2.3
Trends in binnenlandse inkomensongelijkheid

• Na een historische inkomensnivellering in de meeste delen van de wereld tussen de jaren 1920 en de jaren 1970 groeit de inkomensongelijkheid in vrijwel alle landen. In de afgelopen vier decennia hebben zich echter allerlei verschillende nationale ontwikkelingen voorgedaan, die benadrukken hoe belangrijk politieke en institutionele factoren bij de vorming van de inkomensdynamiek zijn.

• In de geïndustrialiseerde wereld hebben Angelsaksische landen sinds de jaren 1980 een forse toename van de ongelijkheid gekend. In de Verenigde Staten is het inkomensaandeel van de onderste 50% in elkaar gestort, terwijl dat van de topverdieners omhooggeschoten is. Landen op het Europese continent slaagden er beter in de groeiende ongelijkheid binnen de perken te houden dankzij een beleidsmatige en institutionele context die gunstiger was voor de lage- en middeninkomensgroepen.

• In China, India en Rusland, drie voormalige communistische of sterk gereguleerde economieën, explodeerde de ongelijkheid na de invoering van een opener en liberaler beleid. De sterkste groei deed zich voor in Rusland, waar de overgang naar een markteconomie bijzonder abrupt was.

• De ongelijkheid is extreem groot in Brazilië, het Midden-Oosten en Zuid-Afrika, de meest ongelijke regio’s ter wereld. In deze drie grote opkomende markten bereikt de ongelijkheid momenteel extreme niveaus: de rijkste 10% eigent zich 55-65% van het nationaal inkomen toe.

• Er is weinig bekend over de langetermijndynamiek van inkomensongelijkheid in veel arme landen. Meer informatie is wezenlijk voor vreedzame democratische discussies in deze landen, vooral aangezien officiële schattingen hoogstwaarschijnlijk het huidige niveau van ongelijkheid onderschatten.