2
Nell
Nells to-dolijst
Gewoon studentending 2: nieuwe vrienden maken
De was doen, luie slons
‘Weet je,’ zegt Dylan, ‘toen ik vroeg of je zin had om met Silas’ vrienden te gaan frisbeeën had ik nooit gedacht dat je ja zou zeggen.’
Ik krimp ineen. ‘Wil je soms dat ik thuisblijf?’ Ik trek aan de veel te strakke sportbeha die mijn tieten zo ver omhoogduwt dat ik vrees dat ze in opstand komen en de stof doormidden scheuren. Ik heb dat stomme ding van Dylan moeten lenen omdat ik zelf nooit een sportbeha nodig heb gehad, maar omdat ik minstens twee cupmaten groter nodig heb, voelt het alsof ik door mijn eigen decolleté word gewurgd. ‘Ik hoef niet per se mee, hoor.’
In gedachten zet ik ‘sportbeha kopen’ op mijn to-dolijst.
‘Jawel! Jawel, ik vind het leuk dat je hen nu eindelijk leert kennen. Ik was alleen… Het verbaasde me gewoon.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik moest denken aan wat je vorige week zei. Over ontdekken wat je studietijd allemaal te bieden heeft.’
Dylan glimlacht naar me en ik ben er vrij zeker van dat je de uitdrukking op haar gezicht ‘zelfvoldaan’ kunt noemen. ‘Ik heb voorlopig toch geen tentamens,’ voeg ik eraan toe, ‘en ik heb mijn opdrachten voor de komende anderhalve week al af.’
Ze schudt haar hoofd en leunt voorover om aan de airco van haar auto te prutsen. ‘Dat verbaast me niks.’
Ze zet de airco hoger en ik ben blij met de koele lucht. Texas is de enige plek waar het in oktober nog zo warm is. Ik til mijn haar uit mijn nek, blij dat ik zoals altijd een haarelastiekje rond mijn pols draag. De koele lucht voelt heerlijk op de net bevrijde, bezwete huid van mijn nek.
‘Goed, wat moet ik allemaal weten over deze lui?’
Dylan tikt bedachtzaam met haar vingers op het stuur en zegt: ‘Nou, Silas ken je al. Min of meer. Hij is… Hij is… Nou ja, hij is moeilijk te omschrijven, maar hij is aardig. Dus daar hoef je je niet druk over te maken. Ze zijn allemaal erg aardig. Zijn twee huisgenoten komen ook. Isaiah Brookes noemen ze allemaal Brookes of Zay. Ik denk dat je hem wel aardig vindt. Soms krijg je een beetje moeilijk hoogte van hem, maar hij… denkt veel na. Hij is slim. Draait er niet omheen. Dat hebben jullie met elkaar gemeen. Zijn andere huisgenoot heet Torres.’
‘Dat is ook een achternaam?’ vraag ik.
‘Mateo Torres. Maar ze noemen elkaar allemaal bij de achternaam, dat is zo’n sportdingetje. Of een mannendingetje, dat weet ik niet zeker. Maar je raakt er wel aan gewend.’
‘Ik wil niet dat mensen me De Luca noemen. Dat is raar. Ik kan niet luisteren naar een naam die nog nooit iemand voor me heeft me gebruikt én tegelijkertijd de regels van een nieuwe sport leren. Dat geeft veel te veel stress.’
‘De meisjes spreken ze minder vaak bij hun achternaam aan. En frisbeeën is niet zo ingewikkeld. Het komt wel goed, echt waar.’
‘Goed. Terug naar het groepje. Je had het over ene Torres.’
Dylan trekt een gezicht en antwoordt behoedzaam: ‘Misschien kun je maar beter bij Torres uit de buurt blijven.’
‘Hoezo? Is hij gevaarlijk?’
‘God, nee zeg, maar hij schaamt zich nergens voor. Ik weet dat jij je snel opgelaten voelt en dat is met Torres in de buurt vrij onvermijdelijk. Hij zegt iets gênants of doet iets raars of trekt zijn kleren uit.’
Nog meer naakte jongens? Echt?
‘Uit de buurt van Torres blijven. Duidelijk. Volgende.’
