moest Tannery wel toegeven dat de politie zich aan ernstig wangedrag had schuldig gemaakt.

De blonde viking blijkt een undercover-agent te zijn. Hij is in het huis van bewaring gezet om te infiltreren in de bendes die daar gedijen. Dat is de reden waarom Tate zo graag zaken wil doen. De man is in meer geïnfiltreerd dan in alleen de Aryan Brotherhood.

Harry en ik hadden goede reden om ons zorgen te maken over Crones gebrek aan discretie. Het schijnt dat hij de viking gebruikte om informatie aan Tash door te geven, een lijst van cijfers die leek op de lijsten die ze in het bijzijn van Harry en mij hadden uitgewisseld.

Tate koesterde dezelfde verdenkingen als wij, met dit verschil dat hij ernaar handelde. Hij kopieerde de cijfers en stuurde ze naar militaire encryptiedeskundigen. Hij deed een diepgaande ontdekking. De lijst bevatte genetische codes.

Voordat hij zijn informatie terugkreeg, had hij in zijn kantoor een korte ontmoeting met Tash. Dat was op de dag dat wij daar waren. En daar in die vergaderkamer speelde Aaron Tash open kaart. Ze hoefden maar één keer te laten doorschemeren dat hij misschien wegens medeplichtigheid aan moord zou worden aangeklaagd, en alle handelsgeheimen verdwenen als sneeuw voor de zon. Tash vertelde Tate precies waar ze aan werkten.

Het werd Tate duidelijk dat de twee mannen niets anders uitwisselden dan werk. Dat was de reden waarom Tate bereid was alles op te geven in ruil voor de toezegging dat Crone geen civiele procedure zou starten. Tate wist dat hij hem niet voor de moord op Jordan veroordeeld kon krijgen. Bovendien leek het er sterk op dat noch Crone noch Tash iets met Eppersons dood te maken had.

‘U ziet het probleem? ’ vraagt Coats. Hij kijkt Tannery aan.

‘Ik wist het zelf pas vanochtend, edelachtbare. ’

‘U bedoelt dat meneer Tate u niet had ingelicht? ’

Tannery wil geen namen noemen, zeker niet die van zijn baas. ‘Het was alleen op de hoogste niveaus bekend. ’ Hij heeft het over de undercover-agent in het huis van bewaring. ‘Alleen bij mensen die er echt van moesten weten. Anders zou het leven van die man geen cent waard zijn geweest. ’

‘Niettemin was hij een politieman die met mijn cliënt praatte, ’ zeg ik tegen Coats. ‘Hij verzamelde informatie van professor Crone terwijl ik er niet bij was, terwijl de politie wist dat hij door mij werd vertegenwoordigd. Dat is een duidelijke schending van zijn recht op verdediging. Dit was niet zomaar een verklikker in de gevangenis. Dit was een ambtenaar van de politie. ’

‘Het was een zinloze operatie, meneer Tannery. Wat hoopte uw dienst te bereiken? ’

Tannery heeft geen antwoord op de vraag van de rechter. ‘Als u iets had ontdekt, zou u het niet hebben mogen gebruiken, ’ zegt Coats. ‘Ik zou die informatie niet hebben toegelaten. Of misschien wilde u het me niet vertellen? ’

Dat is altijd het probleem met illegaal verkregen bewijs. Als de politie er niets over vertelt en ze een onafhankelijke bron kunnen vinden, ook al is die bron besmet door hun illegaal gedrag, kom je er misschien nooit achter.

‘Het openbaar ministerie had de plicht om het bekend te maken, ’ zeg ik.

‘Ja, dat weet ik ook wel, meneer Madriani. ’ Coats is woedend. ‘Je kunt geen Chinese muur in je kantoor oprichten en dan beweren dat je van niets wist. Ik zal u eens wat vertellen, meneer Tannery: deze afspraak gaat niet door. Als professor Crone tegen het openbaar ministerie wil procederen, zal ik zorgen dat hij daartoe alle gelegenheid krijgt. Als u de aanklacht wilt intrekken, doet u dat zonder voorwaarden te stellen. ’

‘Daar heb ik het gezag niet voor, ’ zegt Tannery.

‘Belt u dan naar uw kantoor om het gezag te krijgen. ’

Ze kijken elkaar over het bureau aan.

Harry’s ogen beginnen te glinsteren. Als je goed kijkt, zie je kleine dollartekentjes — weer een civiele procedure in de maak.

‘Wat hebben ze nog meer op de plaats van het delict gevonden? ’ vraagt de rechter.

‘Als u geen bezwaar hebt, laat ik dat aan inspecteur De Ange-lo over, ’ zegt Tannery. Hij is bang dat hij iets ondoordachts tegen Coats zal zeggen en wegens minachting van de rechtbank in de gevangenis zal worden gegooid.

Tannery loopt naar de deur om op de griffie naar Tate te bellen. Ik zou best willen meeluisteren.

‘Zeg tegen hem dat als hij vragen heeft hij gerust naar me toe kan komen. Ik zal de zaak graag met hem bespreken, ’ roept Coats hem achterna.

‘Dat lijkt me niet nodig, ’ antwoordt Tannery.

‘Laten we hopen van niet, ’ zegt de rechter. ‘En nu u. ’ Hij kijkt De Angelo aan, die inmiddels een deemoedige indruk maakt.

‘Ze hebben niet veel gevonden, edelachtbare. Een afdruk in de modder. Zo te zien een werkschoen. Een grote zool in de zachte grond bij een van de watersproeiers in het park, niet te ver van het kruis vandaan. Ze weten nog niet van wie die afdruk is. Waarschijnlijk van een van de plantsoenarbeiders. We weten het niet zeker. ’ Hij kijkt in zijn aantekeningen. ‘Dat is het. De rest hebt u al. ’

In het begin van de middag leidt een contingent bewaarders Crone door een tunnel onder de straat naar het gerechtsgebouw. Omdat de jury er niet bij zal zijn, draagt onze cliënt een oranje gevangenisoverall. Zijn benen zijn door een ketting met elkaar verbonden en zijn handen zijn aan een ketting om zijn middel geboeid. Die kettingen worden weggehaald en hij wordt naar de stoel tussen mij en Harry aan de verdedigingstafel geleid. Ik kan

aan zijn gezicht zien dat hij voelt dat er iets gebeurd is, al weet hij niet wat dat is.

De journalisten zitten weer op de voorste rij. Die is voor hen gereserveerd. Omdat het zo druk is, hebben enkele verslaggevers genoegen moeten nemen met een plaats op de rijen daarachter. Een van de journalisten probeert de lege jurybank binnen te glippen, maar dat staat de parketwacht niet toe.

Er zijn de gebruikelijke rechtszaalgroupies, voor het merendeel gepensioneerden die niets beters te doen hebben dan de gang van zaken in het gerechtsgebouw te volgen. Het is de beste show in de stad.

Er zijn ook mensen van de universiteit. Ik herken iemand, een vrouw die verantwoordelijk is voor juridische zaken. Ze is nooit een vaste bezoekster geweest en als ze er was, hield ze zich verre van Crone. Ze praatte nooit met hem en maakte aantekeningen, ongetwijfeld om alles door te geven aan haar superieuren op de universiteit.

Ik zie een paar nieuwe gezichten op de voorste rij, verslaggevers die politiezaken doen en die zich nu voor Crones proces interesseren omdat het misschien in verband staat met Epper-sons dood. Zoals Harry en ik verwachtten, vraagt Tate nu om een onderzoek door een lijkschouwer. Op die manier probeert hij de verantwoordelijkheid te spreiden. Als de lijkschouwer verklaart dat het zelfmoord was, zouden Tate en het openbaar ministerie uit de problemen zijn.

“Wilt u ópstaan? ’ roept de parketwacht. Coats komt met grote stappen uit de gang die naar zijn kamer leidt en neemt op het podium plaats. Hij gaat zitten, schuift zijn bril recht en opent de map die hem door de griffier wordt aangereikt.

‘Ik begrijp dat er in deze zaak een regeling is getroffen. Is iedereen aanwezig? ’

Tannery staat op en verklaart dat hij aanwezig is. Ik doe hetzelfde.

‘Ik heb begrepen dat u een verzoek wilt indienen, meneer Tannery. ’ Coats kijkt hem over zijn brillenglazen heen aan.

