3 ONGEËVENAARDE EXPANSIE

Innoveren doe je zo!

Hoog spel met de tweede en derde agenda

De zoek- en reclamemachine maakt Google in een miraculeus tempo tot het beste en meest winstgevende internetbedrijf, en technologische superioriteit vergroot de voorsprong. Met de geldstroom bouwt en koopt Google een vloed aan diensten en software, niet alleen om meer reclame te genereren, maar ook om nieuwe terreinen te betreden. Tegelijk met deze tweede agenda opent Google een derde. Het bedrijf zet ook in op een totaal veranderende ICT-markt, waar Microsoft nu al decennia domineert.

Totaal niet voorzien

‘Wij houden het bij zoeken,’ zei Sergey Brin in de studentenkrant van Stanford in april 2001, dus geen serie diensten, zoals Yahoo en Microsoft. En Larry Page: ‘Ik zeg niet dat we helemaal geen andere diensten doen, maar nooit zoiets als bijvoorbeeld gratis webmail. Tenzij we zouden denken dat veel beter te kunnen dan een andere partij.’

Google kwam dus wel met nieuwe diensten, een stortvloed zelfs. Maar ze ontstaan volgens Google losjes, zonder dwang of hoge pretenties. Via Google Labs toont Google ze eerst als experimenten. Of die het gaan halen naar een echt product op google.com valt te bezien. Ook waarschuwt Google dat een demo dienst kan weigeren, kan crashen of er helemaal mee kan ophouden.

Google maakte de stap van ontsluiting van informatie van derden, een neutrale taak, naar het meer en meer zelf opslaan en aanbieden van informatie: veel video, boeken, kaarten, straten, documenten, email, foto’s en profielen. Google wil een groot deel van het web zelf dragen (‘hosten’), doorzoekbaar maken en van reclame voorzien.

Hieronder volgt een scala van diensten die Google na AdWords en AdSense heeft ontwikkeld. Met de ‘Exhaustive Google Product List’ heeft Google een zeer uitgebreide lijst beschikbaar, tot en met maart 2010 met 547 regels met producten, inmiddels na overnames en lanceringen alweer met tientallen toegenomen. We maken een selectie en groeperen ze op zes terreinen; die indeling is arbitrair, maar nodig voor het overzicht.

Zoeken en informatiediensten

Hoeveel nieuwe loten er ook bij kwamen aan de stam van Google, en hoe breed Google daarmee ook werd, nooit liet het bedrijf zich afleiden van de kern, het zoeken. Wel kwam daar een serie aanvullende diensten bij.

Zoeken gespecificeerd

Google heeft enkele specifieke zoekdiensten uitgedokterd, waaronder Google Finance, opgezet voor beleggingsinformatie en om gerelateerde informatie te zoeken. Google heeft veel verschillende specifieke zoekdiensten, waarvan veel onbekend zijn:

Scholar: wetenschap

Catalogs: postordercatalogi

Directory: index naar onderwerpen

(Google Gids: index naar onderwerpen voor Nederland)

Special Searches: zoeken op onderwerpen als Apple, Microsoft, Linux, University Search en Public Service Search, U.S. Government

Patent Search: zoeken in octrooien, enkel in de VS

Enkele van deze diensten zijn verouderd. Het is ook niet meer zo nodig om een terrein af te bakenen, omdat je met een trefwoord net zo snel in de ‘grote Google’ iets vindt als binnen een categorie.

Ook kwam Google met een serie zoekcommando’s om direct naar informatie te gaan. Dat heeft even stilgelegen, maar komt weer op gang, ook bij de Nederlandse Google. Het is immers de bedoeling om direct in databanken te kunnen zoeken, bijvoorbeeld voor informatie over reis- en vluchttijden, weer, verkeer, enz.

Google News

Een van de eerste ‘nieuwe’ toepassingen was in 2001 Google News, het aanbod van nieuwsartikelen op trefwoord. Het werd ontwikkeld als ‘StoryRank’, naar analogie van PageRank, het leidende principe van de gewone zoekdienst. Krishna Bharat, chef-onderzoeker van Google, ontwikkelde het. Inspiratie kwam uit de aanslagen van 9 september 2001, toen Google merkte dat surfers koortsachtig nieuwstermen intikten op de zoekdienst, maar veel nieuwsbronnen, zoals CNN, overbelast waren.

In maart 2002 kwam Google News als test met geïndexeerd nieuws van de laatste dertig dagen. Pas vier jaar later maakte Google er een officieel product van. Inmiddels is Google News in zestig landen in de lucht, waaronder Nederland (Google Nieuws). In totaal doorzoekt Google Nieuws 25.000 publicaties, waarvan een kleine 5000 in het Engels en ruim 400 Nederlandstalig. Naar schatting zo’n 40 procent van de Nederlandse surfers gebruikt Google Nieuws.

Het recht van Google op het indexeren van nieuwssites werd door een aantal kranteneigenaren en de mondiaal verenigde uitgevers (WAN, World Association of Newspapers) zodanig betwist dat Google er tot op heden nauwelijks reclame aan durft te verbinden.

Dat was ook een reden voor Google om mondiaal pas op de plaats te maken met archivering. Louter bij Google News in de VS kun je zoeken in het archief van kranten, dat van sommige titels tot 200 jaar teruggaat, zoals The New York Times. Google heeft daar voor de kranten wel commercie aan kunnen toevoegen, want voor oude artikelen staat meestal een kassa. Google biedt ook scans uit kranten, vaak gratis. In het nieuwsarchief kun je bijvoorbeeld op naamgenoten of verre familie in de VS zoeken, wat boeiende vondsten kan opleveren.

Ook voor actueel nieuws biedt Google News sinds eind 2009 een kassa aan (‘Newspass’). Die kassa komt na een proef in Italië ook naar het Nederlandse Google Nieuws.

Google News publiceerde later behalve alleen koppen en eerste alinea’s ook hele artikelen van diverse persbureaus, en betaalt daarvoor. Ook begon Google in 2009 wat experimenten voor dossiervorming met The New York Times en The Washington Post, onder de naam Fast Flip.

