2.10
Inkomensgelijkheid in het Midden-Oosten

De informatie in dit hoofdstuk is gebaseerd op ‘Measuring Inequality in the Middle East, 1990-2016: The World’s Most Unequal Region?’, van Facundo Alvaredo, Lydia Assouad en Thomas Piketty, 2017. wid.world Working Papers Series (No. 2017/16).

 

• Het Midden-Oosten lijkt de meest ongelijke regio ter wereld. Het aandeel van de bovenste 10% en de bovenste 1% in het totale regionale inkomen kwam in 2016 uit boven de 60% en de 25%. In de periode 1990-2016 bleef de ongelijkheid extreem hoog: het inkomensaandeel van de bovenste 10% varieerde tussen de 60% en 66% en dat van de onderste 50% lag steevast onder de 10%. Dit niveau van ongelijkheid is vergelijkbaar met of zelfs hoger dan de niveaus in Brazilië en Zuid-Afrika.

• Deze hoge concentratie van inkomen is het gevolg van zowel een enorme ongelijkheid tussen landen, in het bijzonder tussen olierijke landen en volkrijke landen, als een zeer grote ongelijkheid binnen landen zelf.

• De ongelijkheid tussen landen is grotendeels te wijten aan het feit dat sommige landen grote olievoorraden bezitten en dat zij hun olieopbrengsten hebben kunnen omzetten in permanente financiële toelagen. Als gevolg daarvan bedroeg het inkomen van de olierijke Golfstaten in 2016 42% van het totale regionale inkomen, hoewel ze slechts een klein deel van de totale bevolking herbergen (15% in 2016). Het nationaal inkomen per volwassene van de Golfstaten is dan ook stukken hoger dan dat van de andere landen in de regio.

• Deze nieuwe resultaten tonen ook aan dat de binnenlandse ongelijkheid veel groter is dan voorheen geschat. Gezien het gebrek aan beschikbare gegevens zijn deze schattingen vermoedelijk substantieel te laag. Het probleem doet zich met name voor in de Golfstaten. In die landen zijn de lage officiële ongelijkheidscijfers in tegenspraak met belangrijke aspecten van hun politieke economie, namelijk het groeiend aantal slechtbetaalde buitenlandse arbeiders.