De aanklager kijkt even naar mij, alsof ik hem misschien zal redden. Dit hoorde niet bij de afspraak, maar alles is nu veranderd.

‘Edelachtbare, ’ zegt Tannery, ‘het openbaar ministerie verzoekt u de aanklachten, alle aanklachten tegen de verdachte in deze zaak, in het belang van het recht in te trekken. ’

‘Aldus geschiedt, ’ zegt Coats. ‘De verdachte is van de aanklachten vrijgesproken. Hij mag gaan. ’

De woorden van de rechter gaan bijna verloren in het tumult achter ons. Na twee maanden komt er zomaar een eind aan het proces. Er wordt niets uitgelegd, niemand wordt voor de moord op Kalista Jordan veroordeeld, en David Crone is een vrij man.

De pers verdringt zich achter het houten hekje. Sommige journalisten rennen naar de camera’s buiten de zaal. Tannery, die nog achter zijn tafel staat, wordt omringd door de schrijvende pers.

‘Er komt een verklaring van het openbaar ministerie. Verder heb ik momenteel niets te zegen. ’ Ik kan hem tussen die journalisten zien staan. Hij probeert zijn papieren in zijn aktetas te stoppen en gebruikt de tas als een schild om zich een weg uit de zaal te banen.

Als ik me omdraai en opkijk, is het podium leeg. Coats is al verdwenen.

Crone maakt een verdoofde indruk. Misschien is nog niet goed tot hem doorgedrongen wat hij zojuist heeft gehoord. Mensen uit het publiek komen naar voren en buigen zich over het hek om hem op de rug te kloppen en te feliciteren. Hij draait zich om, herkent niemand van hen, maar glimlacht. Dan kijkt hij mij aan.

‘Dat is het? ’

Ik knik.

‘Het is voorbij? ’

‘Ja. ’

Een van de bewaarders komt naar voren en tikt Crone op de schouder. ‘Ais u mij wilt volgen? We halen uw kleren, uw persoonlijke bezittingen. ’

Als hij opstaat, ben ik even bang dat hij in elkaar zal zakken. Hij brengt zich in evenwicht door met beide handen op de rand van de tafel te steunen. Twee andere bewaarders gaan naast hem staan en proberen de pers van hem weg te houden, die hem nog steeds met vragen bestookt.

‘Hoe voelt u zich nu? ’

‘Goed, ’ zegt hij. ‘Goed. ’

'Wat gaat u nu doen? ’

Crone kijkt hen aan. Hij heeft geen flauw idee.

‘Gaat u naar de universiteit terug? ’

‘Ik hoop het. ’

‘Hebt u iets te zeggen tegen de politie die u arresteerde, of tegen het openbaar ministerie? ’

Crone schudt alleen zijn hoofd.

Voordat ze nog meer vragen kunnen stellen, leiden de bewaarders hem naar de deur van de jurykamer, waar ze verdwijnen. Vandaar zullen ze hem langs een andere route, dus niet langs de cellen van het gerechtsgebouw, naar het huis van bewaring terugbrengen.

Wij zijn de laatste betrokkenen die weggaan, en de pers stort zich nu op Harry en mij. ‘Ziet u dit als een overwinning? ’

‘Mijn cliënt is vrij. Ik zie dat als een goed resultaat. ’

‘Hebt u iets te zeggen tegen Tanya Jordan, de moeder van het slachtoffer? ’

“Wat kan ik zeggen? Ze heeft de gewelddadige dood van haar enig kind moeten doormaken. Natuurlijk leven we met haar mee. ’ Ik zeg dat niet zomaar. Op dat moment staat Sarah me voor ogen. ‘Ik kan me niet voorstellen hoe het voor een ouder moet zijn om op die manier een kind te verliezen, zelfs een kind dat al volwassen is. We hopen en bidden dat de politie de persoon of personen vindt die daarvoor verantwoordelijk zijn en dat de schuldigen worden gestraft. ’

Harry maakt onze laatste doos met papieren dicht en zet hem op de vloer voor de jongen met het steekwagentje. Een van de bewaarders zal een oogje op de dozen houden tot ze naar ons kantoor worden teruggebracht.

We gaan op weg naar de deur, bestookt door vragen. We banen ons een weg tussen de verslaggevers door en komen in de gang. Als we buiten komen, staan we op de trappen tegenover een massa microfoons en camera’s. Een van de verslaggevers vraagt om een verklaring.

‘Het is mijn overtuiging dat mijn cliënt terecht is vrijgelaten, ’ zeg ik.

‘Had u liever een uitspraak van de jury gehad? ’

‘Ik ben tevreden met het resultaat. Iedere dag waarop je cliënt als vrij man naar huis gaat, is een goede dag. ’

‘Gaat professor Crone naar de universiteit terug? ’

‘Ik neem aan dat hij dat zal doen, als hij het wil. ’

“Willen ze hem terug hebben? ’

‘Ik zou niet weten waarom niet. ’ Ik kies voor diplomatie in plaats van openhartigheid.

Een verslaggeefster van een plaatselijk televisiestation laat me een paar van mijn uitspraken herhalen, zodat haar camera, die niet goed had gewerkt, een en ander voor het nageslacht kan vastleggen.

Harry en ik hebben ons eindelijk door de menigte heen gewerkt.

‘Niet slecht, ’ zegt hij. ‘Hoe wist jij van die undercover-agent in het huis van bewaring? ’

‘Dat wist ik niet. Maar ik vermoedde dat Tate iets had, anders zou hij niet zo gemakkelijk hebben toegegeven. ’

‘En die civiele eis? ’

‘Ik vind dat we dat voorzichtig moeten aanpakken. We moeten Crone de tijd geven om de draad weer op te pikken. Wie weet, misschien neemt de universiteit hem wel terug. In dat geval zou hij niet veel schadevergoeding kunnen vragen. Trouwens, ik geloof niet dat hij veel kans zou maken. Ze hebben bewijsmateriaal in zijn huis gevonden, en getuigen verklaarden dat hij en Jordan ruzie hadden. Er was wel degelijk gerede aanleiding voor een arrestatie. ’

‘Alleen al zijn advocatenkosten is bijna een bedrag met zes nullen, ’ zegt Harry. ‘ En je hebt Coats gehoord. ’

‘Ja, hij is woedend. Maar als je de zaak morgen aan hem zou voorleggen, zou je een ander antwoord krijgen. Trouwens, op de een of andere manier kan ik me niet voorstellen dat Crone gaat procederen. Ik denk dat hij voorlopig geen rechtszaal meer kan zien. ’

Harry ziet er moe uit. ‘Zullen we wat gaan drinken? ’ zegt hij.

‘Dat zou ik graag doen, maar ik moet Sarah ophalen. Ik bel je vanavond thuis. ’

Hij draait zich om en loopt naar zijn auto. Onder het lopen zwaait hij met zijn aktetas. Als je hem zo ziet weglopen, in het licht van de vallende avond, is Harry net een kleuter die op weg van school naar huis is.

Ik haal Sarah van school en we eten in het winkelcentrum. Omdat ze van plan is naar een slaapfeestje van een jarig vriendinnetje te gaan, kopen we een cadeautje en gaan dan naar huis. Ze pakt haar spullen bij elkaar, doucht en verkleedt zich terwijl ik pogingen doe het cadeau feestelijk te verpakken.

Om half acht zet ik haar bij haar vriendinnetje af en ga dan naar kantoor. Ik heb geleerd zulke extra tijd, als Sarah bij anderen is, te gebruiken om te werken, opdat er zoveel mogelijk tijd overblijft die ik met haar kan doorbrengen. Mijn dochter wordt zienderogen groter. Er is niet veel tijd meer over. Op een dag is ze er opeens niet meer. Dan is ze gaan studeren of getrouwd.

Ik besluit het kantoor op te ruimen en een beetje te werken, zodat ik op zaterdag vrij ben en iets met haar kan doen.