Video, plaatjes en winkels

Google heeft veel facetten aan het zoeken toegevoegd. Eerder dan Google News kwam Google Image Search beschikbaar: het zoeken naar plaatjes. Google indexeert het beeld met de toegevoegde tekst en omgeving waarin ze staan. Het bedrijf begon ook met experimenten met beeldherkenning, zodat plaatjes en video gevonden kunnen worden zonder toegevoegde tekst, maar heeft dit nog niet officieel geïntroduceerd.

In 2008 voegde Google met Video Search een bijzondere variant toe aan het zoeken naar beeld. Gedurende de Amerikaanse verkiezingen werden toespraken op YouTube, dus in filmpjes, met technologie voor spraakherkenning omgezet in tekst en vervolgens onderwerp van de ‘gewone’ zoektechnologie van Google voor tekst. Van deze dienst is nadien niets meer vernomen. Op spraakherkenning bijten vele bedrijven zich al jaren de tanden stuk.

Veel minder succesvol dan zoeken in beeld werd Froogle, de uitbreiding van het zoeken naar, en vergelijken van producten. Dat leek commercieel attractief vanwege reclame, maar het sloeg door gebrekkige marketing niet aan. Vanwege problemen met merkrechten van andere partijen op Froogle heet dit nu Google Product Search. In de VS neemt het gebruik snel toe, te meer daar het als kopje ‘shopping’ beschikbaar is in het grote zoekmenu van google.com. In het buitenland is Google Product Search er nog niet. Product Search kent ook een mobiele toepassing, zodat kopers onderweg naar winkels prijzen kunnen vergelijken.

Zelf webinhoud verzamelen

In 2003 besluit het bestuur van Google het aanbod aanmerkelijk te verbreden. Niet langer wil Google ‘slechts’ alle informatie indexeren, maar het bedrijf wil nu ook zelf de inhoud beheren, om die beter toegankelijk te kunnen maken vanuit zijn enorme computerpark, en te kunnen exploiteren met reclame. Met dat laatste wacht Google eerst altijd een poosje tot er veel gebruikers zijn en fouten zijn verholpen.

Google Groups

In 2001 heeft Google een toevallige eerste stap gezet met de overname van Deja News. Dat was een soort noodgreep om ‘Usenet’ te redden, de verzameling van zo’n 20.000 discussiegroepen of ‘news-groups’ op internet. Google voerde verbeteringen door en noemde het Google Groups, dat uiteraard goed doorzoekbaar is. In Nederland heet dit Google Discussiegroepen. Iedereen kan er een beginnen; daar Groups/Groepen vaak specialistisch zijn qua onderwerpen, zijn ze geschikt om reclame toe te voegen. Vanaf de start van internet in 1994 was toegang tot Usenet belangrijk, maar de waarde nam af. Google redde Usenet, want het had inmiddels een computercapaciteit die het grote archief kon dragen.

Groups kwam in het hoofdmenu van Google.com, maar is er wegens gebrekkige belangstelling weer uit geknikkerd. Google gebruikt Groups voor de help- en discussieforums van eigen producten.

Blogger

Google maakt een volgende stap buiten zijn eigen grenzen met de aankoop van Blogger van Pyra Labs, software en publicatieruimte voor weblogs. Google biedt zelf inhoud van internet en is in theorie niet langer neutraal. Maar in de praktijk komen de weblogs van Blogger niet ineens hoger in de zoekresultaten. Blogger behoort nog tot de dertig best bezochte webdiensten, maar commercieel levert het Google weinig op. Met AdSense kunnen bloggers reclame toevoegen, maar dat kunnen weblogs elders net zo eenvoudig doen.

Picasa

Fotoprogramma Picasa is een juweeltje dat iedereen gratis op de pc kan gebruiken. Je kunt ermee publiceren op webalbums en op de Blogger-sites. Opnieuw speelt de uitgebreide computercapaciteit van Google een hoofdrol. Picasa Web Albums werkt razendsnel. Google heeft het gekocht van Idea Lab, de partij waarmee Google in de clinch lag vanwege het vermeende plagiaat van AdWords- en AdSense-reclame. Partijen rookten de vredespijp en Picasa werd van Google. De naam is een samenvoeging van ‘Picasso’ en ‘casa’, het ‘huis’ voor je foto’s.

Books

Google Books is het meest prestigieuze project voor de wetenschappers Sergey Brin en Larry Page. Met de gedigitaliseerde inhoud van zo veel mogelijk boeken willen ze voor de hele wereld een reservoir aan kennis ontsluiten - en voor Google een nieuwe exploitatie. Er wordt een gigantische hoeveelheid kwalitatieve informatie in tekst toegevoegd aan internet. De dienst past bij Google, gezien zijn enorme infrastructuur en de strategie om alle informatie doorzoekbaar te maken en van reclame te voorzien.

Google Books begon als Google Print met een enthousiaste aankondiging tijdens de Frankfurter Buchmesse van oktober 2004, een paar maanden later aangevuld met Googles Library Project, om via bibliotheken zo veel mogelijk van de inhoud van alle boeken in de wereld te gaan scannen. De zoekdienst Google Book Search was het logische gevolg. Book Search is onderdeel van de zoekdienst van Google en heeft een eigen zoekpagina. Als resultaat van een zoekterm toont Google onder meer de volledige titel, de auteur, ISBN-informatie en vaak fragmenten of de volledige tekst. Ook biedt Google context met meer zoektermen die naar datzelfde boek leiden, recensies van het boek - die Google op goed geluk koppelt - en gelijksoortige boeken. De dienst is zonder meer goed en nuttig. Er staat ook beperkte reclame naast.

Nieuwe exploitatievormen dienen zich aan na digitalisering, met name de verkoop van delen van (niet-literaire) boeken en gratis uitgaven met advertenties, maar ook allerhande sociale toevoegingen, zoals gedeelde bewondering of kritiek van lezers, uitbreiding van kennis door derden, enz. Dit is typisch een project van Google, waarbij de strategie, ook commercieel, samenvalt met het ideaal van Google om alle kennis en informatie in de wereld toegankelijk te maken. Maar meer en meer zal ‘toegang’ voor Google niet volstaan en zal er waarde worden toegevoegd ofwel ‘verrijking’ plaatsvinden. Met die laatste term is niet iedereen het eens, zeker niet in de boekenbranche. Er kwam veel protest tegen dit Google-project wegens schending van rechten.