‘Carson en Dallas komen ook. Die zijn nu ongeveer een jaar met elkaar. Ze zijn zeg maar de rustige kern van de groep. Carson is de quarterback, dus de leider van het team, en die rol neemt hij buiten het veld ook vaak aan.’
Ik tuit mijn lippen. ‘Interessant. Gebeurt dat vaker, dat ze zich buiten het veld net zo gedragen als erop?’
Dylan denkt even na. ‘Misschien wel, ja. Ik heb er nooit over nagedacht, maar ja, ik denk het wel. Carson heeft de leiding over het team, hij weet hoe ze allemaal in elkaar zitten. Silas is de sterke man op het veld. Hij breekt snel en hard door de verdediging heen en zo is hij in het echte leven ook. Hij kan alles aan. Torres trekt graag de aandacht, op en rond het veld. Brookes speelt op dezelfde positie als Torres, maar hij is betrouwbaarder. Hij gaat doorgaans voor de eenvoudigere worpen, Torres neemt meer risico.’
Daar denk ik even over na, maar dit is te veel informatie over onbekenden om in één keer te verwerken. Ik bewaar dit voor later, wanneer ik weet welke gezichten bij welke namen horen.
‘Goed, wie hebben we nog meer?’
‘Ryan. Die zit niet in het team, hij is de manager. Hij is grappig, gemakkelijk in de omgang. Dallas noemde ik al. Met haar kun je lachen. Ze is een pittige tante, maar altijd eerlijk. Ik weet niet of Stella ook komt. Zij deelt een kamer met Dallas. Een leuk meisje, maar…’
‘Maar wat?’
‘Niks. Ze is de laatste tijd een beetje onvoorspelbaar.’
‘Hoe bedoel je?’
‘De ene dag gaat het beter dan de andere. Ze is normaal gesproken heel levendig en extravert, het middelpunt van de groep, maar ze is… Ze heeft momenteel het een en ander te verwerken, dus soms is ze een beetje… anders.’
‘Hoe anders?’
Dylan slaakt een zucht en ik weet dat ik te veel vragen stel. Dat is een minpunt van me. Of een voordeel, afhankelijk van de situatie.
‘Ik weet het niet, Nell. Het ligt eraan. Als je een beetje rekening met haar houdt, komt het allemaal wel goed, dat weet ik zeker.’
Ik besluit even geen vragen meer te stellen en zij zegt niets meer, dus ik neem aan dat dit het hele groepje is. Het is zondag, dus ze rijdt naast de open velden bij de natuur- en scheikundegebouwen een vrijwel lege parkeerplaats op.
‘Ben je er klaar voor?’ vraagt ze.
Ik knik.
‘Je hoeft niet zenuwachtig te zijn.’
‘Dat ben ik niet.’
Het heeft niet veel zin om zenuwachtig te zijn als ik niet weet wat ik kan verwachten. En zo moeilijk kan dit spelletje toch niet zijn?
Nog geen tien tellen nadat ik het veld op ben gelopen zeilt er een frisbee van een potje dat vlakbij wordt gespeeld naar me toe, gevolgd door een grote, zwetende jongen die recht op me afrent. Ik slaak een kreet, leg mijn handen op mijn hoofd en duik in elkaar. Boven mijn hoofd voel ik lucht stromen, er botst iets zwaars tegen mijn onderarmen, waardoor ik op mijn knieën val, en dan klinkt er op nog geen meter afstand een luide plof.
Wanneer ik mijn armen een klein stukje optil om te spieken, zie ik de jongen die net naar me toe rende aan mijn andere kant plat op zijn buik liggen.
Hij is over me heen gesprongen.
Opeens is het spelletje frisbee dat me zo simpel en ontspannen leek een stuk ingewikkelder geworden. De jongen rolt op zijn rug en springt overeind. Dylan pakt me bij mijn arm en trekt me omhoog, weg van het spel waar ik middenin was beland. Zodra we ons uit de voeten hebben gemaakt gaan de spelers meteen fanatiek verder. We lopen naar een groepje dat rond een picknicktafel zit en ik hoor iemand zeggen: ‘Stop die maar in het team van Brookes.’