De felle lichten op Orange Avenue stralen een etherische gloed uit in de avondmist die van de Stille Oceaan komt aandrijven. Het is druk op de weg. Vrijdagavond: een ononderbroken stroom auto’s rijdt naar het parkeerterrein bij de Del Coronado aan de overkant. Het dak in de vorm van een bruidstaart, de opzichtige versieringen, de twinkelende lichtjes, de palmbomen die wuiven in de oceaanbries — dat alles heeft de uitstraling van een fantasiewereld, een spinnenweb dat de toeristen als vliegen naar zich toe lokt.

Aan de andere kant van de straat, de stille kant, zoemt en flikkert het blauwe neonbord van Miguel’s Cocina. Ik loop onder de poort van adobe door en kom in de tuin die naar het kantoor leidt. Harry en ik zitten hier ver van de andere advoca-

ten in de stad vandaan. We hebben een kleine cabana aan een binnenplaats, tussen een aantal andere bedrijven. We geven geen geld uit aan ons imago. Als cliënten een luxe kantoor belangrijk vinden, kunnen ze naar de firma’s in de grote kantoorgebouwen aan de andere kant van de brug gaan.

De lamp van de kleine veranda van onze cabana is aan. Er komt muziek uit de bar van Miguel’s, en achter de ramen van het Brigantine, waar de eerste gasten aan tafel gaan, zie ik het schijnsel van kaarslicht.

Ik ga de twee treden naar de houten veranda op en steek mijn sleutel in het slot. Ik tast in het donker naar de lichtschakelaar en haal hem over. De tl-lampen aan het plafond gaan flikkerend aan en laten de receptie in een fel licht baden.

De jongen met de steekwagen heeft zijn werk gedaan. Zes dozen met papieren staan tegen de muur gestapeld, overgebracht vanuit het gerechtsgebouw. Het deksel van een van de dozen ontbreekt. Het ligt op het bureau van de receptioniste, samen met een stel papieren die er lukraak verspreid naast liggen. Blijkbaar is Harry toch nog even naar kantoor gegaan, maar werd hij moe en ging hij weer weg. Ik vraag me af of hij bij Miguel’s is, of in de bar van het Brigantine. In dat geval komt hij straks terug.

We hebben een grote opslagloods op een paar kilometer afstand moeten huren voor ons archief, en we komen alweer ruimte te kort. Maandag zullen de secretaresses deze dozen met Harry doornemen, de dingen die belangrijk zijn opzij leggen, de rest weggooien en de overgebleven papieren door de jongen naar de opslagruimte laten brengen. Een van de secretaresses zal de dozen van nummers voorzien en een beschrijving van de inhoud in een computerbestand opnemen, zodat we, als we iets nodig hebben, het gemakkelijk terug kunnen vinden. We bewaren die papieren minstens zes jaar. Ook de vriendelijkste cliënt op aarde kan een proces wegens nalatigheid tegen je aanspan-ncn. Strafpleiters die beroepszaken doen, zullen je vertellen dat het je plicht is om je eigen onbekwaamheid toe te geven als je op die manier kunt helpen je cliënt uit de gevangenis te krijgen. Ik heb die filosofie nooit aangehangen, al zal ik mijn dossiers meteen aan ze overdragen als ze erom vragen.

Ik loop bij de dozen vandaan en ga naar mijn kantoor. Het is daar een ramp. Ik maak de deur open, doe het licht aan en neem de chaos in ogenschouw. Al wekenlang stapelt mijn correspondentie zich op. Ik heb dingen uitgesteld tot na Crones proces. Het blad van mijn bureau ziet eruit als Sixth Avenue na een ticker tape parade. Overal ligt papier.

Het probleem is altijd: waar moet je beginnen? Ik hang mijn jas aan de haak, stroop mijn mouwen op en begin met het bakje voor inkomende post. Ik pak een stapeltje papieren, binnengekomen brieven. De secretaresse heeft al die enveloppen opengemaakt, de inhoud eruit gehaald, opengevouwen en met een nietje in de linker bovenhoek aan elkaar geniet, met de envelop er ook nog bij, want soms is het belangrijk om de datum van een poststempel te weten. Het bakje is boordevol en ernaast liggen aparte stapels onbeantwoorde brieven.

Ik pak de kleine dictafoon. In het apparaatje blijkt geen mini-cassette te zitten. Ik kijk in de la van mijn bureau. Ze zijn op.

Ik ga naar de receptie en begin daar in de laden naar een lege cassette te zoeken. Dan hoor ik het: de klik van een metalen la die wordt dichtgeschoven. Het komt uit Harry’s kamer. Blijkbaar is hij binnengekomen zonder dat ik hem zag of hoorde.

Ik ga naar de kamer, maak de deur open en zie Harry’s silhouet. Om de een of andere reden staat hij in het donker achter zijn bureau.

‘Waarom doe je het licht niet aan? ’

Hij geeft geen antwoord. Ik sta daar te glimlachen en Harrystaat daar in het donker met een of ander raar ding op zijn hoofd - Harry’s nieuwste speeltje, dat een lichtstraal op zijn bureau

werpt. Zijn hoofd komt omhoog en de straal schijnt recht in mijn ogen. Ik scherm ze met mijn hand af. Dan besef ik dat het Harry niet is. Het silhouet is te groot, met brede schouders, al gaat de rest van hem in de schaduw verloren. Het enige dat ik kan zien, is dat silhouet in het licht van Miguel’s dat achter hem door het raam naar binnen valt.

Gedurende een seconde blijven we roerloos staan. Tijd en ruimte zijn bevroren. We staan daar naar elkaar te kijken, en dan laat de adrenaline zich gelden. Het is nu een kwestie van vechten of vluchten.

Hij neemt een besluit en draait zich om naar het open raam achter hem, met zijn knie op het dressoir. In een oogwenk is de helft van zijn lichaam door de opening. Voor iemand die zo groot is, is hij snel en lenig.

“Wat krijgen we nou...? ’ Met nonchalante bravoure loop ik om het bureau heen. Ik trap op iets dat groot en zacht is. Ik struikel en haal met mijn hand uit naar de indringer, voordat hij door de raamopening heen is. Ik grijp hem bij zijn arm, net boven de pols. Stom, natuurlijk. Ik verlies mijn greep, maar mijn vingers krijgen iets te pakken dat hij in zijn hand heeft, een map, papieren. Ik geef er een ruk aan. De blote huid van mijn hand heeft meer greep dan de stof van zijn handschoen. Ik win en de map komt los.

Voordat ik besef wat er gebeurt, treft zijn andere vuist me precies in het midden van mijn borst, met de kracht van een goederentrein, lijkt het wel. Ik vlieg achterover, tegen het bureau aan, kom er met mijn zitvlak op terecht en belandt plat op mijn rug op het bureaublad. Mijn borstbeen doet zo’n pijn dat ik denk dat er iets gebroken is. Het laatste dat ik zie, is het verblindend felle licht op zijn hoofd, en duisternis achter dat licht. Dan is hij weg.

Het duurt enkele ogenblikken voordat ik mezelf weer onder controle heb. De adrenaline verdooft de pijn. Ik ga moeizaam rechtop staan en buig me uit het raam. Een lichtstraal beweegt zich nog even wild door de struiken, en dan is dat ook weg.

Ik strompel om het bureau heen naar de deur, mijn onderarmen tegen mijn borst gedrukt, piepend ademhalend, vechtend tegen de pijn. Ik kom bij de deur en maak hem open; de ene voet voor de andere. Ik wankel de veranda op. Nadat ik me tegen het hek in evenwicht heb gebracht, kijk ik in de richting van de hoogpoort, naar de straat. Er is niets. Uit Miguel’s komen nog steeds muziek en vrolijke stemmen. Wie het ook was, hij is weg.

Pas als ik een paar minuten met trillende knieën op een stoel in de receptie heb gezeten, weet ik zeker dat ik niets heb gebroken. Ik ga voor de spiegel in het toilet staan, trek mijn overhemd uit en kijk naar mijn borst. Er vormt zich al een bult in het midden. Als ik die bult aanraak, gaat er meteen een scherpe pijn door me heen. De volgende dag zal ik daar een kneuzing zo groot als Connecticut hebben. Op mijn rug, bij mijn nieren, zit een bloeduitstorting die ik nu pas voel. Toen ik viel, ben ik blijkbaar tegen iets scherps op het bureau terechtgekomen.