YouTube

Begin 2005 voegt Google het zoeken in video aan zijn centrale menu toe. Dit beperkt zich niet tot het zoeken in video’s die elders op het web zijn gestald; nee, Google Video biedt publiek, omroepen en bedrijven aan om zelf video’s te publiceren. Daarmee voegt Google weer inhoud aan het web toe. Dit vereenvoudigt het zoeken en het aanbieden van aanvullende diensten. Google Video wordt snel uitgebreid naar een tiental landen met nationale diensten, waaronder Nederland. Google probeert nationale en regionale omroepen te bewegen om er hun programma’s te publiceren, maar dat lukt nauwelijks. Video.Google.nl trekt geen groot publiek, want het bedrijf krijgt de spiraal omhoog met steeds meer uploads (publicatie) van filmpjes en dus downloads (bekijken) niet te pakken. Dat is veelal te wijten aan het ontbreken van marketing: Google leunt sterk op mond-tot-mondreclame en als die ontbreekt, groeit een dienst niet.

In 2009 staakt Google Video het uploaden van bewegend beeld. Immers, het in 2006 door Google aangeschafte YouTube, dat eenvoudiger was en veel sneller groeide, had de functie van Google Video geheel overgenomen. Google betaalde 1,6 miljard dollar, volgens velen een belachelijk hoog bedrag, maar gezien de waarden die Google dan op de beurs bereikt, is het een schijntje.

Niet zelden gaan bedrijven na een overname snel richting afgrond, wanneer vetgemeste eigenaren niet meer zo hard lopen als toen ze nog tot diep in de nacht, gevoed met pizza’s, aan hun eigen projectje zaten te werken. Maar YouTube niet; dat gaat nog harder groeien onder Google. YouTube maakt het eigenaren van websites nog eenvoudiger om video te publiceren op de eigen site en op sites van derden. Bovendien slaagt Google er redelijk in om de belofte die overnemende partijen standaard uiten - namelijk dat ‘de overgenomen onderneming zelfstandig blijft’ -, ook werkelijk gestand te doen: Google blijft met zijn handjes van YouTube af en staat het slechts bij waar nodig, zoals met computercapaciteit en verbindingen. Geen partij kan dat beter dan Google en dus wordt dit een perfect huwelijk.

Mobiel en geografisch

Veel initiatieven begon Google gewoon voor de pc, net als alle diensten die we hierboven onder ‘Zelf webinhoud verzamelen’ noemden, maar onderstaande toepassingen zijn vooral van belang voor mobiel gebruik onderweg.

Maps

In oktober 2004 kocht Google het Deense bedrijfje Where2, dat landkaarten maakte om in te navigeren, markeringen te maken en afstanden te berekenen. De stille overname resulteerde een halfjaar later in Google Maps, een alleraardigste dienst met een stormachtige ontwikkeling. Maps is snel ’s werelds belangrijkste geografische dienst geworden.

De komst van softwarebruggetjes resulteerde in een vloed van toepassingen van Maps, onder meer van Nederlandse bedrijven zoals GlobeAssistent. Traditioneel is ons land een vruchtbare bodem voor de ontwikkeling van routediensten, zoals TomTom. Maar datzelfde TomTom krijgt in Google een ‘Angstgegner’, een concurrent om bang van te worden. Google biedt Maps gratis mobiel aan, terwijl TomTom voor zijn inkomen afhankelijk is van betaalde routegeleiding. Dit dwingt ook TomTom in de richting van reclame en nieuwe diensten.

Earth

Google Earth is qua exploitatie heel anders dan Maps. Google beloofde het bedrijfje Keyhole, dat de software maakte voor Google Earth, al bij de overname in 2004 dat het niet commercieel zou worden - en daar heeft Google zich aan gehouden. Google Earth, een programma voor de pc, maakt gebruik van veel soorten 3D-beelden die Google veel geld kosten. Wel is er een commerciële versie beschikbaar voor zo’n 400 dollar per jaar, die extra diensten biedt, zoals printen, het koppelen van data en productie van video.

Ook bij Earth maken velen gebruik van de diensten die via bruggetjes toegevoegd zijn. Bovendien maken Googlers zelf een hobby van dit project; zo introduceerden ze een verborgen vluchtsimulator en verzonnen uitbreidingen, zoals Google Sky, met beelden uit de ruimte van de Hubble Space Telescope.

Street View

Het even verrassende als logische vervolg op Maps en Earth was Street View. Google laat overal op aarde auto’s rijden om straten en gebouwen te fotograferen. Met dat materiaal worden 360-gradenbeelden van straten en gebouwen wereldwijd online gepubliceerd.

In de VS waren ze al in 2007 begonnen, de Street View-auto’s met de vernuftig werkende camera’s, en een klein jaar later verschenen ze ook in Europese en Aziatische straten. De Europese primeur had Google met de Tour de France van juli 2008, met beelden van de steden en dorpen langs de route. Aan iconen op Maps en Earth is te zien of er straatbeelden zijn toegevoegd. Nederland is voor een groot deel ‘voltooid’.

Met Street View slaat Google vier strategische klappen in één: het bedrijf verzamelt unieke ‘content’, verrijkt de navigatie, verbreedt het zoeken en kan veel reclame toevoegen, vrijwel letterlijk in de etalages. Dat laatste is nog toekomstmuziek.

Street View is behalve een gedurfde en echt innovatieve actie ook duur om te produceren, maar technologisch vernuft en computercapaciteit van Google winnen hier weer. De vernieuwing heeft snel navolging gekregen.

Goggles

Google is inmiddels een serie diensten begonnen die wél direct voor mobiel bestemd zijn. Een voorbeeld is Goggles: herkenning van objecten aan de hand van foto’s op het scherm. Je maakt met je mobiel een foto van de omgeving en Google vergelijkt dat beeld met een database van miljarden foto’s. Op basis van die vergelijking geeft Google informatie over je omgeving.

Google wil elk beeld dat mensen mobiel in het vizier krijgen, kunnen identificeren. Je kunt een foto maken van een voorwerp om die vervolgens als zoekopdracht te gebruiken.

