Het zingen vergaat je
1
De intrigerende grotschilderingen liet ik voor wat ze zijn,
intrigerende grotschilderingen, en ik installeerde mij
met de krant van gisteren op het lege terrasje
voor het hotelletje. Bestelde een café noir. De eigenares,
opvallend onvriendelijk. Vermoedelijk
stond mijn huidskleur haar niet aan en mijn naam,
die ik bij het inchecken te kennen gaf,
heeft ongetwijfeld de doorslag gegeven. Mustafa.
En dan te bedenken dat we stuk voor stuk afstammelingen zijn van
een en hetzelfde kliekje dat 170 000 jaar geleden in Afrika leefde,
Afrika.
Goddank is klant koning, ook in de Ardèche.
Predikte over de noodzaak van een nationale identiteit, de krant
van gisteren, cement van de samenleving, een briesje liefkoosde
mijn huid,
een drietal mannen verscheen
(met tassen uitpuilend van onduidelijk gereedschap)
nam druk pratend en gebarend plaats aan een tafeltje
links van mij. Quelle vitalité! Hartelijk
groette ze de mannen, de eigenares, bracht ze
wijn en glazen.
2
Terwijl een briesje mijn huid liefkoosde
luisterde ik met ze mee, en
om een lang verhaal kort te maken:
drie speleologen; de ontdekking van een grot
die meer schilderingen bevat dan alle
hier ontdekte grotschilderingen bij elkaar!
De eigenares bracht mij een café au lait
en ik protesteerde, om haar het bloed dieper
onder de nagels vandaan te halen, in het Engels,
fittest lingua franca. Gentlemanlike
waarschuwde ik haar voor darmgassen:
met lactose weet mijn dna zich geen raad.
3
Ik luisterde mee met de holenonderzoekers,
een briesje liefkoosde mijn huid,
de eigenares bracht mij een café noir,
met klem mij niet-aankijkend, tijd
verstreek, briesjes
kietelden mijn huid, de ene
na de andere café noir
offerde ik aan Bacchus
en ik luisterde mee en werd gewaar
hoe langzaamaan het vuur verdween
van de ontdekking, hoe het vuur
aan het speleologentafeltje
een dovend kooltje werd.
4
De wetenschappers zwegen,
dronken niet langer wijn,
hun gezichten verstarden.
Alsof ieder afzonderlijk zich terugtrok,
zich wapende.
Aanvankelijk ontglipte mij de aard van deze kentering,
begreep ik niet waarom het verbond werd opgeheven
en nog begrijp ik niet waarom ik het volgende moment
het zwijgen doorzag.
Ik weet niet hoe het openbare zich openbaart.
(Getuige was ik,
vermoed ik achteraf,
van een historische gebeurtenis
van de hoogste orde maar door onze soort
een plaats in onze geschiedenis ontzegd.)
De speleologen, gekweld vroegen ze zich af:
naar wie van ons wordt de grot vernoemd?