Postscriptum

Geschreven door de grootvader van Will 1 januari 2009

Ik zou niets liever willen dan dat dit verhaal nooit was gebeurd. Maar het is wel gebeurd. En als je bedenkt dat het als een ware tragedie begon, moet ik toegeven dat het nog verrassend gunstig is uitgepakt. In elk geval was het in veel opzichten de mooiste en veruit belangrijkste gebeurtenis van mijn leven, en ik loop toch al meer dan vijfenzestig jaar op deze aardbol rond. Eerst verloren we onze geliefde zoon, toen onze fantastische schoondochter. Onze kleinzoon Will waren we ook bijna kwijt, maar tegen alle verwachtingen in overleefde hij en werden we herenigd. Uit verdriet kan geluk voortkomen.

Maar toen we hem nog maar net hadden gevonden, dreigden we hem weer te verliezen, en deze keer voorgoed. Toen hij die dag weer met Oona in de jungle verdween, kregen zijn grootmoeder en ik het niet over ons hart om te vertrekken. We namen een beslissing die achteraf de beste beslissing bleek te zijn die we ooit hadden genomen. Om een lang verhaal kort te maken, we keerden voor een paar maanden naar Engeland en Devon terug om de boerderij te verkopen. Daarna kwamen we terug hierheen om bij Geraldine en haar weesaapjes een nieuw leven op te bouwen. We wilden zo dicht mogelijk bij Will zijn.

Geraldine zei altijd dat ze zeker wist dat hij terug zou komen, en ze had gelijk. Hij kwam terug, en dat doet hij nog steeds, met ouderloze orang-oetan-jongen uit de jungle, zodat die diertjes hier in het weeshuis kunnen worden verzorgd. Zijn grootmoeder werd oppas – ze heeft nu al drie orang-oetan-jongen grootgebracht en getraind om terug naar de jungle te keren, opnieuw wild te worden. Ze is nu bezig met haar vierde ‘pleegkind’. Ze is dol op haar werk en doet het fantastisch. Op de boerderij was ze ook zo goed met de lammetjes zonder moeder. Ikzelf heb me over de administratie en de fondsenwerving van het weeshuis ontfermd en werk samen met Geraldine. Dit is nu ons thuis.

Will komt nog geregeld terug. Hij is nu bijna veertien en geen kind meer. Elke keer blijft hij een paar dagen logeren en vertelt hij ons wat meer over zijn wonderbaarlijke ontsnapping aan de tsunami en de maanden die hij met Oona in de jungle doorbracht. Maar over sommige dingen wil hij nog steeds niet praten. Ik denk dat ze nog te veel pijn doen. Maar langzaamaan komen we steeds meer te weten.

Het was niet Wills idee om zijn verhaal op te schrijven, maar dat van Geraldine. Op een avond zaten we allemaal bij elkaar, wat te kletsen of te scrabbelen. Will leunde met zijn rug tegen oma’s knie en Oona stond zoals gewoonlijk door het open raam naar binnen te kijken. “Zeg, Will,” begon Geraldine, “wat zou je ervan vinden als we jouw verhaal opschreven en er een boek van maakten, zodat iedereen het kon lezen? Het is een belangrijk verhaal, Will, een dat iedereen zou moeten kennen, omdat het een mooi voorbeeld van hoop en volharding is. En dat hebben we nodig. Iemand zou het moeten opschrijven. Het zou een heel bijzonder boek zijn, met een open einde, een levend verhaal waar nog steeds aan verder wordt geschreven. En dat boek zou dan zelf een hoofdstuk in het verhaal zijn en mee de afloop ervan bepalen.”

“Ik zou graag hebben dat u het schreef, opa,” zei Will. “U hebt toch al vaker stukjes geschreven?”

“Ja, een wekelijkse column voor de plaatselijke krant,” zei ik. “Maar een boek schrijven kan ik niet, hoor.”

“Tuurlijk wel,” zei oma. “Jij schrijft echt mooi, en trouwens, jij bent de enige die het kan doen. Ik krijg nog geen twee woorden op papier en Will is altijd weg met die olifant, dus hij kan het ook niet. En jij kent Will beter dan wie ook, nou ja, behalve dan de olifant misschien. Jij kent beide werelden waarin hij heeft geleefd, alle belangrijke mensen in zijn leven. Kom op, opa, je kunt het best. Dan heb je iets te doen.”

Als ik ze zo bezig hoorde, kreeg ik steeds meer zin om eraan te beginnen, maar ik aarzelde nog. “Wat denk jij, Will?” vroeg ik hem. “Het is tenslotte jouw verhaal.”

“Gewoon doen, opa,” zei Will met een brede grijns op zijn gezicht. “Ik zou niet willen dat iemand anders het deed. Ik zal u alles vertellen wat u moet weten. Geraldine heeft gelijk, opa, de mensen moeten weten wat er aan de hand is in de jungle, voor het te laat is. U kunt het ze vertellen. Maar ik zou willen dat u het verhaal schrijft alsof u mij bent. Vertel het alsof u het zelf hebt meegemaakt. Zou dat lukken?”

“Ik kan het proberen,” zei ik.

Will keek naar Oona bij het raam.

“Ze spreekt met haar ogen, opa. Zij vindt ook dat u het boek moet schrijven. Vertel maar aan iedereen hoe het was, hoe het is. U hebt haar zegen. En die van mij ook.”

De volgende ochtend begon ik te schrijven.

EOF