Places

‘Local Business Center’ was de eerste naam, die aangeeft dat het om commercie gaat. Google biedt bedrijven aan hun filiaal zichtbaar te maken op een van de 50 miljoen punten die Google definieert op Maps. Adverteerders krijgen, net als met AdWords en AdSense, een webpagina voor eigen reclame - alleen nog in de VS, voor een vast bedrag van 25 dollar per maand - en om zelf te beheren. Consumenten die hun mobieltjes openstellen voor Places, laten weten waar ze zich bevinden en dat ze ‘openstaan’ voor reclame.

Communicatie en kantoorwerk

Google bouwt zijn diensten in de eerste plaats voor open gebruik voor de consumentenmarkt. Van daaruit kunnen de diensten geschikt worden gemaakt voor de zakelijke markt, want die wil Google in tweede instantie ook bedienen.

Gmail

Gmail is de e-mailfunctie via het web van Google, die sinds 2004 actief is. Paul Buchheit, de reeds genoemde werknemer 23 van ‘Don’t Be Evil’, maakt het in zijn ‘20 procent’-tijd. In het boek Founders at Work, over vindingen, vertelt hij dat hij zich als student al ergerde dat hij steeds naar zijn kamer moest gaan om zijn e-mail te lezen. Hij wilde dat op elke pc kunnen doen en programmeerde al wat. Toen moest Hotmail nog geboren worden.

In Gmail werd de mogelijkheid om alle e-mail te kunnen doorzoeken de nuttigste noviteit, naast de gratis capaciteit van 1 gigabyte aan opslag voor berichten, 1000 megabyte - naar schatting de omvang van een mailbestand van 10 jaar. En dat terwijl Hotmail op dat moment gratis een fractie bood met 2 megabyte opslag, en Yahoo Mail 4 megabyte, wat gebruikers noopte om zuinig te zijn en veel mail weg te gooien.

Om de dienst te bekostigen plaatst Google AdWords-tekstadvertenties bij e-mail, ook nieuw. Advertenties stemt Google af op de inhoud van berichten, net als bij het zoeken op de zoekopdracht. Later was duidelijk dat die vrijwel ongelimiteerde opslag het ultieme doel diende: alle mail altijd online beschikbaar en voorzien van reclame. Er ontstaat grote heibel over het ‘doorzoeken van e-mail’ op geschikte trefwoorden voor reclame. Google wekt bij velen de indruk dat er in de e-mail wordt gesnuffeld; daarover meer in hoofdstuk 5.

Gtalk en Google Voice

Nieuwe toepassingen volgen op Gmail, zoals Google Talk of Gtalk, dat in augustus 2005 op de markt komt. Het is bedoeld om te chatten, zoals dan mogelijk is in MSN, maar biedt ook een spraakverbinding zoals Skype. Bovendien is het gebaseerd op open software, zodat in principe chatten met andere diensten met open software mogelijk is. Hoe goed de software, zowel qua gesprekskwaliteit als qua functionaliteit, ook moge zijn, anders dan Gmail is Gtalk geen succes.

Met Google Voice, voor telefonie over internet naar pc’s en vaste en mobiele aansluitingen, valt Google de telefoniemarkt aan. Dat mislukte enkele malen, maar met de meest recente poging biedt Google om klanten te winnen ter introductie gratis bellen naar vaste nummers aan. Voice wordt aangeboden vanuit Gmail. Ook Nederlandse abonnees kregen de dienst met gratis bellen naar de VS, maar dit bleek een vergissing, die Google rechtzette. Voice moet de opmars beginnen in de VS en Google pleegt er ook flinke marketing voor.

Met de goed gevulde kas koopt Google bedrijfjes in telefoniesoftware, bouwt een infrastructuur en neemt telecomspecialisten in dienst. De bekendste is Vint Cerf, een veel gelauwerde aartsvader van het internet. In telefonie gaat nog altijd heel veel geld om en Google wil daar een deel van meepakken. Maar ook in de spraakmarkt zal reclame het hoofddoel zijn voor Google. Al sprekende achter een pc kunnen mensen, behalve naar video van de gebelde ook langdurig naar reclameboodschappen kijken. Google ziet een nieuwe miljardenmarkt gloren.

Op kantoor

Google Docs & Spreadsheets, ook Google Apps geheten, is een tekstverwerker met toegevoegde programma’s om te rekenen, te presenteren en bestanden op het web op te slaan; kortom, de tegenspelers van Microsoft Office, dat de markt domineert met Word, Excel en PowerPoint, maar dan op de pc. Google was ermee bezig vanaf 2004, maar het ging niet snel genoeg en dus zijn er wat bedrijfjes met sterke technologie opgekocht.

Gebruik op het web is gratis, en voor intern gebruik op kantoor verkoopt Google pakketten. De licentiekosten zijn veel lager dan van Microsoft Office, met een bedrag van 50 dollar per gebruiker per jaar. Een aantal bedrijven is overgestapt op Google, maar relatief nog weinig.

‘Met het uit de bètafase halen van de volledige Google Apps-portfolio zijn de zakelijke oplossingen van Google klaar voor massaal gebruik,’ aldus een persbericht van Google in juli 2007.

Het langdurig in de bèta- of testfase houden was eigenlijk dom, zo bevestigde Matt Glotzbach, directeur van Google Enterprise: ‘Grote ondernemingen zijn niet geneigd te werken met software waarvan het lijkt dat die zich nog steeds in de testfase bevindt. Het verwijderen van het bètalabel neemt elke twijfel weg dat Apps geen volwassen product zou zijn.’

Veel beter doet Google het onder consumenten, met bijvoorbeeld een flinke groei van het gebruik van Calendar, de online agenda die je met anderen kunt delen en die bijvoorbeeld handig is voor gezinnen. Waar professioneel Outlook van Microsoft heer en meester is, groeit Calendar onder consumenten.

Google Wave

Het grote doel van Google is het omverkegelen van het telecom- en computermodel zoals dat dertig jaar dominant is geweest met de personal computer als middelpunt, conform een nieuw model. Google valt dat model van Microsoft frontaal aan, zij het in stappen. Bovengenoemde toepassingen op het web moeten consumenten en bedrijven aanzetten om over te stappen. Google wil dat we gaan computeren over internetlijnen en minder op de pc thuis.