De jongen die dat zegt, is lang en heeft brede schouders en een goudbruine huid. Zijn donkere haar is tot stoppeltjes afgeschoren. Hij kijkt me glimlachend aan en laat een rij oogverblindend witte tanden zien, maar ondanks die lach ben ik er vrij zeker van dat zijn opmerking beledigend was bedoeld.
Het vriendje van Dylan stompt hem tegen zijn arm. ‘Doe niet zo lullig.’
‘Ik doe niet lullig. Ik plaag haar alleen maar, dan heeft ze het gevoel dat ze erbij hoort. Dat is mijn manier van iemand welkom heten. Wat zeg je ervan, schoonheid? Voel je je welkom?’
Zijn toon is licht en speels, maar zijn blik is intens, en dat brengt me van mijn stuk. Ik verstijf en kijk hem onderzoekend aan. Zonder een moment te twijfelen zeg ik: ‘Jij bent Torres.’
Ze schieten allemaal in de lach en een meisje met knalrood haar zegt: ‘Het lukt haar om je naam als een belediging te laten klinken, Teo. Volgens mij past ze wel bij ons.’
Teo. Ik probeer me te herinneren welke voornaam Dylan eerder noemde. Mateo?
Hij legt een hand op zijn borst, aan de linkerkant waar zijn hart zit, en kijkt me met een gekwetste blik aan, met van die echte hondenogen. Ik weet niet zeker of ik daardoor naar hem toe wil lopen of juist heel hard de andere kant op wil rennen.
‘Ze weet in elk geval wie ik ben,’ zegt hij. ‘Jullie zijn een stuk minder belangrijk, sukkels.’
Ik kijk naar de rest van het groepje en probeer te raden wie bij welke beschrijving hoort. Het ligt voor de hand wie het meisje met het rode haar is. Naast haar zit een lange, knappe jongen die een arm rond haar schouders heeft geslagen. Ze vormen duidelijk de kern van de groep.
Ik wijs naar die twee. ‘Dallas en Carson.’ De jongen van wie ik aanneem dat hij Carson is, trekt verbaasd zijn wenkbrauwen op. Er zit maar één ander meisje bij, een kleine Aziatische met donker haar dat precies rond haar gezicht valt. ‘Jij moet Stella zijn.’ Ze knikt, wijst met een vinger naar de krullenbol naast haar en zegt geluidloos: ‘Ryan.’ Ik knik en noem op haar aanwijzing ook zijn naam. Daarnaast zit de jongen die ik een paar dagen geleden nog in zijn blootje in mijn keuken heb zien staan. Dat gezicht vergeet ik niet snel meer. ‘Dat is Silas, dus dan moet dit…’ Ik kijk naar de laatste jongen van wie ik de naam nog niet heb genoemd, een grote zwarte jongen met duidelijk zichtbare spieren en een symmetrisch gezicht. Ik snap waarom Dylan zei dat je moeilijk hoogte van hem krijgt. Maar hij kijkt me aan met een schattende blik die me aan mezelf doet denken en ik glimlach. ‘En dan moet jij Isaiah Brookes zijn.’
Torres fluit en richt zo weer de aandacht op zich. ‘Hoe komt het dat je zijn voor- en achternaam weet?’
Ik haal mijn schouders op.
Hij springt van zijn zitplaats boven op de picknicktafel en loopt met een paar grote stappen naar me toe. Hij slaat een arm rond mijn schouders of hij me al jaren kent in plaats van een paar minuten en ik word opeens tegen het hardste lijf gedrukt dat ik ooit van mijn leven heb aangeraakt. Sterker nog, de enige lijven waar ik ooit zo dichtbij ben geweest zijn de poppen waarop je reanimatie oefent, en die zijn gemaakt van metaal en rubber en plastic.
Torres zegt: ‘Ze komt niet in jullie team, vergeet het maar. Ze mag mijn opdrachten voor me maken. Volgens mij is ze een genie.’
‘Of misschien heeft ze een foto van ons gezien,’ zegt Brookes, nog altijd met een schattende blik.
Torres vraagt aan Dylan: ‘Heb je foto’s van ons laten zien, Captain Planet? Dan hoop ik dat ik er goed op stond.’
