6
Angelina leunde tegen het bed en haar benen werden slap toen ze naar het bloedbad keek dat ze had aangericht. Het was niet haar keuze geweest om hier te zijn, het was hij of zij. Ze zou zijn slavin zijn geworden en keer op keer worden verkracht.
Ze wierp nog een laatste blik op Sergio. Zijn hoofd was zo ver opzij gezakt, dat onder de bloederige snee een leren koordje zichtbaar was. Ze kokhalsde toen ze de erfenis van haar moeder over zijn hoofd trok en onder haar kleren liet verdwijnen.
Het schemerde nog, maar dat zou niet lang meer duren. Zachtjes opende ze de kamerdeur en luisterde. Het was doodstil in de herberg. Met de dolk in haar hand geklemd sloop ze de trap af. Het was maar een klein stukje lopen naar de hoofdingang, die uitkwam op het straatje dat naar het plein leidde. Terwijl ze zich naar het plein haastte, snoof ze de koele ochtendlucht diep op. Ze was nog niemand tegengekomen. Had ze trouwens iets te vrezen? Niemand wist dat de kapitein dood was. En iemand die vroeg op pad was zag alleen een monnik, die op weg was naar een plek om zijn gebeden op te zeggen.
Het plein lag er verlaten bij. In de verte hinnikte een paard. Ze dankte God voor dit teken. Als God haar daad had veroordeeld, dan had ze dat paard niet horen hinniken.
De toegangsdeur tot de stallen stond open, precies zoals Mario had gezegd. De manschappen moesten zich hier heel veilig voelen, want ze zag geen wachtposten. Angelina snelde langs de paarden, die haar snuivend bekeken. Ze zaten met riemen vast aan ringen in de muur, op de vloer lag een dikke laag stro en er stonden drinkbakken.
Waar was Michaël? Mario had zich toch niet vergist, of haar met opzet verkeerde informatie gegeven? Nee, waarom zou hij? Dat ze kon ontsnappen en naar haar broer op zoek zou gaan, zou niet in hem opkomen.
Abrupt stond ze stil toen ze haar broer zag. Hij lag in een hoop stro, met nauwelijks twee meter tussen hem en het laatste paard in de rij. Mario had haar niet voorgelogen toen hij zei dat het hier stonk als de hel. Michaël was diep in slaap. Het bloed was van zijn gezicht gewassen, wel zag ze nog een dikke korst bloed in zijn haar. Ze hurkte naast hem en schudde hem aan zijn schouder heen en weer. Michaël mompelde iets en wilde zich op zijn zij draaien. Opnieuw schudde ze hem heen en weer.
‘Michaël,’ fluisterde ze in zijn oor. ‘Wakker worden.’
Zijn ogen schoten open. Stomverbaasd keek hij haar aan. ‘Angelina. Wat doe jij hier?’
‘Je bevrijden. Ga eens zitten, en stil zijn!’
‘Hoe kom jij hier?’
‘Niets vragen. Dat komt straks. Houd je handen alsjeblieft stil, dan kan ik dat touw doorsnijden.’
Verbeten zette ze de dolk in het touw waarmee zijn polsen aan een balk zaten vastgebonden. Geconcentreerd haalde ze het lemmet op en neer, steeds krachtiger. Toen ze er plotseling doorheen schoot, schampte de dolk Michaëls arm.
Hij onderdrukte een kreet. ‘Geeft niet, ik ben los. Wat nu?’
‘Wegwezen. We moeten allebei een paard pakken.’
‘Wat? Dat meen je niet. We kunnen nauwelijks paardrijden.’
‘Toch moeten we het proberen.’ Ze keek angstig om zich heen. ‘Ik heb de kapitein vermoord.’ Haar stem trilde. ‘We moeten heel snel de stad uit, voordat er alarm wordt geslagen.’
Haar broer zat haar verbijsterd aan te kijken. Toen sloeg hij zijn armen om haar heen. ‘Lieve zus van me. Wat heb je gedaan? Tegen die mannen hebben we geen enkele kans. Misschien komen we de stad wel uit, maar ze hebben ons zo ingehaald.’
‘Wat moeten we dan doen?’ Ze stond op het punt in te storten.
In de verte klonk geschreeuw. Luide voetstappen kwamen hun kant op.
‘O god,’ kreunde Angelina.
‘Kom mee.’ Michaël pakte haar hand. ‘Hier langs.’
Ze renden langs de paarden naar de ingang van de hooiopslag. Overal verspreid lagen balen. In het midden was een open ruimte met erboven een brede vliering. Die lag stampvol hooibalen.
Voetstappen snelden voorbij, de stallen in.
‘We moeten boven zien te komen,’ zei Michaël.
‘Hoe? Ik zie geen ladder.’ Ze vocht tegen de paniek.
Verderop klonk opnieuw geschreeuw. Paarden galoppeerden de stallen uit.
‘Doe iets. Dit is onze enige kans.’
Kreunend werkte hij zich onder een strobaal en zag kans die omhoog te krijgen. Meteen begreep Angelina wat hij wilde. Ze hielp hem er nog een baal bovenop te zetten.