Heel strategisch was in dit licht het project Google Wave, dat in 2009 begon als een veelbelovende toepassing om personen te laten samenwerken aan een project in een browser met e-mail, chat, blogging, foto- en tekstpublicatie en Twitter in één real-time communicatieprogramma.

De mooiste feature is dat iemand iets intikt dat de anderen direct kunnen zien, dus zonder dat het verzonden hoeft te worden, zoals bij chat, e-mail of sms wel het geval is. Ook ‘playback’ is aardig: hiermee kun je alle stappen die personen in de conversatie hebben gezet, exact stuk voor stuk terugzien. Wave heeft een taal voor allerlei leuke toevoegingen, met woorden als ‘Tweety’ voor de integratie van Twitter, en ‘Mappy’ om kaarten erin op te kunnen nemen.

Bij de introductie presenteerde Google een een uur durende video, die vooral nerds aansprak. Maar Google wilde ontwikkelaars buiten het bedrijf aanmoedigen om ermee te werken en aan te helpen bouwen, en dus was Wave open software.

Wave is bedacht door Lars & Jens Rasmussen, eerder de makers van de kaartapplicatie Where2, die ze aan Google verkochten en die furore maakt als Google Maps.

Wave kent legio toepassingen, maar net als met Gmail en Orkut kon je alleen gebruikmaken van Wave op uitnodiging van bestaande gebruikers, beginnend binnen Google zelf Heel even was het hip, maar spoedig wisten de eerste deelnemers al niet meer precies wat ze ermee wilden.

Lars Rasmussen, toen in een interview in Amsterdam: ‘Persoonlijk maak ik me daar het drukst om: zullen mensen de voordelen ervan voldoende inzien en er ook voldoende gebruik van gaan maken?’

Want Google Wave is complex en veroorzaakt connotaties met vaagheid, complexiteit en juist toenemende chaos van communicatie in plaats van betere beheersing ervan. Maar, vindt Rasmussen, van gebruikers mag je wel verwachten dat ze zich enigszins inspannen om het onder de knie te krijgen.

Weinigen waren tot die inspanning bereid. Medio 2010 trok Google de stekker uit de Wave-groep, maar liet de applicatie nog op het net staan. Misschien dat er in de opensoftwaregemeenschap nog wat mee gedaan gaat worden, want Wave is in principe het summum voor grenzeloos samenwerken via het web.

Sociale netwerken

Wave ging over samenwerken in vooral besloten groepen. Vanuit het hobbyisme van de 20 procent-regeling had Google al eerder sociale netwerken ontwikkeld, zoals we die kennen van het Nederlandse Hyves. Op dit terrein liep het echter jammerlijk mis.

Het drama Orkut

In januari 2004 lanceerde Google zijn eigen sociaal netwerk onder de naam Orkut, naar de voornaam van de Turkse bedenker die van Stanford naar Google kwam. Op dat moment waren Friendster en MySpace met miljoenen leden marktleider, maar Google leek hoge ogen te gooien, ook al kon je enkel op uitnodiging van bestaande gebruikers op Orkut komen.

Orkut werd in de eerste maanden al populair, met 150.000 leden die elkaar uitgenodigd hadden. Nederlanders vormden de derde nationaliteit, achter de Britten en Amerikanen. Opvallend was het aantal ‘oudgedienden’ van internet, dat zich snel thuis voelde bij Orkut.

Bestuursvoorzitter Eric Schmidt doet ter verdediging Orkut af als een uit de hand gelopen hobby: ‘Orkut is een experiment van een 28jarige man genaamd Orkut, die op zoek is naar een sociaal leven. Mijn medewerkers zijn erdoor geobsedeerd - ikzelf zie niet in wat het een getrouwde man van 40 zoals ik heeft te bieden.’

Achteraf is die denigrerende observatie dom, nu zes jaar later Facebook de grootste concurrent van Google is. Sociale netten vormden vijf à zes jaar terug nog een markt van komen en gaan, met in 2004 de start van Hyves, dat het op dat moment onder jongeren razend populaire CU2 (800.000 profielen) zal wegvagen.

Wel of geen groei van een sociaal netwerk is nauwelijks te verklaren: de sneeuwbal groeit razendsnel of helemaal niet. Zo moet er in elk geval voldoende activiteit zijn om ‘leden’ te laten terugkeren naar hun profiel, bijvoorbeeld voor foto’s, om te chatten of om, zoals bij Hyves, ‘krabbels’ te versturen.

Bij Orkut is daar niet over nagedacht. Het verkeer neemt zienderogen af in de VS en in Europa. Maar in Brazilië en vervolgens in India wordt Orkut een enorm succes. Bijna de helft van het aantal leden en het verkeer van Orkut is Braziliaans en Google verplaatst de staf naar Brazilië. De exponentiële groei slaat ook in India toe: 40 procent van het Orkut-verkeer is Indiaas. Dat betekent dat de resterende landen samen nog een klein percentage van communicatie uitmaken.

Een mondiaal succes is Orkut niet geworden, als gevolg van strategische zwakte van Google. In Nederland doet Orkut niets meer van belang. Google heeft ondertussen wel veel diensten toegevoegd, waaronder een videochat.

Dodgeball mislukt

Tot overmaat van ramp ging het ook met een tweede sociaal netwerk van Google faliekant mis. Eind 2005 kocht Google Dodgeball, een dienst waarmee je onderweg op je mobiel contact kon leggen met anderen die daarvoor hun nummer vrijgeven. De verwachtingen waren hooggespannen, maar na twee jaar verlieten de oprichters van Dodgeball Google gefrustreerd. In 2009 ging de stekker uit Dodgeball, want Google begon het gelijksoortige Latitude. De indruk is gewekt dat Google Dodgeball ernstig aan zijn lot overliet en dat het met de overgenomen oprichters zo slecht klikte dat het noodzakelijke enthousiasme om er een succes van te maken, smoorde. Spijtig voor Google is dat de jongens van Dodgeball beginnen met Foursquare, de snelst groeiende lokaliseringsdienst anno 2010.

Buzz traag

Vanwege het mislukken van de sociale netwerkprogramma’s ontwikkelde Google nieuwe diensten vanuit Gmail, om althans enige concurrentie op te zetten. Naast Gtalk kwam er Buzz, om korte berichten te verspreiden in de kennissenkring. Het is een alternatief voor Twitter. Google beseft dat het op korte termijn niet succesvol kan zijn, maar bewees met Gmail over geduld te beschikken. Buzz loopt nog niet.