Ik loop langzaam door de gang naar Harry’s kantoor om de schade in ogenschouw te nemen. Ik houd me in evenwicht door me aan de muren vast te houden, tast om de deurpost heen naar de schakelaar en doe het licht aan.

Binnen heerst een grote chaos. Er liggen papieren en mappen op de vloer achter Harry’s bureau, afkomstig uit een van de archiefkasten. Boeken zijn van het dressoir op de vloer gegooid en daarnaast ligt een bureaulamp, met de gloeilamp aan scherven.

Pas nu het licht aan is, zie ik hem. Op de vloer aan de andere kant van het bureau ligt Harry’s ineengezakte lichaam.

Ik loop om het bureau heen, op papieren stappend, en kniel achter Harry’s lichaam op de vloer neer. Hij ligt roerloos in foetushouding. Eerst ga ik na of hij ademhaalt. Beweegt zijn borst? Ik kijk naar de kreukels van zijn overhemd. Ik kan het niet met zekerheid zeggen. Misschien zien mijn ogen wat mijn hersenen willen dat ze zien.

Ik buig me over hem heen, rol hem op zijn rug. Zijn ogen zijn dicht. Ik beweeg één ooglid voorzichtig met mijn duim omhoog. De oogbal is in zijn hoofd teruggerold. Ik kan zijn pupil niet zien.

De oogbal valt terug, als een figuurtje in een fruitautomaat. Harry beweegt. Zijn hand gaat in een reflex omhoog om zijn ogen tegen het felle licht van de tl-buizen te beschermen. Hij kreunt.

Ik help hem te gaan zitten. ‘Rustig maar. Zo blijven zitten. ’

“Waar ben ik door geraakt? ’ vraagt hij.

Ik betast de onderkant van zijn nek. Hij huivert. ‘Jezus. Voorzichtig. ’

Harry heeft aan de onderkant van zijn schedel een bult ter grootte van een sinaasappel.

‘Iets hards, ’ zeg ik. ‘Heb je zijn gezicht gezien? ’

‘Nee. ’ Hij grijpt naar zijn achterhoofd, betast het voorzichtig en kijkt dan op zijn vingers of er bloed is. Dat is er niet.

‘Het laatste dat ik me herinner, ’ zegt hij, ‘is dat ik binnenkwam. Ik geloof dat ik het licht aan deed. Daarna kan ik me niets meer herinneren. ’

De man sloeg Harry neer zodra hij binnenkwam en sleepte zijn bewusteloze lichaam toen hierheen om hem uit de weg te hebben.

‘Heeft hij iets meegenomen? ’ vraagt Harry.

‘Weet ik niet. ’

‘En jij? ’ Harry kijkt naar mijn ontbloot bovenlijf.

‘Ik had wat meer tijd om te reageren, ’ antwoord ik. ‘Niet dat ik daar veel aan heb gehad. ’

‘Heb je hem gezien? ’

‘Alleen een schim. En zijn vuist. Die was erg groot, en hard. Hoe voel je je? ’

‘Dat weet ik pas als ik probeer op te staan. ’ Harry zit tegen de muur, achter het bureau. Hij trekt zijn knieën op om zich omhoog te duwen. Ik help hem overeind.

Harry kreunt. Ik laat hem in de bureaustoel plaatsnemen. Hij laat zijn hoofd zakken. Het bloed stroomt erheen. ‘Ik voel me alsof er een gebouw op me is gevallen. ’

‘Je zult je nog een paar dagen beroerd voelen. Misschien moeten we naar het ziekenhuis. ’

‘Nee. ’

‘Misschien heb je een hersenschudding. ’

‘Ben je ooit op een vrijdagavond in een ziekenhuis geweest? Dan zitten we er morgenvroeg nog. En dan sturen ze me naar huis en zeggen ze dat ik twee aspirientjes moet nemen. ’ Hij rekt zijn hals uit, draait zijn hoofd heen en weer, kijkt of alles nog werkt. ‘Het enige dat ik nodig heb is een nieuw hoofd. ’

Met enige pijn lukt het me het raam achter zijn bureau dicht te krijgen en vast te zetten. Ik zie krassen op de onderkant van het kozijn, waar het raam is geforceerd.

We kunnen de politie bellen en hen naar vingerafdrukken laten zoeken, maar dat zou tijdverspilling zijn. De man droeg handschoenen.

Ik stap over de rommel heen tot ik weer voor het bureau sta

en kijk naar een bruine map van A4-formaat. De inhoud zit er nog in, bevestigd met een Acco-klem die door de bovenkant van de map is geslagen en vervolgens met tape is vastgeplakt. Het is de map die ik uit de hand van de indringer trok vlak voordat hij me stompte.

Met enige moeite buk ik me en raap hem op. De map heeft geen etiket. In plaats daarvan is het woord ‘Subsidieaanvraag’ op de buitenkant geschreven. Het handschrift is bekend — het is dat van mijzelf.

Ik sla de map open en begin erin te bladeren. Negentig seconden later, na elf bladzijden, beginnen de stukjes plotseling op hun plaats te vallen.

Ik ga met de map naar de receptie. Op de balie, naast het deksel van de open doos, liggen een aantal financiële documenten die op Crones werk betrekking hebben, de financiële jaarverslagen. Die zaten in onze dozen met papieren. Ik kijk naar de map die ik in mijn hand heb en daarna naar het recentste jaarverslag.

Op grond van wat ze wisten - de onschuldige genetische informatie die door Tash en Crone in het huis van bewaring werd uitgewisseld — concludeerden Tate en zijn officieren van justitie dat William Epperson zelfmoord had gepleegd. Dat kon wel eens de grootste fout zijn die Tate in jaren heeft gemaakt.

Als ik Harry’s kamer weer binnenkom, zit hij diep voorovergebogen in zijn stoel en probeert hij de zoemtoon uit zijn hoofd te krijgen. Ik pak de telefoon en bel inlichtingen. Ik kijk op mijn horloge; het is nu bijna negen uur. Ik krijg een geautomatiseerde stem aan de lijn. “Welke plaats? ’

‘La Jolla, ’ probeer ik.

“Welke naam? ’

‘Aaron Tash. ’ Eigenlijk wil ik zijn adres weten.

‘Een ogenblik alstublieft. ’

Er gaan enkele seconden van stilte voorbij.

“Wie bel je? ’ vraagt Harry.

Voordat ik antwoord kan geven, klinkt de stem van een telefoniste aan de andere kant van de lijn.

‘Sorry, die naam komt niet op onze lijst voor. ’

‘Probeer San Diego. ’

‘Een ogenblik. ’ Ze gaat het na.

‘Sorry. Niets. ’

Hij zou overal kunnen wonen, in Escondido, in Carlsbad. Er zijn meer dan tien verschillende telefoonboeken voor deze regio.

‘Dank u. ’ Ik hang op en denk even na. Dan pak ik de telefoon weer en draai een ander nummer. Intussen vraag ik me af wat ik ga zeggen als iemand antwoord geeft. Hij gaat vijf keer over. Niemand neemt op. Ik laat hem zeven en dan negen keer overgaan. Er is niemand thuis. Ik denk aan de duistere mogelijkheden. Ik wil er niet aan denken.

“Wie bel je? ’

‘Hebben we een privé-nummer of een adres van Aaron Tash? ’

‘Weet ik niet. Waarschijnlijk wel, ’ zegt Harry. ‘De gerechtsdeurwaarder zal het wel hebben gekregen. ’

‘Denk je dat je het kunt vinden? ’

‘Het zit waarschijnlijk in een van die dozen. ’ Harry hijst zich overeind. Ik houd hem in evenwicht. Samen schuifelen we naar de receptie. Terwijl ik mijn overhemd aantrek, zoekt Harry in de dozen. Hij doet er even over. Hij moet gaan zitten om zichzelf onder controle te krijgen, want zijn benen voelen aan als rubber. Na enkele minuten vindt hij wat hij zoekt, een ontvangstbewijs van een dagvaarding die we Tash hadden gestuurd voor het geval dat we hem als getuige zouden oproepen.

Hij draait het formulier om en legt het voor me op de balie. Tash’ privé-adres staat erop. Ik had gelijk. Hij woont in La Jolla. Blijkbaar heeft hij een geheim nummer.

‘Hoe voel je je? ’ vraag ik Harry.

‘Beter, ’ zegt hij.

