Boek III, Op welke wijze eigendom verkregen wordt; Titel V, Huwelijksvermogensstelsels; Hoofdstuk II, Wettelijk stelsel.
∗
Eerste Afdeling, Vermogens en wederbelegging.
∗
1398. Het wettelijk stelsel berust op het bestaan van drie vermogens: het vermogen van de man, het vermogen van de vrouw en het gemeenschappelijk vermogen van beide echtgenoten, zoals die worden omschreven in de hiernavolgende artikelen.
∗
§1. Baten van de eigen vermogens.
∗
1399. Eigen zijn de goederen en schuldvorderingen die aan elk van beide echtgenoten toebehoren op de dag van het huwelijk en die welke ieder van hen tijdens het stelsel verkrijgt door schenking, erfenis of testament.
Ten aanzien van derden moet het eigendomsrecht van elk der echtgenoten op een goed dat niet van persoonlijke aard is, bij gebreke van boedelbeschrijving of tegen een bezit volgens de bepalingen van artikel 2229, bewezen worden aan de hand van titels met vaste dagtekening, van bescheiden van een openbare dienst of vermeldingen in regelmatig gehouden of opgemaakte registers, bescheiden en borderellen door de wet opgelegd of door het gebruik bekrachtigd.
Tussen de echtgenoten onderling mag het bewijs van eigendom van dezelfde goederen geleverd worden door alle middelen, met inbegrip van getuigenissen en vermoedens en zelfs van algemene bekendheid.
∗
1400. Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging en behou dens vergoeding indien daartoe aanleiding bestaat:
1. het toebehoren van eigen onroerende goederen of onroerende rechten;
2. het toebehoren van eigen waardepapieren;
3. de goederen aan een der echtgenoten overgedragen door een van zijn bloedverwanten in opgaande lijn, hetzij om te voldoen wat hij hem verschuldigd is, hetzij onder verplichting een schuld van die bloedverwant aan een derde te betalen;
4. het aandeel door een der echtgenoten verkregen in een goed waarvan hij reeds mede-eigenaar is;
5. de goederen en rechten die ten gevolge van zaakvervanging in de plaats treden van eigen goederen, alsook de goederen verkregen uit belegging of wederbelegging;
6. de gereedschappen en werktuigen die dienen tot het uitoefenen van het beroep;
7. de rechten verbonden aan een personenverzekering door de begunstigde zelf gesloten, die hij verkrijgt bij het overlijden van zijn echtgenoot of na de ontbinding van het stelsel.
∗
1401. Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging:
1. de klederen en voorwerpen voor het persoonlijk gebruik;
2. het literaire, artistieke of industriële eigendomsrecht;
3. het recht op herstel van persoonlijke, lichamelijke of morele schade;
4. het recht op pensioen, lijfrente of soortgelijke uitkering, dat een der echtgenoten alleen bezit;
5. de lidmaatschapsrechten verbonden aan gemeenschappelijke aandelen in vennootschappen waarin alle aandelen op naam zijn, indien die toebedeeld zijn aan, of ingeschreven zijn op naam van één echtgenoot alleen.