Lively dom

Het probleem met een aantal mislukkingen is dat Google niet innovatief met nieuwe diensten is, maar de macht graag wil uitbreiden om ‘de boot niet te missen’. Dat leidt tot ‘me too’-producten, die meer het gevolg zijn van machtshonger dan van innovatie. Het beste voorbeeld daarvan was Lively.

In 2006 ontstond een hype met de 3D-virtuele wereld Second Life. Alles en iedereen sprak erover, maar weinigen durfden te beweren dat de keizer weinig of geen kleren aan had: Second Life had te weinig betekenis, was apetraag en de zucht naar seks domineerde het gebruik. Het werd een kleine hype waar ook Randstad, ING en overheden als Zoetermeer aan deelnamen, zonder dat deze grote partijen zich goed verdiepten in de feitelijke mogelijkheden die Second Live bood voor de beoogde marketing.

Google Labs kwam in juli 2008 met Lively als alternatief voor Second Life, ook een 3D-wereld, ook met eilanden en ook met avatars (poppetjes) waarmee je je door die wereld kon bewegen. Al een halfjaar later was het einde oefening voor Lively. Op lively.com staat nog een filmpje van de opzet. Lively was niet meer dan een ‘me too’-project van Google, louter bedoeld om mee te varen op het tijdelijke succes van Second Life. Dit was wellicht het domste initiatief van Google, een beoordeling die anders uitgepakt zou zijn bij succes van Second Life. Google had wel de computercapaciteit om een 3D-omgeving snel te laten functioneren en 3D kan ooit nog belangrijk worden.

Handel

Google wil ook iets met e-commerce, zo bleek uit de lancering van Froogle, waarmee je producten kunt zoeken en vergelijken. In 2006 kwam Google Checkout als betaalmiddel uit, een tegenhanger van Paypal.

Google Checkout is gratis voor kopers, maar kost verkopers zo’n 3 procent bij een omzet van minder dan 3000 dollar per jaar en een kleine 2 procent bij meer dan 100.000 dollar. Dat komt ongeveer overeen met de tarieven van PayPal.

Checkout is een mislukking tot nu toe. Google geeft wel kortingen aan adverteerders die met Checkout betalen, maar dat helpt weinig. Net als bij Orkut faalt het netwerkeffect, ofwel de exponentiële groei die het gevolg is van enthousiasme, mond-tot-mondreclame en het groeiende gemak als veel bedrijven en/of consumenten het gebruiken.

Winkels en kassa’s

Google bouwt ook een transactiesysteem voor krantenuitgevers die artikelen op internet willen. Onder de naam NewsPass komt dat op de markt. In Google News komt bij te betalen artikelen in het zoekresultaat dan een betaalteken te staan. Google hoopt het systeem voor kleine afrekeningen (microbetalingen) te kunnen leveren waar krantenuitgevers al zo lang op vlassen.

Dit sluit aan op Google News en past bij het News Archive Partner Program, waarin Google met uitgevers samen archieven digitaliseert. Die zijn dan, naargelang de uitgever bepaalt, deels gratis en deels tegen betaling beschikbaar voor het publiek. Google kan er, uiteraard, ook AdSense aan toevoegen voor de uitgevers.

Een systeem als Newspass zal Google naar verwachting ook binnen afzienbare tijd gaan plaatsen bij YouTube voor betaald kijken naar video, en bij Google Books om e-books en gedeelten van boeken tegen betaling aan te bieden. Google wil een grote partij worden in transacties en hoopt vanuit de afrekening voor de eigen diensten uiteindelijk met Checkout - onder deze of een andere naam - de sprong te maken naar afrekenen voor derden op het vaste en mobiele internet.

Een tijdlang gaan er al geruchten dat Google op de markt zal komen met een concurrent voor iTunes, de mediawinkel van Apple. Google moet daartoe rechten verkrijgen, zoals van muziekmaatschappijen. Anders dan Apple loopt Google het gevaar dat het bedrijf een concurrent wordt van zijn eigen adverteerders. Bij de wording van de grootmacht zal Google deze gevoeligheid uiteindelijk negeren, omdat ze zich niet zullen willen permitteren om in handel geen rol van betekenis te spelen.

Leuke dingen voor de mensen

Verbindingen

Google investeert met Liberty Global (UPC) en andere partijen ook honderden miljoenen in O3B Networks, een satellietnetwerk voor internet in Afrika. Een ander recent project van Google is de experimentele aanleg van glasvezelnetten tot aan woningen (‘fiber to the home’ (FTTH)) in Amerikaanse gemeenten, wat in Nederland het bedrijf Reggefiber doet. ‘Google Fiber for Communities’ opende een inschrijving voor dorpen en steden en kreeg aanvragen voor miljoenen aansluitingen. Google maakt daaruit een keuze en begint met 50.000, uit te breiden tot een maximum van 500.000. Eén deelnemende gemeente, Topeka in Kansas, is er zo blij mee dat ze haar naam wil veranderen in ‘Google’.

Google begon ook met openbare wifi-netten. Een prestigieus project in San Francisco mislukte jammerlijk vanwege de omvang. Wel heeft het thuisstadje Mountain View een wifi-netwerk van Google.

Vertaalwonder

Een prachtig project, dat in de pers nauwelijks aandacht heeft gekregen, is Google Translate, de vertaaldienst van Google. Met Translate als onderdeel van de Google-taakbalk kun je eenvoudig alle webpagina’s laten vertalen van bijvoorbeeld Hongaarse en Italiaanse kranten, Russische nieuwsberichten en weblogs, om nog niet te spreken van de verslavende attractie om in het Nederlands het nieuws van het Chinese persbureau Xin Hua te lezen, of de Israëlische krant Haaretz, of Al-Ahram, het grootste dagblad in de Arabische wereld. Natuurlijk kloppen er veel vertalingen niet, maar met een beetje interpretatie van de context kom je een eind, terwijl je anders volstrekt geen kennis zou kunnen nemen van wat er in die andere culturen plaatsvindt en gedacht wordt.