‘Kun je een ritje maken? ’

‘Als jij rijdt. ’

Tien minuten later rijden Harry en ik in Harry’s Toyota in hoge vaart over de 1-5. We zigzaggen tussen het verkeer door.

‘Ik zou maar oppassen, ’ zegt hij. ‘Tenzij je geflitst wilt worden. En ik kots ook liever niet over mijn eigen voorbank. ’ ‘Sorry, maar we hebben niet veel tijd. ’ Ik neem de linkerbaan en probeer de snelheid op te voeren om voor de verkeersstroom uit te blijven. ‘Ik weet het niet zeker, niet zeker genoeg om de politie te bellen, maar als ik me niet heel sterk vergis moet onze bezoeker nog een adres afwerken. ’

‘Hoe zit dat dan? ’ Harry ziet een beetje groen. Hij zit met zijn hoofd in zijn handen.

“We hadden het de hele tijd al kunnen weten. Jordan en Ep-person concurreerden om geld voor verschillende delen van het onderzoeksproject. Ze hadden concurrerende aanvragen ingediend en vroegen om geld dat Crone opzij had gelegd. Ik besefte dat pas toen ik vanavond de papieren doorkeek. Tot een maand voordat Kalista Jordan werd vermoord was er een overschot aan geld. Geen groot overschot, maar genoeg. Honderdachtduizend en nog wat, volgens de cijfers. Daar ging de ruzie tussen Jordan en Crone over. ’

‘Geld? ’ vraagt Harry.

Ik knik. ‘Ik heb geen harde bewijzen, maar ik denk dat ik weet wat er gebeurd is. Crone had het overschot uitgespaard op fondsen die oorspronkelijk voor hun budgetten bestemd waren. Jordan kwam erachter. Ze ging naar hem toe en ze kregen ruzie. Toen Crone weigerde het geld alsnog ter beschikking te stellen, nam ze papieren uit zijn kantoor weg. Ik denk dat het financie-ringspapieren waren, waarschijnlijk condities voor de subsidie van Cybergenomics. Jordan vond dat ze recht had op dat geld en ze was van plan het in handen te krijgen. Ze probeerde Crone onder druk te zetten, maar hij hield voet bij stuk. Ze was kwaad. Het werd een vete. Uiteindelijk diende ze die klacht wegens seksuele intimidatie in. Waarschijnlijk viel hij haar wel lastig, maar dat had niets met seks te maken. Hij wilde die papieren terug hebben. Ze wilde ze niet aan hem geven, en hij wilde zijn financiële beslissingen niet terugdraaien. In Crones ogen was het zijn project. Hij had het voor het zeggen.

En dus ging ze naar Epperson, en samen dienden ze aanvragen in om het geld terug te krijgen. Ze gingen waarschijnlijk om Crone heen naar het universiteitsbestuur. Jordan ging een beetje lobbyen. Crone was niet erg populair in die bestuurskringen, en uiteindelijk kreeg ze gedaan dat de fondsen toch naar hun onderzoek gingen. Plotseling was het overschot verdwenen. ’

‘Ik begrijp het niet, ’ zegt Harry. ‘Waarom hield Crone geld achter? ’

‘Omdat ik hem dat had gevraagd. ’

‘Wat? ’

‘Het ging om Penny Boyd - het onderzoek naar kinderen met Huntington. Crone had het geld daarvoor gevonden door in Jordans stuk van de taart te snijden. Ze kreeg haar deel terug en het kinderproject verviel. ’

Harry kijkt me aan. Terwijl de bult op zijn achterhoofd zichtbaar pulseert, beginnen de details tot hem door te dringen.

‘Er stonden drie handtekeningen onder de uiteindelijke aanvraagformulieren, ’ ga ik verder. ‘Jordan en Epperson tekenden de aanvragen om het geld terug te krijgen. Maar Crone moet hebben geweigerd daarmee akkoord te gaan, want ook toen de universiteit opdracht gaf de fondsen terug te storten, tekende hij het formulier niet dat daarvoor nodig was. Dat liet hij Tash doen. ’

Harry kijkt me vragend aan.

Wat hij niet besefte, ’ zeg ik, ‘is dat Tash daarmee zijn eigen doodvonnis tekende. ’

Het dringt plotseling tot Harry door.

‘Ik besefte het pas toen ik alle stukjes aan elkaar paste en ze combineerde met het gesprek dat ik met Frank Boyd had gehad. Hij was helemaal over zijn toeren, maar ik wist niet hoe ver heen hij was. ’

‘Het was Boyd, ’ zegt Harry.

Ik knik. ‘Dat drong pas vanavond tot me door. Hij moet gek zijn geworden toen het project voor Penny werd opgeheven. Hij was ervan overtuigd dat het haar leven zou redden. Ik probeerde hem duidelijk te maken dat het niet meer dan een minieme kans was, maar hij wilde niet luisteren. Ik had het moeten weten toen hij zei dat hij wilde scheiden. ’

‘Hij vermoordde Jordan omdat hij haar de schuld gaf van de opheffing van het project, ’ zegt Harry.

‘En Epperson, en ieder ander die misschien een vinger in de pap had gehad. Ik vermoed dat hij vanavond naar ons kantoor kwam omdat hij dacht dat wij erachter waren gekomen. ’

Waarom dacht hij dat? ’

‘Omdat jij die map van Doris had opgehaald, die map die ze je gaf en die ik bij hen thuis had achtergelaten toen ik samen met Crone de oorspronkelijke papieren opstelde. In die map zat alles: de projectaanvraag voor het kindergedeelte van het Hun-tington-onderzoek, de kopieën van de aparte verzoeken van Jordan en Epperson. Ik had Doris die map laten houden omdat de papieren niets met onze praktijk te maken hadden. Het waren geen juridische dossiers. Zij en Frank hadden er duidelijk meer belang bij dan ik. En al die tijd zag Frank hoe het geld voor zijn ogen opdroogde.

Ik denk dat hij pas hoorde dat jij die map had opgehaald toen hij ernaar ging zoeken. Waarschijnlijk vroeg hij het aan Doris. Ze vertelde hem natuurlijk waar de map was. ’

‘Nog een wonder dat hij me niet heeft vermoord, ’ zegt Harry.

‘Hij kon het geestelijk niet aan en ging door het lint. ’

Harry kijkt me met grote ogen aan.

‘Hij was informatie aan het verzamelen. Waarschijnlijk dacht hij dat hij nog één kans zou krijgen om een betrokkene te pakken te krijgen voordat we hem aangaven en de politie hem inrekende. Toen ik daar vanavond aankwam, was het deksel van een van de dozen in de receptie afgehaald. Jij hebt dat niet gedaan. Hij kreeg jou te pakken voordat je de lichten aandeed. Dus het was Frank. Hij heeft dezelfde papieren gezien als ik, de dingen die jij van de universiteit kreeg: de papieren met Tash’ handtekening, de papieren waardoor het geld werd teruggestort en het project werd opgeheven. Ze lagen open op het bureau. Ze zaten niet in het dossier dat ik aan Doris gaf. Hij kan niet meer helder denken. Waarschijnlijk denkt hij nu dat Tash er van het begin af achter heeft gezeten. ’

Tash woont in een appartementencomplex op de rotsachtige kust een paar kilometer onder het dorp en even ten zuiden van een plaats die de surfers en de plaatselijke bevolking Wipe-out Beach noemen.

Harry en ik hebben twintig minuten nodig om het te vinden. We moeten twee keer stoppen om de weg te vragen. Als we de straat eindelijk vinden, staan we opnieuw voor een labyrint. De flats in het enorme complex lijken allemaal als twee druppels water op elkaar, met nummers op de postbussen aan de voorkant.

We vinden tenslotte het gebouw waarin Tash’ appartement zich bevindt en parkeren aan de voorkant.

“Waarschijnlijk is hij met Crone diens vrijlating aan het vieren, ’ zegt Harry.

‘Laten we het hopen. ’

Ik loop naar de deur.

