image
image
image

Megan

image

Door de drukte op het toilet overvalt me een vlaag van paniek en ik draai me onmiddellijk om. Gelijk besluit ik dat ik niet langer blijf. Ik heb het helemaal gehad en ga naar de bar voordat ik iemand die me in de weg staat de huid volscheld.

Met de portemonnee in mijn hand vraag ik aan de barman hoeveel ik moet betalen. Ik heb haast, ik wil naar buiten, maar dat weet en merkt hij niet. Hij doet zijn ding achter de bar en glimlacht naar iedereen, ook naar mij.

Sjoerd heet hij. Al tientallen keren heb ik zijn naam gehoord.

‘Hoeveel is het? Ik wil graag afrekenen.’

Een serveerster vraagt hem wat en hij loopt naar de andere kant van de bar.

Al zuchtend zoek ik naar een kaart of krijtbord waar prijzen op staan, maar ik vind ze niet. Ik leg een paar tientjes neer en ga naar buiten, waar ik weer normaal kan ademhalen.

Mensen komen en gaan uit het Grandcafé. Het is ook een leuke tent, niet dat ik voor het ongeluk hier vaak kwam, maar ik heb met mijn moeder weleens koffiegedronken en met Meike een paar keer geluncht. Tygo was meer van de festivals, daar waren we vaak te vinden. Ik vond er zelf niet veel aan, maar ik ging voor hem mee.

Iemand vraagt aan me of ik een vuurtje heb. Ik schud mijn hoofd en zeg dat ik niet rook.

‘Aan jou heb ik ook niets,’ is zijn reactie. Hij spuugt ook nog eens vlak bij mijn voeten. ‘Kutwijf.’

Pardon? Ik weiger om die woorden toe te laten.

‘Wat zei je daar?’

De jongen die amper achttien is en een baal shag in zijn hand heeft, kijkt me lachend aan. Het wakkert alleen maar nog meer woede in me op.

‘Wie denk je wel wie je bent om zo tegen mij te praten? Jij vraagt mij om een aansteker omdat jij zo nodig je longen wil voorzien van nicotine. Je geeft mij ervan de schuld dat je je kankerstokje niet kan aansteken en je durft ook nog eens te tuffen? Heb je geen normen en waarden? Heb je jezelf opgevoed?’ Zijn vrienden gniffelen. Hemzelf lijkt het niet te deren. ‘Beetje stoer doen voor je matties, hè? Nou, je hebt de verkeerde voor je, idioot. Ik pik dit niet van een snotaap zoals jij.’

Met mijn handen in mijn zij wacht ik zijn reactie af.

‘Eh...’ Hij draait zich om naar zijn vrienden, die hun schouders ophalen en nog harder lachen.

‘Je hebt de verkeerde uitgekozen om je gal te spuwen.’ Ik ben zoveel kleiner dan hij, maar ik houd me niet meer in.

Deze klootzak die me uitscheldt, Levi die niet komt opdagen, Collin die ik zo mis... Bovenal ben ik kwaad op mezelf. Ik laat me door een Rus chanteren en daardoor ben ik mijn vriend kwijt.

Mijn vuisten zijn gebald. Als dat jochie me nog eens durft uit te schelden voor wat dan ook, sla ik hem op zijn kaak, de onaangestoken peuk die aan zijn lippen hangt erbij.

‘Sorry, hoor. Ik wist niet dat je kwaad werd.’ Hij kiest eieren voor zijn geld. Heel goed, knulletje.

‘En ik wil alleen maar duidelijk maken dat je niet zo onbehouwen moet reageren.’

Zo, ik heb mijn zegje gezegd.

Ik draai me om en verschillende mensen knikken en glimlachen naar me. Ja, ja. Ik heb lef om te reageren, jullie denken het alleen maar, staan erbij en kijken ernaar.

‘Dat was moedig van je.’ Het klappen van twee handen klinkt als de stappen die een olifant zet. En ik weet precies van wie ze zijn. De handen die mij een übergevoel kunnen geven, die mijn lichaam in vuur en vlam hebben gezet en me laten smachten naar meer.

Shit. Dit kan ik er niet bij hebben.

Hoe laat gaat de bus?

Ik ga de hoek om, het steegje in. De bushalte is de andere kant op, bij de taxistandplaats, maar dat is precies waar Collin stond.

Wat moet ik tegen hem zeggen?

‘Hé.’ Collin roept niet, maar door de weerkaatsing tegen de muren in het smalle steegje klinkt het enorm.

Fuck. Waarom ben ik hier in gegaan? Ik moet terug, of helemaal door het steegje en dan om de gebouwen heen lopen, maar dat red ik toch niet. Collin kan me zo inhalen, dat heeft geen zin.

‘Sorry.’ Ik keer om en stuif langs de grote en brede man die me ooit uit het water heeft gevist.

Zonder iets te zeggen of te doen laat hij me erlangs. Dan naderen zijn voetstappen en ik moet er bijna om lachen. Het lijkt wel een achtervolgingsscène uit een film. Maar het is niet angstaanjagend, het is best... opwindend? Gezonde spanning, dat is beter verwoord.

‘Wacht ’s.’ De stem van Collin klinkt rustig.

Hij is altijd rustig. Rustig is goed. Hij gaf me rust. Ik heb rust nodig. Mijn hart daarentegen gaat tekeer.

‘Schatje.’

Bij dat woord blijf ik stokstijf stilstaan.

Het prikkelende gevoel om mezelf keihard te verdedigen omdat hij me nog nooit zo heeft genoemd en... en om zoveel redenen... Alles zit me dwars en tegen.

In mijn hoofd tel ik tot drie en dan draai ik me om. ‘Ik ben je schatje niet.’

‘Dat klopt, ik wilde een reactie uit je krijgen.’

Ik weet niet wat ik nog meer tegen hem wilde zeggen. Ik ben murw geslagen. De intensiteit waarmee zijn donkere ogen me opnemen, mijn hele gezicht scant, laat mijn mond openhangen en geen woord komt er meer uit.

‘Jij, Megan, jij bent mijn Megs.’

De geur die hem omhult ruikt naar de zee waar een scheut bier in is gedaan. Mijn knieën beginnen te knikken.

‘Gaat het?’ vraagt hij met een uiterst kalme stem.

Ik voelde me opgefokt, mijn avond is verpest, maar het is niet eerlijk om Collin daar de schuld van te geven.

Ik zou zo graag zijn armen om me heen willen voelen, mijn gezicht tegen het zachte katoen van zijn shirt aan leggen, zijn hartslag willen horen, en bijna doe ik het.