Eind vorige eeuw bracht AltaVista, de marktleider in het zoeken vóór Google, vertaaldienst Babelfish. Dat was al sensationeel, maar nog prematuur. Google werkte aanvankelijk met vertaalsoftware van Systran in Parijs, een combinatie van computers en menselijke bewerking, maar waagde de sprong naar statistische machinevertaling. Franz-Josef Och, een wonderkind dat in 2003 een wedstrijd voor ‘snelvertalen’ won, werd de chef van Translate. De machinevertaling vergelijkt een te vertalen object met heel veel eerdere vertalingen. Dat gaat zo: met behulp van statistiek berekent de machine welke vertaling het meest voorkomt in de databank en dus het meest plausibel is. Juist Google kan als geen ander biljoenen vertalingen opslaan en aanspreken. Google won er wedstrijden voor computervertalingen mee.

Google vraagt bij elke vertaling op translate.google.com kritiek van gebruikers. Deze ‘wisdom of the crowd’ (terugkoppeling van gebruikers) moet het aantal fouten verminderen. Die zijn er immers nog in overvloed. Het kan ook faliekant misgaan, zoals een treffend voorbeeld van het uitstekende weblog ‘Recht en Bestuur’ van NRC laat zien. De politie legde een Russische verdachte de volgende tekst voor, die met behulp van Google Translate van het Nederlands in het Russisch was vertaald. Letterlijk luidde de Russische tekst: ‘U moet op 3 augustus 2010 voorkomen bij de rechter voor wat er vandaag gebeurt is. staat ook in de stukken die u zojuist gekregen heeft. u mag hier weg.’

Dit kwam bij de politierechter, die het stukje dat van het Nederlands met Translate in het Russisch was vertaald, terug liet vertalen door een tolk naar het Nederlands. Daar kwam uit: ‘U moet zijn 3 augustus 2010 voorkomen de rechtbanken daarvoor voor wat vandaag gebeuren. dat zijn stukjes die u zopas meegenomen hem. u mag hier.’

Vanwege de foutieve vertaling volgde vrijspraak. Deze anekdote toont, behalve het grote vertrouwen dat Google geniet, ook de afhankelijkheid ervan aan, en die creëren wij zelf.

Toch had Google genoeg vertrouwen in Translate om de proeffase eind 2009 te voltooien. Google heeft een ‘Translation Toolkit’ voor vertaling tussen 345 talen, meestal met Engels als tussentaal. Gebruikers kunnen ook Chinese, Japanse, Koreaanse, Russische, Oekraïense, Wit-Russische, Bulgaarse, Griekse, Hindi en Thaise teksten in ons eigen alfabet op het scherm krijgen. Ook vanuit het Arabisch en het Perzisch kun je vertalen; leuk, hoe gebrekkig ook.

Sinds 5 mei 2010 is het ook mogelijk om vertaalde tekst te beluisteren, in een aantal Europese talen, maar ook in het Swahili, Turks en Vietnamees. Daarvoor moet je op translate.google.com op het icoon van een luidspreker klikken.

Google biedt op je mobieltje tekst-naar-spraak vertaling in het Engels, Italiaans, Frans en Duits. Bellers kunnen ook bestemmingen inspreken in het Engels, Chinees, Japans, Duits, Frans, Italiaans en Spaans. Google Voice Search zoekt die bestemming op Maps op en geeft die weer op een kaartje op de telefoon. Leuk, al zul je soms vreselijk verdwalen. Google biedt Voice Search niet alleen onder de eigen besturing Android, maar ook op ‘concurrerende telefoons’ van Apple, Nokia en de Blackberry. Ook verspreidt Google tegen kostprijs dvd’s met vertaalsoftware.

Google bood in de VS al speciale telefoonnummers met automatische spraakvertaling, zodat je in verschillende talen met elkaar kunt babbelen. Dat is een bijna goddelijk vooruitzicht voor iets wat sinds de ‘straf van Babel’ slechts een ideaal is geweest. Technisch cheffin Melissa Mayer zegt dat Google met Translate voorlopig geen geld zal verdienen. Maar dat komt wel.

Met investeringstak Google Ventures investeert Google ook in bedrijven die taalcursussen aanbieden, zoals in English Central. Zo is er een softwareplatform ontwikkeld voor het snel leren spreken van talen aan de hand van onder meer toespraken die op internet staan, bijvoorbeeld van president Obama.

Google Foundation

Het liefst wil Google alles op het gebied van technologie aanpakken, wat medewerkers ook mogen doen in de 20 procent vrije ontwikkeltijd. Zo bouwt een team een systeem voor het zuinig opladen van accu’s van hybride auto’s, onderdeel van ‘RechargeIT’, dat als doel heeft auto’s met behulp van software en data-analyse zuiniger te maken. De auto krijgt ‘plug-ins’ en ‘apps’, net als browser Firefox en iPhone.

RechargeIT valt onder de Google Foundation, de stichting waar ‘Sergey & Larry’ 1 miljard dollar in stopten. ‘Met Google Foundation willen we met ongeveer 1 procent van het kapitaal bijdragen aan de oplossing van enkele van de grootste problemen in de wereld.’

Op Google.org staat het hele scala van deze ‘technologiegedreven filantropie’. Je vindt er veel gezondheids-, energie- en CO2-projecten, zoals onderzoek naar Parkinson (waar de moeder van Brin aan leidt), informatie over het voorspellen van griepepidemieën en over een boor die rotsen breekt met hete waterkracht, maar ook over een energiemeter voor thuisgebruik.

Google kreeg in de VS een licentie voor handel in energie, investeerde 40 miljoen in windmolenparken en koopt van de exploitant voor 20 jaar schone energie voor de eigen datacentra en voor verkoop aan derden.

Het meeste geld steekt de Google Stichting in onderwijs en onderzoek, en dan vooral in informatietechnologie. Google steunt wereldwijd briljante studenten in hun promotieonderzoek. Dat onderzoek kan nuttig zijn voor Google en misschien komen die studenten later wel bij het bedrijf werken. Google investeert bijvoorbeeld heel veel in India. In de Google-gelederen vinden we veel Indiase namen, ook in de top, met Nikesh Arora als vierde bestuurder, verantwoordelijk voor de mondiale (reclame)verkoop, en in de top 50 chefs daaronder nog zo’n kleine 20 procent.