‘Laten we er even over nadenken, ’ zegt Harry. “We kunnen de politie bellen. ’

‘En wat wou je dan zeggen? Tate en Tannery zijn op dit moment niet bepaald in de stemming om naar mijn theorieën over de zaak te luisteren. Reken maar niet dat ze op grond van een paar papieren een opsporingsbevel tegen Boyd zullen uitvaardigen. Bovendien hebben zij ook niet met Frank gesproken zoals ik heb gedaan - dat gesprek waarin hij aankondigde te gaan scheiden om onder de medische rekeningen uit te komen. De man was wanhopig. ’

Het is het probleem dat elke aanklager in dit stadium zou hebben. Omdat ze Crone maandenlang in de gevangenis hebben laten zitten en hem op beschuldiging van een ernstig misdrijf terecht hebben laten staan, voelen ze er natuurlijk weinig voor om in de openbaarheid te treden en te zeggen: ‘O ja, we hebben een andere dader gevonden. ’ Dat zullen ze niet gauw doen, ook al is het de echte dader.

“Wat ga je trouwens tegen Tash zeggen als je hem vindt? ’ vraagt Harry.

‘Om te beginnen zeg ik tegen hem dat hij voor de komende nacht een hotelkamer moet nemen. En Crone ook. Ik weet niet precies wat Frank van plan is, maar ik kom daar liever niet pas achter nadat het gebeurd is. Morgen probeer ik Tate te spreken te krijgen. Het is zaterdag, de kantoren zijn dicht, maar hij moet op de een of andere manier te bereiken zijn. Misschien kan ik hem overhalen Boyd op te pakken, al is het alleen maar voor ondervraging. ’

‘Als het zit zoals jij denkt, is de man krankzinnig, ’ zegt Harry.

‘Dat denk ik ook. Ik zal de politie op alle mogelijke manieren waarschuwen. ’ Als ze Frank benaderen, denk ik dat hij door het lint zal gaan. Als ze hem veilig in hechtenis willen nemen, zullen ze voorzichtig te werk moeten gaan.

‘En zijn gezin, Doris en de kinderen? ’ vraagt Harry.

‘Daar heb ik over nagedacht. Ik heb al geprobeerd naar Franks huis te bellen. Er werd niet opgenomen. ’

‘Je denkt dat hij ze iets heeft aangedaan? ’

‘Ik weet het niet. Ik hoop dat Doris ergens met de kinderen naartoe is. Het lijkt erop dat Frank op dit moment nog maar één kant op kan. Ik denk dat hij zijn vizier op Tash heeft gericht. Voor zijn gevoel is het een race tegen de klok. Ik ga bij Doris kijken zodra we hier klaar zijn. ’

‘Dat kan riskant worden. ’

‘Weet ik. Ik kan je ergens afzetten voordat ik daarheen ga. ’

‘Vergeet het maar, ’ 2egt Harry. ‘Zolang je maar weet dat ik geen kogels voor je ga tegenhouden. ’

Ik glimlach naar hem. ‘Laten we kijken of we Tash kunnen vinden. ’

Als Harry en ik de portieren van de auto openmaken, horen we het bulderen van de branding aan de andere kant van het complex. De flatgebouwen staan daar op de rotsen boven het strand. We kijken naar de nummers op de brievenbussen. Ze staan in groepjes bij elkaar, per adres, met het nummer van het desbetreffende appartement op elke bus.

We vinden Tash’ brievenbus. Appartement 312.

‘Derde verdieping. Helemaal boven, ’ zegt Harry.

We volgen het looppad naar de deur van het gebouw. Als we daar aankomen, blijkt hij op slot te zijn.

“We kunnen wachten tot er iemand naar buiten komt, ’ zegt Harry.

Op de muur naast de deur zit een luidspreker van een inter-comsysteem, met belknoppen en bordjes waarop met podood namen zijn geschreven.

Ik druk op een van de nummers op de tweede verdieping en wacht even. Er reageert niemand. Ik probeer een andere bel. Een stem komt door de intercom.

‘ja? ’

Ik kijk naar een andere naam, ditmaal op de eerste verdieping, en hoop dat ze elkaar niet kennen. ‘Ik ben meneer Symington van 108. Ik heb mijn sleutel in het slot van mijn appartement laten zitten. Zou u me binnen kunnen laten? ’

Er komt geen antwoord, maar een seconde later is er een korte zoemtoon te horen en springt het slot van de voordeur open. Harry geeft een ruk aan de deur en we zijn binnen. We gaan vlug de trap op, voordat de man op de tweede verdieping kan kijken wie er is binnengekomen.

Als we op de bovenste verdieping zijn, hijgen we allebei.

Harry houdt zijn achterhoofd vast alsof hij bang is dat het uit elkaar zal spatten. Ik voel me alsof een linebacker keihard tegen me aan is gelopen, met zijn helm tegen mijn borst. We leunen tegen de muur om op adem te komen.

‘Gaat het? ’ vraag ik.

‘Ja. Ik moet weer gaan joggen. ’

“Wanneer heb jij ooit gejogd? ’

‘Als kind, ’ zegt Harry, en hij knipoogt naar me.

Ik kijk naar het nummer op de deur tegenover de trap. Tash’ appartement is naar rechts. We lopen door de gang en doen ons best om de vloer niet te laten piepen. We komen langs vier deuren, twee aan elke kant van de gang, en zijn dan bij 312. Tash woont helemaal achter, met uitzicht op de oceaan.

Er zit een kijkgaatje in het midden van de deur, ongeveer op ooghoogte. Ik buig me naar voren en kijk erdoor. Met mijn handen om de lens om het licht tegen te houden probeer ik van buiten naar binnen te turen. Het enige dat ik zie, is licht en schaduw. Zo te zien is er binnen geen enkele beweging. Een paar stippen en strepen van licht. Daar zijn blijkbaar lampen aangelaten.

‘Zie je wat? ’

Ik schud mijn hoofd. Ik houd mijn oor tegen de deur en luister. Niets.

“We kunnen gewoon aankloppen, ’ fluistert Harry.

Ik houd mijn hand omhoog en schud mijn hoofd.

Verder naar rechts zijn nog twee deuren van appartementen. Daarachter wordt de gang breder en vormt een T. Zachtjes loop ik naar het kruispunt in de gang. Aan de ene kant, in de kruisende gang die in de richting van de voorkant van het gebouw gaat, zijn twee liftdeuren. De andere kant op, richting oceaan, zie ik een schuifdeur die naar een veranda leidt.

Ik loop naar de schuifdeur. Harry komt achter me aan. Ik haal het knipje van de deur, schuif hem open en stap het balkon op.

Er komt een frisse bries van de Stille Oceaan. De bries slaat tegen de rotsen onder ons en komt dan omhoog. Ik schuif de deur dicht, en Harry en ik kunnen praten.

“Wat doen we? ’ zegt hij.

Ik kijk naar de balkonkant van Tash’ appartement. Het is een afstand van zo’n tien meter. Ik kan van hieruit zien dat de schuifdeur naar zijn appartement een eindje open staat.

‘Ik wil in dat appartement rondkijken. ’

‘Hoe? ’

Ik kijk naar het balkon naast het balkon waar Harry en ik op staan. Er zit zo’n een meter tachtig tussen de metalen hekken, met drie verdiepingen lager de ruige rotsen en de witte branding die daar tegenaan slaat. Ik zou twee van die afstanden moeten overbruggen om op Tash’ balkon te komen. Het is niet zo’n grote afstand, maar als je mis grijpt, is het wel een diepe val.

‘Je bent gek, ’ zegt hij.

‘Weet jij een andere manier om daar binnen te komen? ’

‘We kunnen op de bel drukken. Op de deur kloppen. ’

‘En als Boyd daar binnen is? Dan vermoordt hij Tash meteen. Snijdt zijn keel door en gooit hem van het balkon. ’ Terwijl ik tegen Harry praat, schuif ik de riem uit de lussen van mijn broek. Die riem is van leer, ongeveer vier centimeter breed.

‘Geef me je riem, ’ zeg ik tegen Harry.

‘Ik ga daar niet heen. ’

‘Nee, jij niet. Ik ga alleen. ’

‘Zolang dat maar duidelijk is. ’ Harry trekt zijn riem uit de lussen van zijn broek en geeft hem aan mij. Ik maak de twee riemen aan elkaar vast door het uiteinde van de ene riem door de gesp van de andere te trekken, de tong door het eerste gaatje te steken en er hard aan te trekken om er zeker van te zijn dat deze constructie mijn gewicht kan dragen. Vervolgens sla ik de riem om het stalen hek en maak de uiteinden aan elkaar vast. Ik breng ze op de juiste lengte en kijk dan Harry aan.

