viktor Soms sta ik hier buiten naar mijn vrouw te kijken, zonder dat ze zich van mijn aanwezigheid bewust is. Ze is zo gekweld, de afgelopen nachten zijn een verschrikking geweest, ze heeft niet kunnen slapen. Ze zegt dat ze zich nooit kan vergeven dat ze haar moeder weg heeft gejaagd. Als ik nou maar met haar kon praten, maar alles wordt alleen maar stoffige woorden, holle frases. Ik moet er naast staan en toekijken hoe ze lijdt, zonder te kunnen helpen. eva Moet je weg?
viktor Ik moet naar de post om een pakje boeken op te halen. eva Zou je zo goed willen zijn om deze brief dan meteen te posten.
viktor Natuurlijk. Die is voor Charlotte!? eva Je mag hem best lezen als je wilt. Ik ga even naar boven naar Lena.
viktor (leest) Ik heb begrepen dat ik fout gehandeld heb tegenover jou. Ik trad je tegemoet met eisen in plaats van tederheid. Ik kwelde je met een oude, verzuurde haat die niet meer werkelijk was. Ik deed het de hele tijd fout en ik wilde je vragen me vergiffenis te schenken. Helena's inzicht is veel groter dan het mijne. Zij gaf, terwijl ik eiste. Zij was dicht bij jou, terwijl ik de afstand vergrootte. Plotseling begreep ik dat ik voor jou moest zorgen, dat al dat oude weg was, dat ik je nooit meer los zal laten, ik denk er niet meer aan om je ooit alleen te laten. Ik weet helemaal niet of deze brief jou bereikt, ik weet niet eens of je hem zult lezen, misschien is alles al te laat. Maar ik hoop ondanks alles dat mijn ontdekking niet tevergeefs zal zijn. Er bestaat toch een soort genade. Ik bedoel de ongehoorde mogelijkheid om voor elkaar te mogen zorgen, om elkaar te mogen helpen, om tederheid te mogen tonen. Je moet begrijpen dat ik je nooit
meer los zal laten, of je zal laten verdwijnen uit mijn leven, ik ben van plan daar aan vast te houden. Ik geef zelfs niet op als het te laat zou zijn. Ik geloof niet dat het te laat is. Het mag niet te laat zijn.
Faröer, woensdag 27 juli 1977