Tessa de Loo

Daan

2010, NL

Tessa de Loo krijgt van een vriend een hond als kerstcadeau. Het blijkt een vondeling te zijn – zijn angst voor mensen doet het vermoeden rijzen dat hij in zijn korte bestaan als jachthond ernstig mishandeld is. Met hem onafscheidelijk aan haar zijde ontdekt ze Portugal, het land waar ze kort daarvoor is neergestreken. De lezer wordt meegesleept in verhalen over hoe ze Daan pousada’s binnensmokkelt, over zijn heftige liefdesleven, ontdekkingstochten in de natuur en zijn passie voor mugjes.

Wanneer hij overlijdt, begraaft ze hem aan de voet van een dikke ficus. Maar Daan is daar niet, hij zit in dit verhaal. Het verslag van een bewogen hondenleven, van een intelligente Bretonse spaniel met gevoel voor humor en drama, een armzalige vondeling die zich ontpopt tot de leukste schrijvershond van het noordelijk halfrond.

Tessa de Loo woont al zestien jaar in Portugal. Daan is het eerste boek dat zich daar volledig afspeelt en waarin zij verslag doet van haar mediterrane leven. Zij is de auteur van boeken als De tweeling en De meisjes van de suikerwerkfabriek.

NBD|Biblion recensie

De bekende schrijfster (1946) woont niet lang in Portugal als zij van een vriend een gevonden hond met kerst cadeau krijgt. De hond krijgt de naam Daan. Hij is een Bretonse spaniel, een jachthondenras. Daan blijkt panisch te reageren op harde geluiden. De Loo ontdekt tijdens de wandelingen met haar hond de mooie, afwisselende flora en fauna van de Algarve. Haar observeringsvermogen over gedrag en aard van haar hond worden boeiend, met humor en emotie verhaald. Haar dagelijkse leven in het land, ontmoetingen met de bewonders en werklui geven een zorgvuldig beeld van het Portugese leven. Hondenliefhebbers zullen veel van zichzelf en hun hond in de novelle herkennen.

Toen mijn hond nog leefde, was zijn alomtegenwoordigheid zo vanzelfsprekend dat ik hem rustig urenlang vergat. Maar nu hij er niet meer is, moet ik steeds aan hem denken. Kijk, daar lag hij op de uitkijk. Onder die struik hamsterde hij botjes. Bij die boom stopte hij om zijn poot op te tillen. Aan die man hadden we samen een hekel.

Zijn naam was Daan en zo zal hij tot in lengte van dagen blijven heten, voor mij en voor allen die hem gekend hebben. We hebben zijn stoffelijke resten begraven aan de voet van de minificus. Bij deze naam denk je algauw aan een kantoorplant, die met bestofte bladeren staat weg te kwijnen omdat iedereen vergeet de decoratie water te geven. Maar de twaalf jaar oude boom waaronder Daan ligt, is dankzij het subtropische klimaat ruimschoots uit zijn voorvoegsel gebarsten en uitgegroeid tot een ware boeddhaboom. Daan heeft daar een waardige rustplaats onder twee platte natuurstenen. Er staat altijd een bosje bloemen. Op dit moment zijn dat witte trosnarcissen, geplukt bij de Ribeira de Algibre.

Maar al is hij nu verzonken in een eeuwige slaap, toch is zijn blik dwingend op me gericht terwijl ik dit schrijf, want naast mijn koffie staat een schoteltje met een stukje cake erop. Hij is er speciaal voor gaan zitten en kijkt me, zijn kop scheef, smekend aan. Met die blik werkt hij zwaar op mijn geweten, en dat weet hij. Je wordt er dik van, zeg ik hem in gedachten. Jij ook, antwoordt hij ad rem, maar samen zondigen is toch leuker? Deze conversatie hebben we al talloze keren gevoerd en ze eindigt altijd op dezelfde manier: ik geef hem een klein, haast symbolisch stukje. Dat is hem voldoende, hij gaat niet zover dat hij de helft opeist. Je zou bijna denken dat het hem eerder te doen is om een gebaar van mijn kant dan om het stukje cake. Dat wordt, alsof het een hap lucht is, na een vergeefse poging tot kauwen meteen doorgeslikt. Echt genieten is er niet bij. Nu strekt hij zich voldaan uit, geeuwt, legt zijn kop op zijn voorpoten en dommelt in.