“Wens me geluk. ’ Ik hijs me over de reling en zet mijn voeten tussen de smeedijzeren stangen, zodat mijn tenen nog op de betonnen bodem van de veranda rusten. Harry heeft me bij één arm vast en kijkt me aan alsof ik gek geworden ben. Hij heeft ongetwijfeld gelijk.

Ik schuif mijn rechtervoet in de lus die door de riemen wordt gevormd en test hem uit door eerst een klein beetje opzij te zwaaien. Ik voel de pijn in mijn borst op de plaats waar Boyds vuist me heeft getroffen.

En terwijl mijn gewicht op mijn voet in de riem rust en ik mijn ene hand dicht bij Harry op de reling heb, zwaai ik een keer opzij en kom terug. En daarna nog een keer. Bij de derde poging krijg ik de reling van het andere balkon te pakken. Ik zet mijn voet daar tussen de stangen en nog geen twee seconden later ben ik over de reling.

Ik geef Harry een teken dat hij de riemen moet losmaken, en hij gooit ze voorzichtig naar me toe. Ik bevestig de riemen aan de reling aan de andere kant, bij Tash’ appartement. Ik kijk met opzet niet naar beneden, al valt het niet mee om het geluid van de bulderende branding in de diepte te negeren.

Ik zwaai opzij. Ditmaal krijg ik de reling bij de tweede poging te pakken. Ik zet mijn andere voet tussen de stangen en hijs me over de reling. De riemen heb ik nu achter me gelaten; ze hangen aan de reling van het andere balkon. Ik kan alleen nog weg komen via de deur van Tash’ appartement.

De schuifdeur staat zo’n tien centimeter open. De verticale lamellen van de zonwering zijn zo afgesteld dat ik alles in één richting kan zien, de rechterkant van de kamer. Links wordt het zicht belemmerd door de schuinstaande lamellen die dansen en kletteren in de zeebries.

Verder is er geen beweging in de huiskamer. Twee lampen zijn aan. Ik trek mijn schoenen uit en stap naar de andere kant van het balkon. Als ik hier door de heen en weer waaiende lamellen kijk, zie ik langgerekte stukjes van de keuken. Hoewel ik niet alles kan zien, zijn er geen schaduwen, en de lampen in de keuken zijn allemaal aan. Als er een energiecrisis is, zou je dat aan Tash’ flat niet zeggen.

Er is een kleiner raam, een meter of zo van de schuifdeur vandaan. Daardoor kan ik in de slaapkamer kijken. Hoewel er in die kamer geen licht brandt, kost het me geen moeite om iets te zien, want er valt licht uit de hal naar binnen. Het bed is netjes opgemaakt. Ik zie de deur van de badkamer. Er is niemand thuis.

Ik geef Harry een teken door met mijn hoofd te schudden. Hij staat op het eerste balkon te kijken. Ik maak met een gebaar duidelijk dat ik naar binnen ga. Hij knikt.

Ik pak mijn schoenen op, schuif zachtjes de deur open en stap tussen de verticale lamellen door.

Ik concentreer me op de voorkant van het appartement, de hal rechts van me, de keuken links. Terwijl ik daar op mijn sokken loop en mijn tenen diep in het hoogpolige tapijt van Tash’ huiskamer laat zakken, vraag ik me af wat ik in godsnaam aan het doen ben. Hoe haal ik het in mijn hoofd om bij een vreemde in te breken en met mijn schoenen in mijn hand door zijn huiskamer te lopen.

‘Hallo, Paul. ’

Als ik me omdraai, is hij achter me. Frank Boyd zit in een hoge oorfauteuil in de hoek, met zijn rug tegen de muur en helemaal links van de schuifdeur: de enige blinde hoek in de kamer. Op zijn schoot heeft hij een kort dubbelloops jachtgeweer en de loop daarvan wijst nonchalant in mijn richting. Hij heeft zijn vinger buiten de trekkerbeugel, maar wel zo dichtbij dat ik geen ruzie met hem ga maken.

‘Ik hoopte dat je niet zou komen, ’ zegt hij. Franks gezicht is met diepe lijnen doorgroefd. Het is een vermoeid, uitgeput gezicht dat geen enkele emotie toont, een levenloos masker. Zijn haar, dat in geen maanden een kapper heeft gezien, hangt slordig over zijn oren. Hij heeft een wilde blik in zijn ogen, de glazige blik van een junglekat op zoek naar prooi.

‘Ik hoop dat ik je geen pijn heb gedaan, ’ zegt hij.

Ik glimlach. ‘O nee. Helemaal niet. ’ Ik strijk over mijn borst. ‘Alleen een lichte kneuzing. ’

‘Dat is goed. Waarom heb je je schoenen in je hand? ’

Ik kijk er met een zuur glimlachje naar. Dan trek ik een grimas en haal mijn schouders op. ‘Ik weet het niet. ’

‘Misschien kun je ze beter aantrekken. ’

‘Mag ik gaan zitten? ’

Hij knikt. ‘Natuurlijk. ’

Ik loop achteruit door de kamer van hem vandaan en laat me op een bank zakken.

“Wanneer had je het door? ’ vraagt hij.

‘Had ik wat door? ’

‘Neem me niet in de maling. ’

‘O, je bedoelt... ’

‘Ja. ’

Ik haal diep adem. “Vanavond. ’

Als hij verrast is, is dat niet aan zijn gezicht te zien.

“Toen ik alle papieren bij elkaar legde en ernaar keek, ’ zeg ik. ‘Je bedoelt, als ik niet naar jullie kantoor was gekomen, zou je niet... ’

Ik schud mijn hoofd.

Hij wendt met een raadselachdg grijnslachje zijn ogen af, een en al verwondering. ‘Daar sta ik van te kijken. Toen je die map uit mijn huis had opgehaald, meende ik zeker te weten dat je erachter was gekomen. ’ Weer die lege blik in zijn ogen, alsof hij pogingen doet om in de tijd terug te reizen. ‘Ik hoorde dat Crone is vrijgekomen. Het was op de radio. ’

‘Eerder vandaag, ’ vertel ik hem.

‘Dat is goed. Het heeft me nooit lekker gezeten dat hij de schuld kreeg van iets wat hij niet had gedaan. Ik moest daar iets

aan doen. Dat is me vrij goed gelukt, vind je niet? ’

‘Je bedoelt dat zelfmoordbriefje? ’

Hij knikt. ‘Ik was nooit goed in typen. Ik deed er nogal lang over. Eén vinger tegelijk. Maar ja, hij ging toch nergens meer heen. Hij was een grote kerel. Ik was bang dat de ladder niet hoog genoeg zou zijn. Het briefje — ik moest oefenen om het goed te krijgen. Ik had het thuis met de hand geschreven en nam het mee naar hem toe. Dat printen was verrekte lastig. Het scheelde niet veel of ik belde Doris om te vragen of ze me via de telefoon kon helpen. Dat zou een domme vergissing zijn geweest. ’

‘Doris weet het niet? ’

‘Ze heeft geen idee. ’

“Waarom heb je dit allemaal gedaan, Frank? ’

“Wat bedoel je? ’ Hij zegt het alsof het zijn dagelijks werk is om twee mensen te doden en voorbereidingen te treffen om een derde te doden.

‘Ik bedoel Kalista Jordan. ’

‘Ze zette het programma stop. Penny’s programma. Wat had ik dan moeten doen? Gewoon toekijken? ’

Ik ga daar niet op in. Zijn vinger glijdt naar de trekker toe. Ik probeer een ander onderwerp.

‘Hoe gaat het met Doris? ’

‘Wat? ’

‘Doris en de kinderen? ’

‘O. Het gaat goed met ze. Goed. ’

‘Waar waren ze vanavond? Ik probeerde ze te bellen. ’

‘Doris is de stad uit. Ze heeft de kinderen meegenomen. ’ “Waar zijn ze heen? ’

‘Een paar dagen ertussenuit. Ze moest even weg. Ze is naar haar moeder in Fremont. We hadden ruzie. ’

Ik weet niet of ik hem moet geloven of niet. ‘Is ze vanavond vertrokken? ’

Hij kijkt me aan alsof hij die vraag niet helemaal begrijpt. “Welke dag is het? ’ vraagt hij.

