Zesde brief aan Soo

“…en ik reed en ik bleef rijden, tot het huis en de vrouw ver achter mij lagen. Ik was in paniek, Soo. De eerste keer dat ik een lijk zag. Ik heb altijd gedacht dat mij dat niets zou doen. Maar dat blijkt dus niet waar. Het deed mij wel iets. Heel veel zelfs. Ik kan er niet tegen. Ik sla aan het flippen.

Zo. Nu weet je alles. Het hele plan is grandioos mislukt. Ik heb in al die weken zo goed als niets verkocht. Het lukt mij gewoonweg niet. Ik geef het op. Ja, je leest het goed. Ik stop ermee.

Maar terug naar huis gaan, nee, dat kan ik niet. Ik ken mijn vader. Hij zal van mij een knieval eisen die ik niet wil en niet kan maken. De bruggen tussen hem en mij zijn verbrand. Dat moet zo maar blijven. Ik ben vrij nu. Dat is misschien het enige positieve punt dat ik aan mijn verkopersambities zal overhouden.

Voor mijn moeder vind ik het spijtig. Maar als puntje bij paaltje komt, kiest ze toch zijn kant, dus veel verlies ik niet aan haar.

Ik heb nog een beetje geld over. Minder dan tweeduizend ballen. Morgen ga ik naar Antwerpen. Ik ken een gast die daar een goed-draaiend café heeft. Hij staat bij mij in het krijt. Hij zal mij wel een job geven. In een café is altijd werk.

Als ik de komende twee maanden bij hem terecht kan, en ik plooi mij dubbel, dan kan ik het financieel fiasco misschien nog indijken. Ik heb uitgerekend, als ik tweehonderd frank per uur krijg, in het zwart, en ik slaag erin de Transit voor een redelijke prijs te verkopen, dat ik dan tegen eind september honderd, honderdtwintigduizend frank opzij moet kunnen leggen. Niet genoeg voor een heel academiejaar, maar niets belet mij om ook in de weekends in het café te gaan werken. Liever dat dan terug naar huis te moeten gaan om steun af te bedelen.

Ik ga hier stoppen, Soo. Mijn hand doet pijn van het schrijven.

Mijn ogen ook. Ik zit al uren in de Transit, onder het lichtje. Mijn rug voel ik ook al niet meer. Ik wou dat het eens ophield met regenen. Ik word nog zot van dat geluid.

Heb ik verteld dat ik het lek in het dak heb gedicht? Met kauwgum. Ik ben benieuwd hoe lang dat stand zal houden. Enfin, misschien langer dan de Transit zelf. Het is al een half mirakel dat hij het onderweg nog niet begeven heeft. Want dat heb ik de afgelopen weken wel gedaan: kilometers afgelegd. Het is verdomme het enige wat ik heb gedaan, als ik er goed over nadenk. Rondgereden als een kieken zonder kop.

Ciao, Soo. Sorry van de vorige brieven. Al dat gesnoef, al die leugens…Dat was nergens voor nodig. Ik schaam mij. Eerlijk waar. Zodra ik in Antwerpen een beetje gesetteld ben, stuur ik je het adres. Je moet maar eens langskomen. Dat zou ik tof vinden.

Groeten, Tony.

P.S.: Als mijn ouders naar mij vragen, vertel hun dan gerust hoe de vork in de steel zit. Maar zeg niets over Antwerpen. En ook niet over het café. Ik heb niet graag dat ze dat weten, dat ik in een café ga werken. Oké? Bedankt.

P.P.S.: Blok ze.