16

Logo_CC-ZWW.jpg

Ze renden voor hun leven, door nauwe straatjes, over een langwerpig plein, langs de zuilengalerij van het Pantheon en door naar de Santa Maria in Aracoeli.

Hijgend rustten ze even uit voor de lange, brede trap naar de kerk, die op een van Rome’s zeven heuvels boven hen uittorende, met vlak ernaast het Capitool.

Angelina had de hand van haar vriendin gepakt om haar bij de dode soldaat weg te trekken, en die daarna niet meer losgelaten. Praten kwam later wel. Nu was haar stem te verstikt door de emoties. Ze was buiten adem van het rennen en ze had steken in haar zij.

Tijdens de korte pauze was Ariane de eerste die iets leek te gaan zeggen, maar net toen de eerste woorden over haar lippen kwamen, begonnen de klokken van de Santa Maria in Aracoeli te beieren, meteen gevolgd door klokken van andere kerken. De zware, bronzen galm dreef over straten en pleinen, dreunde na in Angelina’s borstkas en raakte haar diep in de ziel. Hij vertelde haar dat Rome was gevallen, dat de Sacco di Roma, de plundering en verwoesting van Rome door een Duits huurleger, dat al tijden niet was betaald en een diepe haat koesterde tegen de paus en zijn steenrijke Kerk, was begonnen.

De kerkklokken waren ook een teken dat ze geen moment te verliezen hadden. Hoe verder het drietal de Tiber achter zich liet, hoe vager het lawaai van de strijd werd. Overal op straat zagen ze vluchtende mensen, allemaal op weg naar de zuidelijke muur, in de hoop dat daar nog een poort zou openstaan om de stad uit te kunnen komen.

Toen Angelina met haar hand tegen haar zij gedrukt stopte en zich omdraaide, zag ze dikke rookwolken opstijgen.

‘Ze zijn de Ponte Sisto overgestoken,’ riep een man die langs hen snelde. ‘Nog even, en ze zijn hier.’

Ze renden alweer, achter het Forum langs, voorbij het Colosseum, naar hun huis in een straatje achter de San Pietro in Vincoli. Angelina had Maria en Pietro nog nooit zo opgelucht gezien toen ze er aankwamen. Ze zag zelfs tranen in de ogen van de anders zo nuchtere Maria toen ze Antonio omhelsde.

‘Goddank. We horen hier van alles, en die klokken...’

‘We moeten meteen weg,’ zei Antonio.

Maria luisterde niet meer. Verbijsterd staarde ze naar de jonge vrouw, die nog steeds Angelina’s hand vasthield.

‘Nee,’ zei ze toen. ‘Dat geloof ik niet. Eerst Angelina, en nu... Je bent het echt, hè? Kom hier.’ Ze omhelsde Ariane stevig. ‘Ze gaat toch met ons mee?’

‘Wat dacht jij dan?’ antwoordde Angelina in Arianes plaats.

Alleen Pietro had wat meer tijd nodig om te bevatten dat er opnieuw een vrouw was opgedoken met wie hij had gespeeld toen hij klein was. Hij staarde haar stomverbaasd aan en keek toen naar zijn moeder. ‘Wie is dat?’

‘Zie je dat echt niet?’ vroeg Maria.

Arianes wangen waren ingevallen, ze had zwarte kringen onder haar ogen en ondanks haar jeugdige leeftijd waren de eerste sporen van rimpels te zien. Alleen haar stem was nauwelijks veranderd.

‘Dag Pietro. Weet je niet meer dat we hier met z’n drieën verstoppertje speelden?’

Pietro’s mond zakte open. Toen liep hij op haar af en sloeg zijn armen om haar heen.

‘Ik ben zo blij dat ik bij jullie ben.’ Arianes stem klonk zacht. ‘Dank je wel, Angie. Je hebt mijn leven gered.’ De laatste woorden eindigden in een snik. De tranen liepen over haar wangen.

‘Herinner jij je Ariane nog, Michaël?’ vroeg Angelina. ‘Je was zes jaar toen ze met Lucille uit Florence vertrok.’

Michaël schudde zijn hoofd. ‘Ik weet wel dat jij altijd met een ander meisje speelde, maar ik herken haar niet.’

‘Kom, we moeten gaan. Praten komt later wel,’ maande Antonio. ‘Neem mee wat je kunt sjouwen. Ariane kan jou helpen, Angelina.’

Even later sloten ze zich aan bij de hordes vluchtende mensen. De hemel achter hen kleurde afwisselend rood en zwart. Hier en daar beierden nog een paar kerkklokken, maar de meeste waren verstomd. De angst voor de naderende soldatenbendes hing bijna tastbaar in de lucht.

Met een wijde boog liepen ze om de San Pietro in Vincoli heen, recht op de resten van de San Giovanni in Laterano af, de basiliek die een paar honderd jaar geleden tijdens een aardbeving was ingestort en nog steeds niet was herbouwd. Daar maakten ze zich los van de vluchtelingenstroom. Niemand die hen achterna kwam. Het onverharde pad dat ze even later volgden, leidde wel naar een muur, maar niet naar een poort, waardoor ontsnappen misschien nog mogelijk was. Opeens liepen ze tussen hoog struikgewas en de restanten van een wijngaard.

Antonio, die vooropliep, hief zijn hand op. ‘Nu komt het erop aan,’ zei hij toen iedereen dicht bij hem stond. ‘Vanaf nu mag niemand ons meer zien.’

‘Iedereen is de andere kant op gelopen,’ stelde Pietro hem gerust.