‘Het is vrijdagavond. ’

‘O. ’ Hij denkt even na. ‘Ik denk dat ze een paar dagen geleden vertrokken is. ’

“Waar hadden jullie ruzie over? ’

‘Die map, ’ zegt hij.

‘Die map over Penny’s project? ’

Hij knikt. Ik zie dat hij huivert zodra de naam van zijn dochter valt. Blijkbaar heb ik een rauw plekje op zijn ziel getroffen. “Wanneer denk je dat hij thuiskomt? ’

Wie? ’

‘Aaron Tash, ’ zegt hij. ‘De man wiens huis dit is. ’

‘Ik weet het niet. Misschien is hij het hele weekend weg. ’ Frank kijkt me aan alsof dat geen prettig idee is. ‘Hij is geen goed mens, Paul. Hij heeft een eind gemaakt aan het project voor Penny. Hij wilde het geld. ’

‘Dat is niet zo, ’ zeg ik tegen hem. Ik kijk of ik tekenen van woede in zijn ogen heeft. Hij kijkt me argwanend aan. ‘Hij heeft wat papieren getekend, maar hij wist niet wat hij tekende. ’

‘Dat zeg je alleen maar omdat je hem wilt redden. ’

‘Nee. Ik zeg het omdat het de waarheid is. ’

‘Ik wil daar niet naar luisteren. ’

‘Professor Crone probeerde Penny’s project te laten doorgaan. Andere mensen gaven hem opdracht de financiering stop te zetten. ’

“Wie? ’

‘Dat weet ik niet. Zij wisten ook niet wat ze deden. ’

‘Ik geloof je niet, ’ zegt hij.

‘Denk je dat professor Crone probeerde Penny kwaad te doen? ’

‘Nee. ’

‘Denk je dat ik probeerde Penny kwaad te doen? ’

“Nee, ’ zegt hij. ‘Dat is idioot. ’

‘Dan kun je ook niet geloven dat Aaron Tash probeerde haar kwaad te doen. ’

“Waarom is ze dan dood? ’

Ik zucht. ‘Er zijn geen simpele antwoorden. ’

‘Ik wil er niet over praten. ’ De loop van het geweer gaat op en neer, tikt wild tegen zijn knie. Hij heeft een vreemd soort schemerlicht in zijn ogen. Ik kan me voorstellen dat Kalista Jordan datzelfde licht in zijn ogen zag toen ze geen adem meer kon krijgen.

“We kunnen niet veel langer wachten. ’ Hij zegt het alsof we een afspraak met Tash hebben en hij ons laat zitten.

“Waarom ga je niet naar huis? Om wat te slapen? Waarschijnlijk voel je je dan veel beter. ’

‘Ik kan niet slapen. Ik heb het geprobeerd. Trouwens, dacht je dat ik achterlijk was? Waarom heb je de politie niet gebeld? ’ “Waarom zou ik dat willen doen? ’

Hij kijkt me aan, weet niet wat hij moet zeggen — alsof ik hem heb gevraagd een van de diepe mysteries van de kosmos op te lossen.

‘Ik ben ingehuurd om professor Crone te verdedigen. Ik heb mijn werk gedaan. Dat is nu voorbij. ’

Hij knikt alsof dat volkomen logisch is. Dan houdt zijn hoofd opeens op met bewegen. “Waarom ben je hier dan heen gekomen? ’

‘Ik was op zoek naar professor Crone. ’

Een duistere blik. Wat zou Crone in Tash’ huis te zoeken hebben? ‘Hoe ben je buiten gekomen? Daar? ’ Hij wijst met de loop van het geweer naar de schuifdeur en het balkon.

‘Ik was daar de hele tijd al. ’

‘Je bedoelt, toen ik binnenkwam? ’

Ik knik. Op dit moment wil ik alles wel proberen. ‘Ik hoorde je niet binnenkomen. ’

‘Ja. Ik gebruikte wat gereedschap. ’

“Waarom leg je dat niet neer? ’ Ik wijs naar het geweer.

Hij kijkt ernaar en kijkt dan naar mij. Aan zijn gezicht kan ik zien dat hij betwijfelt of die twee goed samengaan. Een man die op de rand balanceert.

Je gaat me toch niet doodschieten? ’

‘Nee, ’ zegt hij. ‘Dat zou ik nooit doen. ’

‘Ik dacht al van niet. Je was vanavond erg geschrokken, hè? Op kantoor. ’

Hij glimlacht, knikt, zijn hoofd een beetje schuin. Ja. Je verraste me toen je opeens binnenkwam. ’

‘Ik verraste jóu? ’

De glimlach verandert in een brede grijns; hij lacht, een kind van middelbare leeftijd. Ik kijk naar Frank en vraag me af wat voor duister, verwrongen ding zich meester heeft gemaakt van zijn geest. Welke incarnatie van de duivel het ook is, we worstelen er nog steeds mee. Frank heeft het geweer niet neergelegd.

Ik werp een snelle blik op mijn horloge. Het is tien uur geweest. Als Tash binnenkomt, verandert deze kamer in een schietbaan.

‘Frank, je kunt hier niet mee doorgaan. ’

‘Dat weet ik. ’

“Wat ga je doen? ’

‘Ik weet het niet. ’

‘Laat me je helpen. ’

‘Hoe? Hoe kan iemand me helpen? ’

“We kunnen eerst een eind aan het geweld maken, ’ zeg ik tegen hem. ‘Denk je dat Penny zou willen dat je dit deed? ’

Aan de blik in zijn ogen kan ik zien dat hij zichzelf die vraag nooit heeft gesteld. Het beetje leven dat hij nog op zijn gezicht had, trekt weg.

‘Waarom leg je dat geweer niet neer? Als ik nu eens wat telefoongesprekken voer? ’

Schichtige ogen. Hij wil ja zeggen, maar hij weet niet hoe.

‘Alsjeblieft. ’

Langzaam zakt de loop van het geweer naar de vloer. Zijn greep verslapt. Hij kijkt naar me op. Voorzichtig legt hij het wapen naast zijn voeten op de vloer.

Ik durf er niet op af te duiken, zeker niet nu Frank in de juiste richting gaat. Misschien zou ik hem weer kwaad maken.

‘Zullen we Doris bellen? Misschien kun je met haar praten? ’

‘Dat zou goed zijn, ’ zegt hij.

‘Heb je het nummer in Fremont? ’

‘Ik moet het hier ergens hebben. ’ Hij klopt op zijn zakken, het borstzakje van zijn overhemd, de achterzakken van zijn broek. Hij staat op en haalt zijn portefeuille uit zijn achterzak. Nadat hij hem heeft geopend en er een stukje papier uit heeft gehaald, stapt hij over het geweer naar me toe.

Op het papiertje staan aantekeningen, wat namen, waarschijnlijk klussen die Frank heeft gedaan, en wat nummers. Hij wijst me een van die nummers aan, een telefoonnummer. Hij wil dat ik bel, alsof het niet zo erg is om Tash te doden maar het een schending van Tash’ privé-sfeer zou zijn om zijn telefoon te gebruiken.

Ik neem het stukje papier en loop naar de telefoon in de keuken. Ik draai het nummer en wacht. Een vermoeide stem, half slapend, antwoordt.

‘Is Doris Boyd daar? ’

‘Een ogenblik. Ik ga haar halen. ’

De zucht van verlichting die op dat moment door mijn lichaam gaat, laat mijn knieën helemaal slap worden.

Doris komt aan de lijn. ‘Hallo. ’

‘Doris. Met Paul Madriani. ’

‘Wat is er? ’

‘Kun je even wachten? ’

‘Ja. ’

Ik loop de huiskamer weer in. ‘Frank, ze is aan de lijn. ’

Er is iets mis. De wind van de oceaan vult de kamer en laat de lamellen ratelen. Het eerste dat ik zie, is dat het geweer weg is.

Ik kijk naar het balkon, en vanuit mijn ooghoek vang ik alleen nog een glimp op van een broekspijp en twee werkschoenen. Frank Boyd glijdt over de reling, de duisternis in.