‘Nee, ik heb haar verteld dat je graag opvalt en totaal geen schaamte kent. Ze is er zelf achter gekomen wie jullie zijn.’
Om Dylans verklaring moeten ze nog veel harder lachen en het duurt wel even voordat ze uitgelachen zijn. Ik kijk ondertussen van de een naar de ander en probeer te bepalen hoe de verhoudingen in het groepje liggen, maar ik kan opeens niet meer goed nadenken wanneer ik Torres’ warme adem tegen mijn oor voel, en wat zijn lippen moeten zijn langs mijn huid strijken wanneer hij ‘Hoe heet je?’ vraagt.
Zijn lijf is te dicht bij me, en hij is warm, en de zwakke geur die opstijgt van zijn huid doet denken aan citroen en hout, maar blijkbaar kan ik antwoord geven op de automatische piloot. ‘Nell.’
‘Nell hoe?’
Ik zeg niks. Ik wil niet dat ze me bij mijn achternaam noemen. ‘Gewoon Nell.’
‘Nou, gewoon Nell, ik ben Mateo.’
Zijn lippen strijken telkens bijna langs mijn oorschelp en zijn warme adem kietelt mijn oor en ik merk dat ik nu al rood aanloop. Wie gaat er nu zo dicht naast een vreemde staan?
Grenzen stellen, dat moet ik doen.
Ik schud zijn arm van mijn schouder en zeg het eerste wat in me opkomt. ‘Er is me verteld dat ik bij je uit de buurt moet blijven.’
Dat klinkt gestoord. Als een kind dat bang is voor een vreemde die een snoepje aanbiedt, maar hoe krankzinnig het ook klinkt, zo voel ik me echt. Al mijn zintuigen staan op scherp, de haartjes op mijn onderarmen komen overeind en mijn ademhaling gaat veel te snel voor iemand die alleen maar stilstaat.
Ik voel me net een prooi.
En het enige wat hij doet, is naar me glimlachen. En die glimlach maakt me duidelijk dat afstand tussen ons scheppen wel het laatste is wat hij van plan is.
Op dat moment komt een slanke, kleinere zwarte jongen aangedraafd. ‘Sorry dat ik zo laat ben,’ zegt hij. Hij blijft op dik een meter afstand staan en ik stel mijn omschrijving bij tot ‘minder lang’. Hij is weliswaar niet zo’n reus als de jongen-die-geen-grenzen-kent die vlak naast me staat, maar lang is hij wel.
Carson, die volgens Dylan de leider van het groepje is, stapt naar voren en zegt: ‘Geeft niet. Het was ook wel heel kort dag.’ Hij stelt de nieuwe jongen aan mij en Dylan voor. De anderen kennen deze Keyon blijkbaar al. Dan voegt Carson eraan toe: ‘En daarmee zitten we op tien, een even aantal. We kunnen teams kiezen en beginnen.’
Torres steekt een hand op. ‘Ik ben aanvoerder.’
Door zijn mededeling wellen de zenuwen op in mijn buik en ik weet niet goed waarom.
Carson denkt even na en haalt dan zijn schouders op. ‘Prima. Jij en Brookes zijn denk ik toch de snelsten. Wat mij betreft zijn jullie aanvoerder.’
Ze doen een toss en Brookes mag als eerste iemand voor zijn team kiezen. Ik verwacht dat hij een van de jongens kiest, dat ligt het meeste voor de hand. Het zijn footballers, ze zijn in vorm en van nature al heel sportief. Maar hij kijkt me heel even aan voordat hij met samengeknepen ogen naar Torres kijkt. Dan kijkt hij weer naar mij.
‘Je heet Nell?’ vraagt hij.
Hij heeft iets wat hem tegelijkertijd overheersend en betrouwbaar maakt, bijna geruststellend. Als hij me nog langer zo aankijkt, ben ik in staat om hem mijn volledige naam, geboortedatum, BSN en alles wat hij verder nog wil weten op te biechten.
In plaats daarvan knik ik.
Hij kijkt met een opgetrokken wenkbrauw naar Torres en zegt: ‘Ik neem Nell.’