Google Grants, gelanceerd in 2003, is een programma waarbinnen honderden non-profitinstellingen die zich bezighouden met mensenrechten, natuur of armoedebestrijding, gratis publiciteit krijgen.

Conclusie: geslaagde strategie?

Google is ‘één groot laboratorium’. Jaarlijks passeren honderden nieuwe toepassingen, bruggen, uitbreidingen en vernieuwingen de bureaus van Brin en Page. Het innovatiemodel dat hen in 2001 voor ogen stond, is binnen de bedrijfstijd en de 20 procent ‘extra’ tijd tot volle wasdom gekomen. Strategisch is Google door en door technologisch. Op dat vlak heeft Google zijn zaken goed in de hand, met begrotingen en sturing op vier terreinen:

1. schaal: voldoende computerkracht en verbindingen om blijvend te groeien;

2. platform: een keuze voor toegankelijkheid, zo mogelijk met open software;

3. dekking (‘footprint’): zo breed mogelijke, drempelloze verspreiding, dus ‘gratis’;

4. vertrouwen: als het van Google komt, moet het betrouwbaar zijn.

Tegelijkertijd bouwt Google op ‘Sergey’s Resource Allocation Rule’, de toedelingen van tijd en inspanningen naar het inzicht van oprichter Brin:

de kern Zoeken, reclame en apps: 70 procent;

potentieel sterke onderdelen Android, YouTube, Chrome: 20 procent;

‘wild & Crazy Stuff’ Wave, Translate: 10 procent.

Met de groei en het breder worden van Google moet er meer sturing en strategie komen, wat op gespannen voet staat met de speelsheid. In het begin van het puzzelen is het nog aardig om eens wat te experimenteren, want je test steeds alternatieven. Maar gaandeweg het vorderen van de puzzel wordt het ook urgenter om die af te maken.

Naast het verzamelen en toegankelijk maken van alle informatie in de wereld, de eerste agenda, heeft Google zich immers duidelijke doelen gesteld. Allereerst is dat zelf digitale inhoud toevoegen aan het web waar dat de reclameverkoop en toegang ertoe versnelt - de tweede agenda. De derde agenda vormt de beheersing van het nieuwe platform, de zogenaamde ‘cloud’, ofwel internet centraal stellen in plaats van al het werk en de opslag op de pc en mobiel.

De strijd met uitgevers, tv-bedrijven en particulieren, dat wil zeggen degenen die dachten dat ze exclusief eigenaar waren van hun kranten, boeken, tv-programma’s en woonomgeving, geeft aan hoezeer Google van een ontsluiter van digitale inhoud ook een aanbieder is geworden. In feite is dit een verlengstuk van de zoek- en reclamefunctie, meer nog dan de derde agenda.

Maar de twee strategieën raken vervlochten: al die videogegevens, boeken, beelden en kaarten weet Google als geen ander op te slaan, te ordenen en op afstand toegankelijk te maken. Dat kan, zo hoopt Google, straks het best via zijn eigen besturing en browser, zowel voor het computeren thuis en op het werk, als voor mobiel, met Android-besturing voor telefoons.

En ondertussen biedt Google dan ook nog de toepassingen op kantoor om te schrijven, presenteren en rekenen, en verbindt die de komende jaren tot een vlechtwerk van allerhande applicaties op het web. Dat is de Google-wereld die voor ons ligt.

De concurrentie ziet deze bui echter hangen en zit niet stil. De concurrentie is druk bezig met reageren en anticiperen op de wereld die Google voor zich ziet.

Microsoft: gelijkenis en verschil

STRATEGIE

Met het uitbrengen van Windows 3.0 in 1990 - met de van Apple afgekeken icoontjes en muisbesturing, en vijf jaar later Windows 95 - werd Microsoft superieur in pc-besturing. Het elimineren van de concurrentie ligt bij Microsoft in het verlengde van zelf excelleren. De concurrentie valt met bosjes om of speelt de tweede viool, van Digital tot Netscape, van IBM tot Compuserve, van Apple tot Real. Microsoft wordt het meest gehate bedrijf, maar Google weet de sympathie wél te behouden.

Net zoals reclame en zoeken Google onoverwinnelijk maken, ontwikkelt Microsoft veertig jaar lang dezelfde soort software in steeds betere versies. Financieel is Google geen zoek-, maar een reclamemachine, net als Microsoft een codefabriek is met reproductie en veel marktmacht. Net zoals Microsoft na verloop van jaren op Windows leunt, steunt Google voor een groot deel op één inkomstenbron: reclame verdelen over trefwoorden, zozeer dat een monopolie dreigt. Microsoft wist met Office een tweede geldbron aan te boren; bij Google kan YouTube dat worden.

Zoals Microsoft Windows moeizaam uitbreidt naar mobiel en tv, krijgt Google met de reclamemachine weinig voet aan de grond bij kranten en televisie. Microsoft kende net als Google de nodige mislukkingen, zoals Microsoft Network, Windows CE en opvolger Windows Mobile, en decoders voor tv. Maar Microsoft had ook successen, zoals Internet Explorer, Mediaplayer en de spelcomputer Xbox, al leveren die weinig winst op.

Een groot verschil is dat Google echt een fan van open software is, terwijl Microsoft er de grote vijand van is en tot vervelens toe op zijn rechten staat.

CONTROLE

Ofschoon onderling totaal verschillend, creëren Microsoft en Google een unieke omgeving om te werken: Microsoft nam geen kantoortoren, maar bouwde een campus van 35 lage gebouwen voor zijn softwarewalhalla.

Ook de ‘Microserfs’ worden tot een aanhoudende topprestatie opgejaagd. ‘Success is a lousy teacher,’ aldus Bill Gates in zijn boek The Road Ahead (1995). Gates houdt lang zelf de touwtjes in handen en blijft de grootste aandeelhouder, net als Brin en Page, die Google lange tijd op een ontspannen wijze leiden.

Waar Google blunders begaat met Google Books, is zo’n zelfde technisch georiënteerde wereldvreemheid bij Microsoft de oorzaak van de komst van Microsoft Network, een soort eigen internet in 1995. Dat loopt faliekant mis en de olietanker maakt dan de grootste wending die hij ooit in zijn geschiedenis heeft gemaakt: het omarmen van het open internet.