‘We nemen geen enkel risico,’ zei Antonio grimmig. ‘Jij gaat voorop, Pietro, Michaël als laatste. Jij kent de weg misschien wel beter dan ik. Ik houd de weg achter ons in de gaten. Komt iemand ons toch achterna en gaat hij niet goedschiks terug...’ Van onder zijn tuniek haalde hij een kort zwaard tevoorschijn.

Maria staarde er verschrikt naar. ‘Er zit bloed aan,’ stamelde ze. ‘Hoe komt dat?’

‘Dat vertel ik wel als we veilig zijn. Lopen, Pietro.’

Achter elkaar liepen ze verder. Het struikgewas werd hier en daar wat dunner.

Na een minuut of tien doemde een muur op. Aan het einde van het pad was er een lage, vervallen loods tegenaan gebouwd.

‘Hier werden de wijnvaten opgeslagen. Aan de andere kant van de muur zijn ook wijngaarden,’ zei Pietro zacht tegen Angelina, die vlak achter hem liep.

Ze had de afgelopen weken wel opgevangen dat de muren van Rome verwaarloosd waren, maar de eeuwenoude vestingwallen, met overal brokken puin en welig tierend onkruid, hadden weinig meer met een verdedigingslinie te maken. Alleen het Castel Sant’Angelo was nog goed te verdedigen, dat kon iedereen je vertellen. Nu begreep ze waarom vanochtend zoveel mensen daar probeerden binnen te komen.

‘We zijn er bijna.’ Pietro was naast de loods gestopt. ‘Als jullie hier gaan zitten, kan alleen iemand die op de muur staat je nog zien. Maar dat zal alleen gebeuren als hij is verdwaald. Ik zal de opening vrijmaken. Daarna gaan jullie een voor een naar binnen. Ga je mee om me te helpen, Michaël?’

De twee verdwenen in een nauwe doorgang tussen de muur en dichte struiken met doornen. Er heerste een vreemde stilte. Vanuit de verte dreven geluiden van het strijdgewoel hun kant op, als vage rimpelingen in een spiegelgladde vijver.

Michaël kwam alleen terug. ‘Kom maar mee, Angelina. Ik ga eerst, daarna jij, dan kunnen we de anderen helpen.’

Ze lette goed op hoe Michaël, geholpen door Pietro, zich langzaam door de nauwe opening liet zakken. Het was een stuk lastiger dan ze had verwacht. Toen was het haar beurt.

‘Je moet je erin laten zakken en naar beneden laten vallen. Als je eenmaal in het gat hangt, is het nog geen meter, en de vloer is vlak. Ik houd je zo lang mogelijk vast,’ zei Pietro. ‘Voor mijn moeder is het best moeilijk. Jullie moeten haar met z’n tweeën opvangen.’

Angelina knikte. ‘Is er voldoende licht?’

‘Zolang de toegang open is wel. Op een paar plekken komt een klein beetje daglicht tussen de plafondbalken door naar binnen. Ben je bang?’

Ondanks alles moest ze erom glimlachen. ‘Ik ben niet zo snel bang meer.’ Ze werkte haar benen in de opening en liet zich, steunend op de rand, langzaam zakken. Haar benen hingen in de lucht. Nu moest ze zich laten vallen.

‘Voorzichtig,’ waarschuwde Pietro. ‘Het is nog te hoog, en je kunt je openhalen aan de stenen in de opening. Ik pak je polsen en laat je nog een stukje zakken. Roep maar als ik je mag loslaten.’

Ook al had ze beweerd dat ze niet zo snel bang was, ze kreeg het toch benauwd toen ze, hangend aan Pietro’s handen, met haar hoofd in de opening verdween.

‘Los maar,’ zei ze toen ze voelde dat hij haar niet langer kon houden.

Ze kwam harder terecht dan ze had verwacht en smakte tegen de grond.

‘Gaat het?’ vroeg haar broer toen hij haar overeind trok.

‘Goed neergekomen?’ riep Pietro.

‘Ja. Laat eerst Ariane komen, dan vangen we haar samen op. Daarna je moeder, dan weten we precies hoe het moet.’

‘Doe ik.’

Even later bungelde Ariane in het gat.

‘We pakken allebei een been en laten haar dan langzaam zakken,’ zei Michaël. Het bleek niet moeilijk, omdat ze ruimte genoeg hadden om te staan en omdat Ariane niet zwaar was.

Even later verschenen de benen van Maria in het gat. Ze slaakte een gilletje toen Pietro haar losliet, maar ook zij kwam ongedeerd beneden.

‘Even pa waarschuwen dat jullie binnen zijn, dan komen wij ook.’

Het duurde langer dan ze hadden gedacht eer ze boven zich voetstappen hoorden. Toen verschenen Pietro’s benen in het gat en liet hij zich soepel omlaag ploffen.

‘Help even om pa tegen te houden. Hij moet het gat afsluiten.’

Terwijl hij en Michaël hem omhoog duwden, trok Antonio de platte steen weer op zijn plek. Hij slaakte een diepe zucht toen hij beneden stond.

‘Iemand heeft gezien dat we deze kant op liepen. Er kwam een onbekende snuiter langs het pad, die iets te nieuwsgierig rondkeek.’

‘Waarom zou die deze kant op komen? Je kunt hier de stad niet uit,’ zei Maria.

‘Heeft hij je gezien?’ vroeg Pietro.

‘Helaas wel, voor hem dan.’ Antonio’s gezicht stond strak. ‘Ik heb zijn lijk tussen de struiken verstopt. Zolang niemand hem komt zoeken, zijn we veilig.’