‘Jij eerst.’
Wankelend stonden ze op de gestapelde balen. De vliering was zo dichtbij, dat Angelina maar een klein zetje nodig had om erop te komen.
‘Hou me vast,’ zei Michaël, toen ook hij op de vliering was gekropen. Bijna gleed hij weg toen hij met twee voeten tegelijk de bovenste baal wegtrapte. Angelina redde hem door met haar volle gewicht aan zijn armen te hangen. Met een uiterste krachtsinspanning wist hij zich omhoog te trekken. Snel trok hij haar naar achteren en verschoof wat balen om ruimte te maken.
Ze hadden zich nog niet verstopt of de deur van de hooiopslag werd opengesmeten. Zo te horen inspecteerden een paar mannen de ruimte.
‘Niets. Ze zou ook wel erg stom zijn geweest om hier weg te kruipen.’
‘En boven?’
‘Hoe kom je daar? Zie jij ergens een ladder?’
‘Even buiten kijken. Nee, nergens te vinden,’ klonk het even later.
‘Die is allang de stad uit.’
‘Onze kapitein had niet zo stom moeten zijn om haar bij zich te houden, terwijl hij straalbezopen was. Ook al doen ze nog zo lief, vrouwen zijn gewoon niet te vertrouwen.’
‘Dat blijkt maar weer,’ stemde de ander in. ‘Maar we krijgen haar wel.’
De deur werd dichtgegooid en de voetstappen stierven weg.
Angelina durfde weer adem te halen en nieste ingehouden.
‘Voorlopig zijn we hier veilig,’ fluisterde Michaël, ‘al kunnen we hier niet dagen blijven zitten zonder eten en drinken.’
‘Ik denk niet dat ze zo lang naar ons blijven zoeken. Volgens Sergio’ – ze slikte iets weg – ‘moesten ze zo snel mogelijk naar Rome om de paus te informeren.’
In de loop van de ochtend werd het steeds warmer op de hooizolder en gingen honger en vooral dorst hun tol eisen. Intussen hadden ze er geen idee van wat er buiten gebeurde, alleen hoorden ze dat er steeds meer ruiters terugkwamen, hun paarden naar de stallen brachten en weer wegliepen.
Niet lang na het middaguur, schatte Angelina, kwam er een grote groep mannen over het plein hun kant op en verdween in de stallen. Er werd geschreeuwd en er werden grove grappen gemaakt.
‘Ze gaan weg,’ fluisterde Michaël opgewonden. ‘Je had gelijk. Ze willen zo snel mogelijk naar Rome. Maar zal er niemand achterblijven om naar ons te zoeken?’
‘Ze denken dat we hier zo ver mogelijk vandaan zijn gevlucht,’ dacht Angelina hardop. ‘Wat heeft het dan voor zin om een paar soldaten achter te laten?’
Ze hoorden hoe de paarden van stal werden gehaald en hoe ze even later over het plein daverden.
‘Niet overmoedig worden,’ waarschuwde Michaël. ‘We moeten het hier tot het donker wordt zien uit te houden. Eerder durf ik niet weg.’
De troep was nog maar net vertrokken of ze hoorden de deur beneden weer opengaan.
‘Die zijn allang gevlogen,’ hoorden ze een man zeggen. ‘Goed dat ze dat lijk hebben meegenomen. Nu zijn wíj ervanaf.’
‘Een straalbezopen condottiere, die in bed wordt vermoord door een als monnik verklede hoer. Wat een heldendood!’
‘Dit is geen zaak voor ons. We hebben wel wat anders aan ons hoofd,’ zei de eerste stem weer. ‘Als ze haar onderweg tegenkomen, dan nemen ze haar zelf maar mee naar Rome.’
‘Wat je zegt.’
Bij het horen van het woord ‘hoer’ kneep Angelina in de arm van haar broer en perste haar lippen op elkaar. Ze ontspande pas toen de mannen weg waren.
‘Ik ben geen hoer. Dat beest heeft me verkracht. En als ik me tegen hem bleef verzette, dan... dan...’ Ze onderdrukte een snik.
‘Je hoeft het me niet uit te leggen.’ Er verscheen een verbeten uitdrukking op zijn gezicht ‘Als jij hem niet had vermoord, had ik het wel gedaan. Mensen hebben hun oordeel altijd meteen klaar. Net als bij mama. Heb jij zojuist hetzelfde gezien als ik?’
‘Wat bedoel je?’
‘Volgens mij waren dat gerechtsdienaren. Ze zitten hier niet te wachten op een zaak die niets met hun eigen burgers te maken heeft.’
Angelina knikte instemmend. ‘Dat maakt het een stuk veiliger voor ons. Waarschijnlijk zijn ze nu al gestopt met zoeken. Maar hoe komen we daarachter?’
‘Ik ga kijken. Zonder pij zie ik eruit als een knecht of een ambachtsman. Niemand zal op mij letten.’
‘En ik dan?’
‘Je zult het nog even moeten volhouden. Ik zal kijken of ik wat eten en drinken mee kan nemen.’